Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Roer en Overmaas

Verordening behandeling bezwaarschriften Waterschap Roer en Overmaas

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Roer en Overmaas
Officiële naam regelingVerordening behandeling bezwaarschriften Waterschap Roer en Overmaas
CiteertitelVerordening behandeling bezwaarschriften Waterschap Roer en Overmaas
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur – waterschappen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 8-11-2001

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Waterschapsblad 2001, 44

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, art. 78
  2. Algemene wet bestuursrecht, art. 7:13

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-11-200110-04-2014nieuwe regeling

08-11-2001

Waterschapsblad 2001, 44

010000

Tekst van de regeling

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Begripsomschrijvingen
a.bezwaar:het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen;
b.bestuursorgaan:het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van het Waterschap Roer en Overmaas, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
c.commissie:een commissie belast met de voorbereiding van de beslissing op bezwaren als bedoeld in artikel 1:5 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede als bedoeld in hoofdstuk 2 van deze verordening;
d.verwerend orgaan:het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;
e.wet:de wet van 4 juni 1992 (Stbl. 1992, 315) houdende algemene regels van bestuursrecht (Algemene wet bestuursrecht).

Hoofdstuk II Commissie

Artikel 2 Instelling en taak commissie

  • 1. Er is een bezwarencommissie wier taak bestaat uit de voorbereiding van de beslissing op gemaakte bezwaren.

  • 2. De commissie is niet ondergeschikt aan enig bestuursorgaan van het waterschap.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

  • 1. De commissie bestaat uit 3 kamers.

  • 2. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de commissie, voor zover zij dat noodzakelijk acht, bepalen dat het aantal kamers wordt uitgebreid.

  • 3. De voorzitter van de commissie maakt geen deel uit van en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

Artikel 4 Kamers

  • 1. de commissie bestaat uit:

    • a.

      één 'eenhoofdige kamer' en

    • b.

      twee 'meerhoofdige kamers'.

  • 2.

    • a.

      de in het eerste lid, onder a, vermelde 'eenhoofdige kamer' bestaat uit de voorzitter zoals genoemd in artikel 3 lid 3.

    • b.

      deze kamer behandelt uitsluitend bezwaarschriften ten aanzien waarvan op grond van het gestelde in artikel 7:3 van de wet, wordt afgezien van het horen van belanghebbende(n).

  • 3. de in het eerste lid, onder b, vermelde 'meervoudige kamers' betreffen:

    • a.

      de 'P&O-Kamer' waarin bezwaarschriften betreffende personeelsaangelegenheden worden behandeld;

    • b.

      de 'Algemene-Kamer' waarin bezwaarschriften gericht tegen overige besluiten van enig bestuursorgaan van het waterschap.

  • 4. De in het derde lid onder a vermelde 'P&O-kamer' bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden die worden benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur en die geen deel uitmaken van en niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

  • 5. De in het derde lid onder b vermelde 'Algemene-kamer' bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden die worden benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur en waarvan in ieder geval de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

  • 6. Met betrekking tot de werkwijze van de in dit artikel vermelde kamers is het bepaalde in deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Zittingsduur

  • 1. De zittingsduur van de commissie bedraagt 4 jaar en kan eenmaal worden verlengd met 4 jaar, met dien verstande dat de eventuele leden van de commissie welke door en uit het algemeen bestuur worden benoemd, aftreden op de dag van het aftreden van het algemeen bestuur.

  • 2. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op ieder moment ontslag nemen.

  • 3. De aftredende voorzitter en de aftredende leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 6 Niet deelneming aan behandeling

  • 1. De voorzitter, de leden en diens plaatsvervangers van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift, indien zij daarop enigerlei wijze direct of indirect bij zijn betrokken en daarbij hun onpartijdigheid in het geding is.

  • 2. De voorzitter, de leden en diens plaatsvervangers van de commissie, onthouden zich in het bijzonder van cliëntvertegenwoordiging inzake de behandeling van bezwaarschriften die dienen in de kamer waarin men is benoemd.

