Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Oost

Algemene Subsidieverordening Amsterdam, stadsdeel Oost

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Oost
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening Amsterdam, stadsdeel Oost
CiteertitelAlgemene subsidieverordening Stadsdeel Oost
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpAmbtelijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: -

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-201003-01-2013nieuwe regeling

03-05-2010

Amsterdams Stadsblad, Bekendmakingen Stadsdeel Oost, 2010, 18

-

Tekst van de regeling

Verordening

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

b. stadsdeel: het stadsdeel Oost;

c. de deelraad: de deelraad van het stadsdeel Oost;

d. het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost;

e. subsidie: de aanspraak op financiële middelen, zoals bedoeld in artikel 4:21 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht, door het stadsdeel verstrekt aan een al dan niet rechtspersoonlijkheid bezittende instelling of aan een natuurlijk persoon ten behoeve van bepaalde activiteiten van de subsidieontvanger, anders dan als betaling voor aan het stadsdeel geleverde goederen of diensten;

f.jaarsubsidie: ook wel periodieke of boekjaarsubsidie genoemd, een per boekjaar of aantal boekjaren verstrekte subsidie zoals bedoeld in artikel 4:58 van de Awb, waarbij het subsidieniveau kan worden gerelateerd aan een bepaald niveau van prestaties;

g. projectsubsidie: een eenmalig verstrekte subsidie ten behoeve van activiteiten van de aanvrager, niet zijnde een waarderingssubsidie;

h. waarderingssubsidie: een incidentele of periodieke subsidie van € 5.000 of minder ten behoeve van activiteiten van de aanvrager als blijk van waardering of aanmoediging zonder inhoudelijk op prestaties of resultaat te sturen, aan de vaststelling waarvan geen verlening vooraf behoeft te gaan. Een waarderingssubsidie kan ook op initiatief van het dagelijks bestuur worden verstrekt, zonder voorafgaande aanvraag;

i. subsidietijdvak: de periode waarvoor de subsidie wordt aangevraagd dan wel verstrekt;

j. subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens deze verordening;

k. subsidieverlening: het toekennen van subsidie voor een bepaalde activiteit (ingevolge afdeling 4.2.3 Awb), waardoor de aanvrager een aanspraak krijgt op financiële middelen, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteit verricht en zich aan de eventueel aan hem opgelegde verplichtingen houdt;

l. subsidievaststelling: het definitief beslissen dat de aanvrager subsidie ontvangt (ingevolge afdeling 4.2.5 Awb) ter hoogte van een bepaald bedrag, hetgeen het dagelijks bestuur tot uitbetaling verplicht;

m. gelieerde rechtspersoon: een rechtspersoon die voornamelijk dient ter financiële ondersteuning of buffer van de subsidieaanvrager;

n. uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Awb tussen het stadsdeel en subsidieontvanger ter uitvoering van de subsidiebeschikking;

o. egalisatiereserve: de algemene reserve van een instelling, inhoudende het eigen vermogen verminderd met de bestemmingsreserve;

p. bestemmingsreserve: een reserve waaraan een concrete bestemming is verbonden;

q. voorschot: de betaling van een deel van de subsidie voorafgaand aan de subsidievaststelling;

r. bijzondere subsidieverordening: een verordening in welke voor de daarin vermelde activiteiten geheel of ten dele van deze verordening afwijkende dan wel aanvullende regels zijn opgenomen.

Artikel 2 Toepasselijkheid verordening en bevoegdheid

1. Deze verordening is van toepassing op alle subsidies die door of namens bestuursorganen van het stadsdeel Oost worden verstrekt, tenzij op de subsidieverlening een bijzondere subsidieverordening van toepassing is verklaard of een subsidie rechtstreeks op grond van een wettelijk voorschrift wordt verleend.

2. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het nemen van alle besluiten ter uitvoering van deze verordening en oefent ter zake van de in deze verordening geregelde subsidies de in titel 4.2 Awb aan het bestuursorgaan toegekende bevoegdheden uit.

Artikel 3 Toezicht en controle

Het dagelijks bestuur kan ambtenaren of andere personen aanwijzen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening dan wel bijzondere subsidieverordeningen zijn belast.

Artikel 4 Begrotingsvoorbehoud

1. Ten aanzien van verleende subsidies die zullen worden bekostigd ten laste van een begroting die nog niet door de deelraad is vastgesteld of ten laste van middelen die nog door middel van een wijziging van de begroting door de deelraad beschikbaar dienen te worden gesteld, geldt het voorbehoud dat zij zijn verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de begroting c.q. de begrotingswijziging die voor hun bekostiging noodzakelijk is, door de deelraad wordt vastgesteld.

2. Van deze voorwaarde wordt melding gemaakt bij de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 5 Subsidieplafond

1. Indien in de door de deelraad vastgestelde begroting of in een daarvan deel uitmakende bijlage een post is opgenomen die blijkens de daarbij behorende omschrijving uitsluitend is bestemd als subsidie ten behoeve van een bepaalde activiteit, geldt deze begrotingspost als subsidieplafond voor die activiteit.

2. Indien uit de omschrijving, behorend bij een in de begroting of in een daarvan deel uitmakende bijlage opgenomen post, niet of niet zonder meer blijkt dat de in het eerste lid bedoelde post uitsluitend als subsidie voor een bepaalde activiteit kan worden aangewend, is het dagelijks bestuur bevoegd ten behoeve van de subsidiëring van die activiteit een subsidieplafond vast te stellen.

3. Het dagelijks bestuur kan jaarlijks beleidsregels vaststellen met beleidsprioriteiten en criteria voor de wijze van verdeling van de onder de subsidieplafonds vallende bedragen.

Artikel 6 Weigeringsgronden

1. Het dagelijks bestuur kan de subsidieverlening naast de in artikel 4:25 en 4:35 Awb genoemde gevallen geheel of gedeeltelijk weigeren, indien er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

a. de activiteiten van de aanvrager niet of niet voldoende gericht zullen zijn op het stadsdeel of haar ingezetenen of niet of nauwelijks aanwijsbaar ten goede zullen komen aan het stadsdeel of haar ingezetenen;

b. de te verlenen subsidie niet of in onvoldoende mate zal worden besteed aan de activiteiten waarvoor de subsidie is bedoeld;

c. de subsidie onvoldoende doeltreffend of doelmatig zalworden besteed;

d. de aanvrager doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, de openbare orde of een vigerend subsidiebeleid;

e. de activiteiten in onvoldoende mate passen binnen het beleid van het stadsdeel;

f. de aanvrager ook zonder subsidietoekenning over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

g. de financiële middelen, met inbegrip van de subsidie, onvoldoende zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren;

h. doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie oplevert wegens ras, nationaliteit, godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, leeftijd, geslacht, seksuele gerichtheid, burgerlijke staat of op welke grond dan ook; onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;

i. de activiteiten een partijpolitieke, godsdienstig of levensbeschouwelijk karakter hebben;

j. verwacht mag worden dat de met de subsidiëring beoogde doeleinden niet zullen worden bereikt;

k. het stadsdeel reeds op andere wijze is voorzien in het beoogde doel of de voorgenomen activiteit;

l. indien de organisatie van de aanvrager naar het oordeel van het dagelijks bestuur onvoldoende omvang of onvoldoende draagvlak bezit, dan wel het dagelijks bestuur van oordeel is dat de rechtsvorm van de organisatie niet geëigend is voor een doeltreffende realisatie van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd.

3. Het dagelijks bestuur kan een subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren dan wel intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, indien de officier van justitie gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid ingevolge artikel 26 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

4. Voordat toepassing wordt gegeven aan het derde lid, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.

Artikel 7 Staatssteun

Het dagelijks bestuur kan afwijken van de bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening, indien de subsidie valt onder de omschrijving van steunmaatregel in artikel 87, eerste lid van het EG-verdrag en voor het verstrekken van subsidie goedkeuring is vereist van de Europese Commissie, uitsluitend voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met het verkrijgen van goedkeuring van de Europese Commissie.

Artikel 8 Tussentijdse intrekking of wijziging subsidieverlening

1. Artikel 4:48 van de Awb is van toepassing op de intrekking of wijziging van de subsidieverlening.

2. Bij toepassing van artikel 4:48 van de Awb kan het dagelijks bestuur besluiten tot het wijzigen van de subsidieverlening ten nadele van de instelling door daarop een kortingspercentage toe te passen.

3. Het derde en vierde lid van artikel 6 is van overeenkomstige toepassing op de intrekking of wijziging van de subsidieverlening.

Artikel 9 Intrekking of wijziging subsidievaststelling

1. Artikel 4:49 van de Awb is van toepassing op de intrekking of wijziging van de subsidievaststelling.

2. Bij toepassing van artikel 4:49 van de Awb kan het dagelijks bestuur besluiten tot het wijzigen van de subsidieverlening ten nadele van de instelling door daarop een kortingspercentage toe te passen.

3. Het derde en vierde lid van artikel 6 is van overeenkomstige toepassing op de intrekking of wijziging van de subsidievaststelling.

Artikel 10 Voorschotten en verrekening

1. Overeenkomstig artikel 4:53 Awb kan het dagelijks bestuur het subsidiebedrag in gedeelten uitbetalen. Voorschot wordt verleend tot ten hoogste 95 % van het subsidiebedrag, tenzij uit de aard van de gesubsidieerde activiteiten of om andere het dagelijks bestuur moverende redenen volgt dat volledige uitbetaling noodzakelijk is.

2. In de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

3. Indien het stadsdeel huisvesting aan de subsidieontvanger verhuurt, kan de subsidie dan wel het daarop uit te betalen voorschot worden verminderd met de verschuldigde huur.

4. Op grond van artikel 4:57 Awb kan het dagelijks bestuur onverschuldigd betaalde subsidiebedragen verrekenen met een aan dezelfde subsidieontvanger voor dezelfde activiteiten verstrekte subsidies voor een ander tijdvak.

Hoofdstuk 2 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 11 Rechtspersoonlijkheid

1. Alleen subsidieaanvragers met volledige rechtspersoonlijkheid kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

2. In bijzondere gevallen kan het dagelijks bestuur, in afwijking van het gestelde in het eerste lid, een project- of waarderingssubsidie verlenen aan (een groep van) natuurlijke personen.

Artikel 12 Administratie en onderzoek

1. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat op eenvoudige wijze een overzicht kan worden verkregen van de besteding van de subsidie in relatie tot de activiteit.

2. De subsidieontvanger richt haar administratie zo in dat bovendien altijd een overzicht kan worden gekregen van de activiteiten, de schulden, de bezittingen, het eigen vermogen en de financiële resultaten van de subsidieontvanger.

3. Een subsidieontvanger werkt mee aan een door of namens het stadsdeel ingesteld onderzoek dat is gericht op het verkrijgen van inlichtingen ten behoeve van de ontwikkeling van beleid dan wel de controle op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van subsidies. Het dagelijks bestuur kan het onderzoek opdragen aan hiervoor aangewezen ambtenaren of andere personen als bedoeld in artikel 3 van deze verordening. De subsidieontvanger is verplicht deze ambtenaren of andere personen inzage te geven in haar boeken en andere zakelijke bescheiden en deze desgewenst te verstrekken en toegang te verlenen tot haar gebouwen voor zover de genoemde controle dat vereist.

Artikel 13 Beheer en verzekering

1. De subsidieontvanger beheert de tot zijn beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade.

2. De subsidieontvanger is verplicht:

a. zijn roerende en onroerende zaken behoorlijk te verzekeren en verzekerd te houden;

b. zijn wettelijke aansprakelijkheid ten opzichte van derden te dekken door afsluiting van een verzekering voor de onder zijn verantwoordelijkheid werkende vrijwilligers en in dienst zijnde personeel;

c. zich in voorkomende gevallen te verzekeren tegen andere risico’s, een en ander ter beoordeling van het dagelijks bestuur.

3. Het dagelijks bestuur kan ontheffing verlenen aan het in het tweede lid bepaalde, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

Artikel 14 Levering van goederen en diensten aan derden

1. Een subsidieontvanger die aan derden goederen ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die tenminste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.

2. Het dagelijks bestuur kan gevallen aanwijzen waarin deze bepaling niet geldt.

Artikel 15 Anti-discriminatie

1. De activiteiten van de subsidieontvanger zijn in geen enkel opzicht strijdig met de Grondwet en met in internationale verdragen algemeen erkende rechten van de mens.

2. Behoudens voorzover er sprake is van een op een specifieke doelgroep gerichte activiteit staan de gesubsidieerde activiteiten open voor alle groeperingen zonder onderscheid naar ras, nationaliteit, godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, leeftijd, geslacht, seksuele geaardheid, burgerlijke staat of op welke grond dan ook.

Artikel 16 Toegankelijkheid

Indien activiteiten uitgevoerd worden in een accommodatie dient deze zoveel mogelijk mede bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar te zijn voor lichamelijk gehandicapten.

