Overheidsorganisatie | Waterschap Reest en Wieden |
---|---|
Officiële naam regeling | Keur van het waterschap Reest en Wieden |
Citeertitel | Keur van het waterschap Reest en Wieden 2006 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | ruimtelijke ordening - waterkeringen en waterbeheer |
Datum inwerkingtreding bij benadering.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 22-12-2009 | art. 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6, 2.1, 2.2, 2.3, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.11, 3.1, 3.3, 3.5, 3.6, 4.2, 5.1, 6.1, 7.1, 7.2, 7.3, 7.4, 7.5, 7.6, 7.7, 8.1, 10.1, 11.1, 11.2, 11.3, toelichting | 19-12-2006 Onbekend. | Onbekend. | |
01-02-2000 | 01-01-2007 | nieuwe regeling | 04-01-2000 Onbekend. | Onbekend. |
Het Algemeen Bestuur van het waterschap Reest en Wieden;
gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur;
gelet op het bepaalde in artikel 78 van de Waterschapswet;
B E S L U I T :
vast te stellen de Keur van het waterschap Reest en Wieden 2006.
In deze keur wordt verstaan onder:
het Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van het waterschap Reest en Wieden;
waterstaatswerken: waterkeringen, wateren en vaarwegen met een waterstaatkundige functie bij het waterschap;
werken: alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren;
legger: staat van waterstaatswerken;
onderhoudspad: een strook grond langs watergangen, ter breedte van maximaal 5 meter, bestemd voor de uitvoering van onderhoudswerken;
waterkeringen: dijken, constructies of andere kunstmatige hoogten en die (gedeelten van) natuurlijke hoogten of hooggelegen gronden met een breedte van ten minste 10 meter (met inbegrip van daarin of daaraan aangebrachte werken die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben), zoals opgenomen op de bij deze Keur gevoegde overzichtskaart waterkeringen.
wateren: oppervlaktewateren met inbegrip van: bodems, taluds, onderhoudspaden, alsmede de in, onder of boven die oppervlaktewateren aangebrachte werken die een functie of mede een functie hebben voor de af- en/of aanvoer en/of berging van water;
watergangen: de wateren die behoren tot het hoofdsysteem en die als zodanig in de legger zijn aangegeven;
schouwsloten: de wateren die niet behoren tot het hoofdsysteem en die als zodanig in de legger zijn aangegeven;
overige wateren: andere wateren dan de wateren zoals bedoeld onder h en i;
vaarwegen: de wateren die als vaarweg in beheer zijn bij het waterschap;
schepen: vaartuigen, met inbegrip van vaartuigen zonder waterverplaatsing en watervliegtuigen, die feitelijk worden gebruikt of geschikt zijn om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water, waarbij onder schepen mede zijn begrepen drijvende inrichtingen, luchtkussenvaartuigen en woonschepen.
1. Wanneer een perceel met een beperkt recht is bezwaard, dan wel krachtens persoonlijk recht in gebruik is gegeven, rusten de in deze keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen ook op de beperkt gerechtigden en in geval er sprake is van een persoonlijk recht ook op de gebruikers.
2. Voor de nakoming van de in deze keur aan de eigenaar, de beperkt gerechtigden en de gebruikers opgelegde verplichtingen zijn zowel de eigenaar, de beperkt gerechtigden als de gebruikers hoofdelijk aansprakelijk.
3. Indien meerdere eigenaren, beperkt gerechtigden of gebruikers van één perceel met het onderhoud zijn belast, is ieder van hen hoofdelijk voor het gehele onderhoud aansprakelijk.
