Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Nieuw-West

Precariobelastingverordening 2013 stadsdeel Nieuw-West

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Nieuw-West
Officiële naam regelingPrecariobelastingverordening 2013 stadsdeel Nieuw-West
CiteertitelPrecariobelastingverordening 2013 stadsdeel Nieuw-West
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpBelastingen, retributies en heffingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: n.v.t.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artt. 216 en 228

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-12-201201-01-2014nieuwe regeling

21-11-2012

Westerpost, 5 december 2012

2012/INT/01372

Tekst van de regeling

Precariobelastingverordening 2013 stadsdeel Nieuw-West

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1. gemeentebezitting: voor de openbare dienst bestemd(e) bezitting, werk of inrichting in eigendom, beheer of onderhoud van de gemeente;

  • 2. gemeentegrond: voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond;

  • 3. terras: een gelegenheid waar eet en drinkwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;

  • 4. jaar: een kalenderjaar;

  • 5. seizoen: de periode 1 maart tot en met 31 oktober;

  • 6. maand: een kalendermaand;

  • 7. week: een tijdvak van zeven opeenvolgende dagen;

  • 8. dag: een tijdvak van vierentwintig opeenvolgende uren, beginnend bij 0.00 uur;

  • 9. tabel: de bij deze verordening behorende tabel.

Artikel 2 Aard van de heffing
  • Onder de naam Precariobelasting wordt een belasting en een recht geheven terzake van:

  • 1. het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond;  

  • 2. het gebruik overeenkomstig de bestemming van gemeentebezittingen.

Artikel 3 Belastingplicht
  • 1. De belasting als bedoeld in art. 2, onder a, wordt geheven ten behoeve van wie dan wel van degene van wie één of meer voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond afkomstig zijn of worden aangetroffen.

  • 2. De rechten bedoeld in art. 2, onder b, worden geheven van degene die gebruik maakt van gemeentebezittingen.

Artikel 4 Maatstaf van heffing; tarieven
  • 1. De belasting en de rechten worden geheven aan de hand van en naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. De in de tabel opgenomen jaartarieven vinden toepassing ten aanzien van voorwerpen die zijn bestemd om blijvend in het stadsbeeld te worden opgenomen.

  • 3. In afwijking van het gestelde in het tweede lid vindt het in rubriek 1 van de tabel opgenomen jaartarief toepassing ten aanzien van bouwplaatsen die zijn bestemd om te worden opgericht voor een periode van langer dan 52 aaneengesloten weken. Deze periode van 52 weken behoeft niet te vallen in één jaar.

  • 4. Gedeelten van in de tabel vermelde eenheden worden voor een geheel gerekend.

Artikel 5 Tijdvak
  • 1. Indien de belasting en de rechten worden geheven naar jaar- en seizoentarieven, is het belastingtijdvak het jaar respectievelijk het seizoen waarin de voorwerpen aanwezig zijn.

  • 2. Indien de belasting en de rechten worden geheven naar weektarieven, is het belastingtijdvak het aantal weken in het jaar dat de voorwerpen aanwezig zijn.

  • 3. Voor de belasting als omschreven onder rubriek  5.3 en 5.4 wordt bedoeld:

    • 1.

      winterseizoen A: de periode 1 januari tot 1 maart

    • 2.

      winterseizoen B: de periode 1 november tot 1 januari

  • 4. Voor de belasting als omschreven onder rubriek 7.1. van de tarieventabel, is het belastingtijdvak zes maanden.

  • 5. Voor de belasting en de rechten, geheven naar dagtarieven, is het belastingtijdvak een dag.

Artikel 6 Wijze van heffing
  • 1. De belasting en de rechten worden geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7 Tarieftoepassing en ontheffing
  • 1 Bij de toepassing van de tarieven:

    • a.

      wordt, voor zover van toepassing, voor de berekening van de belasting en de rechten uitgegaan van de maten van het grootste buitenwerks gemeten vlak of bij niet rechthoekige vlakken van twee denkbeeldig langs de uitersten van het vlak getrokken lijnen, die loodrecht op elkaar staan;

    • b.

      wordt, indien meer dan één voorwerp op gemeentegrond door een zelfde belastingplichtige wordt gehouden of meer dan een gemeentebezitting wordt gebruikt en deze naar maatschappelijke opvattingen bij elkaar behoren, voor de berekening van de belasting en de rechten de tussenliggende ruimte mede in aanmerking genomen.

  • 2. In geval van toepassing van jaar of seizoentarieven worden aanslagen van € 10 of minder niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één aanslag.

Artikel 8 Vrijstellingen
  • 1. De belasting en de rechten worden niet geheven van een gemeentelijk orgaan, indien en voor zover de uitvoering van de aan dit orgaan opgedragen publiek-rechtelijke taak dat met zich brengt.