Artikel 17 Verklaring omtrent het gedrag

1. Een subsidieontvanger draagt er zorg voor dat personeelsleden, vrijwilligers en anderen die uit hoofde van hun functie in contact komen met minderjarigen of wilsonbekwame personen aan hem een verklaring omtrent het gedrag overleggen. De inhoud van deze verklaring mag geen beletsel vormen voor het functioneren binnen het kader van de aanvraag.

2. De verklaring dient aan het bestuur van de rechtspersoon die als subsidieontvanger in een beschikking is aangemerkt te worden overgelegd voordat betrokkene zijn of haar werkzaamheden aanvangt.

3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing indien de verplichting tot het overleggen van een verklaring omtrent het gedrag reeds op basis van een ander wettelijk voorschrift bestaat.

4. Indien de subsidieaanvrager een natuurlijk persoon is kan het dagelijks bestuur bij de subsidieaanvraag om een verklaring omtrent het gedrag vragen.

Artikel 18 Ontbinding, fusie en beëindiging van activiteiten

1. De instelling stelt het dagelijks bestuur onmiddellijk op de hoogte van:

a. het voornemen tot ontbinding van de instelling;

b. het aangaan van een fusie of het op andere wijze aangaan van een vorm van samenwerking;

c. het geheel of gedeeltelijk staken van activiteiten;

d. een voorgenomen vervreemding of bestemmingswijziging van eigendommen.

2. Bij liquidatie, het aangaan van een fusie of een andere vorm van samenwerking of het geheel of gedeeltelijk staken van activiteiten, zijn de voorschriften omtrent rekening en verantwoording en die over de vaststelling van subsidie en verrekening van voorschotten van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 19 Toepasselijkheid van dit hoofdstuk

Dit hoofdstuk is van toepassing op de ontvangers van jaar- en projectsubsidies. Voor de ontvanger van een waarderingssubsidie is dit hoofdstuk of een bepaling eruit slechts van toepassing indien dit in de beschikking tot subsidieverlening is bepaald.

Artikel 20 Melding van relevante wijzigingen

1. De ontvanger van een subsidie stelt het dagelijks bestuur zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis van relevante wijzigingen in de financiële situatie dan wel in de financiële of organisatorische verhoudingen met derden.

2. Voorts stelt hij het dagelijks bestuur schriftelijk in kennis van:

a. een wijziging van de statuten;

b. een wijziging in de samenstelling van het bestuur;

c. een verandering van activiteiten of werkzaamheden van de instelling binnen vier weken nadat de desbetreffende wijziging zich heeft voorgedaan.

Artikel 21 Toestemming voor handelingen als bedoeld in artikel 4:71 Awb

1. De ontvanger van een subsidie die € 25.000 of meer bedraagt, behoeft toestemming van het dagelijks bestuur voor handelingen vermeld in artikel 4:71 Awb.

2. Op de beslissing van het dagelijks bestuur is artikel 4:71, tweede, derde en vierde lid Awb van toepassing.

3. Het dagelijks bestuur kan voorschriften stellen inzake de financiële vergoeding van bestuursleden van de subsidieontvanger.

Artikel 22 Tussenrapportage

1. Uiterlijk op 1 augustus van het subsidiejaar brengt de ontvanger van een subsidie die € 25.000 of meer bedraagt, verslag uit omtrent de voortgang van haar activiteiten in de eerste helft van het subsidiejaar en geeft een prognose van de realisering van de gemaakte afspraken voor de tweede helft van het subsidiejaar. Indien de voortgang van de uitvoering van de activiteiten c.q. de realisatie van de prestaties niet correspondeert met de planning, wordt door de subsidieontvanger aangegeven op welke wijze realisatie van het activiteitenplan alsnog zal worden bereikt. Het dagelijks bestuur geeft aan in welke vorm deze rapportage dient plaats te vinden.

2. De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet indien omtrent de wijze en tijdstip van rapporteren door het dagelijks bestuur andere verplichtingen zijn gesteld.

Artikel 23 Hoogte van contributie of bijdragen en andere doelgebonden verplichtingen

Het dagelijks bestuur kan de subsidieontvanger onder meer verplichtingen opleggen met  betrekking tot:

a. de hoogte van de contributie van de leden van de subsidieontvanger;

b. de hoogte van de tarieven of van de bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

c. de wijze en/of tijdstippen waarop informatie wordt verstrekt over de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 24 Niet-doelgebonden verplichtingen

Het dagelijks bestuur kan naast de verplichtingen genoemd in 4:37 Awb aan de subsidieontvanger ook verplichtingen opleggen met betrekking tot:

a. het instellen van een cliëntenraad;

b. het houden van een klanttevredenheidsonderzoek;

c. het medewerking verlenen aan het houden van voortgangsbesprekingen;

d. het houden van een evaluatieonderzoek ingeval van langdurige projecten en langdurige subsidierelaties;

e. het medewerking verlenen aan een indicatorenonderzoek;

f. het werken met vrijwilligers.

Artikel 25 Democratisering en emancipatoir personeelsbeleid

1. De inrichting en werkwijze van bestuur en eventuele andere organen van de subsidieontvanger voldoen aan democratische principes: het personeel en de vrijwilligers, alsmede degenen ten behoeve van wie activiteiten worden georganiseerd, zijn in de gelegenheid invloed uit te oefenen op het beleid ten aanzien van de activiteiten.

2. De subsidieontvanger past een klachtenregeling toe voor deelnemers aan de activiteiten.

3. Van de subsidieontvanger wordt verwacht dat deze in het personeelsbeleid bijzondere aandacht besteedt aan de kansen van vrouwen, leden van etnische minderheden en gehandicapten.

Artikel 26 Restitutie vermogensvorming

1. Ingeval van vermogensvorming door de subsidieontvanger, zoals bedoeld in artikel 4:41 Awb, alsmede als de subsidieontvanger fuseert, of een andere vorm van samenwerking aangaat, is het dagelijks bestuur bevoegd een vergoeding vast te stellen en deze aan de subsidieontvanger op te leggen.

2. Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten geheel of in overwegende mate ontleent aan de subsidie is hij de maximale vergoeding aan het stadsdeel verschuldigd.

3. Indien het tweede lid niet van toepassing is, wordt de hoogte van de vergoeding bepaald naar evenredigheid van de hoogte van het subsidiebedrag op het totaal van de inkomsten.

4. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

5. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

6. Bij het vervreemden van eigendommen, die met subsidie van het stadsdeel zijn verkregen of in stand gehouden, dient een eventueel voordelig verschil tussen boekwaarde en de op het moment van de vervreemding geldende marktwaarde ten gunste van het resultaat te worden gebracht.

Artikel 27 Liquidatiesaldo

1. Bij ontbinding van een subsidieontvanger behoeft de bestemming van een eventueel batig liquidatiesaldo vooraf goedkeuring van het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur houdt daarbij rekening met de herkomst en samenstelling van het liquidatiesaldo. Voor zover een batig liquidatiesaldo mede door het verstrekken van subsidie is gevormd, kan het dagelijks bestuur terugstorting van dit saldo in de stadsdeelkas verlangen tot het totale bedrag dat aan subsidie is verstrekt.

2. Het dagelijks bestuur neemt een besluit binnen acht weken na ontvangst van het voorstel van de subsidieontvanger voor de bestemming van een eventueel batig liquidatiesaldo.

3. Indien het dagelijks bestuur het voorstel van de subsidieontvanger afwijst, geeft het dagelijks bestuur tevens een aanwijzing met betrekking tot de gewenste bestemming.

4. Indien de subsidieontvanger binnen de door het dagelijks bestuur te bepalen termijn geen gevolg geeft aan de aanwijzing, kan het dagelijks bestuur bepalen dat het gehele of gedeeltelijke bedrag dient te worden terugbetaald aan het stadsdeel.

5. In de statuten van subsidieontvanger wordt rekening gehouden met het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 28 Voorzieningen

Het dagelijks bestuur kan de subsidieontvanger verplichten een voorziening te treffen voor toekomstige uitgaven ter waarborging van de continuïteit van de bedrijfsvoering.

Artikel 29 Batig saldo

1.  Indien uit de rekening en verantwoording dan wel uit het financiële verslag blijkt dat er een batig saldo resteert, kan het dagelijks bestuur dit saldo terugvorderen, voor zover dat is bepaald in de beschikking tot subsidieverlening.

2. Indien andere bestuursorganen voor dezelfde activiteiten subsidie hebben verleend, kan het dagelijks bestuur, nadat het overleg heeft gepleegd met hen, beslissen dat het batig saldo niet, dan wel slechts gedeeltelijk, wordt gerestitueerd.

3. Het dagelijks bestuur kan geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering van het batig saldo, indien een derde, niet-zijnde een bestuursorgaan, ten behoeve van dezelfde activiteiten een bijdrage heeft verstrekt.

4. Het terug te vorderen bedrag bedraagt niet meer dan de toegekende subsidie.

Hoofdstuk 4 Jaarsubsidies

Aanvraag en verlening

Artikel 30 Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 Awb

Afdeling 4.2.8 Awb is van toepassing op jaarsubsidies, voor zover daarvan niet in dit hoofdstuk wordt afgeweken.

Artikel 31 Subsidieaanvraag

1. De aanvraag van een jaarsubsidie wordt uiterlijk op 1 september in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd ingediend bij het dagelijks bestuur.

2. Bij de aanvraag dienen de volgende gegevens te worden overgelegd:

a. een activiteiten- of werkplan conform artikel 4:62 Awb, waarbij in het geval het subsidieniveau wordt gerelateerd aan een bepaald niveau van prestaties wordt vereist dat de betreffende activiteiten, prestaties en effecten in meetbare en toetsbare grootheden zijn uitgedrukt;

b. een begroting voor het realiseren van de activiteiten, waarin per activiteitensoort de baten en lasten zichtbaar zijn gemaakt, waarin eventuele andere subsidies expliciet vermeld zijn en waarbij met inbegrip van de gevraagde subsidie sprake is van een sluitende exploitatie. Deze begroting dient inzicht te geven in de doelmatigheid van de besteding;

c. indien de subsidieontvanger meerdere activiteiten uitvoert, dienen de in de begroting opgenomen baten en lasten te worden toegerekend aan alle activiteiten. De niet direct aan deze activiteiten toe te rekenen baten en lasten dienen op een transparante wijze te worden toegerekend;

d. de meest recente geaccordeerde jaarrekening;

e. de meest recente nog niet geaccordeerde jaarrekening, indien deze recenter is dan de in lid e van dit artikel genoemde jaarrekening;

f. een opgave van eventueel geldende tarieven en contributies;

g. een uittreksel uit het openbaar handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, niet ouder dan twee maanden;

h. een opgave van bij andere bestuursorganen of organisaties ingediende aanvragen voor subsidie of vergoeding ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvragen, dan wel een verklaring waaruit blijkt dat geen andere aanvragen om subsidie zijn aangevraagd.

4. Indien de aanvrager in het jaar voorafgaand aan dat van de subsidieaanvraag geen subsidie ontving overlegt de aanvrager tevens:

a. de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel de statuten zoals laatstelijk gewijzigd, en;

b. de laatst opgemaakte jaarrekening voorzien van een schriftelijke verklaring  van een accountant omtrent de getrouwheid, dan wel de balans en de staat van baten en lasten  met toelichting of, indien deze ontbreken, een verslag van de financiële positie op het moment van aanvraag;

c. een opgave van de aan aanvrager gelieerde rechtspersonen, de aard van deze betrekkingen en een beschrijving van de financiële positie van deze rechtspersonen, zoals deze bestaat op het moment waarop de aanvraag wordt ingediend.

5. Het dagelijks bestuur kan ten behoeve van de subsidieaanvraag aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

6. Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend kan het dagelijks bestuur besluiten deze buiten behandeling te laten analoog aan artikel 4:5 Awb.

7. Het dagelijks bestuur kan te zijner beoordeling van het in dit artikel gestelde afwijken. Tevens kunnen andere en/of aanvullende gegevens gevraagd worden teneinde de subsidieaanvraag te kunnen toetsen.

Artikel 32 Beslistermijn

1. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van alle benodigde stukken verstuurt het dagelijks bestuur de subsidieaanvrager een ontvangstbevestiging, waarin wordt bevestigd dat de aanvraag aan alle formele vereisten voldoet en in behandeling wordt genomen. In deze ontvangstbevestiging wordt vermeld wanneer uiterlijk op de aanvraag wordt beslist.

2. De beslissing tot subsidieverlening wordt gegeven binnen acht weken na vaststelling van de stadsdeelbegroting, doch uiterlijk 31 december van het jaar, voorafgaand aan het subsidiejaar.

3. Het dagelijks bestuur kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen; hiervan doet het dagelijks bestuur vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn schriftelijk mededeling aan de aanvrager.

