Overheidsorganisatie | Gemeente Sint-Oedenrode |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening Voorschoolse voorzieningen gemeente Sint-Oedenrode |
Citeertitel | Verordening Voorschoolse voorzieningen gemeente Sint-Oedenrode |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2019 | Nieuwe regeling | 31-01-2013 De MooiRooi krant, 06-02-2013 | 6/2013 |
1. In deze verordening wordt verstaan onder:
het college: het college van burgemeester en wethouders;
ouder: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de adoptief- of pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap een subsidie op grond van de Wet op de jeugdzorg buiten beschouwing blijft;
peuteraanbod: een arrangement voor kinderen van 2 en 3 jaar gericht op het in staat te stellen van ouders om arbeid en zorg te combineren, ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool;
beleidsregels: de Beleidsregels Voorschoolse voorzieningen, zoals door het college vast te stellen;
Gemeentelijk register: een gemeentelijk register van peuteraanbod ten behoeve van de waarborging van de kwaliteit en de rechtszekerheid van peuteraanbod alsmede ten behoeve van het toezicht op en de handhaving van de bij of krachtens deze afdeling gestelde regels. Het gemeentelijk register dient tevens ten behoeve van raadpleging door ouders die voornemens zijn een peuteraanbod af te nemen, teneinde te beoordelen of zij voor een peuteraanbod in een bepaalde voorziening in aanmerking kunnen komen voor peutertoeslag;
VVE-programma: Een erkend voorschools programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen in de leeftijd van 2 jaar en 4 maanden tot 4 jaar op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal- emotionele ontwikkeling;
doelgroepkinderen: Kinderen die in aanmerking komen voor een VVE-programma, op indicatie van een door het college aan te wijzen instantie en woonachtig in de gemeente Sint-Oedenrode;
peutertoeslag: Een financiële bijdrage van de gemeente in de kosten van peuteraanbod;
VVE-locatie: een peuteraanbod waar VVE wordt aangeboden.
2. De in de verordening gehanteerde begrippen en begripsbepalingen hebben dezelfde betekenis als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, tenzij daarvan uitdrukkelijk in deze verordening wordt afgeweken.
1. Een ouder die zijn woonplaats heeft in de gemeente Sint-Oedenrode heeft aanspraak jegens het college op een peutertoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten aan de kinderopvangvoorziening, indien het betreft een peuteraanbod in een voorziening die is opgenomen in het gemeentelijk register.
2. Een ouder en diens partner die tevens ouder is worden voor de toepassing van deze verordening geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben.
3. De peutertoeslag wordt uitbetaald aan de kinderopvangaanbieder, die de voorziening exploiteert waar de ouder gebruik van maakt.
4. Indien een voorziening voor peuteraanbod wordt verwijderd uit het gemeentelijk register, geldt de in het eerste lid bedoelde voorwaarde van opname in het gemeentelijk register niet gedurende een in de beleidsregels te bepalen uitlooptermijn voor ouders die reeds een peuteraanbod afnamen bij die voorziening, voorafgaand aan de uitschrijving.
Een ouder heeft voor een kalenderjaar geen aanspraak op een peutertoeslag, indien en voor zover de ouder in dat jaar in aanmerking komt voor een kinderopvangtoeslag, zoals bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, ten behoeve van een peuteraanbod.
1. De hoogte van de peutertoeslag is afhankelijk van:
de draagkracht, en
of het kind behoort tot de doelgroep voor VVE, en
de kosten van het peuteraanbod per kind die worden bepaald door het aantal uren peuteraanbod per kind in het berekeningsjaar en de voor dat peuteraanbod te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag bedoeld in het tweede lid.
2. De uurprijs die bij de hoogte van de peutertoeslag, bedoeld in het eerste lid, in aanmerking wordt genomen gaat een bij de beleidsregel vast te stellen bedrag niet te boven.
1. Een aanvraag tot vaststelling van een peutertoeslag bevat in ieder geval de volgende gegevens:
naam en adres van de ouder
indien van toepassing: naam van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner
naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft d. overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag, zoals opgenomen in de beleidsregels
2. Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.
3. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.
Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van een peutertoeslag is geldig voor zolang het kind behoort tot de leeftijdsgroep en voldoet aan de eisen van artikel 2 tot en met 4 van deze verordening.
Het college stelt nadere regels vast omtrent de aanvraag en verstrekking van de peutertoeslag.
1. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.
2. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.
1. Het college verleent de peutertoeslag, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, met ingang van de datum waarop deze is aangevraagd, met dien verstande dat de ingangsdatum niet kan liggen voor de datum van ingang van het peuteraanbod.
2. Het college kan besluiten af te wijken van het bepaalde in lid 1.
1. Het college verleent de peutertoeslag voor de periode bedoeld in artikel 6.
2. In afwijking van het eerste lid kan het college de peutertoeslag voor een andere periode verlenen.
1. Het college verleent de peutertoeslag voor een maximum aantal uren per week en een maximum aantal weken per jaar, zoals in de beleidsregels vast te stellen.
