Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Zuid

Verordening op de heffing en invordering precariobelasting Zuid 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Zuid
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering precariobelasting Zuid 2013
CiteertitelVerordening precariobelasting Zuid 2013
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpBelastingen, retributies en heffingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ingang heffing is 1 januari 2013

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Stadsdeelkrant Zuid, jaargang 3, nummer 25, 13 december 2012

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 228

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-12-201201-01-2014nieuwe regeling

28-11-2012

Stadsdeelkrant Zuid, jaargang 3, nummer 25, 13 december 2012

-

Tekst van de regeling

Verordening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    gemeentegrond: voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond;

  • b.

    terras: een gelegenheid waar eet- en drinkwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;

  • c.

    jaar: een kalenderjaar;

  • d.

    seizoen: de periode 1 maart tot en met 31 oktober;

  • e.

    maand: een kalendermaand;

  • f.

    week: een tijdvak van zeven opeenvolgende dagen;

  • g.

    dag: een tijdvak van vierentwintig opeenvolgende uren, beginnend bij 0.00 uur;

  • h.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats, behorende bij de parkeerapparatuur, ter zake waarvan een belasting kan worden geheven dan wel een parkeerplaats, behorende bij de parkeerapparatuur, waarop parkeren tijdelijk ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden of niet mogelijk is door fysieke omstandigheden (hekken, omheiningen, paaltjes e.d.);

  • i.

    tabel: de bij deze verordening behorende tabel.

Artikel 2 Aard van de heffing
  • 1. Op grond van deze verordening wordt voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond een precariobelasting geheven

  • 2. Deze verordening is van toepassing op belastbare feiten in Stadsdeel Zuid:

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene van wie dan wel ten behoeve van wie één of meer voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond afkomstig zijn of worden aangetroffen. 

Artikel 4 Maatstaf van heffing; tarieven
  • 1. De belasting wordt geheven aan de hand van en naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. De in de tabel opgenomen jaartarieven vinden toepassing ten aanzien van voorwerpen die zijn bestemd om blijvend in het stadsbeeld te worden opgenomen.

  • 3. In afwijking van het gestelde in het tweede lid vindt het in rubriek 1 van de tabel opgenomen jaartarief toepassing ten aanzien van bouwplaatsen die zijn bestemd om te worden opgericht voor een periode van langer dan 52 aaneengesloten weken. Deze periode van 52 weken hoeft niet te vallen in één kalenderjaar.

  • 4. In afwijking van de tarieven zoals vermeld onder rubrieken 0 en 1 van de tabel vindt het tarief vermeld onder rubriek 10 van de tabel toepassing, wanneer de voorwerpen zich bevinden op een parkeerapparatuurplaats.

  • 5. Gedeelten van in de tabel vermelde eenheden worden voor een geheel gerekend.

Artikel 5 Tijdvak
  • 1. Indien de belasting wordt geheven naar jaar- en seizoentarieven, is het belastingtijdvak het jaar respectievelijk het seizoen waarin de voorwerpen aanwezig zijn.

  • 2. Indien de belastingen wordt geheven naar weektarieven, is het belastingtijdvak het aantal weken in het jaar dat de voorwerpen aanwezig zijn.

  • 3. Voor de belasting als omschreven onder 4 van de tabel is het belastingtijdvak zes maanden.

  • 4. Indien de belasting wordt geheven naar dagtarieven, is het belastingtijdvak het aantal dagen in het jaar dat de voorwerpen aanwezig zijn.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7 Tarieftoepassing en ontheffing
  • 1. Bij de toepassing van de tarieven:

    • a.

      wordt de belasting berekend aan de hand van de in de tabel onder B vermelde tarieven;

    • b.

      vinden in afwijking van het bepaalde onder a. met betrekking tot de belastbare feiten in straten en gebieden in de tabel als A aangeduid, de daar vermelde tarieven toepassing, waarbij A de volgende straten aanduidt:

      - Het gebied omsloten door en inclusief :de Ruysdael kade, de Roelof Hart straat, de van Baerlestraat,de Vossiusstraat,de Stadhouderskade, de Amsteldijk en de Jozef Israel kade, met uitzondering van de adressen gelegen aan de Ferdinand Bol straat, het Marie Heinekenplein, het Cornelis Troostplein en de Quellijnstraat, tussen de F. Bolstraat en de Eerste van der Helststraat.