Artikel 7 Secretaris

  • 1. De commissie heeft ter ondersteuning één of meer ambtelijke secretarissen, welke door het dagelijkse bestuur worden aangewezen.

  • 2. Het dagelijks bestuur wijst tevens één of meer plaatsvervanger van de secretaris aan.

Hoofdstuk III Procedure behandeling bezwaarschriften

Artikel 8 Ingediend bezwaarschrift

  • 1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2. Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de commissie gesteld.

  • 3. Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in artikel 6:14 van de wet wordt vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren.

  • 4. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen de aanslag Waterschapslasten.

Artikel 9 Overdracht bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge de artikelen

  • 2:1, tweede lid,

  • 6:6, voor wat betreft het de indienen stellen van een termijn waarbinnen het verzuim in de zin van niet voldoen aan de vereisten als gesteld in artikel 6:5 van de wet, kan worden hersteld;

  • 6:17, voor zover het betreft de verzending van stukken tijdens de behandeling door de commissie;

  • 7:4, tweede lid; en

  • 7:6, vierde lid,

van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie.

Artikel 10 Inlichtingen en advies

  • 1. De voorzitter van de commissie kan ten behoeve van de voorbereiding van het advies rechtstreeks alle inlichtingen inwinnen of doen inwinnen.

  • 2. De voorzitter van de commissie kan uit eigen beweging of op verzoek van de commissie bij deskundigen advies inwinnen en dezen zo nodig uitnodigen daartoe in een zitting te verschijnen.

    Indien aan het inwinnen van advies kosten zijn verbonden, is daarvoor vooraf machtiging van het dagelijks bestuur vereist.

Artikel 11 Hoorzitting

  • 1. De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting, waarin de belanghebbende(n) en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.

  • 2. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de wet.

  • 3. Indien de voorzitter op grond van de in het tweede lid genoemde artikel besluit van het horen af te zien doet hij daarvan mededeling aan:

    • a.

      de belanghebbende(n); en

    • b.

      het verwerend orgaan.

Artikel 12 Uitnodiging hoorzitting

  • 1. De voorzitter deelt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste drie weken voor de zitting schriftelijk mede, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.

  • 2. Indien een belanghebbende of het verwerend orgaan wijziging wenst van het tijdstip van de zitting, dient zulks binnen drie dagen na de in het eerste lid bedoelde mededeling, onder opgaaf van redenen te worden verzocht aan de voorzitter van de commissie.

  • 3. De beslissing van de voorzitter van de commissie, op een verzoek als bedoeld in het tweede lid, wordt zo spoedig mogelijk, doch tenminste twee weken voor het tijdstip van de zitting, schriftelijk aan de belanghebbenden en het bestuursorgaan medegedeeld.

  • 4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen als vermeldt in de leden 1 tot en met 3.

Artikel 13 Quorum

Voor het houden van een zitting is vereist, dat de meerderheid van het aantal leden van de commissie, waaronder de voorzitter van de commissie, aanwezig is.

Artikel 14 Openbaarheid zitting

  • 1.

    • a.

      De zittingen van de 'P&O-kamer' zijn niet openbaar.

    • b.

      De zittingen van de 'Algemene-kamer' zijn openbaar.

  • 2. Tijdens een zitting als hierboven, eerste lid, onder b vermeld worden de deuren gesloten indien de voorzitter van de commissie of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe verzoekt.

  • 3. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting zoals hierboven, eerste lid, onder b vermeld plaats met gesloten deuren.

Artikel 15 Schriftelijke verslaglegging

  • 1. Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de wet vermeldt de namen van de aanwezigen, met daarbij een vermelding van hun hoedanigheid.

  • 2. Het verslag houdt een korte vermelding in van hetgeen over en weer is gezegd en overigens ter zitting is voorgevallen.

  • 3. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

  • 5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 16 Nader onderzoek

  • 1. Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de commissie dit onderzoek houden.

  • 2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en belanghebbende(n) toegezonden.

