Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Reest en Wieden

Inspraakverordening waterschap Reest en Wieden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Reest en Wieden
Officiële naam regelingInspraakverordening waterschap Reest en Wieden
CiteertitelInspraakverordening waterschap Reest en Wieden
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening is niet van toepassing op ontwerpbesluiten die zijn genomen voor inwerkingtreding van deze verordening.

Datum inwerkingtreding bij benadering.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, art. 79

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-01-200001-07-2007nieuwe regeling

04-01-2000

Onbekend.

Onbekend.

Tekst van de regeling

Het voorlopig algemeen bestuur van het waterschap Reest en Wieden;

gelezen het voorstel van het voorlopig dagelijks bestuur van het waterschap Reest en Wieden;

gelet op het bepaalde in artikel 79 van de Waterschapswet;

B E S L U I T:

vast te stellen de Inspraakverordening waterschap Reest en Wieden.

Inspraakverordening waterschap Reest en Wieden

Begripsomschrijving

Artikel 1

1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder belanghebbenden verstaan: ingezetenen en de bij de taakstelling van het waterschap Reest en Wieden belanghebbende natuurlijke personen en rechtspersonen.

2. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder inspraak verstaan: een door of namens het dagelijks bestuur geboden gelegenheid voor belanghebbenden om hun mening omtrent te nemen besluiten van het waterschap kenbaar te maken.

Object van inspraak

Artikel 2

1. Onverminderd het bepaalde bij wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening vallen onder de werking van de onderhavige verordening de door het algemeen bestuur van het waterschap Reest en Wieden te nemen besluiten van algemene strekking, tenzij deze daarvoor naar hun aard of naar het belang niet in aanmerking komen.

2. De volgende ontwerpbesluiten vallen in ieder geval, rekening houdend met het bepaalde in het eerste lid, onder deze verordening:

  • a.

    besluiten tot het vaststellen van verordeningen, met uitzondering van belastingverordeningen;

  • b.

    besluiten tot handhaven dan wel aanpassen van waterstanden;

  • c.

    besluiten tot aanleg of verbetering van waterstaatswerken, tenzij het werken betreft waarvan naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de te heffen omslagen of verontreinigingsheffing is te verwachten;

  • d.

    de legger;

  • e.

    subsidie-/bijdrageregelingen;

  • f.

    de naar het oordeel van het dagelijks bestuur daarvoor in aanmerking komende besluiten inzake beleidsbeslissingen. 

Ter inzage legging

Artikel 3

Een ontwerpbesluit wordt voor een ieder gedurende vier weken ter inzage gelegd in het waterschaps-kantoor, in de districtskantoren en in de gemeentehuizen van de inliggende gemeenten.

Publicatie

Artikel 4

1. Het dagelijks bestuur maakt de ter inzage legging tijdig op de bij het waterschap Reest en Wieden gebruikelijke wijze bekend, in elk geval door middel van een bekendmaking in de daarvoor in aanmerking komende dag- en/of huis-aan-huis-bladen.

2. De bekendmaking, bedoeld in het eerste lid omvat in ieder geval:

- de strekking van het ontwerpbesluit;

- de plaatsen en tijdstippen waarop het ontwerpbesluit ter inzage ligt;

- de wijze waarop belanghebbenden overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 hun opvattingen over het te nemen besluit kenbaar kunnen maken;

- de wijze waarop belanghebbenden kennis kunnen nemen van de beschouwingen van het dagelijks bestuur omtrent de ingekomen reacties.

Schriftelijke reacties

Artikel 5

Belanghebbenden kunnen gedurende de in artikel 3 bedoelde termijn hun gemotiveerde zienswijzen omtrent het te nemen besluit schriftelijk kenbaar maken aan het dagelijks bestuur.

Mondelinge toelichting

Artikel 6

Degenen die daarom in hun schriftelijke reactie hebben verzocht, worden door het dagelijks bestuur in de gelegenheid gesteld hun reactie mondeling toe te lichten, tenzij hun verzoek kennelijk onredelijk is.

Rapportage

Artikel 7

1. In het voorstel aan het algemeen bestuur wordt melding gemaakt van de gehouden inspraak- procedure en de beschouwingen van het dagelijks bestuur over de in het kader daarvan ingekomen reacties.