4. Indien het dagelijks bestuur een tijdstip heeft bepaald waarop aanvragen uiterlijk moeten zijn ingediend, gaat de in het tweede lid vermelde termijn in op de dag na die waarop dit tijdstip is verstreken.

5. In de beslissing tot subsidieverlening kan bepaald worden dat na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, vaststelling van de subsidie plaatsvindt. In dat geval wordt bij de subsidieverlening tevens bepaald op welke wijze en naar welke maatstaven de vaststelling plaatsvindt.

Artikel 33 Beslissing tot subsidieverlening

1. In de beslissing tot subsidieverlening wordt aangegeven welk bedrag voor welke activiteiten worden verstrekt, voor welke periode, met welke verplichtingen.

2. Bij de subsidieverlening wordt tevens aangegeven op welke wijze de controle door het dagelijks bestuur in ieder geval zal worden uitgeoefend.

3. In de beslissing tot subsidieverlening kan bepaald worden dat na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, vaststelling van de subsidie plaatsvindt. In dat geval wordt bij de subsidieverlening tevens bepaald op welke wijze en naar welke maatstaven de vaststelling plaatsvindt.

4. In een beslissing tot verlening van een subsidie kan de voorwaarde worden opgenomen dat de subsidieontvanger verplicht is medewerking te verlenen aan de totstandkoming van een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 Awb.

5. In de beslissing tot subsidieverlening wordt aangegeven op welke wijze tot uitbetaling van de subsidie zal worden overgegaan.

6. Het dagelijks bestuur kan in de beslissing tot subsidieverlening bepalen dat tot uitbetaling van een subsidie pas wordt overgegaan dan nadat de subsidieontvanger schriftelijk verklaard heeft met de gestelde verplichting in te stemmen.

Artikel 34 Prestatie-eenheden

1. In het geval het subsidieniveau wordt gerelateerd aan een bepaald niveau van prestaties wordt de hoogte van de subsidie bepaald door het product van het aantal prestatie-eenheden en het subsidiebedrag per prestatie-eenheid.

2. In de beslissing tot subsidieverlening bepaalt het dagelijks bestuur in dat geval welke prestatie-eenheden voor subsidiëring in aanmerking komen, de definitie van die prestatie-eenheden en het bedrag van de subsidie per prestatie-eenheid.

Aanvraag en vaststelling

Artikel 35 Aanvraag tot vaststelling

1. De ontvanger van een jaarsubsidie dient voor 1 april na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, dan wel binnen drie maanden na het einde van de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is gesteld.

2. Het dagelijks bestuur kan op een daartoe strekkend gemotiveerd verzoek deze termijn verlengen.

3. Het dagelijks bestuur kan bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 Awb, eerste lid de vaststelling van de subsidie anders regelen.

Artikel 36 Bij de aanvraag te overleggen gegevens

1. De aanvraag tot subsidievaststelling bevat conform artikel 4:75 Awb in ieder geval de volgende gegevens:

a. een door het bestuur gewaarmerkt inhoudelijk verslag conform artikel 4:80 Awb aangaande de gesubsidieerde activiteiten waarin in ieder geval de volgende onderdelen worden beschreven:

- de aard en omvang van de activiteiten;

- vergelijking van de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen;

- een toelichting op de eventuele verschillen.

b. een door het bestuur gewaarmerkt financieel verslag dat de balans en de exploitatierekening met een toelichting conform artikel 4:76 tweede, derde, vierde en vijfde lid Awb, omvat en waarbij dezelfde indeling wordt gehanteerd als in de begroting. Het financiële verslag is zodanig opgezet dat het aansluit bij het activiteitenverslag.

2. Indien een jaarsubsidie is verleend van € 40.000 of meer, legt de subsidieontvanger naast de onder a en b van het eerst lid genoemde gegevens tevens een verklaring van een accountant over (4:78 lid 3 Awb). Het onderzoek en de getrouwheids- verklaring van de accountant ingevolge dit lid, strekt zich ook uit tot de verantwoording van de activiteiten en de prestaties zoals weergegeven in het activiteitenverslag en overige aan de subsidie verbonden verplichtingen.

3. Indien een jaarsubsidie is verleend van € 40.000 of meer dient het financieel verslag tevens vergezeld te gaan van een verklaring van een accountant omtrent de rechtmatigheid van de besteding.

4. Het dagelijks bestuur kan ontheffing verlenen van een of meer onderdelen van het eerste, tweede of derde lid indien naleving daarvan redelijkerwijs niet verlangd kan worden of indien daarmee geen aantoonbaar belang is gediend.

5. Desgewenst kan de subsidieontvanger een voorlopig financieel verslag en activiteitenverslag uitbrengen voor 1 april van het jaar volgend op het subsidiejaar. Indien gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid dient de instelling het definitieve financiële verslag en activiteitenverslag uiterlijk uit te brengen op 1 juli van het jaar volgend op het subsidiejaar.

Artikel 37 Eis financieel verslag conform artikel 4:77 Awb

Artikel 4:76 van de Awb is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de ontvanger van een jaarsubsidie die zijn inkomsten voor meer dan de helft ontleent aan de subsidie.

Artikel 38 Hersteltermijn aanvraag subsidievaststelling

Indien de aanvraag niet voldoet aan de vereisten zoals die gesteld zijn in deze verordening bepaalt het dagelijks bestuur binnen welke termijn de gegevens aangevuld moeten worden.

Artikel 39 Beslistermijn

1. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van alle benodigde stukken verstuurt het dagelijks bestuur de subsidieaanvrager een ontvangstbevestiging, waarin wordt bevestigd dat de aanvraag aan alle formele vereisten voldoet en in behandeling wordt genomen. In deze ontvangstbevestiging wordt vermeld wanneer uiterlijk op de aanvraag wordt beslist.

2. Het dagelijks bestuur beslist op een aanvraag tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst daarvan.

3. Het dagelijks bestuur kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen; hiervan doet het vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn schriftelijk mededeling aan de aanvrager.

Artikel 40 Beslissing tot vaststelling

1. De beslissing tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag.

2. De subsidie kan, in de in artikel 4:47 Awb genoemde gevallen, geheel of gedeeltelijk ambtshalve worden vastgesteld.

3. De subsidie kan, naast de in artikel 4:46, lid 2 en 3 Awb genoemde gevallen, lager worden vastgesteld indien:

a. blijkt dat de subsidie niet of niet geheel aan de activiteiten is besteed waarvoor deze is verleend;

b. de subsidieontvanger niet of niet voldoende overeenkomstig de doelstellingen werkzaam is geweest;

c. de subsidieontvanger kennelijk financieel wanbeleid heeft gevoerd.

4. In het geval het subsidieniveau wordt gerelateerd aan een bepaald niveau van prestaties en de subsidieontvanger meer prestatie-eenheden realiseert dan in de beslissing tot subsidieverlening opgenomen, dient zij de kosten daarvan uit eigen middelen te dekken.

5. In het geval het subsidieniveau wordt gerelateerd aan een bepaald niveau van prestaties en de subsidieontvanger minder prestatie-eenheden realiseert dan in de beslissing tot subsidieverlening opgenomen of de kwaliteit van de gerealiseerde activiteiten niet voldoet aan de in de beschikking opgenomen kwaliteitseisen, kan bij de vaststelling van de subsidie uitgegaan worden van het niveau dat overeenkomt met het lagere prestatieniveau.

6. In het geval het subsidieniveau wordt gerelateerd aan een bepaald niveau van prestaties en de subsidieontvanger de prestatie eenheden zoals opgenomen in de beslissing tot subsidieverlening realiseert tegen een hoger bedrag dan is verleend, dient de subsidieontvanger de extra kosten uit eigen middelen te dekken.

Artikel 41 Egalisatiereserve         

1. Het dagelijks bestuur kan de subsidieontvanger verplichten een egalisatiereserve te vormen.

2. Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

3. De egalisatiereserve bedraagt niet meer dan 15% van de subsidie, met dien verstande dat wanneer subsidie voor een aantal boekjaren is verleend, voor de berekening van de reserve het gemiddelde van de gedurende die boekjaren verleende subsidie wordt genomen.

4. Het dagelijks bestuur kan over een te vormen egalisatiereserve nadere richtlijnen vaststellen.

5. De subsidieontvanger is ter zake van de egalisatiereserve tegenover het stadsdeel vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin het subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen, indien:

a. de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

b. de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidierelatie wordt beëindigd;

c. de rechtspersoon, die de subsidie ontving, wordt ontbonden.

6. De vergoeding als bedoeld in het vijfde lid wordt overeenkomstig artikel 4:41, derde lid Awb, vastgesteld.

Artikel 42 Bestemmingsreserve

1. Het dagelijks bestuur kan de subsidieontvanger verplichten bestemmingsreserves te vormen.

2. De bestemmingsreserves worden opgenomen in de begroting, de jaarrekening en de balans van de subsidieontvanger.

3. De vorming en voeding van bestemmingsreserves met subsidie van het stadsdeel op initiatief van de subsidieontvanger behoeft de goedkeuring van het dagelijks bestuur. Lid 2 is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5 Projectsubsidies

Aanvraag en verlenin

Artikel 43 Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 Awb

Afdeling 4.2.8 Awb is van toepassing op projectsubsidies, voor zover daarvan niet in dit hoofdstuk wordt afgeweken.

Artikel 44 Subsidieaanvraag

1. De aanvraag van een projectsubsidie wordt uiterlijk op 1 september voorafgaand aan het subsidiejaar ingediend bij het dagelijks bestuur.

2. Indien de in het eerste lid genoemde datum door de aard van het project niet gehaald kan worden, wordt de aanvraag van een projectsubsidie tenminste drie maanden voor aanvang van het te subsidiëren project ingediend.

3. Bij de aanvraag dienen de volgende gegevens te worden overgelegd:

a. een activiteiten- of werkplan conform 4:62 Awb;

b. een begroting voor het realiseren van de activiteiten, waarin per activiteitensoort de baten en lasten zichtbaar zijn gemaakt, waarin eventuele andere subsidies expliciet vermeld zijn en waarbij met inbegrip van de gevraagde subsidie sprake is van een sluitende exploitatie. Deze begroting dient inzicht te geven in de doelmatigheid van de besteding;

c. de meest recente geaccordeerde jaarrekening;

d. de meest recente nog niet geaccordeerde jaarrekening, indien deze recenter is dan de in lid c van dit artikel genoemde jaarrekening;

e. een opgave van eventueel geldende tarieven en contributies;

f. een uittreksel uit het openbaar handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, niet ouder dan twee maanden;

g. een opgave van bij andere bestuursorganen of organisaties ingediende aanvragen voor subsidie of vergoeding ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvragen, dan wel een verklaring waaruit blijkt dat geen andere aanvragen om subsidie zijn aangevraagd.

4. Indien de aanvrager in het jaar voorafgaand aan dat van de subsidieaanvraag geen subsidie ontving overlegt de aanvrager tevens:

a. de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel de statuten zoals laatstelijk gewijzigd, en;

b. de laatst opgemaakte jaarrekening voorzien van een schriftelijke verklaring van een accountant omtrent de getrouwheid, dan wel de balans en de staat van baten en lasten met toelichting of, indien deze ontbreken, een verslag van de financiële positie op het moment van aanvraag;

c. een opgave van de aan aanvrager gelieerde rechtspersonen, de aard van deze betrekkingen en een beschrijving van de financiële positie van deze rechtspersonen, zoals deze bestaat op het moment waarop de aanvraag wordt ingediend.

5. Het dagelijks bestuur kan ten behoeve van de subsidieaanvraag aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

6. Indien de aanvrager een natuurlijk persoon is, is het derde lid onder f en g en het vierde lid in zijn geheel niet van toepassing.

7. Het vierde lid onder a is niet van toepassing, indien in het voorafgaande jaar eveneens een aanvraag is ingediend en in de juridische en feitelijke situatie sindsdien geen verandering is opgetreden.

8. Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend kan het dagelijks bestuur besluiten deze buiten behandeling te laten analoog aan artikel 4:5 Awb.

9. Het dagelijks bestuur kan te zijner beoordeling van het in dit artikel gestelde afwijken. Tevens kunnen andere en/of aanvullende gegevens gevraagd worden teneinde de subsidieaanvraag te kunnen toetsen.

Artikel 45 Beslistermijn

1. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van alle benodigde stukken verstuurt het dagelijks bestuur de subsidieaanvrager een ontvangstbevestiging, waarin wordt bevestigd dat de aanvraag aan alle formele vereisten voldoet en in behandeling wordt genomen. In deze ontvangstbevestiging wordt vermeld wanneer uiterlijk op de aanvraag wordt beslist.

2. De beslissing tot subsidieverlening wordt gegeven uiterlijk acht weken na vaststelling van de stadsdeelbegroting, doch uiterlijk 31 december van het jaar, voorafgaand aan het subsidiejaar.