1. De eigenaren van waterstaatswerken of nabij waterstaatswerken gelegen percelen zijn verplicht, voorzover dat nodig is voor werken en werkzaamheden door of onder toezicht van het waterschap ter behartiging van de opgedragen waterstaatszorg, alsmede voor werken en werkzaamheden tot het maken en onderhouden van het onderhoudspad met de daarin voorkomende dammen, duikers, afrasteringdoorgangen en dergelijke:
degenen die met het onderhoud van waterstaatswerken en het toezicht daarop zijn belast op hun percelen toe te laten;
alle tijdelijke werken en verrichtingen in en op hun percelen toe te laten;
materialen, machines en ander materieel op hun percelen toe te laten;
het aanleggen van dammen met duikers in wateren, uitmondende in wateren die door het waterschap worden onderhouden, toe te laten.
2. Van de uit te voeren werken en verrichtingen, gewoon onderhoud en spoedeisende gevallen daarvan uitgezonderd, worden de eigenaren of de beperkt gerechtigden van de percelen ten minste 48 uren van te voren schriftelijk in kennis gesteld.
3. De eigenaren van waterstaatswerken of van nabij waterstaatswerken gelegen percelen, zijn verplicht alle beletselen weg te nemen, die aan het toezicht, de uitvoering van het onderhoud en de overige werken en werkzaamheden van het waterschap in de weg staan.
4. De eigenaren van gronden, die als waterbergingsgebied zijn opgenomen op de legger, zijn gehouden tijdelijke berging van water op die gronden te gedogen, wanneer naar het oordeel van het bestuursorgaan hun belangen onteigening niet vorderen.
1. De eigenaren van percelen, die worden gebruikt voor het houden van dieren en die zijn gelegen nabij waterkeringen en watergangen, zijn verplicht daarlangs een voldoende kerende en goed onderhouden afrastering aan te brengen.
2. Afrasteringen mogen niet hoger zijn dan 1 meter en moeten worden geplaatst op:
ten minste 0,50 meter uit de teen van de waterkeringen;
ten minste 0,75 meter uit de insteek van de watergangen en behoudens het bepaalde onder c;
de grens van het onderhoudspad, aan de landzijde, indien dit pad uitsluitend bij het waterschap voor onderhoud in gebruik is.
3.
Afrasteringen die voorkomen op waterkeringen dienen te zijn voorzien van een goed onderhouden en voldoende breed (doorrijdbreedte minimaal 3 meter) draaihek of andere doelmatige inrichting, teneinde deze waterkeringen voor het toezicht, de uitvoering van het onderhoud en de overige werkzaamheden van het waterschap ongehinderd te kunnen passeren.
De draden van een afrastering op of langs waterkeringen, langs watergangen of over onderhoudspaden moeten gemakkelijk met de hand verwijderd kunnen worden, terwijl schrikdraadafrasteringen over deze paden moeten zijn voorzien van geïsoleerde handgrepen.
De schrikdraadafrasteringen op of langs waterkeringen, langs watergangen of over onderhoudspaden moeten op eerste aanzegging gedaan door of namens het Dagelijks Bestuur buiten werking worden gesteld.
1. De waterstaatswerken moeten door de onderhoudsplichtigen in een goede staat van onderhoud worden gehouden, waaronder bij de waterstaatswerken, die dienen tot waterkering of waterbeheersing, mede wordt verstaan het gemakkelijk beweegbaar en goed sluitend zijn van de afsluitmiddelen.
2. De onderhoudsplichtigen zijn voorts verplicht:
aan deze waterstaatswerken de door het Dagelijks Bestuur nodig geoordeelde herstellingen aan te brengen binnen de, bij de daartoe te geven schriftelijke opdracht, te stellen termijn;
zich bij het uitvoeren van de onder a. genoemde werken te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, die door het Dagelijks Bestuur daaromtrent worden gegeven.