2. Het dagelijks bestuur brengt degenen die een schriftelijke reactie hebben ingediend terstond op de hoogte van het genomen besluit en van de wijze waarop de resultaten van de inspraak zijn verwerkt.

Beklagrecht

Artikel 8

1. Belanghebbenden kunnen omtrent de uitvoering van deze verordening bij het waterschap schriftelijk een klacht indienen.

2. Op de indiening en de behandeling van deze klacht is het bepaalde in de Verordening klachtenbehandeling waterschap Reest en Wieden van toepassing.

3. Een klacht gericht tegen het niet verlenen van inspraak op een ontwerpbesluit dient, in afwijking van de Verordening klachtenbehandeling waterschap Reest en Wieden, te worden ingediend uiterlijk twee weken na het moment waarop de klager redelijkerwijs kan weten dat hem geen inspraak is verleend.

4. Een klacht gericht tegen de uitvoering van de inspraakverordening dient, in afwijking van de Verordening klachtenbehandeling waterschap Reest en Wieden, zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van de in artikel 7, tweede lid, bedoelde reactie van het dagelijks bestuur te worden ingediend.

Object van inspraak

Artikel 9

Onverminderd het bepaalde bij wet, algemene regel van bestuur of provinciale verordening vallen onder de werking van deze verordening tevens de door het dagelijks bestuur te nemen besluiten van algemene strekking voor zover die daarvoor naar het oordeel van het dagelijks bestuur in aanmerking komen en die niet reeds vallen onder de inspraakprocedure als vermeld in artikel 2, inzake:

- door het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur gedelegeerde besluiten;

- het vaststellen van de plaats en uitvoering van werken;

- de formulering van naar het oordeel van het dagelijks bestuur daarvoor in aanmerking komende beleidsregels, voorzover één en ander niet reeds elders vastligt.

Publicatie

Artikel 10

1. Het dagelijks bestuur brengt belanghebbenden op passende wijze op de hoogte van het te nemen besluit en de mogelijkheden om hun zienswijzen daaromtrent aan het dagelijks bestuur kenbaar te maken.

2. De artikelen 5 en 6 zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Beklagrecht

Artikel 11

1. Het dagelijks bestuur brengt degenen die hun zienswijze schriftelijk hebben ingediend op de hoogte van het genomen besluit en de wijze waarop de resultaten van de inspraak zijn verwerkt.

2. Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12

De Algemene Termijnenwet is op termijnen, gesteld in deze verordening, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

Deze verordening is niet van toepassing op ontwerpbesluiten die zijn genomen voor inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 14

Deze verordening kan worden aangehaald als Inspraakverordening waterschap Reest en Wieden en treedt in werking op de eerste dag na zijn bekendmaking.

Aldus vastgesteld door het voorlopig algemeen bestuur van het waterschap

Reest en Wieden in de openbare vergadering van 4 januari 2000.

M.M. Kool, dijkgraaf                                                         mr. A.K. Schuttinga, secretaris-directeur

Toelichting

Toelichting Inspraakverordening waterschap Reest en Wieden

Algemeen

Artikel 79 van de Waterschapswet verplicht de waterschappen tot het vaststellen van een inspraak-verordening die van toepassing is op de door het algemeen bestuur te nemen besluiten.

Deze algemene inspraakverordening moet worden beschouwd als een aanvulling op inspraakrege-lingen die zijn opgenomen in formele wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen. Als voorbeeld daarvan kan worden gewezen op de inspraakprocedures die zijn geregeld in de Wet op de Waterhuishouding, de Wet milieubeheer en de Algemene wet bestuursrecht. De Waterschapswet kent daarnaast nog een eigen inspraakregeling voor de begroting van het waterschap.

Bij het opstellen van de inspraakverordening is zoveel mogelijk rekening gehouden met de bepalingen omtrent de voorbereiding van besluiten die zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht.

Naast een regeling met betrekking tot besluiten van het algemeen bestuur geeft de onderhavige verordening tevens een (niet wettelijk verplichte) regeling met betrekking tot besluiten van het dagelijks bestuur. In de praktijk blijkt dat ten aanzien van een aantal besluiten van het dagelijks bestuur behoefte bestaat aan inspraakprocedures. Op een aantal punten wijkt de regeling terzake af van de bepalingen met betrekking tot de inspraakprocedure voor besluiten van het algemeen bestuur, gezien de verschil-lende voorwaarden ten aanzien van de inspraak voor de onderscheiden categorieën besluiten gelden.