  • 3. De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbende(n) kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist omtrent een dergelijk verzoek.

  • 4. Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het derde lid, zijn de bepalingen van deze verordening, die betrekking hebben op de hoorzitting zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Advies

  • 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2.

    • a.

      De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

    • b.

      Indien bij een stemming de stemmen staken dan beslist de stem van de voorzitter.

    • c.

      Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

  • 3. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 4. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 18 Uitbrengen advies

  • 1. Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 14 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

  • 2. Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van tien weken, als bedoeld in artikel 7:10 van de wet ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing verzoekt hij het in het eerste lid bedoelde bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.

  • 3. Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en de belanghebbenden een afschrift.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking drie dagen na bekendmaking daarvan.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening behandeling bezwaarschriften Waterschap Roer en Overmaas.

Aldus vastgesteld door:

het algemeen bestuur, d.d. 1 oktober 2001

de secretaris/directeur,                      de voorzitter,

W.H.Th. van Megen                           drs. F.W.G. Laarakker

het dagelijks bestuur, d.d. 15 oktober 2001

de secretaris/directeur,                      de voorzitter,

W.H.Th. van Megen                           drs. F.W.G. Laarakker

de voorzitter, d.d. 30 oktober 2001

drs. F.W.G. Laarakker

Algemene toelichting

1.      Inleiding

Met het inwerkingtreden van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) per 1 januari 1994 vindt een wijziging plaats in het recht ten aanzien van de behandeling van bezwaar en beroepschriften. De regelingen zoals die nu over een groot aantal administratiefrechtelijke wetten zijn verspreid, worden vervangen door een uniforme regeling in de Awb.

Hoofdstuk 6 van de Awb bevat algemene bepalingen over bezwaar- en beroep, hoofdstuk 7 geeft bijzondere bepalingen over bezwaar en administratief beroep, terwijl hoofdstuk 8 bijzondere bepalingen bevat over het beroep bij de rechtbank.

Tussen deze hoofdstukken bestaat een duidelijke samenhang die een gevolg is van de voor de Awb gekozen systematiek in de opbouw van de rechtsbescherming. Deze opbouw kan, behoudens de in de wet aangegeven uitzonderingen, als volgt worden omschreven.

In artikel 8:1 is vastgelegd dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de rechtbank (administratieve kamer). Ingevolge artikel 7:1 dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep bij een administratieve rechter in te stellen eerst daartegen bezwaar te maken, tenzij dat besluit op bezwaar of in administratief beroep is genomen dan wel één van de andere genoemde uitzonderingsgronden van toepassing is. Het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. In het algemeen kan dus de rechtsbeschermingsprocedure ingevolge de Awb als volgt worden geschetst:

besluit -----> bezwaar -----> beroep bij rechtbank

Bij de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht is de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (arob) ingetrokken. De in deze wet geregelde procedure voor de behandeling van bezwaarschriften komt daarmee te vervallen.

2.      De behandeling van bezwaarschriften

Het maken van bezwaar is het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.

Het instellen van administratief beroep geschiedt bij een ander bestuursorgaan dan hetwelk het besluit heeft genomen.

Het belangrijkste onderdeel van de behandelingsprocedure is het horen van de belanghebbenden. Artikel 7:2, eerste lid, van de Awb bepaalt dat, voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, het belanghebbenden in de gelegenheid stelt te worden gehoord. In de Awb zelf is een groot aantal bepalingen over dat horen opgenomen.

Zoals hiervoor al is aangegeven is het bestuursorgaan bij de behandeling van bezwaren verplicht belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Het horen kan op verschillende door het bestuursorgaan zelf te bepalen wijzen geschieden.

De verschillende alternatieven voor de wijze waarop het horen kan plaatsvinden zijn (zie de artikelen 7:5 en 7:13 Awb):

  • a.

    door het bestuursorgaan zelf;

  • b.

    door de voorzitter of een lid van dat bestuursorgaan;

  • c.

    door een persoon (ambtenaar) die niet bij de voorbereiding van het bestreden besluit is betrokken;

  • d.

    door meer dan één persoon (ambtenaren) van wie de meerderheid, onder wie degene die het horen leidt, niet bij de voorbereiding van het bestreden besluit is betrokken;

  • e.

    door een adviescommissie.