2. In afwijking van het eerste lid verleent het college de peutertoeslag voor 10 uur per week gedurende een maximum aantal weken per jaar, indien het kind behoort tot VVE-doelgroep, zoals omschreven in de beleidsregels.
1. De peutertoeslag en tegemoetkoming worden in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.
2. Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.
1. De ouder verstrekt binnen acht weken na afloop van het kalenderjaar waarvoor peutertoeslag of tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang of peuteraanbod over het voorbije kalenderjaar en de andere gegevens die het college nodig heeft om het recht vast te stellen.
2. In afwijking van het eerste lid kan het college een andere termijn bepalen.
3. Het college stelt de tegemoetkoming of peutertoeslag vast binnen acht weken na ontvangst van de gegevens zoals bedoeld in het eerste lid.
De peutertoeslag of tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.
De Subsidieverordening Welzijn 2012, zoals vastgesteld op 20 oktober 2011, en eventuele opvolgers daarvan, is niet van toepassing op de peutertoeslag en de tegemoetkoming.
1. De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming of peutertoeslag.
2. De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming of de peutertoeslag van de gemeente van belang zijn.
Voor de peutertoeslag geldt een subsidieplafond. De hoogte van het subsidieplafond wordt jaarlijks door de raad vastgesteld bij de begroting. Het college stelt in de beleidsregels vast volgens welke criteria het beschikbare bedrag wordt verdeeld.
Het college is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening, in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
De verordening treedt in werking op 1 januari 2013.
De Verordening Kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk van 27 september 2007 wordt ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening, zoals bedoeld in artikel 20.
De verordening wordt aangehaald als: Verordening Voorschoolse voorzieningen gemeente Sint-Oedenrode.
Artikel 1 Definities
De begripsbepalingen in artikel 1 en 2 van de Wet kinderopvang en in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen zijn ook van toepassing op deze verordening. Alleen de in deze artikelen niet gedefinieerde begrippen zijn aangevuld.
Peutertoeslag
Artikel 2 Aanspraak
Ouders waarvan het kind gebruik maakt van een peuteraanbod kunnen in aanmerking komen voor een gemeentelijke bijdrage in de kosten, de peutertoeslag. Deze peutertoeslag wordt enkel verstrekt als gebruik wordt gemaakt van een peuteraanbod van een aanbieder die is opgenomen in het gemeentelijk register peuteraanbod, hetgeen enkel gebeurt als hij voldoet aan bepaalde kwaliteitseisen.
Artikel 3 Weigeringsgrond
De peutertoeslag is bedoeld om de toegankelijkheid van peuteraanboden voor alle peuters te borgen. Als ouders gebruik kunnen maken van een tegemoetkoming van de Belastingdienst in de kosten van kinderopvang, is de toegankelijkheid reeds geborgd. Deze ouders komen dan ook niet in aanmerking voor een peutertoeslag.
Artikel 4 Hoogte van de peutertoeslag
De hoogte van de peutertoeslag is afhankelijk van de kosten voor ouders voor gebruik van het peuteraanbod, maar ook van het inkomen van de ouder. Er is sprake van een inkomensafhankelijke bijdrage. Voor ouders waarvan het kind tot de VVE-doelgroep behoort, houden we de ouderbijdrage laag. Ook dit is derhalve van belang. Een kind behoort tot de VVE-doelgroep als uit indicatie blijkt dat het een (potentiële) ontwikkelingsachterstand heeft.
Lid 2 stelt een maximumtarief dat de gemeente hanteert voor peuteraanbod. Aanbieders mogen peuteraanbod wel duurder maken, maar voor de kosten die boven dit bedrag uitkomen wordt geen peutertoeslag meer verstrekt. Deze hogere kosten komen geheel voor rekening van de ouder.
Wanneer de kosten lager uitvallen dan het maximum te vergoeden tarief, worden slechts maximaal de werkelijke kosten vergoed.
Artikel 5 Aanvraag
Een aanvraag voor de toekenning van een peutertoeslag moet worden ingediend bij het college. Deze aanvraag dient aan een aantal eisen te voldoen, die worden genoemd in artikel 5.
Artikel 6 Inhoud van de beschikking
Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. Als een peutertoeslag wordt verstrekt, wordt in de beschikking aangegeven voor welke periode de peutertoeslag wordt verstrekt. Deze periode zal over het algemeen lopen totdat het kind de leeftijd van 4 jaar bereikt.
Artikel 7 Overig
De bepalingen uit deze verordening over de peutertoeslag worden door het college uitgewerkt in Beleidsregels Wet kinderopvang.
Bepalingen omtrent de peutertoeslag
Artikel 8 Beslistermijn
De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van een peutertoeslag of tegemoetkoming geldt voor alle aanvragen voor een tegemoetkoming.