Het doel van de inspraak is tweeledig. Aan de ene kant wordt belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over een ontwerpbesluit van het waterschapsbestuur kenbaar te maken. Aan de andere kant is het voor het waterschap een belangrijk hulpmiddel om op basis van een evenwich-tige belangenafweging tot een besluit te komen.

Uit dit doel vloeit een aantal randvoorwaarden ten aanzien van de inspraak voort.

Inspraak is slechts zinvol wanneer er voor het waterschapsbestuur een keuzemogelijkheid is. Indien het waterschap geen keuze heeft, hetgeen met name voor kan komen als het een gebonden besluit betreft dat voortvloeit uit een voorschrift van hoger gezag, kan het ook geen rekening houden met de meningen van belanghebbenden. In deze situatie moet het hoger gezag inspraak verlenen ten aanzien van zijn voorschrift.

Een ander belangrijk aspect is dat inspraak het best tot zijn recht komt indien het voorgenomen besluit c.q. de praktische consequenties van de verschillende keuzemogelijkheden zo concreet mogelijk zijn aangegeven. Dit betekent, dat ambtelijke en bestuurlijke gedachtevorming over het te nemen besluit moet hebben plaats gevonden en dat eventuele keuzemogelijkheden voor de insprekers duidelijk zijn aangegeven.

In dit verband zij overigens met nadruk op te merken, dat het in veel gevallen zinvol is om in een vroeg stadium, bijvoorbeeld in het kader van de ambtelijke voorbereiding, voorlichting te geven over het voor-genomen besluit dan wel om daarover overleg te voeren met de meest direct betrokken belangheb-benden. Op die manier kunnen belanghebbenden immers al in een zeer vroeg stadium kennis nemen van voornemens van het waterschap en met name door het aandragen van informatie er mede zorg voor dragen, dat het waterschap een ontwerpbesluit in de inspraak brengt dat op de juiste wijze inzicht geeft in de diverse aspecten van het ontwerpbesluit.

Voor bepaalde zaken is zowel besluitvorming nodig van het waterschap als van andere overheden. Te denken valt aan een dijkverbetering/-versterking of omvangrijke waterbeheersingswerken. Hiervoor is vaak wijziging van het bestemmingsplan nodig. Indien voor beide besluiten inspraakprocedures moeten worden gehouden, zou uit oogpunt van doelmatigheid gestreefd moeten worden naar coördi-natie van die procedures. Daarbij kan gedacht worden aan gezamenlijke publicatie, gelijktijdige ter inzage legging, afspraken met betrekking tot de ingekomen reacties, gezamenlijke hoorzitting, enzovoort.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De omschrijving van de begrippen "belanghebbenden" en "inspraak" is ontleend aan artikel 79 van de Waterschapswet.

In het algemeen deel van de toelichting is het doel en het belang van de inspraak al aan de orde geweest. De verantwoordelijkheid voor de inspraak is gelegd bij het dagelijks bestuur, omdat het hierbij gaat om de uitvoering van een verordening en dat is een taak van het dagelijks bestuur.

Ingezetenen zijn volgens artikel 11 van de Waterschapswet degenen die hun werkelijke woonplaats in het gebied van het waterschap hebben.

Een omschrijving van het begrip ‘bij de taakstelling van het waterschap belanghebbende natuurlijke personen en rechtspersonen’ is nauwelijks te geven. Onder dit begrip vallen in de eerste plaats alle natuurlijke personen en rechtspersonen, voor zover al niet vallend onder het begrip ingezetenen, die in het gebied van het waterschap gebouwde en ongebouwde onroerende zaken in eigendom hebben, pachter zijn of gebruiker van bedrijfsruimte zijn. Het is duidelijk dat deze personen in het algemeen belanghebbend (kunnen) zijn bij besluiten van het waterschap. Hetzelfde geldt voor personen die net buiten het gebied eigendommen bezitten.

Ten aanzien van organisaties, niet behorend tot de bovengenoemde categorieën, kan worden opge-merkt, dat volgens artikel 1:2, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van rechts-personen als hun belangen mede beschouwd worden de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen. Ook deze organisaties, bijvoorbeeld natuur- en milieuorganisaties, kunnen daarom bij de inspraak betrokken worden.