3.      Samenstelling van de commissie

Om de feitelijke werkzaamheden van de commissie werkbaar en beheersbaar te laten zijn is gekozen voor een commissie bestaande uit een drietal kamers (artikel 4, lid 1 t/m 5). Met name de behoefte aan een personele kamer bestaande uit externen heeft hiertoe aanleiding gegeven.

Bezien is of het zinvol is om naast bestuurders danwel ambtenaren van het waterschap externen te betrekken bij het horen van belanghebbenden, teneinde de rechtsgang zo objectief mogelijk te laten verlopen.

Gelet op de doelstellingen van de bezwaarschriftenprocedure geniet de instelling van commissie met een algemene kamer met in ieder geval een onafhankelijke voorzitter en een personele kamer met een geheel externe samenstelling de voorkeur.

Een dergelijke commissie weerspiegelt het meest het tweeledig karakter van de bezwaarschriftenprocedure, namelijk enerzijds zelfstandig rechtsmiddel, anderzijds een vorm van verlengde besluitvorming. Wanneer nadruk gelegd wordt op het rechtsmiddelelement dan kan door inschakeling van een adviescommissie met een onafhankelijke voorzitter recht worden gedaan aan de daarmee samenhangende keuze voor distantie ten opzichte van de oorspronkelijke besluitvorming en aan de rechtszekerheid. Het beginsel van de bezwaarschriftenprocedure, dat het orgaan dat het bestreden besluit had genomen daarop na heroverweging een nieuw besluit dient te nemen wordt daardoor niet aangetast.

Ook blijkt dat door inschakeling van een commissie als hiervoor bedoeld de zeefwerking van de bezwaarschriftenprocedure toeneemt. De bezwaarde partij voelt zich meer serieus genomen.

Ten slotte wordt de secretariële ondersteuning ingevuld door ambtelijk secretarissen. Opdat ook deze zoveel als mogelijk een onafhankelijke positie dienen in te nemen enerzijds binnen de ambtelijke organisatie en anderzijds in de relatie naar bezwaarmakers en de commissie toe, zal een mogelijk volgende benoeming van een ambtelijk secretaris geschieden onder de voorwaarde dat daarbij de voorzitters van de respectieve kamers van de commissie gehoord zullen worden (artikel 7).

4.      Afronding van de procedure

De verordening spitst zich toe op de behandeling van bezwaarschriften en eindigt er in feite mee -zie artikel 18- dat door de commissie schriftelijk advies wordt uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

In artikel 7:11 Awb is geregeld wat er daarna dient te gebeuren.

Voor wat betreft de bezwaarschriftenprocedure is bepaald dat indien het bezwaar ontvankelijk is op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit dient plaats te vinden. Is een bezwaarschrift niet ontvankelijk dan wordt aan de vraag over de gegrondheid van de bezwaren niet toegekomen. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit. Dit nieuwe besluit treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijke (bestreden) besluit. Voor wat betreft de heroverweging wordt nog het volgende opgemerkt. In de eerste plaats wordt er op gewezen dat deze ex nunc dient plaats te vinden, dat wil zeggen dat rekening moet worden gehouden met inmiddels gewijzigde feiten en omstandigheden. De feiten en omstandigheden van het moment waarop het nieuwe besluit wordt genomen zijn van belang.

In de tweede plaats dient de heroverweging "op grondslag van het bezwaar" te geschieden. Hieruit vloeit voort dat die onderdelen van het besluit die geheel los van de aangevoerde bezwaren staan, in beginsel buiten beschouwing blijven. Het bestuursorgaan zal daarbij de naar voren gebrachte bezwaren voldoende ruim naar hun strekking moeten opvatten. Indien bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting blijkt dat deze, ondanks een beperkte omschrijving in het bezwaarschrift, ruimer bedoeld zijn, dan zal daarmee rekening moeten worden gehouden.