      - Beethovenstraat (tussen Noorder en Zuider Amstelkanaal)

      - Willemsparkweg

      - Cornelis Schuytstraat

      - Pieter Cornelisz. Hooftstraat

    • c.

      wordt het tarief genoemd in de tarieventabel onder 10.2 alleen toegepast in het gebied Museumkwartier e.o. waarvan de grenzen worden gevormd door: de Van Eeghenlaan, de P. C. Hooftstraat vanaf de Van Baerlestraat tot aan het Vondelpark, de Vossiusstraat vanaf het Vondelpark tot aan het midden van de Singelgracht, het midden van de Singelgracht tot de Boerenwetering, de Boerenwetering, de Ruysdaelstraat vanaf de Boerenwetering tot aan de Van Baerlestraat, de Van Baerlestraat vanaf de Ruysdaelstraat tot aan de F. van Mierisstraat, de F. van Mierisstraat vanaf de Van Baerlestraat tot de J. Obrechtstraat, de J. Obrechtstraat vanaf de F. van Mierisstraat tot de Van Eeghenlaan, en waarbij de genoemde straten die de grens van het gebied vormen volledig tot het gebied behoren;

    • d.

      wordt het tarief genoemd in de tarieventabel onder 10.3 alleen toegepast binnen

      - het gebied De Pijp omsloten door de wateren van de Boerenwetering, Singelgracht, Amstel en Amstelkanaal;

      - het gebied Vondelparkbuurt, westelijk en zuidelijk van het gebied Museumkwartier, waarvan de grenzen verder worden gevormd door: de Van Eeghenstraat westelijk van de J. Obrechtstraat, De Koninginneweg vanaf het Vondelpark tot de Willemsparkweg, de Emmastraat, de Noorder Amstelkade vanaf de Emmastraat tot de Boerenwetering, en waarbij de genoemde straten die de grens van het gebied vormen volledig tot het gebied behoren;

      - het Olympisch Kwartier, waarvan de grens wordt gevormd door: (1) de voorzijde van de gevels van de noordelijke wand van de Eosstraat, tussen de Amstelveenseweg en de Hestiastraat, (2) de voorzijde van de gevels van de westelijke wand van de Hestiastraat, tussen de Eosstraat en de Laan der Hesperiden, (3) de westelijke kant van het Stadionplein, (4) het midden van de Stadiongracht en (5) de westelijke kant van de Amstelveenseweg tot aan de Eosstraat.

      - de Hoofddorppleinbuurt waarvan de grens wordt gevormd door (1) de zuidelijke kant van de rijweg op het Surinameplein, (2) de zuidelijke kant van de Surinamestraat, (3) het midden van de Schinkel, tot en met de zuidkant van de Rijnsburgstraat (inclusief het Spijtellaantje en de woonblokken aan de Generaal Vetterstraat) (4) het Aalsmeerplein Zuidzijde en (5) het midden van de Westlandgracht en door (1) de zuidelijke teen van het talud van de Henk Sneevlietweg, (2) de zuidkant van de Rijnsburgstraat exclusief het Spijtellaantje en de woonblokken aan de Generaal Vetterstraat, (3) het midden van de Schinkel, (4) de noordelijke teen van het talud van de A10 zuid en (5) de oostelijke teen van het talud van de A10 west.

