Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Nieuw-West

Procedureregeling tegemoetkoming planschade

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Nieuw-West
Officiële naam regelingProcedureregeling tegemoetkoming planschade
CiteertitelProcedureregeling tegemoetkoming planschade
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpRuimtelijke ordening, grondbeleid en bouwen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: n.v.t.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-01-201330-11-2015nieuwe regeling

19-12-2012

Westerpost 3 januari 2013

2012/int/1384

Tekst van de regeling

Procedureregeling tegemoetkoming in planschade

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening indient;

  • b.

    adviseur: de door het dagelijks bestuur van het stadsdeel aan te wijzen persoon als bedoeld in artikel 6.1.1.1, onder c, Besluit ruimtelijke ordening;

  • c.

    adviescommissie: schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van deze verordening;

  • d.

    besluit: Besluit ruimtelijke ordening;

  • e.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het stadsdeel Nieuw-West;

  • f.

    stadsdeel: stadsdeel Nieuw-West van de gemeente Amsterdam;

  • g.

    planologische maatregel: oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, Wet ruimtelijke ordening;

  • h.

    planschade: schade als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Wet ruimtelijke ordening;

  • i.

    wet: Wet ruimtelijke ordening;

  • j.

    drempelbedrag: recht als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid Wet ruimtelijke ordening, zijnde € 300,--;

  • k.

    belanghebbende: belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht;

  • l.

    derde-belanghebbende: de verzoeker als bedoeld in artikel 6.4a Wet ruimtelijke ordening;

  • m.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2: Indiening van de aanvraag en mededeling van ontvangst

  • 1. Een aanvraag om vergoeding van planschade wordt bij het dagelijks bestuur ingediend met gebruikmaking van een door het dagelijks bestuur vastgesteld formulier.

  • 2. Het dagelijks bestuur tekent de datum van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid onverwijld aan op het formulier waarmee de aanvraag is ingediend. De ontvangst wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld aan aanvrager. Van de aanvraag wordt een afschrift toegezonden aan de derde-belanghebbende.

  • 3. In de mededeling van ontvangst wijst het dagelijks bestuur de aanvrager erop dat voor het behandelen van de aanvraag een drempelbedrag verschuldigd is en deelt hem mede dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van het stadsdeel dan wel op een aangegeven plaats moet zijn gestort.

Artikel 3: Besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager

Indien het drempelbedrag van € 300,-- niet binnen de in artikel 2, derde lid genoemde termijn is bijgeschreven of gestort, verklaart het dagelijks bestuur de aanvrager niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat aanvrager in verzuim is geweest.

Artikel 4: Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid, kennelijke ongegrondheid of buiten behandeling stelling

Het dagelijks bestuur wijst de aanvraag af indien sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid van de aanvraag als omschreven in artikel 6.1.3.1 van het besluit of in artikel 4:5 van de Awb.

Artikel 5: Besluit tot opdrachtverstrekking

Binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 6.1.3.1 van het besluit verstrekt het dagelijks bestuur aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk de opdracht om ter zake van een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 4 van deze procedureregeling.

Artikel 6: Adviseur of adviescommissie

  • 1. Voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking wordt door het dagelijks bestuur een adviseur aangewezen die beschikt over voldoende deskundigheid inzake advisering op het gebied van planschade.

  • 2. Indien het dagelijks bestuur, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomstenderving en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het dagelijks bestuur een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het gebied van accountancy of van financieel economische bedrijfsvoering.

  • 3. Indien het dagelijks bestuur, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermindering van een onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het dagelijks bestuur een tweede adviseur aangewezen die deskundig is ter zake van de waardering van onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische verslechtering.

  • 4. Bij aanwijzing van meerdere adviseurs vormen deze gezamenlijk een adviescommissie, waarvan de in het eerste lid bedoelde adviseur voorzitter is.

Artikel 7: Deskundigheid en onafhankelijkheid

  • 1. Voordat iemand als adviseur wordt aangewezen, kan het dagelijks bestuur verlangen dat deze aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 6, eerste, tweede en derde lid bedoelde aspecten waarop deze persoon de aanvraag moet beoordelen.

  • 2. Een adviseur mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de stadsdeelraad. Eveneens mag een adviseur niet betrokken zijn, of zijn geweest, bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • Artikel 8: Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie

  • 1. Voordat het dagelijks bestuur de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 2 verstrekt, stelt het dagelijks bestuur de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid van de wet schriftelijk op de hoogte van:

    • a.

      een adviseur als bedoeld in artikel 6, eerste lid van deze regeling, of

    • b.

      meerdere adviseurs als bedoeld in artikel 6, vierde lid van deze regeling.

  • 2. De aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid van de wet kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het dagelijks bestuur indienen.

  • 3. Het dagelijks bestuur beslist binnen vier weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs.

Artikel 9: Werkwijze adviseur of adviescommissie

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt aan de adviseur of de adviescommissie alle op de aanvraag betrekking hebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie noodzakelijke bescheiden ter beschikking.

  • 2. Het dagelijks bestuur wijst uit de ambtelijke organisatie één of meer personen aan die de adviseur of de adviescommissie bij de uitvoering van de adviesopdracht de nodige informatie verstrekt.

  • 3. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert één of meerdere hoorzittingen, waar de aanvrager alsmede de in het tweede lid bedoelde ambtelijke vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering relevante informatie te verschaffen, danwel een standpunt van het stadsdeel over de aanvraag aan de adviseur of de adviescommissie kenbaar te maken.

  • 4. Eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid van de wet, worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

  • 5. Na afloop van de hoorzitting als bedoeld in het derde lid, zal een plaatsopneming worden gedaan.

  • 6. Voor de in het derde lid bedoelde hoorzitting wordt door, danwel onder verantwoordelijkheid van de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie een verslag gemaakt dat onderdeel uitmaakt van het uit te brengen advies.

  • 7. Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een conceptadvies aan het stadsdeel, de aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid van de wet.

    De adviseur kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste acht weken verlengen.

  • 8. De aanvrager, het stadsdeel, eventueel andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid van de wet, worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het conceptadvies schriftelijk hierop te reageren.

  • 9. In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het dagelijks bestuur, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 10. In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de termijn als bedoeld in het achtste lid advies uit aan het dagelijks bestuur.

Artikel 10: Beschikking van het dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur beslist overeenkomstig artikel 6.1.3.6 van het besluit binnen acht weken na ontvangst van het advies op het verzoek en maakt dit besluit ook binnen deze week bekend aan de aanvrager.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan deze termijn een keer met ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 11: Uitbetaling

Indien het dagelijks bestuur een vergoeding van planschade vaststelt, vindt uitbetaling plaats op een door aanvrager op het aanvraagformulier aangegeven rekening direct na het onherroepelijk worden van deze beschikking.

Artikel 12: Slotbepalingen

Deze regeling wordt aangehaald als ‘Procedureregeling tegemoetkoming planschade'.