Artikel 2

Ten aanzien van het onderwerp van de inspraak kan worden opgemerkt, dat uit de formulering van artikel 79 van de Waterschapswet blijkt dat in beginsel alle besluiten van het algemeen bestuur onder de werking van de inspraakverordening vallen. Dit artikel spreekt immers over "besluiten van het algemeen bestuur". Uit het tweede lid van artikel 79, waarin wordt bepaald welke besluiten in ieder geval onder de werking van de inspraakverordening moeten worden gebracht, kan worden afgeleid, dat het waterschapsbestuur een grote mate van beleidsvrijheid heeft inzake de vraag welke ontwerp-besluiten onder de werking van de inspraakverordening moeten worden gebracht, maar dat tenminste de in het tweede lid genoemde besluiten eronder vallen. Niet alle besluiten hoeven daarom onder wer-king van de inspraakverordening te vallen. Dit zou ook niet zinvol zijn. Daarbij kan aan het volgende worden gedacht. In de eerste plaats zijn er besluiten die rechtstreeks voortvloeien uit voorschriften van hoger gezag, waarbij er voor het waterschap geen keuzemogelijkheden zijn. Andere uitzonderingen betreffen besluiten die uitsluitend interne werking voor het waterschap hebben (bijvoorbeeld regelingen met betrekking tot de rechtspositie van ambtenaren), besluiten (bijvoorbeeld met betrekking tot de uitvoering van waterstaatswerken) van een zeer gering belang en (zoals uit de tekst van artikel 79 van de Waterschapswet blijkt) belastingverordeningen. Verder ligt het in de rede, dat inspraakmogelijk-heden uitsluitend van belang zijn bij besluiten van algemene strekking voor zover de aard en het belang van deze besluiten dit met zich meebrengen. Voor besluiten die een of slechts een beperkte groep belanghebbenden treffen, is een algemene inspraakprocedure niet noodzakelijk. Het dagelijks bestuur van het waterschap zal echter moeten kunnen motiveren waarom een bepaald besluit van algemene strekking niet onder de werking van de inspraakverordening valt. Een aanknopingspunt voor deze beoordeling is te vinden in de parlementaire behandeling van artikel 79. Volgens de Memorie van Toelichting moeten besluiten die bepalend zijn voor de omslag en belangrijke besluiten op het gebied van het operationele waterstaatkundig beheer in ieder geval onder de werking van de inspraakverorde-ning gebracht worden.

In de Memorie van Antwoord wordt gepreciseerd dat het hier met name gaat om peilbesluiten en dat besluiten die een beperkte betekenis hebben voor de bestaande waterstaatkundige situatie en die ook niet of nauwelijks van invloed zijn op de te heffen waterschapsomslag niet onder de werking van de inspraakverordening moeten worden gebracht.

Een en ander heeft geleid tot de bepaling in de inspraakverordening dat besluiten van algemene strekking onder de werking van de inspraakverordening vallen, tenzij deze daarvoor naar hun aard of belang niet in aanmerking komen. Deze formulering biedt de mogelijkheid om op dit punt een eigen beleid te voeren, zij het met inachtneming van de in het voorgaande reeds aangegeven beginselen.

In het tweede lid worden onder a tot en met d de besluiten genoemd die op grond van artikel 79 van de Waterschapswet in ieder geval onder de werking van de inspraakverordening vallen.

De omstandigheid dat de onderhavige inspraakverordening een aanvullend karakter heeft ten opzichte van andere, hogere procedureregelingen wordt tot uitdrukking gebracht door middel van de zinsnede "onverminderd het bepaalde bij wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening".

Overigens moet hierbij nog als algemeen voorbehoud worden aangetekend, dat in dringende gevallen van het bepaalde in de verordening mag worden afgeweken.

Artikelen 3 en 4

Deze artikelen regelen de ter inzage legging en de wijze van publicatie. Ten aanzien van de termijn van ter inzage legging, (vier weken) is aangesloten bij de praktijk en de Algemene wet bestuursrecht. De lengte van de termijn is in zijn algemeenheid lang genoeg om een gemotiveerde reactie kenbaar te maken.