3. Indien artikel 44, tweede lid van toepassing is, beslist het dagelijks bestuur binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag over de verlening of weigering van de projectsubsidie.

4. Het dagelijks bestuur kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen. Het dagelijks bestuur doet hiervan vóór afloop van de in het eerste of tweede lid genoemde termijn schriftelijk mededeling aan de aanvrager.

Artikel 46 Beslissing tot subsidieverlening

1. In de beslissing tot subsidieverlening wordt aangegeven welk bedrag voor welke activiteit wordt verstrekt, voor welke periode en met welke verplichtingen.

2. Bij de beslissing tot subsidieverlening wordt tevens aangegeven op welke wijze de controle door het dagelijks bestuur in ieder geval zal worden uitgeoefend.

3. In de beslissing tot subsidieverlening kan bepaald worden dat na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, vaststelling van de subsidie plaatsvindt. In dat geval wordt bij de subsidieverlening tevens bepaald op welke wijze en naar welke maatstaven de vaststelling plaatsvindt.

4. In een beslissing tot verlening van een subsidie kan de voorwaarde worden opgenomen dat de subsidieontvanger verplicht is medewerking te verlenen aan de totstandkoming van een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 Awb.

5. In de beslissing tot subsidieverlening wordt aangegeven op welke wijze tot uitbetaling van de subsidie zal worden overgegaan.

6. Het dagelijks bestuur kan in de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat tot uitbetaling van een subsidie pas wordt overgegaan dan nadat de subsidieontvanger schriftelijk verklaard heeft met de gestelde verplichting in te stemmen.

Aanvraag en vaststelling

Artikel 47 Aanvraag tot vaststelling

1. De ontvanger van een projectsubsidie dient voor 1 april na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, dan wel binnen drie maanden na het einde van de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is gesteld.

2. Het dagelijks bestuur kan op een daartoe strekkend gemotiveerd verzoek deze termijn verlengen.

3. Het dagelijks bestuur kan bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 Awb, eerste lid de vaststelling van de subsidie anders regelen.

Artikel 48 Bij de aanvraag te overleggen gegevens

1. Conform artikel 4:45 Awb dient de aanvrager bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan te tonen dat de activiteiten plaats hebben gevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Voorts dient de aanvrager rekening en verantwoording af te leggen omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

2. Indien een projectsubsidie is verleend van € 40.000 of meer, bevat de aanvraag tot subsidievaststelling conform artikel 4:75 Awb in ieder geval de volgende gegevens:

a. een door het bestuur gewaarmerkt inhoudelijk verslag conform artikel 4:80 Awb aangaande de gesubsidieerde activiteiten waarin in ieder geval de volgende onderdelen worden beschreven:

- de aard en omvang van de activiteiten;

- vergelijking van de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen;

- een toelichting op de eventuele verschillen.

b. een door het bestuur gewaarmerkt financieel verslag dat de balans en de exploitatierekening met een toelichting conform artikel 4:76 tweede, derde, vierde en vijfde lid Awb, omvat en waarbij dezelfde indeling wordt gehanteerd als in de begroting. Het financiële verslag is zodanig opgezet dat het aansluit bij het activiteitenverslag.

3. Indien een projectsubsidie is verleend van € 40.000 of meer, legt de subsidieontvanger  tevens een verklaring van een accountant over (4:78 lid 3 Awb). Het onderzoek en de getrouwheidsverklaring van de accountant ingevolge dit lid, strekt zich ook uit tot de verantwoording van de activiteiten en de prestaties zoals weergegeven in het activiteitenverslag en overige aan de subsidie verbonden verplichtingen.

4. Indien een projectsubsidie is verleend van € 40.000 of meer dient het financieel verslag tevens vergezeld te gaan van een verklaring van de accountant uit het tweede lid omtrent de rechtmatigheid van de besteding.

5. Het dagelijks bestuur kan ontheffing verlenen van een of meer onderdelen van het eerste, tweede, derde of vierde lid indien naleving daarvan redelijkerwijs niet verlangd kan worden of indien daarmee geen aantoonbaar belang is gediend.

6.Desgewenst kan de subsidieontvanger een voorlopig financieel verslag en activiteitenverslag uitbrengen voor 1 april van het jaar volgend op het subsidiejaar. Indien gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid dient de instelling het definitieve financiële verslag en activiteitenverslag uiterlijk uit te brengen op 1 juli van het jaar volgend op het subsidiejaar.

Artikel 49 Hersteltermijn aanvraag subsidievaststelling

Indien de aanvraag niet voldoet aan de vereisten zoals die gesteld zijn in deze verordening bepaalt het dagelijks bestuur binnen welke termijn de gegevens aangevuld moeten worden.

Artikel 50 Beslistermijn

1. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van alle benodigde stukken verstuurt het dagelijks bestuur de subsidieaanvrager een ontvangstbevestiging, waarin wordt bevestigd dat de aanvraag aan alle formele vereisten voldoet en in behandeling wordt genomen. In deze ontvangstbevestiging wordt vermeld wanneer uiterlijk op de aanvraag wordt beslist.

2. Het dagelijks bestuur beslist op een aanvraag tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst daarvan.

3. Het dagelijks bestuur kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen; hiervan doet het vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn schriftelijk mededeling aan de aanvrager.

Artikel 51 Beslissing tot subsidievaststelling

1. De beslissing tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag.

2. De subsidie kan, in de in artikel 4:47 Awb genoemde gevallen, geheel of gedeeltelijk ambtshalve worden vastgesteld.

3. De subsidie kan, naast de in artikel 4:46, lid 2 en 3 Awb genoemde gevallen, lager worden vastgesteld indien:

a. blijkt dat de subsidie niet of niet geheel aan de activiteiten is besteed waarvoor deze is verleend;

b. de subsidieontvanger niet of niet voldoende overeenkomstig de doelstellingen werkzaam is geweest;

c. de subsidieontvanger kennelijk financieel wanbeleid heeft gevoerd.

Hoofdstuk 6 Waarderingssubsidies

Artikel 52 Subsidieaanvraag

1. Een aanvraag voor een waarderingssubsidie wordt uiterlijk drie maanden vóór aanvang van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, ingediend. Het maximale bedrag waarvoor het dagelijks bestuur een waarderingssubsidie kan verlenen is € 5.000.

2. Bij een aanvraag van een waarderingssubsidie worden in ieder geval de volgende stukken overgelegd:

a. een zo gedetailleerd mogelijke beschrijving van de te verrichten activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, met vermelding van de met de activiteiten nagestreefde doelstellingen, waarbij voorts het belang wordt aangegeven van de activiteiten voor het stadsdeel of haar ingezetenen;

b. een begroting voor het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bestaande uit een overzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven, voorzover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Het dagelijks bestuur kan verzoeken om een nadere toelichting van de begrotingsposten, om hierdoor meer inzicht te krijgen in de opbouw van de kosten en de doelmatigheid van de besteding;

c. een opgave van bij andere bestuursorganen of organisaties ingediende aanvragen voor subsidie voor dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvragen.

4. Aanvragen voor activiteiten die in het jaar vooraf nog niet gesubsidieerd werden door het dagelijks bestuur gaan vergezeld van een motivatie betreffende het belang van de activiteiten voor het stadsdeel en haar ingezetenen alsmede de relevantie voor het beleid en programmadoelen van het stadsdeel.

5. Het dagelijks bestuur kan te zijner beoordeling van het in dit artikel gestelde afwijken. Tevens kunnen andere en/of aanvullende gegevens gevraagd worden teneinde de subsidieaanvraag te kunnen toetsen.

Artikel 53 Beslistermijn

1. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van alle benodigde stukken verstuurt het dagelijks bestuur de subsidieaanvrager een ontvangstbevestiging, waarin wordt bevestigd dat de aanvraag aan alle formele vereisten voldoet en in behandeling wordt genomen. In deze ontvangstbevestiging wordt vermeld wanneer uiterlijk op de aanvraag wordt beslist.

2. Op een aanvraag van een waarderingssubsidie beslist het dagelijks bestuur binnen acht weken na ontvangst daarvan.

3. Het dagelijks bestuur kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen; hiervan doet het vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn schriftelijk mededeling aan de aanvrager.

Artikel 54 Verplichting tot verantwoording

Het dagelijks bestuur kan in de beslissing tot subsidieverlening bepalen dat de ontvanger binnen drie maanden na afloop van de activiteiten een activiteitenverslag alsmede een financieel verslag moet indienen.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 55 Ontheffing

1. Het dagelijks bestuur kan in individuele gevallen van een of meer verplichtingen van deze verordening ontheffing verlenen.

2. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, kan het dagelijks bestuur een voorlopige voorziening treffen.

Artikel 56 Inwerkingtreding en overgangsbepaling

1. Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2010.

2. Met ingang van 1 juni 2010 worden de Algemene Subsidieverordening stadsdeel Oost-Watergraafsmeer 2009 en de Subsidieverordening Welzijn Stadsdeel Zeeburg 2005 ingetrokken, met dien verstande dat deze van toepassing blijven voor de vaststelling van subsidies die op grond van de in dit lid genoemde verordeningen zijn verstrekt en voor de beoordeling van aanvragen die voor 1 juni 2010 zijn ingediend en die betrekking hebben op het jaar 2010 of eerder. Voor de beoordeling van aanvragen ingediend voor 1 juni 2010, welke betrekking hebben op het jaar 2011 en verder, is de Algemene Subsidieverordening Stadsdeel Oost van toepassing. 

Artikel 57 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening Stadsdeel Oost (ASSO).

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 mei 2010.

(...), griffier     (...), raadsvoorzitter

I Algemene toelichting

Algemene wet bestuursrecht

Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de basis voor de subsidieverlening. Zonder gedegen kennis van deze subsidietitel is een deugdelijke en verantwoorde subsidietoekenning of -weigering niet goed mogelijk.

Onder subsidie wordt in de wet verstaan (art. 4:21 lid 1): ‘de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten’.

In de Awb is voorgeschreven dat een subsidieverlening dient te berusten op een wettelijk voorschrift (zoals een verordening). Diverse zaken zijn in de Awb afdoende geregeld. Sommige onderwerpen zijn niet geregeld in de Awb, zoals de aanvraag van een subsidie, met uitzondering van de per boekjaar verstrekte subsidies; voor alle subsidievormen gelden uiteraard wel de bepalingen rond de aanvraag tot het geven van een beschikking (afdeling 4.1.1 Awb). De Awb geeft geen specifieke met de aard van de subsidie samenhangende gronden om een subsidie te weigeren. Daarom is aanvulling bij gemeentelijke regeling mogelijk en vaak ook noodzakelijk. De Awb geeft de mogelijkheid om van diverse bepalingen af te wijken, hetzij bij wettelijk voorschrift hetzij bij de subsidieverlening. Hierin voorziet de onderhavige verordening. De Algemene Subsidieverordening Stadsdeel Oost is de algemene grondslag voor subsidieverlening in stadsdeel Oost. De verordening beschrijft in algemene zin voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. De verordening maakt een onderscheid tussen drie soorten subsidies en geeft per soort subsidie aan welke regels gelden voor de verschillende fases van de toekenning (aanvraag, verlening, weigering, verplichtingen, vaststelling en uitbetaling).

Indien de deelraad een specifieke regeling (deelverordening) in het leven wil roepen voor groepen van subsidies, dan kan dat op basis van art. 2, lid 1. In de specifieke verordening worden inhoudelijke criteria opgenomen teneinde een zorgvuldige afweging te kunnen maken waarom een subsidieverzoek al dan niet wordt gehonoreerd of afgewezen. Hierin kunnen ook bepalingen staan die afwijken van de Algemene Subsidieverordening Stadsdeel Oost. Er kan echter ook gewerkt worden met beleidsregels, waarin het dagelijks bestuur de (inhoudelijke) criteria vaststelt voor de subsidieverlening (art. 4:81 Awb). Het juridische kader voor de subsidieverlening blijft dan de Algemene Subsidieverordening Stadsdeel Oost.

II Artikelgewijze toelichting

In dit deel wordt de Algemene Subsidieverordening Stadsdeel Oost waar nodig per artikel nader toegelicht. De toelichting beoogt een aanvulling te zijn op de tekst van de subsidieverordening en de algemene toelichting.

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 sub a t/m e spreken voor zich.

f. Jaarsubsidie

Subsidies die van jaar op jaar of voor een bepaalde planperiode wordt verleend. Ze kunnen worden gekenmerkt door een duidelijke inhoudelijke sturing vanwege het stadsdeel op de prestaties en resultaten die met activiteiten moeten worden bereikt. Dit wordt ook wel outputfinanciering genoemd. Zij kunnen worden verleend en later vastgesteld op basis van de behaalde prestaties. Onder deze definitie vallen ook subsidies die jaarlijks worden ingediend uitsluitend op basis van een activiteitenplan met begroting. Meestal worden ze toegepast bij grote instellingen.