De gemeente Sint-Oedenrode heeft in de verordening een beslistermijn van 8 weken, na ontvangst van alle benodigde gegevens, opgenomen. Deze termijn kan eventueel worden verlengd met 4 weken. Het feit dat het college een termijn van acht weken heeft om te beslissen over een aanvraag voor een tegemoetkoming, wil uiteraard niet zeggen dat het college deze termijn ook in alle gevallen moet benutten. De gemeente zal er naar moeten streven de behandelingstermijn van aanvragen zo kort mogelijk te houden en met name aanvragen waar spoed mee geboden is direct af te handelen. Door middel van mandatering van de beslissingsbevoegdheid kan de besluitvorming worden versneld.
Artikel 9 Ingangsdatum van de peutertoeslag
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 12 De bevoorschotting
De subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag het gehele jaar betreft).
De gemeente betaalt de peutertoeslag uit aan de aanbieder van het kindercentrum. De ouder dient, al dan niet op verzoek van het kindercentrum, de gemeente te machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.
Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming. Zo kan het college bepalen dat er alleen een voorschot wordt betaald op basis van een factuur van het kindercentrum. Het college zou zo’n voorschrift kunnen stellen wanneer er twijfels bestaan of een ouder daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang.
Artikel 13 Het besluit tot vaststelling van de peutertoeslag of tegemoetkoming
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 14 Verrekening met de voorschotten
Dit artikel regelt de uitbetaling door de gemeente van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming/peutertoeslag. Als de gemeente een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het te veel betaalde bedrag terugvorderen.
Artikel 15 De Subsidieverordening Welzijn Sint-Oedenrode 2012
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Verplichtingen van de ouder
Artikel 16 Inlichtingenplicht
Er kunnen twee vormen van schending van de inlichtingenplicht worden onderscheiden:
het betreffende kind maakt geen gebruik van kinderopvang;
er wordt wel gebruik maakt van kinderopvang, maar de ouder heeft geen recht op een tegemoetkoming.
Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming/peutertoeslag heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen. Hieronder wordt op de maatregel nader ingegaan.
Intrekken van de beschikking en terugvorderen van de tegemoetkoming
In de Awb is geregeld op welke gronden een subsidie (een tegemoetkoming in de terminologie van de Wet kinderopvang) kan worden ingetrokken en teruggevorderd. Daarbij moeten twee situaties worden onderscheiden: a. de situatie waarin de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld en b. de situatie waarin de tegemoetkoming wel is vastgesteld.
Ad a. de tegemoetkoming is nog niet vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming (artikel 4:48 Awb)
Zolang de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld kan het college de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming intrekken of ten nadele van de ontvanger van de tegemoetkoming wijzigen, indien:
de activiteiten waarvoor de tegemoetkoming is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;
de ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de tegemoetkoming verbonden verplichtingen;
de ontvanger van de tegemoetkoming onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van de tegemoetkoming zou hebben geleid;
de verlening van de tegemoetkoming anderszins onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten.
De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
Opschorten van de bevoorschotting (artikel 4:56 Awb)
Het college hoeft niet te wachten met het treffen van een maatregel tot dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is ingetrokken of gewijzigd. Het college kan al eerder besluiten de betaling van de tegemoetkoming op te schorten. Op grond van artikel 4:56 Awb kan het college de verplichting tot betaling van een voorschot opschorten met ingang van de dag waarop het college aan de ouder schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming in te trekken of te wijzigen. Deze opschorting duurt tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
Ad b. de tegemoetkoming is wel vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot subsidievaststelling (artikel 4:49 Awb)
Ook als de tegemoetkoming is vastgesteld, is het college in bepaalde gevallen bevoegd de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming in te trekken of ten nadele van de ontvanger van de tegemoetkoming te wijzigen. Het gaat om de volgende gevallen:
er is sprake van feiten of omstandigheden waarvan het college bij de vaststelling van de tegemoetkoming redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming lager dan overeenkomstig de verlening van de tegemoetkoming zou zijn vastgesteld;
de vaststelling van de tegemoetkoming was onjuist en de ontvanger van de tegemoetkoming wist dit of behoorde dit te weten;
de ontvanger van de tegemoetkoming heeft na de vaststelling van de tegemoetkoming niet voldaan aan de aan de tegemoetkoming verbonden verplichtingen.
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt.
Terugvordering
Indien de beschikking tot het verlenen of het vaststellen van de tegemoetkoming is ingetrokken of ten nadele van de ouder is gewijzigd, kan de gemeente het reeds betaalde bedrag van de ouder terugvorderen.
Het bedrag dat wordt teruggevorderd kan worden verrekend met de tegemoetkoming die aan de ouder wordt verstrekt. In het besluit tot terugvordering moet de wijze waarop zal worden teruggevorderd worden vermeld.
Subsidieplafond
Artikel 17 Subsidieplafond
Ingevolge de Awb is de gemeenteraad bevoegd een subsidieplafond te bepalen. Door de bepaling op te nemen dat een subsidieplafond wordt vastgesteld voor peutertoeslag en te bepalen dat de hoogte van de toeslag wordt vastgesteld door de raad bij de jaarlijkse begroting, is aan de voorwaarden van de Awb voldaan.
Slotbepalingen
Artikel 18 tot en met 22
Deze bepalingen behoeven geen verdere toelichting.