Het is verboden:
zonder daartoe bevoegd te zijn stuwen, gemalen, sluizen, schuiven, klepduikers of gelijksoortige waterstaatswerken op enigerlei wijze te bedienen of zich daarop te bevinden;
de waterstaatswerken te veranderen, op te ruimen of te vernieuwen;
binnen een afstand van 10 meter van de waterstaatswerken en van andere werken vuren te stoken of de grond af te branden;
enige andere handeling te verrichten, waardoor schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterstaatswerken of waardoor de werking van deze waterstaatswerken wordt belet, gehinderd of verzwakt.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
primaire waterkeringen: de waterkeringen zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de waterkering;
regionale waterkeringen: de waterkeringen zoals bedoeld in de Verordening waterkering Noord-Nederland;
overige waterkeringen: de waterkeringen die door het waterschap zijn aangewezen;
kernzone: de waterkering van buitenteen tot binnenteen;
beschermingszone in het geval van primaire en regionale waterkeringen: de gronden grenzend aan de kernzone, binnen een afstand van 15 meter vanuit de grens van de kernzone;
beschermingszone in het geval van overige waterkeringen: de gronden grenzend aan de kernzone, binnen een afstand van 5 meter vanuit de grens van de kernzone;
buitenbeschermingszone in het geval van primaire en regionale waterkeringen: de gronden grenzend aan de beschermingszone, binnen een afstand van 85 meter vanuit de grens van de beschermingszone.
Onderhoud
1. Het onderhoud van primaire en regionale waterkeringen berust bij het waterschap.
2. Het onderhoud van overige waterkeringen berust bij het waterschap voorzover het buitengewoon onderhoud betreft en bij de eigenaren voorzover het gewoon onderhoud betreft.
Gewoon onderhoud
De onderhoudsplichtigen van de waterkeringen dragen in ieder geval zorg voor:
het vrijhouden van distels, brandnetels, onkruid, afval, voorwerpen en materialen;
het instandhouden van de aanwezige begroeiingen en oeverbegroeiingen, dienende tot verdediging van de waterkeringen;
het in goede staat houden van de op de waterkering aanwezige grasmat;
het dichten met klei van de in de waterkering voorkomende gangen, gaten, holen, slenken en wielsporen en bij beschadiging, het herstellen van de waterkering en het herprofileren hiervan en het herstel van beschadigingen door vee of anderszins.
Buitengewoon onderhoud
De onderhoudsplichtigen zijn verplicht de waterkeringen in stand te houden overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent richting, vorm, afmeting en constructie of, indien in de legger hieromtrent niets is bepaald, overeenkomstig de oorspronkelijke richting, vorm, afmeting en constructie.
Werken
De onderhoudsplichtigen van werken die in, op, aan of boven waterkeringen zijn aangebracht en die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben, dienen deze, onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, waterkerend te houden.
Coupures
1. De eigenaren van de in waterkeringen voorkomende coupures dragen zorg dat deze bij dreigende overstroming of op eerste aanzegging door of namens het Dagelijks Bestuur onmiddellijk worden gesloten en tot nader bericht van het Dagelijks Bestuur gesloten worden gehouden.
2. De schotbalken of andere voorwerpen, bestemd tot afsluiting van coupures in waterkeringen, dienen door de eigenaren in goede staat te worden gehouden en zo vaak als dat door het Dagelijks Bestuur nodig wordt geoordeeld te worden getoond.
1. Het is verboden:
binnen kernzones:
1e te spitten, te graven of op enigerlei andere wijze grondroeringen te verrichten;
2e huisdieren, met uitzondering van schapen, te houden of te laten lopen;
3e buiten wegen met rij- of voertuigen te rijden;
4e anders dan op de door het Dagelijks Bestuur toegestane wijzen te bemesten;
binnen kernzones en beschermingszones:
1e werken, met uitzondering van afrasteringen zoals bedoeld in artikel 1.4, te maken, te
hebben, te vernieuwen, te wijzigen of op te ruimen;
2e opgaande houtbeplantingen aan te brengen, te hebben of te rooien;
3e beplantingen dienende tot verdediging van waterkeringen of andere verdedigingsmaterialen
te beschadigen, te vernietigen, te verplaatsen of weg te nemen;
4e boringen te verrichten, waaronder boringen benodigd voor het exploreren of winnen van gas
of vloei- of delfstoffen;
5e leidingen, tanks, drukvaten of andere werken met hoge of lage druk aan te leggen, op te
richten, te hebben, te herstellen, te wijzigen, te vernieuwen of op te ruimen;
binnen kernzones en beschermingszones, anders dan op kennelijk daartoe ingerichte plaatsen:
1e schepen of vistuigen te bevestigen of te laten liggen;
2e voorwerpen, materialen of stoffen te deponeren of op te slaan;
3e zich van afval te ontdoen;
4e tenten, caravans, woonwagens en dergelijke te plaatsen of te hebben;
5e wedstrijden, tentoonstellingen, veekeuringen, feesten, markten of kermissen te houden,
kramen of tenten te plaatsen of met voertuigen, aanhangwagens en dergelijke standplaats
in te nemen;
zich, anders dan als rechthebbende, binnen kernzones en beschermingszones op te houden, indien dat vanwege het Dagelijks Bestuur op een voor het publiek kenbare wijze is aangegeven.