Instellingen die volgens deze systematiek worden gesubsidieerd krijgen in zekere zin een grotere vrijheid. Het stadsdeel bemoeit zich in beginsel niet meer met de bedrijfsvoering, zij het dat er wel eisen worden gesteld met betrekking tot zaken als democratisch gehalte en het voeren van een emancipatoir personeelsbeleid.

Tegenover deze geringere inmenging in interne aangelegenheden van de instellingen staat dat het stadsdeel zich meer richt op de beoordeling van de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten daarvan.

g. Projectsubsidie

Incidentele subsidies die voor allerlei activiteiten kunnen worden verleend. Bij voorbeeld voor bepaalde onderzoeken, (tijdelijke) opvang van bepaalde groepen, het realiseren van projecten op het gebied van de sociale veiligheid. Deze subsidie kan ook verstrekt worden ter dekking van investeringen en heeft dan louter betrekking op het subsidiëren van investeringen in gebouwen, terreinen en/of inrichtingen (en dus niet activiteiten).

Bij projectsubsidies vindt niet zozeer sturing plaats op basis van de output, maar op basis van de input: de instandhouding van een activiteit (of instelling) wordt gesubsidieerd door vooraf de subsidiabele kosten te bepalen en achteraf af te rekenen op basis van het exploitatieresultaat. Bij de projectsubsidie vindt achteraf vaststelling plaats van de subsidie op basis van toegestane subsidiabele kosten.

h. Waarderingssubsidie

Eveneens incidentele subsidies waaraan echter minder voorwaarden of verplichtingen zijn verbonden; veelal gaat aan deze subsidie geen verleningsprocedure vooraf. Van een waarderingssubsidie is sprake indien het stadsdeel niet inhoudelijk wil sturen, noch wil 'afrekenen' op het exploitatieresultaat. Het betreft meestal kleine subsidies voor activiteiten die men graag in stand wil houden.

j. Subsidieplafond:

Indien geen subsidieplafond wordt ingesteld, zal iedere aanvraag om subsidie moeten worden ingewilligd. Volgens de Awb kan een subsidieplafond alleen bij of krachtens wettelijk voorschrift worden ingesteld. Deze verordening doet dat door te bepalen dat in de begroting opgenomen posten die bestemd zijn voor de financiering van door derden te ondernemen activiteiten, als plafond gelden. Bij overschrijding van het plafond moet de aanvraag op grond van artikel 4:35 van de Awb worden geweigerd. Ook indien op de begroting in het geheel geen geld is gereserveerd voor een bepaalde activiteit, is het dagelijks bestuur verplicht de aanvraag te weigeren. Bij de begroting behoort een bijlage waarin per beleidsterrein of begrotingshoofdstuk bedragen zijn opgenomen die zijn bestemd ten behoeve van de subsidiering van de daar vermelde instellingen. Ingeval de instellingen niet zijn vermeld, maar wel de activiteit die kan worden gesubsidieerd, geldt het bedrag als subsidieplafond. Er komen echter ook stelposten in de begroting voor die ten dele voor subsidie kunnen worden aangewend. In dat geval kan zo een bedrag niet als plafond worden aangemerkt. Dat is wel van groot belang. Immers een subsidieplafond geeft het maximale bedrag aan dat voor de subsidiering van een bepaalde activiteit kan worden besteed; zonder een dergelijk plafond is er sprake van een openeindregeling met mogelijk negatieve gevolgen voor de financiën van

het stadsdeel. Daarom is in het tweede lid bepaald dat het dagelijks bestuur de bevoegdheid heeft een subsidieplafond voor te subsidiëren activiteiten vast te stellen. Dit geldt ook indien in een lopend begrotingsjaar tot extra activiteiten wordt besloten. Artikel 4:25 van de Awb biedt de basis voor de toekenning van deze bevoegdheid aan het dagelijks bestuur. Wil een subsidieplafond het daaraan in de Awb toegekende gevolg hebben, dan dient dat tevoren – dat wil zeggen vóór het tijdvak waarvoor de subsidie is bestemd – bekend te worden gemaakt. Subsidieplafonds voor enig jaar dienen derhalve uiterlijk in december van het jaar daaraan voorafgaand bekend te worden gemaakt. Bij die bekendmaking behoort tevens, zoals de Awb bepaalt, de wijze van verdeling van de subsidies te worden aangegeven. Meestal zullen aanvragen in volgorde van binnenkomst worden behandeld (dus zolang het plafond niet is bereikt). Echter ook een andere wijze van verdeling is mogelijk; bijvoorbeeld inhoudelijke criteria op grond waarvan slechts één of enkele aanvragen zullen worden gehonoreerd. Dit wil overigens niet zeggen dat aanvragen waarvoor slechts het tijdstip van indiening relevant is niet worden getoetst op grond van criteria die de verordening kent. De criteria van de Algemene Subsidieverordening Stadsdeel Oost zijn echter vooral formeel van aard. Bekendmaking van de subsidieplafonds kan plaats vinden door alle bedragen die voor een reeks van door derden te ondernemen en ten behoeve van die derden te subsidiëren activiteiten zijn bestemd, te publiceren. Met publicatie is aan de wettelijke verplichting van bekendmaking voldaan. Indien bekendmaking achterwege blijft, kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van voldoende financiële middelen. Dit geldt niet, indien in de begroting de instelling waarvoor een subsidie is bestemd, met naam is genoemd.

k. Subsidieverlening:

Een subsidie wordt verleend voor een bepaalde activiteit. De aanvrager krijgt hierdoor aanspraak op de financiële middelen, indien hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteiten verricht en zich overigens houdt aan de andere verplichtingen. Het bestuursorgaan kan dan in beginsel niet meer op de subsidieverlening terugkomen. De grootte van het bedrag kan van nog onzekere factoren afhangen (bijv. het aantal verrichte activiteiten). Afdeling 4.2.3 Awb is helemaal aan de subsidieverlening gewijd. Wij wijzen er op dat louter het feit dat een subsidiebedrag voor een bepaalde instelling in de begroting kan staan nog geen recht op subsidiëring geeft. Daartoe is ook een beschikking tot subsidieverlening noodzakelijk.

l. Subsidievaststelling:

Er wordt definitief beslist dat de subsidieaanvrager een subsidie krijgt en de hoogte van het bedrag wordt bepaald (men noemt het daarom ook wel: de subsidie 'afrekenen'). De activiteiten zijn dan verricht. Wanneer het een jaarsubsidie betreft waarbij het subsidieniveau wordt gerelateerd aan een bepaald niveau van prestaties dan is er sprake van een vaststelling op basis van de gerealiseerde prestaties, bij een projectsubsidie op basis van het behaalde resultaat.

Voorafgaand aan de vaststelling dient de subsidieontvanger een aanvraag daartoe in te dienen, waarbij gegevens overgelegd worden over de verrichte activiteiten en dergelijke. Volgens art. 4:47 Awb kan de vaststelling echter ook ambtshalve geschieden, bijvoorbeeld wanneer aan de vaststelling een termijn is gesteld. De vaststelling verplicht het bestuursorgaan om tot betaling over te gaan. In afdeling 4.2.5 Awb zijn de regels voor subsidievaststelling neergelegd. Hier staan ook de gronden om een subsidie eventueel lager vast te stellen dan bij de subsidieverlening is bepaald.

Artikel 2 Toepasselijkheid verordening en bevoegdheid

In het eerste lid van dit artikel is sprake van subsidieverlening door bestuursorganen van het stadsdeel Oost. Deze formulering is vanwege het gegeven dat ook aan anderen dan het dagelijks bestuur de bevoegdheid tot het verlenen van een subsidie is gegeven. Dit betekent dat niet alleen het dagelijks bestuur maar ook commissies die subsidie zouden verlenen en ambtenaren die op basis van een mandaat bevoegdheden uitoefenen de verordening dienen toe te passen.

De verordening is niet van toepassing indien subsidies rechtstreeks worden verleend op basis van een voorschrift van een hogere wetgever. De verordening is wel van toepassing indien die hogere wetgever via wettelijk voorschrift bepaalt dat het stadsdeel een regeling dient vast te stellen voor het verlenen van bepaalde subsidies.

Deze verordening heeft het oog op de verstrekking van alle stadsdeelsubsidies. Uitgangspunt is dat de deelraad gelet op haar budgetrecht het (financiële) beleidskader stelt en dat de uitvoering binnen deze kaders een zaak is voor het dagelijks bestuur. Dit is overeenkomstig de lijn van het dualisme.

Het tweede lid van dit artikel is nodig om het dagelijks bestuur als uitvoerder van de verordening te laten optreden. Het gaat hier om een autonome bevoegdheid die in beginsel aan de deelraad toekomt. Door middel van het budgetrecht (artikel 5) bepaalt de deelraad de financiële kaders en de maxima die voor bepaalde activiteiten kunnen worden besteed (het subsidieplafond). Voor de wijze waarop het dagelijks bestuur aan deze verordening uitvoering geeft, is het aan de deelraad verantwoording verschuldigd. Daarnaast dient het dagelijks bestuur op grond van de Awb ten minste eenmaal per vijf jaar de werking van een subsidieregeling te evalueren.

Artikel 3 Toezicht en controle

Artikel 4:59, eerste lid, Awb bepaalt dat het bevoegde bestuursorgaan één of meer toezichthouders kan aanwijzen die belast zijn met het toezicht en de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen.

Als deze aanwijzing achterwege blijft en als deze facultatieve wetsbepaling niet wordt toegepast, dan is voor toezicht geen titel aanwezig. Daarom verklaart de verordening hier het dagelijks bestuur bevoegd om toezichthouders aan te wijzen.

De artikelen 5:12 tot en met 5:17 van de Awb zijn vervolgens van toepassing. Dit houdt in dat een aangewezen toezichthouder inzage kan vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden en dat hij kopieën kan maken.

Artikel 4 Begrotingsvoorbehoud

Het begrotingsvoorbehoud is bedoeld voor situaties waarbij de beschikking tot subsidieverlening uitgaat, voordat de deelraad de begroting heeft goedgekeurd. Het voorbehoud dient ook in de beschikking tot subsidieverlening te worden opgenomen uit oogpunt van rechtszekerheid.

Artikel 5 Subsidieplafond

In de wet (Awb, afdeling 4.2.2) zijn dwingende bepalingen opgenomen omtrent de instelling van het subsidieplafond. Indien er sprake is van specifieke uitkeringen aan het stadsdeel die geen subsidie zijn, dan zijn de artikelen 4:25 tot en met 4:28 Awb van analoge toepassing.

Artikel 6 Weigeringsgronden

De weigeringsgronden zijn van belang om te kunnen sturen in het proces van subsidiëring. De weigeringsgronden dienen er toe bij te dragen dat subsidiemiddelen voor de juiste activiteiten worden verstrekt aan aanvragers waarvan kan worden verwacht dat zij deze kunnen realiseren. Op grond van artikel 4:25, tweede lid Awb kan een subsidie worden geweigerd indien verlening van deze subsidie het subsidieplafond zou overschrijden daarom wordt in dit artikel hiernaar verwezen. Bij de beslissing omtrent subsidieverlening spelen niet alleen deze weigeringsgronden een rol maar kan ook, met inachtneming van artikel 3:4 Awb, een belangenafweging plaatsvinden.

De in dit artikel 6 opgenomen weigeringsgronden geven een aanvulling op de algemeen geformuleerde gronden van de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb. Uit de formulering van artikel 4:35 blijkt deze bevoegdheid. Op grond van de Awb kan worden geweigerd indien er gegronde redenen bestaan voor het vermoeden dat de activiteiten niet plaats zullen vinden, niet aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan dan wel geen rekening en verantwoording zal worden afgelegd.

Met nadruk wordt vermeld dat het om een vermoeden gaat; de zekerheid ontbreekt. Niet voor niets spreekt de Awb van preventieve weigeringsgronden. De term "gegronde redenen" betekent dat aan de motivering van een dergelijke weigering hoge eisen worden gesteld. Een slordigheid op dit punt bij een vorige subsidietoekenning kan dan ook niet zonder meer de aanvrager bij een nieuw verzoek om subsidie worden nagedragen. Daarnaast kan in geval van ontoereikende middelen - indien een subsidieplafond is vastgesteld - de subsidieaanvraag worden afgewezen.

Vooral de weigeringsgrond onder e blijkt vaak van belang. Deze maakt het mogelijk subsidies te weigeren die in onvoldoende mate binnen het stadsdeelbeleid vallen. Op basis van deze weigeringsgrond kan het stadsdeel er zich op beroepen om slechts subsidies te verstrekken die voldoen aan de criteria die zij in haar beleid heeft neergelegd. Dit kan zijn uitgewerkt in algemene beleidsnota’s of beleidsnota’s per beleidsterrein. Van belang is dat dit beleid dient te worden gepubliceerd, voor dat er een beroep op kan worden gedaan.