Verder is het de bedoeling van deze bepaling dat er geen verslechtering van de positie van degene die het bezwaarschrift indient tijdens de bezwaarschriftenprocedure mag optreden (reformatio in peius beginsel).

Natuurlijk staat dit er niet aan in de weg dat als een derde bezwaar maakt tegen bijvoorbeeld een afgegeven vergunning, die bezwaren gehonoreerd kunnen worden. Dit is het wezen van de bezwaarschriftenprocedure en niet in strijd met genoemd beginsel.

In artikel 7:12 Awb is voorgeschreven dat de beslissing op het bezwaarschrift dient te berusten op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.

Daarbij is het van belang dat indien van het advies van de commissie wordt afgeweken in de beslissing de reden van die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing wordt meegezonden.

Tenslotte wordt verwezen naar artikel 6:23 Awb waarin wordt voorgeschreven dat indien beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar of beroep, daarbij bij de bekendmaking van de beslissing melding wordt gemaakt. Daarbij moet worden aangegeven door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld.

5.      Vervolg-beroep bij de rechtbank

In de inleiding is al aangegeven dat de rechtsbeschermingsprocedure ingevolge de Awb een andere is dan die ingevolge de Wet Arob. De algemene regeling wordt dat tegen de beslissing op het bezwaarschrift beroep kan worden ingesteld bij de administratieve rechter.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 5 Zittingsduur

De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

Artikel 6 Niet deelneming aan de behandeling

Dit artikel vormt het equivalent van artikel 2:4 Awb. In dit verordeningsartikel zijn echter de voorzitter en de leden van de commissie onderwerp van regeling terwijl in artikel 2:4 Awb de tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen zonder vooringenomenheid of eigen belang deelnemen aan het besluitvormingsproces.

Artikel 8 Ingediend bezwaar- of beroepschrift

Met betrekking tot de ontvangstbevestiging wordt nog opgemerkt dat naast verzending per post ook uitreiking van een ontvangstbewijs in aanmerking komt. Het ontvangstbewijs kan samenvallen met de mededeling aan de indiener dat deze in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord, mits de mededeling spoedig na de ontvangst van het bezwaarschrift wordt afgegeven. Het verdient aanbeveling om, naast aantekening van de datum van ontvangst op het bezwaarschrift, de envelop waarin het is verzonden te bewaren; dit gezien het belang van de datum van de poststempel en ter voorkoming van onnodige geschillen omtrent de ontvankelijkheid (zie artikel 6:9 Awb).

Het aantekenen van de datum van ontvangst wordt in artikel 6:15 Awb uitdrukkelijk voorgeschreven indien het bezwaarschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of bij een onbevoegde administratieve rechter. Dit heeft betekenis voor de vraag of het geschrift tijdig bij de bevoegde instantie is ingediend. Ingevolge het derde lid van artikel 6:15 Awb dient namelijk de bevoegde instantie het doorgezonden geschrift in de drie in dat lid vermelde gevallen als tijdig ingediend te beschouwen indien de indiening bij de onbevoegde instantie tijdig is geschied. Wanneer het derde lid geen toepassing vindt is de ontvangst bij het bevoegde orgaan beslissend. Er zal dan meestal sprake zijn van verwijtbaat handelen aan de kant van de indiener die daarvoor zelf het risico loopt.

Met het tweede lid van dit artikel wordt de daadwerkelijke behandeling van een ingediend bezwaarschrift door de commissie gestart. In verband met de voor de afhandeling geldende termijn verdient het aanbeveling aan het hier gestelde ("zo spoedig mogelijk") ook daadwerkelijk te voldoen.

Artikel 9 Overdracht bevoegdheden

Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over o.a. de toepassing van artikel 7:4, zesde lid en 7:5, tweede lid. Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend. De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.

De in dit artikel aangehaalde artikel(led)en van de Awb luiden als volgt.

Artikel 2:1, tweede lid

1. Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.