binnen kernzones, beschermingszones en buitenbeschermingszones:
1e afgravingen voor het winnen van delfstoffen of specie, alsmede seismische onderzoekingen,
te verrichten;
2e explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben;
binnen buitenbeschermingszones leidingen, tanks, drukvaten of andere werken met hoge druk aan te leggen, op te richten, te hebben, te herstellen, te wijzigen, te vernieuwen of op te ruimen.
in de periode van 15 oktober tot 15 maart werkzaamheden uit te voeren in de verbodszones van de waterkeringen.
2. De in het eerste lid genoemde verboden zijn niet van toepassing op handelingen ten behoeve van de uitvoering van herstel en onderhoud als bedoeld in de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4.
3. Het Dagelijks Bestuur kan regels stellen omtrent toegestane wijzen van bemesting van waterkeringen.
Tot bewaking en verdediging van waterkeringen bij dreigend of dringend gevaar of tot verlening van hulp ingeval van dijkdoorbraak:
roept het Dagelijks Bestuur de inwoners van het waterschap op tot het tijdelijk verrichten van persoonlijke diensten en zijn deze op eerste aanzegging van het Dagelijks Bestuur verplicht zich beschikbaar te stellen voor de diensten die hen door of vanwege het Dagelijks Bestuur worden bevolen en zijn zij verplicht deze bevelen onmiddellijk en stipt uit te voeren;
zijn de inwoners van het waterschap en de ingelanden, die geen inwoner zijn, verplicht vaar- en voertuigen, tractoren, grondverzetmachines en andere werktuigen, alsmede last- en trekdieren, materialen en gereedschappen, die het Dagelijks Bestuur nodig acht te hebben en die bij hen voorradig of in gebruik zijn, beschikbaar te stellen.
1. Het Dagelijks Bestuur houdt een lijst bij van de dijkwachters, alsmede van de verdeling van deze dijkwachters over de dijkposten.
2. Het Dagelijks Bestuur zorgt voor een geregelde aflossing van de dijkwachters, en wel zodanig dat als regel niet langer dan twaalf uren achtereen dienst wordt gedaan.
3. Het Dagelijks Bestuur stelt een uurvergoeding vast voor degenen die worden verplicht tot het tijdelijk verrichten van persoonlijke diensten als bedoeld in artikel 2.8.
1. De dijkwachters staan onder bevel van de bezetter van de dijkwacht waarbij zij zijn ingedeeld en mogen zich zonder zijn toestemming niet aan hun taak onttrekken.
2. De dijkwachters zijn verplicht om volgens aanwijzing van de hoofddijkwacht over het hun aangewezen gedeelte van de waterkering te patrouilleren en van hun bevindingen onverwijld mededeling te doen aan de bezetter van de dijkwacht.
1. Het Dagelijks Bestuur vordert de verstrekkingen als bedoeld in artikel 2.8 schriftelijk of zonodig mondeling.
2. Iedere tot verstrekking gehouden persoon is verplicht het gevorderde op het bij de vordering vermelde tijdstip en op de bij de vordering vermelde plaats tegen ontvangstbewijs ter beschikking te stellen.