Artikel 6 Lid 3 en 4 Wet Bibob-bepalingen

Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) in werking getreden. De Wet Bibob biedt bestuursorganen een instrument om de integriteit van aanvragers van vergunningen en subsidies en van gegadigden voor overheidsopdrachten te toetsen.

In de ‘Bestuursovereenkomst Gemeente Amsterdam en het ministerie van justitie (Bureau Bibob) inzake de uitvoering van de Wet Bibob in Amsterdam’ (ondertekend op 16 juni 2003) zijn afspraken gemaakt over de stadsbrede gefaseerde toepassing van de Wet Bibob binnen de gemeente Amsterdam. Met ingang van 1 september 2003 is de Wet Bibob in de gemeente Amsterdam van toepassing op vergunningen in de branches horeca, prostitutie en speelautomatenhallen. Vervolgens zijn ook de milieuvergunningen (vanaf 1 september 2004) en de bouwvergunningen (vanaf 1 mei 2008) onder het bereik van de Wet Bibob gebracht. Met ingang van 1 juli 2009 kan de Wet Bibob ook worden toegepast bij subsidieverstrekking. Hiertoe is deze Bibob-bepaling opgenomen.

Dit betekent dat bij de beoordeling van een subsidieaanvraag gebruik kan worden gemaakt van de weigeringsgronden van de Wet Bibob. Ook biedt de Wet Bibob intrekkingsgronden die kunnen worden toegepast bij de intrekking van een reeds verleende subsidie. De Wet Bibob verstaat onder de intrekking van een subsidie tevens de vaststelling van een subsidie op een lager bedrag dan bij de verlening is bepaald, alsmede de wijziging van een subsidieverstrekking ten nadele van de subsidieontvanger (artikel 2 Wet Bibob). De weigerings- en intrekkingsgronden zijn complementair aan de reeds bestaande gronden uit de Algemene wet bestuursrecht. Indien het dagelijks bestuur twijfelt aan de integriteit van de subsidieaanvrager dan wel subsidieontvanger of andere bij de subsidie betrokken natuurlijke of rechtspersonen, kan het dagelijks bestuur een integriteitstoets op grond van de Wet Bibob (laten) verrichten.

Voor de toepassing van de Wet Bibob bij subsidieverstrekking wordt aangesloten bij de ‘tipfunctie’ van de Bibob-officier van justitie (artikel 26 Wet Bibob). Hiermee wordt de toepassing van de Wet Bibob beperkt tot de subsidieaanvragen dan wel reeds verleende subsidies waarbij de Bibob-officier van justitie, op grond van informatie waarover hij beschikt, het bestuursorgaan kan adviseren het landelijk Bureau Bibob om een advies te vragen. Middels deze werkwijze wordt tegemoet gekomen aan het vereiste van proportionaliteit dat wordt gesteld aan de toepassing van de Wet Bibob.

Indien de Bibob-officier van justitie het bestuursorgaan adviseert naar aanleiding van een subsidieaanvraag een advies aan te vragen bij het Bureau Bibob, wordt in dat geval het Bibob-vragenformulier voorgelegd aan de subsidieaanvrager (artikel 30, eerste en tweede lid Wet Bibob). Dit formulier maakt onderdeel uit van de aanvraagprocedure. Indien de aanvrager het Bibob-vragenformulier niet invult, kan de aanvraag buiten behandeling worden gelaten, mits de aanvrager in de gelegenheid is gesteld de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen (artikel 4:5, eerste lid onder c Awb).

Ook met het oog op intrekking van een subsidie kan, na het advies van de Bibob-officier van justitie, het Bibob-vragenformulier aan de subsidieontvanger worden voorgelegd. Indien de subsidieontvanger weigert dit Bibob-vragenformulier in te vullen, kan dit leiden tot intrekking van de reeds verleende subsidie (artikel 4, eerste lid Wet Bibob).

Indien er na het invullen van het Bibob-vragenformulier nog steeds twijfels bestaan omtrent de integriteit van de subsidieaanvrager/ontvanger of andere bij deze subsidie betrokken natuurlijke of rechtspersonen, kan het Bureau Bibob om advies worden gevraagd. Dit Bureau Bibob valt onder het Ministerie van Justitie en is gevestigd in Den Haag. Het Bureau Bibob verricht een onderzoek naar de integriteit van de subsidieaanvrager/ontvanger en andere bij de subsidie betrokken natuurlijke of rechtspersonen die een zakelijke relatie hebben met de subsidieaanvrager/ ontvanger. Het Bureau Bibob rondt het advies binnen een termijn van vier weken af. Deze termijn kan eenmaal met vier weken worden verlengd (artikel 15 Wet Bibob). In het geval van een adviesaanvraag aan het Bureau Bibob, wordt de beslistermijn waarbinnen het bestuursorgaan de beschikking dient te nemen, opgeschort (artikel 31 Wet Bibob).

Het advies van het Bureau Bibob kent drie mogelijke uitkomsten: ‘ernstig gevaar’ voor misbruik met de subsidie, ‘mindere mate van gevaar’ voor misbruik met de subsidie en ‘geen gevaar’ voor misbruik met de subsidie. Indien de uitkomst van het advies van het Bureau Bibob ‘ernstig gevaar’ voor misbruik met de subsidie luidt, kan de aangevraagde subsidie worden geweigerd dan wel de reeds verleende subsidie worden ingetrokken. Bij de uitkomst ‘mindere mate van gevaar’ voor misbruik met de subsidie kan de aangevraagde subsidie wel verleend worden, dan wel de reeds verleende subsidie in stand blijven, maar kunnen er aanvullende voorschriften aan de subsidie worden verbonden (artikel 3, zevende lid Wet Bibob).

Binnen de gemeente Amsterdam is op 1 juli 2009 een pilot-implementatie van de Wet Bibob bij subsidieverstrekking van start gaan. De duur van deze pilot is in beginsel bepaald op twee jaar. Na afloop van de pilot volgt een evaluatie, waarna het Bibob-beleid voor subsidies zal worden vastgesteld.

Artikel 7 Staatssteun

De controle op overheidssteun aan ondernemingen valt onder het mededingingsbeleid van de Europese Gemeenschap. Het doel is te zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden voor alle ondernemingen. Dat betekent niet dat gemeenten geen steun aan ondernemingen mogen geven. Als het nodig is om bepaalde beleidsprioriteiten te steunen, dan is dat vaker toegestaan dan verboden. Denk bijvoorbeeld aan bestrijding van werkloosheid of stimulering van innovatie en investeringen in bepaalde sectoren waar de marktwerking alléén onvoldoende vooruitgang biedt. De steunverlening moet uiteraard wel in overeenstemming zijn met de staatssteunbepalingen van het EG-verdrag.

Er is sprake van staatssteun als aan de volgende cumulatieve criteria is voldaan:

- De steun wordt door de overheid verleend of met overheidsmiddelen bekostigd;

- De steun verschaft een economisch voordeel aan onderneming(en) dat zij niet langs   normale commerciële weg zouden hebben verkregen;

- Dit voordeel is selectief, wat inhoudt dat het ten goede komt aan (een) bepaalde onderneming(en);

- Het voordeel vervalst de mededinging (of dreigt deze te vervalsen) en heeft een (potentiële) invloed op de tussenstaatse handel.

Indien aan alle vier voorwaarden wordt voldaan, is er waarschijnlijk sprake van staatssteun en dient deze vooraf te worden gemeld bij de Europese Commissie. De steunmaatregel mag dan niet worden uitgevoerd voordat de Commissie een goedkeurende beschikking heeft afgegeven (stand-still bepaling).

Artikel 8 Tussentijdse intrekking of wijziging subsidieverlening

Artikel 4:48 Awb geeft aan op welke wijze subsidie die nog niet is vastgesteld kan worden ingetrokken, of ten nadele van de subsidieontvanger kan worden gewijzigd. Het eerste lid geeft een facultatieve bepaling, het tweede lid de gangbare bepaling. Dit maakt regeling in de verordening gewenst. Het eerste lid van het artikel 8 zorgt dat artikel 4:48, eerste lid, Awb van toepassing is. Het tweede lid van artikel 4:48 Awb geldt, omdat het de gangbare bepaling is. Het tweede lid van artikel 7 maakt het mogelijk om bij eventuele kortingen dat te doen door het toepassen van een kortingspercentage. Zie ook de toelichting onder artikel 6 lid 3 en 4.

Artikel 9 Intrekking of wijziging van de subsidievaststelling

Artikel 9 is vergelijkbaar met artikel 8, maar handelt over intrekking of wijziging achteraf, na vaststelling. Artikel 4:49, eerste lid, Awb geeft een facultatieve bepaling, het tweede lid geeft de gangbare bepaling en het derde lid regelt verjaring naar dwingend recht.

Artikel 9, eerste lid, zet artikel 4:49, eerste lid, Awb in werking. Artikel 8, tweede lid, geeft een overeenkomstige bepaling als artikel 8, tweede lid: het wijzigen door toepassing van een kortingspercentage is mogelijk. Zie ook de toelichting onder artikel 6 lid 3 en 4.

Artikel 10 Voorschotten en verrekening

Voorschotten zijn bij veel subsidies van groot belang, omdat de subsidieontvanger nu eenmaal in veel gevallen de activiteiten pas kan verrichten als hij over overheidsgeld beschikt. Dit geldt niet voor waarderingssubsidies die vrijwel altijd direct worden vastgesteld en volledig uitbetaald.

Het bestuursorgaan is ingevolge artikel 4:54, eerste lid, Awb slechts bevoegd voorschotten te verlenen voorzover dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald. Aan de eis van artikel 4:54, eerste lid, Awb is met de bepaling in artikel 10 voldaan. Vervolgens wordt dan, veelal tegelijk met de beschikking tot subsidieverlening, een beschikking gegeven, waarin wordt bepaald hoe de gedeelten van het vermoedelijke subsidiebedrag worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald. Om de omvangrijke geldstroom enigszins te beheersen en niet verplicht te zijn het subsidiebedrag in één keer (vrijwel) uit te betalen, verdient een spreiding aanbeveling. De gangbare praktijk is om het grootste deel (een percentage van 95%) van de verleende subsidie als voorschot te verstrekken.

Uitbetaling gebeurt onder verrekening van de verleende voorschotten, aldus artikel 4:52 van de Awb.

Het vierde lid is opgenomen, omdat zonder wettelijke bepaling geen bevoegdheid tot verrekening bestaat. In de jurisprudentie is bepaald dat een bestuursorgaan hiertoe kan overgaan, mits dat in een wettelijk voorschrift is vastgelegd. In de toekomst is een aanvulling van de Awb op dit punt voorzien.

Hoofdstuk 2 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 11 Rechtspersoonlijkheid

Het is in feite vanzelfsprekend dat subsidies aan organisaties wordt verleend die rechtspersoonlijkheid bezitten. Voor jaarsubsidies stelt de Awb dit blijkens de definitie van een boekjaarsubsidie ook als vereiste. De kans op een verantwoorde besteding en de mogelijkheid van deugdelijke controle zijn in beginsel groter dan wanneer de subsidie aan een natuurlijke persoon wordt toegekend. Toch kan er reden zijn, op dit uitgangspunt een uitzondering te maken. Er kunnen activiteiten zijn die het stadsdeel bijzonder wenselijk acht, maar waarvoor geen (rechtspersoonlijkheid bezittende) organisatie bestaat. Daarom moet niet worden uitgesloten dat ook een natuurlijke persoon voor een incidentele subsidie in aanmerking kan komen. Wel zal het zo zijn dat naarmate een activiteit een grotere omvang krijgt en de subsidie navenant stijgt, het moment zal aanbreken dat als eis wordt gesteld dat hiervoor een rechtspersoon in het leven wordt geroepen. Artikel 6, eerste lid en onder l voorziet in de mogelijkheid om op deze grond subsidie aan een natuurlijke persoon te weigeren.

Artikel 12 Administratie en onderzoek

In artikel 4:69 Awb staan bepalingen van dwingend recht over de eisen waaraan de administratie van de subsidieontvanger moet voldoen. Artikel 12 moet worden gezien als een precisering en aanvulling van wat de Awb regelt. Artikel 4:69 Awb stelt als eisen:

dat te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen, alsmede de betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan;

dat de administratie en de daartoe behorende bescheiden gedurende tien jaren worden bewaard.

Artikel 12, eerste lid, geeft een norm. Inzicht in de besteding van de subsidie in relatie tot de activiteit moet gemakkelijk verkrijgbaar zijn. Artikel 12, tweede lid, geeft nadere invulling aan de algemene omschrijving in de wet.

Overige inkomsten van de subsidieontvanger en informatie over de vermogenspositie kunnen van belang zijn om te bepalen in hoeverre een subsidieontvanger voor het houden van activiteiten aangewezen is op subsidie. Deze informatie moet daarom via een overzicht op verzoek op korte termijn beschikbaar worden gesteld.