De ter inzage legging wordt gepubliceerd in de daarvoor in aanmerking komende dag-, en/of huis-aan- huisbladen. Op deze wijze wordt voldaan aan het criterium, dat belanghebbenden redelijkerwijs kennis moeten hebben kunnen nemen van de ter inzage legging en de inspraakmogelijkheden. Overigens kan daarbij niet van het waterschap gevraagd worden, dat het expliciet rekening houdt met belanghebben-den die niet in het waterschapsgebied wonen.

De strekking van het ontwerpbesluit dient in de publicatie vermeld te worden, omdat immers duidelijk moet zijn waarover het waterschap een besluit wil nemen. Belanghebbenden kunnen zo op een eenvoudige wijze te weten komen wat het ontwerpbesluit beoogt te regelen.

Met betrekking tot het gestelde in artikel 4, tweede lid, onder het vierde gedachtenstreepje, moet hier opgemerkt worden, dat de kring van belanghebbenden hier groter kan zijn dan het aantal insprekers. Het is immers goed mogelijk, dat het dagelijks bestuur een ontwerpbesluit wijzigt naar aanleiding van de ontvangen inspraakreacties. Bij een dergelijke wijziging kunnen ook belanghebbenden die geen insprekers zijn belang hebben. Het verdient daarom aanbeveling om in de publicatie aan te geven dat het dagelijks bestuur zijn beschouwingen ter inzage zal leggen. Ter inzage legging van de beschouwingen kan tegelijk met de ter inzage legging van de agenda van het algemeen bestuur en de bijbehorende stukken plaatsvinden. Het kan evenwel ook eerder gebeuren.

Artikel 5

Opvattingen van belanghebbenden moeten gemotiveerd zijn, opdat het voor het waterschap duidelijk is waartegen eventuele bedenkingen gericht zijn.

Artikel 6

In artikel 6 is bepaald, dat zij die daarom in hun schriftelijke reactie verzoeken, door het dagelijks bestuur in de gelegenheid worden gesteld om hun reacties mondeling toe te lichten. Het dagelijks bestuur kan evenwel een dergelijk verzoek afwijzen. Dit is het geval indien het dagelijks bestuur oordeelt, dat een dergelijk verzoek kennelijk onredelijk is.

Hierbij valt te denken aan reacties die niet ontvankelijk zijn, omdat zij bijvoorbeeld na de termijn van ter inzage legging zijn ingediend of omdat zij geen betrekking hebben op het ontwerpbesluit.

Opgemerkt zij nog dat artikel 8 van deze verordening de mogelijkheid biedt beklag te doen over de wijze van uitvoering van de inspraakprocedure. Ook over het niet in de gelegenheid stellen om een reactie mondeling toe te lichten kan op grond van dit artikel geklaagd worden.

Artikel 7

De regeling met betrekking tot de rapportage is zo eenvoudig mogelijk gehouden. Bepaald is dat van de inspraakprocedure en van de beschouwingen van het dagelijks bestuur over de ingekomen reacties melding wordt gemaakt in het voorstel dat aan het algemeen bestuur wordt voorgelegd. Het is uiter-aard van belang, dat degenen die een schriftelijke reactie hebben ingediend van deze rapportage en van het besluit dat uiteindelijk door het algemeen bestuur is genomen kennis kunnen nemen. Heeft artikel 4, tweede lid, onder het vierde gedachtestreepje betrekking op de beschouwingen van het dagelijks bestuur en een grotere groep belanghebbenden dan alleen de insprekers, artikel 7, tweede lid, ziet meer op de afsluiting van de inspraakprocedure richting insprekers. Overigens is het goed mogelijk, dat het algemeen bestuur bij zijn besluitvorming inspreekreacties in aanmerking neemt die voor het dagelijks bestuur geen aanleiding zijn geweest om het ontwerpbesluit te wijzigen.

Artikel 8

Artikel 79, derde lid, van de Waterschapswet eist, dat in de verordening een beklagregeling moet zijn opgenomen met betrekking tot de uitvoering van de verordening. Het beklagrecht heeft zowel betrek-king op het niet verlenen van inspraak, als op de uitvoering van de inspraakprocedure. Op de indiening en behandeling is het bepaalde in de Verordening klachtenbehandeling van toepassing. Het niet verlenen van inspraak dan wel het niet correct uitvoeren van de inspraakprocedure betreft immers de uitvoering van vormvoorschriften. De Verordening klachtenbehandeling is hier mede voor vastgesteld.