3. Het gevorderde dient in dat geval geheel gebruiksklaar en bedrijfsvaardig te zijn.
4. De vergoedingen voor de verstrekkingen worden door het Dagelijks Bestuur vastgesteld.
5. Voor zover de verstrekkingen na gebruik niet in dezelfde staat kunnen worden teruggegeven, wordt de rechthebbende door het waterschap schadeloos gesteld.
Geen vergoeding wordt verstrekt aan personen die niet of niet in voldoende staat ter bepaalde plaats en tijd aanwezig zijn of die voortijdig zijn vertrokken respectievelijk weigerachtig of nalatig zijn geweest tot het verrichten van opgedragen werk. Evenmin wordt een vergoeding toegekend voor verstrekkingen van ondeugdelijk materiaal of verstrekkingen die niet ter bepaalde tijd en plaats geschieden.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
kernzone in het geval van watergangen zonder onderhoudspaden: de watergang van boveninsteek tot boveninsteek;
kernzone in het geval van watergangen met onderhoudspaden: de watergang van boveninsteek tot boveninsteek en het onderhoudspad;
beschermingszone in het geval van watergangen: de gronden grenzend aan de kernzone, binnen een afstand van 5 meter uit de boveninsteek;
kernzone in het geval van schouwsloten: de schouwsloten van boveninsteek tot boveninsteek.
Onderhoud
1. Het onderhoud van watergangen berust bij het waterschap, tenzij in de legger een ander als onderhoudsplichtige is aangewezen.
2. Het onderhoud van schouwsloten berust, telkens voor de halve breedte, bij de eigenaren van de daaraan grenzende percelen, tenzij in de legger een ander als onderhoudsplichtige is aangewezen.
Gewoon onderhoud
De onderhoudsplichtigen van de watergangen en schouwsloten dragen zorg voor:
het verwijderen van voorwerpen, materialen en stoffen die de af- en/of aanvoer en/of de berging van water hinderen;
het behoorlijk in stand houden van de oevers en taluds, alsmede de daartoe behorende verdedigingswerken, voorzover dat nodig is om te voorkomen dat door inzakking de af- en/of aanvoer van water wordt gehinderd dan wel aangelegde onderhoudspaden door inzakking worden bedreigd;
het maaien en verwijderen van begroeiingen anders dan die dienende tot verdediging van de taluds alsmede het tot op de bodem verwijderen van specie.
het schonen door het maaien, baggeren en verwijderen van begroeiingen die niet dienen voor de verdediging van het talud vóór de door het Dagelijks Bestuur vooraf aangekondigde schouwdata.
Buitengewoon onderhoud
De onderhoudsplichtigen zijn verplicht de watergangen en schouwsloten in stand te houden overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent richting, vorm, afmeting en constructie of, indien in de legger hieromtrent niets is bepaald, overeenkomstig de oorspronkelijke richting, vorm, afmeting en constructie.
Specie- en maaiselberging
1. Op percelen gelegen aan watergangen, waarvan het onderhoud geschiedt door of onder toezicht van het waterschap moet de specie en al het overige wat tot behoorlijk onderhoud ten behoeve van de af- en/of aanvoer van water uit die watergangen wordt verwijderd, waaronder maaisel, worden ontvangen.
2. De eigenaren van percelen gelegen aan watergangen zijn verplicht de specie en al het overige, waaronder maaisel, wat tot behoorlijk onderhoud ten behoeve van de af- en/of aanvoer van water door of onder toezicht van het waterschap of door henzelf uit die watergangen is verwijderd, van de beschermingszones te verwijderen binnen een door het Dagelijks Bestuur te stellen termijn.