Ook wanneer derden de boekhouding en administratie voor de subsidieontvanger uitvoeren dienen zij medewerking te verlenen door hierin inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken.

Artikel 13 Beheer en verzekering

In het algemeen wordt van een subsidieontvanger zorgvuldigheid verlangd (het deugdelijk afsluiten van gebouwen e.d.). Een brandschadeverzekering en een verzekering tegen aansprakelijkheid zijn verplicht.

Het derde lid geeft het dagelijks bestuur de mogelijkheid om vrijstelling te geven van de eis dat er een verzekering moet zijn. Het gaat daarbij om de redelijkheid van de eis, tegen de lasten en risico’s af te wegen. Artikel 4:37 Awb vormt de wettelijke grondslag voor het opleggen van deze verplichting. Het is een facultatieve bepaling.

Artikel 14 Levering van goederen en diensten aan derden

Een subsidieontvanger mag, zonder toestemming van het dagelijks bestuur, de subsidie niet deels ten goede laten komen aan derden die niet tot de doelgroep behoren. Uitzondering daarop vormt de barexploitatie omdat daarbij dikwijls sprake is van functioneren ten behoeve van de doelgroep en derden.

Artikel 15 Anti-discriminatie

Dit artikel biedt een soort waarborg, dat het functioneren van de subsidieontvangende instelling binnen de grenzen van de rechtstaat plaatsvindt. Als dit artikel niet in de verordening zou staan, dan zou optreden in een eventuele situatie waarin de normen worden geschonden, riskant zijn, omdat het niet berust op een voldoende juridische grondslag.

Artikel 16 Toegankelijkheid

Bedoeld artikel geeft een inspanningsverplichting voor de subsidieontvanger weer. Daaraan kunnen overigens geen rechten (t.b.v. financiële ondersteuning van extra voorzieningen voor lichamelijke gehandicapten) worden ontleend.

Artikel 17 Verklaring omtrent gedrag

Lid 1 en 2 van deze bepaling voorzien in de verplichting een verklaring omtrent het gedrag te overleggen waar deze wettelijk nog niet bestaat en is ter bescherming van minderjarigen en wilsonbekwamen.

Artikel 18 Ontbinding, fusie en beëindiging van activiteiten

Het artikel regelt de informatieplicht van de subsidieontvanger in genoemde omstandigheden.

Hoofdstuk 3  Bijzondere verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 19 Toepasselijkheid van dit hoofdstuk

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 20 Melding van relevante wijzigingen

Op grond van artikel 4:70 van de Awb is de subsidieontvanger verplicht onverwijld melding te maken van aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten; datzelfde geldt wanneer deze situatie zich dreigt voor te doen. In artikel 21, eerste lid, wordt tevens een soortgelijke verplichting opgenomen wanneer zich aanmerkelijke wijzigingen voordoen in de relatie met derden. Ook deze kunnen gevolgen hebben voor de subsidierelatie met het stadsdeel.

Omdat wijziging van statuten een andere rechtspersoon in het leven kan roepen, dient de subsidieontvanger, zo blijkt uit het tweede lid van dit artikel, het dagelijks bestuur hierover in te lichten. Dit betekent dat als de wijziging gevolgen kan hebben voor de subsidieverstrekking, dit element tijdig een rol in het besluitvormingsproces van de instelling kan spelen. Het artikel moet in verband worden gebracht met artikel 4:66 Awb. Dit artikel luidt: de subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Van belang is dat de subsidieontvanger naar behoren functioneert. Daar wordt toe gerekend dat het bestuur tenminste uit het in de statuten aangegeven minimum aantal leden bestaat.

Omdat ervaringen hebben uitgewezen dat het belangrijk kan zijn om hier op te letten, bepaalt het tweede lid van dit artikle tevens dat wijzigingen in de samenstelling van het bestuur of verandering of beëindiging van activiteiten of werkzaamheden van de instelling door de subsidieontvanger aan het dagelijks bestuur binnen een termijn van vier weken moeten worden gemeld.

Artikel 21 Toestemming voor handelingen als bedoeld in artikel 4:71 Awb

In artikel 4:71 van de Awb wordt een reeks van vermogensrechtelijke handelingen genoemd waarvoor een subsidieontvanger voorafgaande toestemming van het subsidieverlenende bestuursorgaan behoeft. Toestemming kan onder andere worden geëist voor de volgende handelingen:

- een wijziging van statuten;

- het verwerven, vervreemden of bezwaren van registergoederen voorzover deze mede worden verworven door middel van subsidiegelden dan wel de lasten worden bekostigd uit subsidiegelden;

- het vormen van fondsen en reserves;

- het aangaan van kredietovereenkomsten;

- het vaststellen van tarieven voor de door de subsidieontvanger te verrichten prestaties;

- het ontbinden van de rechtspersoon en het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van surseance van betaling.

Aangenomen wordt dat dergelijke rechtshandelingen van wezenlijke invloed kunnen zijn op de bedrijfsvoering, de financiële huishouding of het voortbestaan van de subsidieontvanger.

En het doel van deze bepaling is onder andere te voorkomen dat subsidiegelden niet juist worden gebruikt en/of het voorkomen van financiële risico’s.

Artikel 4:71 geldt alleen voor subsidies indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald. Het dagelijks bestuur is van mening dat het vragen van toestemming ingeval het om subsidies van aanzienlijke omvang gaat, gerechtvaardigd is.

De drempel heeft het dagelijks bestuur gelegd bij een bedrag van € 25.000.

In artikel 4:71 is bepaald dat binnen vier weken toestemming moet worden gevraagd, dat hierop binnen vier weken dient te worden beslist, dat eenmaal verlenging van deze termijn mogelijk is en dat indien niet tijdig wordt beslist, de toestemming geacht wordt te zijn verleend.

Artikel 22 Tussenrapportage

In situaties waarin de subsidie omvangrijk is, is het van belang om tussentijds zicht te houden op de voortgang. Het artikel, gebaseerd op artikel 4:38, eerste lid, Awb geeft een regeling voor subsidies van meer dan € 25.000 per jaar. Het dagelijks bestuur kan gelet op het tweede lid van dit artikel besluiten de in lid 1 genoemde rapportage niet te verplichten in gevallen waarin zij dat wenselijk acht.

Artikel 23 Hoogte van contributie of bijdragen en andere doelgebonden verplichtingen

Naast de verplichtingen genoemd in artikel 4:37 Awb is een bestuursorgaan evens bevoegd andere verplichtingen op te leggen, mits deze betrekking hebben op de wijze of de middelen waarmee de activiteiten worden verricht. Deze voorschriften dienen te strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie (artikel 4:38 Awb: andere doelgerichte verplichtingen). Zij moeten als het ware het resultaat of effect van de activiteit ten goede komen. Verplichtingen als hier bedoeld staan vermeld in artikel 23.

Artikel 24 Niet-doelgebonden verplichtingen

Het bestuursorgaan is ook bevoegd verplichtingen op te leggen, die betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de activiteiten worden verricht. De Awb spreekt in dat geval van niet-doelgebonden verplichtingen (artikel 4:39 Awb). Te denken valt aan een verplichting die het gebruik van milieuvriendelijke stoffen voorschrijft of een verplichting die het gebruik van gemotoriseerd vervoer beperkt. De Awb laat dit alleen toe, indien die verplichting op een wettelijk voorschrift berust. Het is mogelijk op een later tijdstip een bepaalde verplichting nader uit te werken. In dat geval moet bij de subsidieverlening wel de essentie van de verplichting zijn opgenomen. Het is niet toegestaan om na de subsidieverlening alsnog verplichtingen aan de ontvanger op te leggen, indien in de beschikking niet de kern van de verplichting is geformuleerd (artikel 4:40 van de Awb).

Doel van de oplegging van deze verplichting is voor het grootste deel om tussentijds eerder gemaakte prestatieafspraken te beoordelen op voortgang en haalbaarheid. Metingen over effect, resultaat en klanttevredenheid zijn essentieel om de besprekingen en afrekening verantwoord te kunnen voeren en te kunnen vaststellen.

Artikel 25 Democratisering en emancipatoir personeelsbeleid

Dit artikel biedt een soort waarborg, dat het functioneren van de subsidieontvangende instelling binnen de grenzen van de rechtstaat plaatsvindt. Als dit artikel niet in de verordening zou staan, dan zou optreden in een eventuele situatie waarin de normen worden geschonden, riskant zijn, omdat het niet berust op een voldoende juridische grondslag.

Bovendien zijn de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen en de Wet klachtrecht cliënten zorgsector van toepassing, waarin de invloed van de gebruiker wordt geregeld op het aanbod van een instelling.

Artikel 26 Restitutie vermogensvorming

Door het opnemen van dit artikel in de subsidieverordening wordt artikel 4:41 Awb in werking gesteld en is het mogelijk een vergoeding voor eventuele vermogensvorming te vragen van de subsidieontvanger. Indien de vermogensvorming uitsluitend door het eigen spaargeld van de instelling is opgebouwd, kan er geen sprake zijn van het vragen van een vergoeding. (bijvoorbeeld een sportvereniging die gespaard heeft voor een nieuwe kantine).

Bedoelde vergoeding kan aan de orde zijn in het geval:

- de subsidieontvanger voor gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

- de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen.;

- de gesubsidieerde activiteit geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd;

- de subsidieverlening of subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd; of

- de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

De vergoeding dient ingevolge artikel 4:41, derde lid Awb te worden vastgesteld "binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling".

Artikel 27 Liquidatiesaldo

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 28 Voorzieningen

Het dagelijks bestuur wenst de mogelijkheid te hebben de subsidieontvanger te verplichten reserves op te bouwen voor bijvoorbeeld noodzakelijk onderhoud aan het pand of ten behoeve van de realisatie van een toekomstige voorziening.

Artikel 29 Batig saldo

Ten aanzien van het batig saldo is hiermee voor jaar- en projectsubsidies een bepaling opgenomen, met dien verstande dat in het geval het een jaarsubsidie betreft rekening dient te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van een egalisatiereserve, die de subsidieverlener heeft voorgeschreven.

Hoofdstuk 4 Jaarsubsidies

Aanvraag en verlening jaarsubsidies

Artikel 30 Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 Awb

Deze bepaling is noodzakelijk, aangezien artikel 4:58 Awb bepaalt dat deze afdeling van toepassing is voorzover dat bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald. Aangezien het dagelijks bestuur van mening is dat het wenselijk is dat deze afdeling voor alle jaarsubsidies geldt, verdient een wettelijke bepaling de voorkeur boven het bij afzonderlijk besluit (de subsidieverlening) van toepassing verklaren van deze afdeling.

Artikel 31 Aanvraag

In artikel 4:61 van de Awb staat vermeld dat een aanvraag voor een jaarsubsidie in elk geval moet worden vergezeld door een activiteitenplan, een begroting en gegevens over een eventuele egalisatiereserve. Voor zover subsidie wordt aangevraagd waarbij het subsidieniveau wordt gerelateerd aan een bepaald niveau van prestaties wordt in dit artikel, tweede lid onder a tevens vereist dat de betreffende activiteiten, prestaties en effecten in meetbare en toetsbare grootheden worden uitgedrukt.

Het eerdergenoemde activiteitenplan dient te voldoen aan de eisen als gesteld in artikel 4:62 Awb. In het plan wordt aangegeven welke voorzieningen de subsidieaanvrager meent te moeten treffen, voor welke doeleinden deze moeten dienen en tot welk bedrag zij deze wenst te vormen. De begroting dient te voldoen aan de eisen als gesteld in artikel 4:63 Awb. Voorts dienen op grond van artikel 4:64 Awb te worden overgelegd de oprichtingsakte of geldige statuten van de rechtspersoon, de jaarrekening dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de subsidieaanvrager op het moment van de aanvraag. Op grond van artikel 4:65 Awb dient de subsidieaanvrager bij zijn aanvraag een opgave te doen van bij andere bestuursorganen of organisaties ingediende aanvragen voor subsidie of vergoeding ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvragen.

Artikel 32 Beslistermijn

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 33 Beslissing tot subsidieverlening

In het vierde lid van dit artikel opent de verordening de mogelijkheid van het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst. Het is een facultatieve bepaling.

Het is dus evengoed mogelijk om het sluiten van een dergelijke overeenkomst in de verordening uit te sluiten. In de praktijk bestaat wel behoefte om afspraken in de vorm van een overeenkomst vast te leggen. Een dergelijke overeenkomst kan niet in de plaats komen van de beschikking tot subsidieverlening. Er moet dus altijd naast een mogelijke overeenkomst een beschikking staan die aan de wettelijke minimumeisen voldoet. Als zodanig geldt artikel 33, eerste lid.