In afwijking van de Verordening klachtenbehandeling is in het derde en vierde lid voor een kortere termijn voor het indienen van een klacht gekozen, omdat op deze manier nog de mogelijkheid bestaat om eventuele fouten te corrigeren voor de besluitvorming door het algemeen bestuur.

Artikelen 9, 10 en 11

Zoals reeds opgemerkt, gaat de in deze artikelen opgenomen regeling verder dan de wettelijke verplichting van artikel 79 Waterschapswet. Dit artikel schrijft slechts een inspraakverordening voor die betrekking heeft op besluiten die door het algemeen bestuur worden genomen. Toch blijken de water-schappen in de praktijk soms behoefte te hebben aan een inspraakregeling met betrekking tot door het dagelijks bestuur te nemen besluiten. Deze regeling sluit zoveel mogelijk aan bij de regeling voor be-sluiten van het algemeen bestuur. De verschillen tussen beide regelingen vloeien voort uit de verschil-len in de aard en de hoeveelheid van de besluiten die door het algemeen bestuur, respectievelijk het dagelijks bestuur worden genomen. Het gaat bij de door het algemeen bestuur te nemen besluiten immers om een relatief klein aantal soorten/categorieën van besluiten met een algemene (dat wil zeggen op een aanzienlijk deel van het waterschap betrekking hebbende) strekking. Bovendien betreft het hierbij meestal een relatief klein aantal soorten/categorieën van besluiten. Bij de door het dagelijks bestuur te nemen besluiten gaat het om vele besluiten, met een vaak beperkte reikwijdte, terwijl ook aantal soorten categorieën van besluiten veel groter is. Voorts is bij deze besluiten vaak een snellere besluitvorming nodig. Dit heeft tot gevolg dat aan de besluitvorming ban het dagelijks bestuur veelal hogere eisen van doelmatigheid worden gesteld. Dit brengt vervolgens weer met zich mee dat voor door het dagelijks bestuur te nemen besluiten een beperktere opzet van de inspraakprocedure nodig en (gezien het minder ver reikende karakter van de besluiten) mogelijk is dan bij besluiten van het algemeen bestuur. De andere eisen en wensen ten aanzien van de inspraakprocedure komen met name tot uitdrukking bij de afbakening van het object en bij de regeling van publicatie van het te nemen besluit.

Voor wat betreft de objectafbakening (artikel 9) kan het volgende worden opgemerkt. Gekozen is voor een positieve opsomming van besluiten die onder de inspraakverordening vallen.

Dat geeft het waterschap een maximale vrijheid om te bepalen of en zo ja welke besluiten van het dagelijks bestuur onder de inspraakverordening vallen. Dat wil dus zeggen dat uitsluitend de genoemde (categorieën van) besluiten onder de inspraakverordening vallen, voor zover een dergelijk besluit naar het oordeel van het dagelijks bestuur daarvoor in aanmerking komt.

Dat laatste betekent, dat het dagelijks bestuur ten aanzien van individuele besluiten die onder een in dit artikel genoemde categorie vallen, toch nog kan besluiten geen inspraakprocedure te houden, bijvoorbeeld omdat het besluit slechts gering belang heeft of spoedeisend is.

De opzet via een positieve opsomming voorkomt moeilijkheden ten aanzien van de uitvoering van de inspraakverordening, die het gevolg zijn van het gegeven dat het dagelijks bestuur besluiten neemt ten aanzien van een grote, diffuus samengestelde en daardoor onoverzichtelijke groep van onderwerpen.

De manier waarop het te nemen besluit en de inspraakmogelijkheid ter kennis worden gebracht van belanghebbenden hangt nauw samen met de reikwijdte van het besluit. Soms is een mededeling via gerichte brieven aan een kleine groep belanghebbenden de meest effectieve oplossing, in andere gevallen is publicatie in een dag- of weekblad de meest aangewezen methode. Om het dagelijks bestuur een publicatiemogelijkheid te kunnen laten kiezen die het best bij het desbetreffende besluit past, is in artikel 10, eerste lid, volstaan met de bepaling dat het dagelijks bestuur het te nemen besluit op passende wijze ter kennis van de belanghebbende brengt.