1. Het is verboden:
wateren te maken, indien daarvan in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie is te verwachten;
de richting, vorm, afmeting of constructie van watergangen en schouwsloten te veranderen;
watergangen en schouwsloten direct of indirect met elkaar in verbinding te brengen of watergangen en schouwsloten geheel of gedeeltelijk te dempen;
beplantingen of materialen dienende tot verdediging van oevers, taluds of de bodem te beschadigen, te vernietigen, te verplaatsen of weg te nemen;
in watergangen en schouwsloten het peil te veranderen;
binnen kernzones:
1e aalkorven, fuiken of andere vistuigen, anders dan sportvistuigen, te plaatsen of te hebben;
2e schepen onbeheerd te laten drijven;
3e anders dan op daartoe kennelijk ingerichte plaatsen schepen af te meren, te laden of te
lossen, of daarmee ligplaats te nemen of te hebben;
binnen kernzones van watergangen huisdieren te houden;
binnen kernzones en beschermingszones:
1e in de bodem te graven;
2e werken te maken, te hebben, te vernieuwen, te wijzigen of op te ruimen;
3e opgaande houtbeplantingen aan te brengen, te hebben of te rooien;
4e zich anders dan als rechthebbende, al dan niet met voertuigen of schepen op te houden,
indien dat vanwege het Dagelijks Bestuur op een voor het publiek kenbare wijze is
aangegeven;
5e anders dan op daartoe kennelijk ingerichte plaatsen voorwerpen, materialen of stoffen te
deponeren, te lozen of op te slaan;
2. De in het eerste lid genoemde verboden zijn niet van toepassing op handelingen ten behoeve van de
uitvoering van herstel en onderhoud als bedoeld in de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4.
Onderhoud
Het onderhoud van vaarwegen berust bij het waterschap, tenzij in de legger een ander als onderhoudsplichtige is aangewezen.
Gewoon onderhoud
De onderhoudsplichtigen van de vaarwegen dragen te dien aanzien zorg voor:
het verwijderen van voorwerpen, materialen en stoffen die het scheepvaartverkeer hinderen;
het behoorlijk in stand houden van de oevers en taluds, alsmede de daartoe behorende verdedigingswerken, voorzover dat nodig is om te voorkomen dat door inzakking het scheepvaartverkeer wordt gehinderd.
Buitengewoon onderhoud
De onderhoudsplichtigen zijn verplicht de vaarwegen in stand te houden overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent richting, vorm, afmeting en constructie of, indien in de legger hieromtrent niets is bepaald, overeenkomstig de oorspronkelijke richting, vorm, afmeting en constructie.
Het is verboden:
de richting, vorm, afmeting of constructie van vaarwegen te veranderen;
vaarwegen geheel of gedeeltelijk te dempen;
beplantingen of materialen dienende tot verdediging van oevers, taluds of de bodem te beschadigen, te vernietigen, te verplaatsen of weg te nemen;
in vaarwegen het peil te veranderen;
in, onder of boven vaarwegen werken te maken, te hebben, te vernieuwen, te wijzigen of op te ruimen.
1. Door of namens het Dagelijks Bestuur wordt schouw gevoerd over de waterkeringen, watergangen en schouwsloten volgens een door het Dagelijks Bestuur vastgesteld schema.
2. Het Dagelijks Bestuur kan, indien het dat nodig acht, besluiten een extra schouw te voeren.
3. Het Dagelijks Bestuur stelt de datum van de schouw vast en maakt het tijdstip waarop de schouw een aanvang neemt ten minste twee weken tevoren bekend door kennisgeving ervan in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen.
4. De in het vorige lid bedoelde kennisgeving wordt vervangen door een persoonlijke aanschrijving indien voor het eerst schouw wordt gevoerd.
5. De in het derde lid voorgeschreven bekendmaking kan in spoedeisende gevallen voor de aanvang van een extra schouw worden vervangen door een mondelinge mededeling. Daarbij kan met een kortere termijn dan genoemd in het derde lid worden volstaan.
1. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd van de in deze keur gestelde gebods- en verbodsbepalingen af te wijken en bij schriftelijk besluit vergunning/ontheffing te verlenen en een verleende vergunning/ontheffing te wijzigen of in te trekken, indien de bescherming van de belangen, om welke het vereiste van vergunning/ontheffing is gesteld, dat vordert.