  • 2. De belasting en rechten worden niet geheven ter zake van:

    a. een buiten het gevelvlak uitstekende uitbouw die met het gebouwde eigendom aard en nagelvast is verbonden, indien en voor zover niet het bevorderen van het betreden daarvan, noch het bieden van bescherming tegen weersinvloeden wordt beoogd;

    b. een voorwerp ten behoeve van de afvoer van regen of grondwater;

    c. een voorwerp als bedoeld in rubriek 3 van de tarieventabel, indien en voor zover dit is:

    • aangebracht in loodrechte richting of

    • aangesloten op een gemeentebezitting voor de levering van water;

    d. een vlaggenstok uitsluitend ten behoeve van het vlaggen op erkende feestdagen, een vlaggenstokhouder, een spionnetje, een aan een gevel bevestigde bloembak, lamp of zonnescherm;

    e. voorzieningen aan of in de onmiddellijke nabijheid van percelen, bestaande uit rolluiken, alarminstallaties, televisiecamera's, lampen en dergelijke die uitsluitend ten behoeve van de veiligheid zijn aangebracht;

    f. een stoeptrede vóór een bestaande ingang, een koekoek, een licht of luchtkolk vóór een bestaand raam, indien en voor zover, in verband met een wijziging in het straatprofiel daartoe schriftelijk toestemming is verleend;

    g. een voorwerp onder of op gemeentegrond dat niet aan de gemeente in eigendom is overgedragen, indien en voor zover dat voorwerp bij de overdracht aanwezig was en in verband met de inrichting van het betrokken perceel bezwaarlijk kan worden verwijderd.

  • 3. Indien een voorwerp of uitbouw als bedoeld in lid 2, onder f, wijziging ondergaat of wordt vervangen door een ander voorwerp of uitbouw als bedoeld in lid 2, onder f, wordt de belasting evenmin geheven, indien na de wijziging of de vervanging niet méér gemeentegrond wordt ingenomen. Indien na de wijziging of vervanging méér gemeentegrond wordt ingenomen, wordt de in art. 2, onder a, bedoelde belasting slechts over het meerdere gedeelte geheven.

  • 4. De belasting en rechten worden niet geheven indien en voorzover terzake daarvan al uit hoofde van een privaatrechtelijke overeenkomst of een andere gemeentelijke belastingverordening een bedrag wordt gevorderd.

  • 5. De belastingen en rechten worden niet geheven ter zake van ten dienste van het wegverkeer of openbare ruimten getroffen voorzieningen, waaronder mede worden begrepen algemene bewegwijzeringen, waarmee een algemeen belang wordt gediend.

  • 6. Met uitzondering van de belastbare feiten als omschreven onder 2, 4.3, 5 en 8 van de tabel, worden de belasting en rechten niet geheven, indien reclamebelasting wordt geheven.

Artikel 9 Aangifte
  • 1 De belastingplichtige aan wie niet binnen een maand na het ontstaan van de belastingplicht een aangiftebiljet is uitgereikt, is gehouden, binnen veertien dagen na afloop van die periode bij de gemeenteambtenaar, belast met de inning en invordering van gemeentelijke belastingen, schriftelijk een verzoek tot uitreiking in te dienen.

Artikel 10 Ontstaan belastingschuld; ontheffing
  • 1. De belasting en de rechten zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, indien dit later is, op het tijdstip waarop de belastingplicht aanvangt.

  • 2. Indien de belastingplicht, bij toepasselijkheid van de jaar- en seizoentarieven, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, zijn de belasting en de rechten verschuldigd naar evenredigheid van het aantal volle kalendermaanden dat na het tijdstip van aanvang van de belastingplicht in het jaar of seizoen nog overblijft.

  • 3. Indien de belastingplicht, bij toepasselijkheid van de jaartarieven, vermeld onder de rubrieken 0 en 1 van de tabel, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, zijn de belasting en de rechten verschuldigd naar evenredigheid van het aantal volle weken dat na het tijdstip van aanvang van de belastingplicht in het jaar nog overblijft.

  • 4. Indien de belastingplicht, bij toepasselijkheid van de jaar- en seizoentarieven, in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt ontheffing verleend naar evenredigheid van het aantal na de beëindiging van de belastingplicht in het jaar nog resterende volle kalendermaanden.

  • 5. Indien de belastingplicht, bij toepasselijkheid van de jaartarieven, vermeld onder de rubrieken 0 en 1 van de tabel, in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt ontheffing verleend naar evenredigheid van het aantal na de beëindiging van de belastingplicht in het jaar nog resterende volle weken.

  • 6. Ontheffing wordt niet verleend indien deze minder dan € 10 zou bedragen.

Artikel 11 Betaling
  • 1. De aanslag is invorderbaar in twee gelijke termijnen, die een maand respectievelijk twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet vervallen;

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid is de aanslag ter zake van het innemen van een ligplaats met een woonschip invorderbaar in zoveel gelijke termijnen, als er na de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog kalenderkwartalen in het heffingsjaar overblijven. Op de laatste dag van de eerste maand van elk van die kwartalen vervalt een termijn. Indien in de dagtekening van het aanslagbiljet een latere maand dan de achtste maand van het heffingsjaar waarop de aanslag betrekking heeft, is vermeld, is de aanslag invorderbaar in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de tweede maand, volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

Artikel 12 Kwijtschelding
  • 1. Van deze belasting en rechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur
  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de Precariobelasting.

Artikel 14 Inwerkingtreding; citeertitel
  • 1. de Precariobelastingverordeningen Stadsdeel Nieuw-West 2012, met bijbehorende tarieventabellen, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid van dit artikel vermelde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2013.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als Precariobelastingverordening 2013 Stadsdeel Nieuw-West.