Toelichting

Deze bepaling is facultatief geformuleerd; de voorzitter is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.

Artikel 6:6

Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar, kan dit niet ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

Toelichting

De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld wordt vastgesteld door de voorzitter. Er is vanaf gezien in de verordening een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen zal met een termijn van twee weken na het einde de bezwarentermijn kunnen worden volstaan). Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen, anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd.

In de jurisprudentie is aan deze problematiek in de afgelopen jaren ook regelmatig aandacht geschonken. Te wijzen valt op de volgende uitspraken.

  • Afdeling Rechtspraak Raad van State, 18 juni 1990 (Luykgestel), Gemeentestem 6915, 3:

    Appellanten zijn ten onrechte in hun bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard omdat op de hoorzitting nog op enig ander moment voorafgaand aan de beslissing op het bezwaarschrift verweerders (B&W) appellanten hebben gewezen op de gevolgen die zij zouden verbinden aan het uitblijven van een nadere schriftelijke motivering van het bezwaarschrift. 

  • Voorzitter Afdeling Rechtspraak Raad van State, 17 december 1990 (Nieuw-Leusen), JB 91.0228:

    Niet-ontvankelijkheid wegens te late indiening van schriftelijke motivering van bezwaarschrift moet achterwege blijven indien hierop vooraf niet is gewezen.

  • Voorzitter Afdeling Rechtspraak Raad van State, 25 juni 1992 ('s-Gravenhage), niet gepubliceerd:

    Omdat verweerders appellant niet hebben gewezen op de gevolgen die zij zouden verbinden aan het uitblijven van een nadere schriftelijke motivering van het bezwaarschrift, is de voorzitter van oordeel dat verweerders appellant ten onrechte wegens strijd met artikel 13 van de Wet Administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen niet ontvankelijk hebben verklaard.

Naar aanleiding van deze uitspraken wordt er op gewezen dat een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden herstel noodzakelijk is.

Duidelijk zal moeten worden aangegeven welke consequentie verbonden is aan het niet voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerd voor wat betreft het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift "kan" niet-ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan.

Overigens zal niet zonder meer geconcludeerd mogen worden dat er in een dergelijke situatie sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaar- of beroepschrift waardoor ingevolge artikel 7:3 Awb van het horen kan worden afgezien.

Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de Awb waarin voorschriften zijn opgenomen ter zake van de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaar- of beroepschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 6:17

Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar of beroep te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde.

Toelichting

Deze bepaling spreekt voor zich. Voor zover het de behandeling door de commissie betreft ligt deze taak bij de voorzitter.

Artikel 7:4, tweede lid

2. Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste een week voor belanghebbenden ter inzage.

Artikel 7:6, vierde lid

4. Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden.

Artikel 10 Vooronderzoek

Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift genoegzaam voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij het waterschap -hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen- alsook extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de klager in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijk niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.

De activiteiten van de commissie of van haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen.

Daarbij vallen te onderscheiden gewone en bijzondere kosten.

Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten met zich meebrengen.

Om deze reden is in deze bepaling voor de kosten voor getuigen en/of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd.

Artikel 11 Hoorzitting

De in het tweede lid genoemde artikelen van de wet geven aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor wat betreft een ingediend bezwaarschrift is dat indien:

  • a.

    het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;

  • b.

    het bezwaar kennelijk ongegrond is;

  • c.

    de belanghebbenden hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of 

  • d.

    aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Artikel 17 Advies

Het tweede lid, onder b, is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is doch door afwezigheid van één of meerdere van de leden of hun plaatsvervangers (of als gevolg van de toepassing van artikel 12) de commissie tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat.

Artikel 18 Uitbrengen advies

Volgens artikel 7:13, zesde lid, Awb maakt in de bezwaarschriftenprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.

De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb tien weken. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat, ingeval hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.

Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge de artikelen 7:14 en 7:27 Awb zijn de artikelen 3:41 tot en met 3:45 van die wet, regelende de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten, in casu niet van toepassing.

Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbende een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.