    • e.

      wordt het tarief genoemd in de tarieventabel onder 10.4 alleen toegepast binnen het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Amstel, (2) de noordelijke teen van het talud van de A10,(3) de westoever van de Boerenwetering denkbeeldig verlengd tot aan de noordelijke teen van het talud van de A10, (4) het midden van het Amstelkanaal. (5) het midden van het Zuideramstelkanaal, (6) Het midden van de Amstelveenseweg, (7) het hart van de Amstelveenseweg tot aan het verlengde van de IJssloot,(8) de IJssloot volgend tot aan de Jachthavenweg, (9) de westzijde van de Jachthavenweg tot aan de zuidelijke teen van het talud van de A10, (10) de zuidelijke teen van het talud van de A10, (11) de onderdoorgang van de A10, (12) de noordelijke teen van het talud van de A10 tot aan de Amstelveenseweg, (13) de Amstelveenseweg tot aan het verlengde van de IJssloot, (14) de stadsdeelgrens in de Nieuwe Meer volgend, (15) de gemeentegrens in het Amsterdamse Bos volgend, (16) de Koenenkade tot aan de waterzijde langs de Amstelveenseweg, (17) de waterzijde langs de Amstelveenseweg tot de hoogte van de Kalfjeslaan. De Kalfjeslaan tot aan het midden van de Amstel. (18) de oostzijde van de Europaboulevard tussen de noordelijke teen van het talud van de A10 en de De Boelelaan.

    • f.

      wordt, voor zover van toepassing, voor de berekening van de belasting en de rechten als bedoeld in artikel 2 uitgegaan van de maten van het grootste buitenwerks gemeten vlak of bij niet rechthoekige vlakken van twee denkbeeldig langs de uitersten van een vlak getrokken lijnen, die loodrecht op elkaar staan;

    • g.

      wordt, indien meer dan één voorwerp op gemeentegrond door een zelfde belastingplichtige wordt gehouden of meer dan één gemeentebezitting wordt gebruikt en deze naar maatschappelijke opvattingen bij elkaar behoren, voor de berekening van de belasting de tussenliggende ruimte mede in aanmerking genomen.

  • 2. In geval van toepassing van jaar- of seizoentarieven worden aanslagen van € 10,-- of minder niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één aanslag.

Artikel 8 Vrijstellingen
  • 1. De belasting wordt niet geheven van een gemeentelijk orgaan, indien en voor zover de uitvoering van de aan dit orgaan opgedragen publiekrechtelijke taak dat met zich brengt.

  • 2. De belasting wordt niet geheven ter zake van:

    • a.

      een buiten het gevelvlak uitstekende uitbouw die met het gebouwde eigendom aard- en nagelvast is verbonden, indien en voorzover niet het bevorderen van het betreden daarvan, noch het bieden van bescherming tegen weersinvloeden wordt beoogd;

    • b.

      een voorwerp ten behoeve van afvoer van afvalwater, regen of grondwater;

    • c.

      een voorwerp als bedoeld onder 3 van de tarieventabel, indien en voor zover dit is aangebracht in loodrechte richting of is aangesloten op een gemeentebezitting voor de levering van water;

    • d.

      een vlaggenstok uitsluitend ten behoeve van het vlaggen op erkende feestdagen, een vlaggenstokhouder, een spionnetje en een aan de gevel bevestigde bloembak, lamp of zonnescherm;

    • e.

      voorzieningen aan of in de onmiddellijke nabijheid van percelen, bestaande uit rolluiken, alarminstallaties, televisiecamera's, lampen en dergelijke die uitsluitend ten behoeve van de veiligheid zijn aangebracht;

    • f.

      een reeds voor 1 december 1898 bestaande verdiepte ingang vóór een hoge stoep, een trede, een verhoogde trede voor de zogenaamde stoepenlijn, een trap, een kelderingang, een pothuis of een andere buiten het gevelvlak uitstekende uitbouw, welke met het desbetreffende eigendom aard- en nagelvast is verbonden, indien en voorzover zich bevindend op het grondgebied van de gemeente dat op 31 december 1920 aan haar toebehoorde, tenzij terzake daarvan voor 1 december 1898 is bepaald dat de in artikel 2 bedoelde belasting wordt geheven.

      Indien een voorwerp of uitbouw als hiervoor bedoeld, wijziging ondergaat of wordt vervangen wordt de belasting geheven voor het meerdere dat daarna aan gemeentegrond wordt ingenomen;

    • g.

      een stoeptrede vóór een bestaande ingang, een koekoek, een licht- of luchtkolk voor een bestaand raam, indien en voor zover in verband met een wijziging van het straatprofiel daartoe schriftelijk toestemming is verleend;

    • h.

      een voorwerp onder, op of boven gemeentegrond dat niet aan de gemeente in eigendom is overgedragen, indien en voorzover dat voorwerp bij de overdracht aanwezig was en in verband met de inrichting van het betrokken perceel bezwaarlijk kan worden verwijderd.