2. Ter bescherming van de bij de waterstaatkundige verzorging van het beheersgebied betrokken belangen kunnen aan een vergunning/ontheffing voorschriften worden verbonden en kan een vergunning/ontheffing voor een bepaalde tijd worden verleend.
3. De toepassing van het bepaalde in het eerste en tweede lid kan mede strekken ter bescherming van de aan de waterstaatkundige verzorging van het beheersgebied verbonden belangen van andere dan waterstaatkundige aard, voorzover daarin niet is voorzien door bij of krachtens andere wettelijke regeling gestelde bepalingen.
4. Het bepaalde in het tweede en derde lid is van overeenkomstige toepassing op het weigeren, wijzigen en intrekken van een vergunning/ontheffing.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
aanvoeren: het door middel van een werk of langs natuurlijke weg halen of laten stromen van water uit een ander oppervlaktewater;
afvoeren: het door middel van een werk of langs natuurlijke weg brengen of laten stromen van water uit een oppervlaktewater naar een ander oppervlaktewater;
lozen: het door middel van een werk brengen van water in een oppervlaktewater zonder dat het water daarbij uit een ander oppervlaktewater wordt gehaald;
onttrekken: het door middel van een werk halen van water uit een oppervlaktewater, zonder dat het water daarbij in een ander oppervlaktewater wordt gebracht.
Meldplicht aan- en afvoer, onttrekken en lozen van water
1. Degene, die water afvoert naar of aanvoert uit wateren meldt de wijze van aanvoer of afvoer aan het Dagelijks Bestuur indien de hoeveelheid te verplaatsen water meer dan 500 m3 bedraagt.
2. Degene, die water loost in wateren meldt de wijze van lozing indien de hoeveelheid te lozen water meer dan 500m3 per uur bedraagt.
3. Degene, die water onttrekt aan wateren meldt de wijze van onttrekking indien de hoeveelheid te onttrekken water meer dan 20m3 water per uur bedraagt.
4. De melding ingevolge de voorgaande leden gaat vergezeld van:
een situatieschets;
een opgave van de aard en herkomst van het water;
het maximum debiet in m3 per uur;
het gemiddeld debiet in m3 per uur;
de aanvang en duur.
Meet- en registratieplicht
1. Het Dagelijks Bestuur kan aan de meldplichtige ingevolge artikel 7.2 de verplichting opleggen de waterhoeveelheden te meten, daarvan aantekening te houden en van de gegevens opgave te doen.
2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden opgelegd voor die gevallen waarin inzicht in de verplaatste, geloosde of onttrokken waterhoeveelheden noodzakelijk is voor het te voeren beheer.
Vergunningplicht aan- en afvoeren
Het is verboden zonder vergunning/ontheffing van het Dagelijks Bestuur water af te voeren naar of aan te voeren uit wateren indien de te verplaatsen hoeveelheid water meer dan 1.000 m3 per uur bedraagt.
Vergunningplicht lozen
Het is verboden zonder vergunning/ontheffing van het Dagelijks Bestuur water te lozen in wateren, indien:
de hoeveelheid te lozen water meer dan 1000 m3 per uur bedraagt;
de hoeveelheid te lozen water meer dan 20% van de ontwerpcapaciteit van de ontvangende wateren bedraagt, met dien verstande dat geen vergunning/ontheffing is vereist indien de hoeveelheid te lozen water minder dan 1000m3 per uur bedraagt.
Vergunningplicht onttrekken
Het is verboden zonder vergunning/ontheffing van het Dagelijks Bestuur meer dan 100m3 water per uur te onttrekken aan wateren.
Algeheel verbod aan- en afvoer, onttrekken en lozen van water
Het is verboden water aan- of af te voeren, te onttrekken of te lozen indien het Dagelijks Bestuur zodanig verbod heeft bekendgemaakt op grond van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of in ongerede raken van een waterstaatswerk dan wel indien zodanige omstandigheden dreigen te ontstaan.
