Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bellingwedde

Beleidsregels Leerlingenvervoer

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bellingwedde
Officiële naam regelingBeleidsregels Leerlingenvervoer
CiteertitelBeleidsregels Leerlingenvervoer
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening Leerlingenvervoer 2012

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-06-2012Nieuwe regeling

05-06-2012

Streekblad juni 2012

Onbekend

Tekst van de regeling

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Bellingwedde 2012

Inleiding

Deze beleidsregels hebben betrekking op de “Verordening leerlingenvervoer gemeente Bellingwedde 2012”. In deze verordening worden de voorwaarden, regels en wettelijke bepalingen rond het leerlingenvervoer aangegeven. In de bijbehorende beleidsregels wordt aangegeven welke uitgangspunten de gemeente Bellingwedde hanteert met betrekking tot het leerlingenvervoer. Daarnaast vormen de beleidsregels een nadere uitwerking van bepaalde artikelen.

De gemeente heeft vanuit de Wet leerlingenvervoer de zorgplicht om een vergoeding voor ‘passend vervoer’ aan te bieden. Uitgangspunt van de regeling is een zo voordelig mogelijke vergoeding. Indien een kind naar het oordeel van burgemeester en wethouders - eventueel onder begeleiding - kan (brom-)fietsen, wordt een (brom-) fietsvergoeding verstrekt. Wanneer een kind, eventueel onder begeleiding, met het openbaar vervoer kan reizen worden deze kosten vergoed. Daarnaast is het mogelijk een vergoeding voor het gebruik van de eigen auto aan te bieden. Aangepast vervoer vindt meestal plaats in taxibusjes. Eventuele begeleiding dienen de ouders zelf te organiseren.

Algemene beleidsregels

Beleidsregel 1

Bij de beoordeling of een kind in aanmerking komt voor (een vorm van) leerlingenvervoer wordt gekeken naar wat het kind kan. Uitgangspunt is het stimuleren van kinderen om zich zoveel mogelijk te ontwikkelen en te leren, indien mogelijk, zelfstandig naar school te reizen. In overleg met de basisscholen wordt leerlingen in groep 8 de mogelijkheid geboden om alvast te oefenen in het (zelfstandig) reizen met bijvoorbeeld het openbaar vervoer.

Beleidsregel 2

In het geval van een verhuizing aan het eind van het schooljaar, (maximaal 10 weken) kan in het belang van het kind/jongere, na advisering van een deskundige**, het vervoer in verband met het afronden van het schooljaar op de school van herkomst (voortgezet) speciaal onderwijs, worden bekostigd.

** Deze andere deskundige(n) kunnen zijn: Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL), Regionale Verwijzing Commissie (RVC) ambulante begeleiding, hulpverleners die in het gezin werkzaam zijn, gezinsvoogden en medische specialisten.

Beleidregel 3

In het belang van het kind (bijvoorbeeld een tussentijdse plaatsing op het (voortgezet) speciaal onderwijs), kan het college besluiten het vervoer van de leerling direct na ontvangst van de benodigde gegevens (artikel 5 verordening leerlingenvervoer) te laten starten.

Bij het niet tijding aanleveren van deze gegevens (4 weken), alsmede het onvolledig en onjuist aanleveren van de gegevens, zal het vervoer, na het in kennis stellen van de ouder(s)/verzorger(s)/voogd, worden stop gezet. Ten onrechte genoten bekostiging kan worden teruggevorderd, dan wel verrekend bij een eventueel nieuwe verstrekking van bekostiging.

Beleidsregel 4

De hoofdregel is dat daar waar de leerling feitelijk verblijft (structureel element, inschrijving in de gemeente niet relevant) door de ouders een aanvraag moet worden ingediend. De gemeente toetst deze aanvraag aan de verordening. Er kan echter een uitzondering op de hoofdregel worden gemaakt: indien het kind

- van leerlingenvervoer gebruik maakt in gemeente A; en

- een korte periode (maximaal 6 weken) in een andere gemeente (B) verblijft; en

- de oude school blijft bezoeken; en

- na die korte periode terugkeert naar de oorspronkelijke gemeente (A).

Deze uitzondering geldt overigens niet indien het bijvoorbeeld een leerling betreft die vanwege een vakantie van de ouders tijdelijk elders verblijft.

In alle andere situaties dat een kind tijdelijk ergens anders verblijft, geldt de hoofdregel. Dit is bijvoorbeeld zo bij crisisopvang en het niet duidelijk is waar het kind daarna terechtkomt. Dan moet in de gemeente waar het kind verblijft (waar de crisisopvang is) een aanvraag worden ingediend. Dit betekent overigens niet dat de aanvraag toegekend wordt. Mogelijk wordt afgewezen, omdat de gemeente het geen “woning” vindt (onvoldoende structureel) of dat het niet de dichtstbijzijnde school is.

In alle gevallen geldt dat de eerste zes weken (bijv. crisisopvang) de kosten van het leerlingenvervoer voor rekening komen van die gemeente waar de ouders/verzorgers reeds een beschikking hadden ontvangen.

Beleidsregel 5

Is de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma binnen het speciaal onderwijs en krijgt de leerling leerlingenvervoer, dan bestaat in beginsel aanspraak op leerlingenvervoer naar het dichtstbijzijnde stageadres. In overleg met de scholen wordt geprobeerd de stageplaatsen zo te regelen dat leerlingen het leerlingenvervoer zoveel mogelijk beperkt wordt.

De volgende beleidsregels zijn een uitwerking van de artikelen 10, 13, 16, 17, 18 en 28 van de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Bellingwedde.

Beleidsregel 6

In de praktijk spreekt de permanente commissie leerlingenzorg zich niet uit over de vorm van vervoer dat voor een kind geschikt is om van huis naar school en vice versa te reizen. Daarom wordt voor de beoordeling of een kind voldoende zelfredzaam is om zelfstandig dan wel onder begeleiding met het openbaar vervoer te kunnen reizen het advies van de school gevraagd. Dit advies wordt bij de beoordeling betrokken. Omdat de school als belanghebbende kan worden beschouwd wordt bij twijfel ook het advies van andere deskundigen** geraadpleegd.

** Deze andere deskundigen kunnen zijn: Regionale Verwijzing Commissie (RVC) ambulante begeleiding, hulpverleners die in het gezin werkzaam zijn, gezinsvoogden en medische specialisten.

Beleidsregel 7

Als een ouder aangeeft op medische gronden een kind niet te kunnen begeleiden, dient dit altijd vergezeld te gaan van een medische verklaring, afgegeven door een medische specialist, niet zijnde de eigen huisarts.

Beleidsregel 8

Aangepast vervoer is mogelijk als de tijdsduur van de begeleiding langer is dan 3 uur per dag.

Beleidsregel 9

Als niet wordt voldaan aan het afstandscriterium bestaat als regel geen aanspraak op aangepast vervoer. Afhankelijk van de individuele omstandigheden kan na advies van externe deskundigen hiervan worden afgeweken.

Beleidsregel 10

Leerlingen die volledig onderwijs volgen aan een OPDC (orthopedagogisch en didactisch centrum) en aanspraak maken op vervoer o.b.v. titel 3 mét een clusterindicatie, kunnen in aanmerking komen voor leerlingenvervoer naar het OPDC.

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Bellingwedde 2012