  • 3. Indien een voorwerp of een uitbouw als bedoeld in lid 2, onder g, wijziging ondergaat of wordt vervangen door een ander voorwerp of uitbouw als bedoeld in lid 2, onder g, wordt de belasting evenmin geheven, indien na de wijziging of vervanging niet meer gemeentegrond wordt ingenomen. Indien na de wijziging of vervanging meer gemeentegrond wordt ingenomen, wordt de belasting slechts over het meerdere gedeelte geheven.

  • 4. De belasting wordt niet geheven indien en voorzover ter zake daarvan al uit hoofde van een privaatrechtelijke overeenkomst of een andere door de deelraad vastgestelde belastingverordening, dan wel een andere door de gemeenteraad vastgestelde belastingverordening, met uitzondering van de Binnenhavengeldverordening Beroepsvaart en Binnenhavengeldverordening Pleziervaart, een bedrag wordt gevorderd.

  • 5. De belasting wordt niet geheven ter zake van ten dienste van het wegverkeer getroffen voorzieningen, waaronder worden begrepen algemene bewegwijzeringen waarmee een algemeen belang wordt gediend.

  • 6. Met uitzondering van de belastbare feiten als omschreven onder 2, 5.3, 6 en 8 van de tabel wordt de belasting niet geheven indien reclamebelasting wordt geheven.

Artikel 9 Ontstaan belastingschuld; ontheffing
  • 1. De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, indien dit later is, op het tijdstip waarop de belastingplicht aanvangt.

  • 2. Indien de belastingplicht, bij toepasselijkheid van de jaar- en seizoentarieven, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, zijn de belastingen en rechten verschuldigd naar evenredigheid van het aantal volle kalendermaanden dat na het tijdstip van aanvang van de belastingplicht in het jaar of seizoen nog overblijft.

  • 3. Indien de belastingplicht, bij toepasselijkheid van de jaartarieven, vermeld onder rubriek 0 en 1 van de tabel, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd naar evenredigheid van het aantal volle weken dat na het tijdstip van aanvang van de belastingplicht in het jaar nog overblijft.

  • 4. Indien de belastingplicht, bij toepasselijkheid van de jaar- en seizoenstarieven, in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt ontheffing verleend naar evenredigheid van het aantal na beëindiging van de belastingplicht in het jaar nog resterende volle kalendermaanden.

  • 5. Indien de belastingplicht, bij toepasselijkheid van de jaartarieven, vermeld onder rubriek 0 en 1 van de tabel, in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt ontheffing verleend naar evenredigheid van het aantal na de beëindiging van de belastingplicht in het jaar nog resterende weken.

  • 6. Ontheffing wordt niet verleend indien deze € 10,-- of minder zou bedragen.

Artikel 10 Betaling
  • 1. De primitieve en definitieve aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede één maand later.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is een voorlopige aanslag invorderbaar in zo veel gelijke termijnen als er na de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog maanden van het jaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste twee bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen steeds een maand later.

  • 3. In afwijking van het gestelde onder het eerste lid, is de aanslag terzake van het innemen van een ligplaats met een woonschip invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er in de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog kalenderkwartalen in het heffingsjaar overblijven. Op de laatste dag van de eerste maand van elk van die kwartalen vervalt een termijn. Indien in de dagtekening van het aanslagbiljet een latere maand dan de achtste maand van het heffingsjaar waarop de aanslag betrekking heeft is vermeld, is de aanslag invorderbaar in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de tweede maand, volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur

Het Dagelijks Bestuur kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van precariobelasting.

Artikel 13 Overgangsbepaling, Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1. De Verordening Precariobelasting Zuid 2011, vastgesteld bij deelraadsbesluit van 15 december 2010 en de tarieventabel 2012, vastgesteld bij deelraadsbesluit van 30 november 2011 worden ingetrokken met ingang van de in het derde lid vermelde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2013.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Precariobelasting Zuid 2013.