De belanghebbende die als gevolg van de toepassing van bepalingen van deze keur schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van belanghebbende behoort te blijven, wordt een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding verstrekt indien de vergoeding niet anderszins is geregeld.
Het Dagelijks Bestuur wijst ambtenaren aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze Keur Reest en Wieden bepaalde en de handhaving daarvan.
a. Overtreding van de bepalingen van deze keur wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
b. Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.
Ontheffing/Vergunning
1. Een ontheffing of een vergunning/ontheffing, verleend vóór inwerkingtreding van deze keur, waarbij een ingevolge deze keur vergunningplichtig werk of handelen door het Dagelijks Bestuur is toegestaan, wordt geacht ingevolge deze keur te zijn verleend.
2. Voor al hetgeen ten tijde van inwerkingtreding van deze keur rechtmatig tot stand is gebracht, wordt geacht vergunning/ontheffing ingevolge deze keur te zijn verleend.
Leggers
Voor waterstaatswerken, waarvoor bij of krachtens wet, bij provinciale verordening of bij waterschapsreglement het vaststellen van een legger niet is voorgeschreven, alsmede voor waterstaatswerken, waarvoor vaststelling van een legger wel is voorgeschreven maar waarvan vaststelling nog niet heeft plaatsgevonden geldt, dat het onderhoud wordt uitgevoerd door degene die voor de inwerkingtreding van deze keur als onderhoudsplichtigen zijn aangewezen.
Inwerkingtreding
1. Deze keur treedt in werking op de eerste dag volgend op die van haar bekendmaking.
2. Op de dag van inwerkingtreding van deze keur wordt de keur Reest en Wieden 2000 ingetrokken.
Deze keur kan worden aangehaald als Keur waterschap Reest en Wieden 2006.
Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het waterschap Reest en Wieden in de openbare vergadering van 19 december 2006.
mr. A.K. Schuttinga, secretaris-directeur
M.M. Kool, dijkgraaf
Regelgeving en bevoegdheid
De keur dient als instrument voor het waterschap om zijn taken, zoals deze zijn vastgesteld in het Reglement voor het waterschap Reest en Wieden, zo goed mogelijk te kunnen vervullen. In deze keur is rekening gehouden met het bepaalde in de Waterschapswet, de Wet op de waterhuishouding en de Wet op de waterkering en is aangesloten bij de terminologie van de Algemene wet bestuursrecht.
De bepalingen in deze keur dienen te worden toegepast met inachtneming van het voor het betrokken waterstaatkundige zorggebied geldende beleid, dat wil zeggen het Streekplan, Waterhuishoudingplan Overijssel en het Provinciaal Omgevingsplan Drenthe. Het provinciaal niveau is ook uitermate geschikt voor de afstemming van het waterhuishoudkundig beleid met andere beleidsterreinen. Het waterschap stelt, rekening houdend met het provinciaal plan, zijn beheerplan voor de waterhuishouding vast. Het in dit beheerplan verwoorde beleid is richtinggevend bij de uitvoering van de keur door het waterschap.
Begripsomschrijvingen
In deze keur zijn enige begrippen omschreven, die van specifiek belang zijn bij de toepassing van de opgenomen keurbepalingen. Bij het kiezen van de te omschrijven begrippen en bij de omschrijving van deze begrippen is zo veel mogelijk van algemeen geldende begrippen en begripsomschrijvingen uitgegaan.
Keur en legger
Voor het merendeel van de bij waterschappen in beheer zijnde waterstaatswerken geldt dat de begrenzingen van deze werken zijn vastgelegd in de legger, waarin de onderhoudsplichtigen en onderhoudsverplichtingen ten aanzien van deze werken worden aangewezen. De Wet op de waterkering verplicht tot het opstellen van leggers voor primaire waterkeringen, terwijl er in de Waterschapswet vanuit wordt gegaan dat de onderhoudsplichtigen en/of onderhoudsverplichtingen in de legger worden vastgelegd.