De overeenkomst kan de verplichting inhouden dat de subsidieontvanger de activiteiten verricht waarvoor de subsidie is verleend. Een ervaring is dat een overeenkomst voorziet in een maatschappelijke behoefte. Het geeft status en is uitdrukking van de gelijkwaardigheid van partijen. De vraag moet worden gesteld of het maatschappelijk beoogde effect ook op andere wijze kan worden bereikt. De inhoud van afspraken kunnen heel goed in de beschikking tot subsidieverlening worden opgenomen.

De afdwingbaarheid van de uitvoering van een overeenkomst is overigens nog niet duidelijk. De ontwikkeling die rechtspraak te zien zal geven moet worden afgewacht.

Artikel 34 Prestatie-eenheden

Het betreft hier structurele subsidies voor grotere organisaties, waarbij de hoogte van het subsidiebedrag niet wordt berekend aan de hand van een begroting van de kosten, maar aan de hand van een overeengekomen prijs per product en het aantal te leveren of geleverde producten. Bij de subsidieaanvraag hoeft in dit geval dan geen begroting van de kosten te worden ingediend, maar kan worden volstaan met het indienen van een offerte op basis van prijzen per product en het aantal te leveren of uit te voeren diensten.

Aanvraag en vaststelling

Artikel 35 Aanvraag tot vaststelling

De artikel spreekt voor zich.

Artikel 36 Bij de aanvraag te overleggen gegevens

De artikelen 4:75 en 4:76 Awb bepalen dat bij de aanvraag een financieel verslag en een activiteitenverslag dienen te worden gevoegd. In plaats van het financiële verslag is de jaarrekening voorgeschreven, indien de subsidieontvanger op grond van het Burgerlijk Wetboek verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening. In artikel 4:76 is uitgewerkt hoe het financiële verslag eruit dient te zien; balans en exploitatierekening vormen daarvan in ieder geval een onderdeel. Een belangrijk voorschrift is ook dat het financieel verslag aansluit op de begroting en een vergelijking behelst met de gerealiseerde uitgaven en inkomsten van het jaar voorafgaand aan het boekjaar. In artikel 2:362 van het Burgerlijk Wetboek worden ten aanzien van de jaarrekening vergelijkbare eisen gesteld als die welke voorkomen in artikel 4:76 Awb.

Een accountantsonderzoek van het financiële jaarverslag is verplicht; opdracht daartoe dient de subsidieontvanger te verstrekken. Bepaald kan worden dat de opdracht mede kan omvatten een onderzoek naar de vraag, of de aan de subsidie verbonden verplichtingen zijn nageleefd. Dit dient bij wettelijk voorschrift of de subsidieverlening te gebeuren. Het dagelijks bestuur geeft de voorkeur aan een wettelijke bepaling, zodat in het verslag van de accountant steeds aan dit aspect van de subsidieverlening aandacht wordt besteed. Dit verslag dient de subsidieontvanger bij het financiële verslag te overleggen.

Wordt vastgesteld dat de verplichtingen niet zijn nageleefd, dan kan op grond van artikel 4:49 Awb de subsidie worden gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 37 Eis financieel verslag conform artikel 4:77 Awb

Op grond van artikel van de 4:77 kan worden bepaald dat ook ingeval de subsidieontvanger niet volledig afhankelijk is van de subsidie van het stadsdeel, de eisen met betrekking tot de financiële verslaglegging zoals deze in artikel 4:76 zijn vastgelegd van kracht zijn. In dat geval moet wel sprake zijn van een situatie waarin de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate aan de subsidie ontleent. Aangenomen mag worden dat meer dan de helft van de inkomsten uit de subsidiegelden moet zijn verkregen.

Artikel 38 Hersteltermijn aanvraag subsidievaststelling

Indien de aanvraag niet volledig is, dient het dagelijks bestuur de aanvrager de gelegenheid te bieden om binnen een te stellen (redelijke) termijn de aanvraag aan te vullen. De subsidieverordening geeft daarvoor geen termijn. In de praktijk zal hiervoor een termijn van dertien weken worden gehanteerd. De termijnen, waarbinnen volgens de verordening op een aanvraag dient te worden beslist, worden opgeschort met ingang van de dag waarop het dagelijks bestuur de aanvrager heeft verzocht de aanvraag aan te vullen tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 39 Beslistermijn

Dit artikel spreekt voor zich

Artikel 40 Beslissing tot vaststelling

Het niet voldoen aan de (wettelijke) verplichtingen die in het kader van de subsidievaststelling worden gesteld, kan leiden tot het lager vaststellen van de subsidie. Onder lager vaststellen wordt ook begrepen het op nihil stellen daarvan. In artikel 4:46 van de Awb wordt bepaald wanneer de subsidie lager kan worden vastgesteld. De belangrijkste redenen zijn het niet of niet volledig uitgevoerd hebben van de activiteiten, alsmede het niet nageleefd hebben van de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In het vijfde, zesde en zevende lid van dit artikel zijn gelijkluidende bepalingen opgenomen in het geval het subsidieniveau wordt gerelateerd aan een bepaald niveau van prestaties.

Artikel 41 Egalisatiereserve

De egalisatiereserve is het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten. Behalve in die gevallen waarin de subsidie geheel gebaseerd is op de gemaakte kosten, kan het voorkomen dat de subsidieontvanger, na de ontplooiing van de activiteiten, waarvoor subsidie is verkregen, geld overhoudt. Artikel 4:72 Awb bepaalt dat de subsidieontvanger kan worden verplicht dergelijke gelden in een egalisatiereserve te storten. De egalisatiereserve is primair bedoeld om schommelingen in de inkomsten en uitgaven te op te vangen, zodat betrokkene zich in geval van schommelingen niet aanstonds behoeft te wenden tot het stadsdeel. Zij vormt een buffer waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. Het stadsdeel kan er belang bij hebben dat de subsidieontvanger een reserve en/of voorziening vormt. Immers met een reserve kunnen voorzienbare golfbewegingen worden opgevangen, zonder dat de subsidie in even sterke mate gaat fluctueren.

De reserve mag in enig jaar niet meer bedragen dan 15% van de verleende subsidie dan wel van het gemiddelde van een aantal subsidies, indien voor meer boekjaren subsidie is verleend. De Awb schrijft voor dat de egalisatiereserve zo hoog rentend en veilig mogelijk wordt belegd. De rente wordt toegevoegd aan de reserve. Het vorengaande betekent niet dat andere reserves en voorzieningen niet zouden mogen worden getroffen. Dit artikel is een kan-bepaling, dat wil zeggen dat het niet dwingend wordt voorgeschreven maar dat de verordening de mogelijkheid biedt.

Artikel 42 Bestemmingsreserve

Bestemmingsreserves hebben een wezenlijk andere functie dan een egalisatiereserve en moeten worden opgevat als een "spaarpot" voor een toekomstige, in omvang redelijkerwijs te schatten verplichting, verlies of risico. Voor het aanleggen van een bestemmingsreserve is toestemming van het dagelijks bestuur nodig. Daarbij worden per geval de spelregels over en weer vastgelegd. Het dagelijks bestuur heeft zo de mogelijkheid deze voorziening te betrekken bij de beschikking tot subsidieverlening.

Hoofdstuk 5 Projectsubsidies

Aanvraag en verlening

Artikel 43 Toepasselijkheid van afdeling 4.2.8. Awb

Hierover is reeds een en ander opgemerkt bij de toelichting bij de artikel 30.

Artikel 44 Subsidieaanvraag

Het eerste lid van dit artikel bepaalt het tijdstip waarop een aanvraag van een projectsubsidie uiterlijk wordt ingediend bij het dagelijks bestuur. Om hun moverende redenen bepaalt het dagelijks bestuur op grond van het tweede lid dat een aanvraag op een ander tijdstip kan worden ingediend. In het derde lid zijn stukken en gegevens vermeld waarover het dagelijks bestuur dient te beschikken. Omdat de Awb slechts voor jaarsubsidies op dit punt regelt welke bescheiden noodzakelijk zijn om de aanvraag te beoordelen, is het nodig om voor andere subsidievormen expliciet aan te geven welke stukken minimaal noodzakelijk zijn. Het in het derde lid sub a genoemde activiteitenplan dient te voldoen aan de eisen als gesteld in artikel 4:62 Awb. In het plan wordt aangegeven welke voorzieningen de subsidieaanvrager meent te moeten treffen, voor welke doeleinden deze moeten dienen en tot welk bedrag zij deze wenst te vormen. De begroting dient te voldoen aan de eisen als gesteld in artikel 4:63 Awb.

Op grond van artikel 4:5 Awb kan te allen tijde de overlegging van aanvullende stukken worden verzocht. De hier gevraagde documenten en gegevens acht het dagelijks bestuur nodig om tot een verantwoorde beslissing te komen.

In het zesde en zevende lid worden enige stukken vermeld waarvan overlegging niet (meer) nodig is.

Artikel 45 Beslistermijn

Hierover is reeds een en ander opgemerkt bij de toelichting bij de artikel 32.

Artikel 46 Beslissing tot subsidieverlening           

Hierover is reeds een en ander opgemerkt bij de toelichting bij de artikel 33.

Aanvraag en vaststelling

Artikel 47 Aanvraag vaststelling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 48 Bij de aanvraag te overleggen gegevens

Op grond van artikel 4:45 van de Awb is de aanvrager verplicht aan te tonen dat de activiteiten overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen hebben plaatsgevonden. Voorts dient hij rekening en verantwoording af te leggen omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

Bij grote subsidies - de grens is getrokken bij € 40.000 - acht het dagelijks bestuur dat onvoldoende. Daarom heeft het dagelijks bestuur een aantal verplichtingen die betrekking hebben op de vaststelling van jaarsubsidies van toepassing verklaard op projectsubsidies. Het gaat om:

- een financieel verslag en een activiteitenverslag, met dien verstande dat wanneer een jaarrekening verplicht is (op grond van een wettelijk voorschrift of wanneer dat bij de subsidieverlening is bepaald) in plaats van het financiële verslag de jaarrekening dient te worden overgelegd;

- de inhoud van het financiële verslag waarin de balans en de exploitatierekening dienen te zijn opgenomen, hetgeen in artikel 4:76 van de Awb verder wordt uitgewerkt;

- een verslag van de accountant in verband met de beoordeling van de jaarrekening (artikel 4:78).

Het activiteitenverslag dient onder meer te bevatten een overzicht van de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen (artikel 4:80).

Voor subsidies kleiner dan hiervoor genoemd, is artikel 4:45 van de Awb van toepassing. Op grond daarvan is de aanvrager verplicht aan te tonen dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Daarnaast legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten. Indien deze gegevens niet duidelijk zijn dan wel in geval behoefte bestaat aan aanvullende gegevens, kan de subsidieverlener dat op grond van artikel 4:5 van de Awb doen.

Artikel 49 Hersteltermijn aanvraag subsidievaststelling

Hierover is reeds een en ander opgemerkt bij de toelichting bij de artikel 38.

Artikel 50 Beslistermijn

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 51 Beslissing tot vaststelling

Hierover is reeds een en ander opgemerkt bij de toelichting bij de artikel 40.

Hoofdstuk 6 Waarderingssubsidies

Artikel 52 Subsidieaanvraag

Het subsidiebedrag per aanvraag is gemaximeerd. Een en ander sluit niet uit dat het dagelijks bestuur meerdere aanvragen voor een waarderingssubsidie van een en dezelfde aanvrager kan honoreren. In het vijfde lid van dit artikel wordt de mogelijkheid geboden om van het in dit artikel gestelde af te wijken. Gedacht kan worden aan het verkorten van de indieningstermijn, maar bijvoorbeeld ook aan het verstrekken van aanvullende informatie teneinde de subsidieaanvraag te kunnen toetsen (bijvoorbeeld gegevens als onder 44, derde lid onder f).

Artikel 53 Beslistermijn

Dit artikel spreek voor zich.

Artikel 54 Verplichting voor verantwoording

Dit artikel spreek voor zich.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 55 Onthefffing

Het opnemen van deze bepaling opent voor het dagelijks bestuur de mogelijkheid om, in gevallen waarin toepassing van de subsidieregeling gegeven het doel en de strekking van die regeling - een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, af te wijken van een of meer onderdelen van de subsidieverordening of deze niet toe te passen. Toepassing van de ontheffing beperkt zich tot (eventuele) onbillijkheden van overwegende aard. Daarom kan alleen in hoge uitzondering met een beroep op deze ontheffing worden afgeweken van de bepalingen van de subsidieverordening. Verder zal vrijwel altijd de toepassing beperkt dienen te blijven tot individuele gevallen. Is er reden om de ontheffing op een groep gevallen toe te passen, dan zal er al gauw sprake zijn van bestendig beleid. Een dergelijke situatie moet leiden tot wijziging van de subsidieverordening of het subsidiebeleid.

Artikel 56 Inwerkingtreding en overgangsbepaling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 57 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.