Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Oost

Erfgoedverordening stadsdeel Oost 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Oost
Officiële naam regelingErfgoedverordening stadsdeel Oost 2013
CiteertitelErfgoedverordening stadsdeel Oost 2013
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpMonumenten en welstand

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: -

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artikel 149
  2. Monumentenwet 1988, artikelen 12, 14 en 15

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2016nieuwe regeling

18-12-2012

De Echo, 19 december 2012

365602

Tekst van de regeling

Verordening

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a. monument:

1. zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;

b. archeologisch monument: monument, als bedoeld in onderdeel a, onder 2;

c. archeologische waarden: waardering van sporen,objecten, patronen en structuren die in de ondergrond zitten en die een beeld een geven van een historische situatie of ontwikkeling

d. bovengrondse cultuurhistorische waarden: positieve waardering van bovengrondse sporen,objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van de leefomgeving en een beeld geven van of herinneren aan een historische situatie of ontwikkeling;

e. gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als gemeentelijk monument is aangewezen;

f. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen monumenten;

g. beschermd monument: (rijks)monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988;

h. stads- of dorpsgezicht: groep van onroerende zaken die van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid, zijn onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel zijn wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groep zich één of meer monumenten bevinden

i. gemeentelijk stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als gemeentelijk stads- of dorpsgezicht is aangewezen;

j. gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk stads- of dorpsgezicht aangewezen groepen van onroerende zaken;

k. beschermd stads- of dorpsgezicht: beschermd stads- en dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988;

l. Het Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van stadsdeel Oost;

m. Commissie voor Welstand en Monumenten: de commissie als bedoeld in de Monumentenwet 1988, in Amsterdam ingesteld krachtens de Verordening op de Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam 2005;

n. bouwhistorisch onderzoek: rapportage waarin de bouw- en gebruiksgeschiedenis van een bouwwerk of structuur wordt vastgesteld, dat naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur voldoet aan de ‘Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek' uitgave Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;

o. bovengronds cultuurhistorisch onderzoek: onderzoek naar bovengrondse sporen, objecten, patronen en structuren uit het verleden teneinde de cultuurhistorische waarden daarvan te kunnen bepalen/vaststellen.

p. archeologisch onderzoek: werkzaamheden met betrekking tot het bodemarchief die ten behoeve van de archeologische monumentenzorg worden uitgevoerd volgens de eisen zoals gesteld door het Dagelijks Bestuur en de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

q. archeologisch veldonderzoek: Inventariserend Veldonderzoek en Archeologische Opgraving conform de eisen van het Dagelijks Bestuur en de KNA;

r. programma van eisen: programma waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek conform de eisen van het Dagelijks Bestuur en de KNA;

s. selectiebesluit: een gemotiveerd besluit van de bevoegde overheid tot het al dan niet behouden van een bepaalde archeologische vindplaats. Het besluit leidt tot het al dan niet, of onder voorwaarden, vrijgeven van een terrein of het nemen van archeologische maatregelen.

t. omgevingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

u. beschrijving: een beschrijving betreft een rapportage van de bouwhistorische, architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of archeologische waarden.

v. Bureau Monumenten & Archeologie: het centraal stedelijke kennis- en expertisecentrum dat belanghebbenden, gemeentelijke diensten, stadsdelen en de Commissie voor Welstand en Monumenten adviseert over de waardering en omgang met de onder- en bovengrondse cultuurhistorische waarden in de stad.

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 Aanwijzing tot gemeentelijk monument

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

1. Het Dagelijks Bestuur kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

2. Voordat het Dagelijks Bestuur over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de Commissie voor Welstand en Monumenten en stelt, voor zover mogelijk, de eigenaar en beperkt zakelijk gerechtigde in de gelegenheid te worden gehoord. In spoedeisende gevallen kan het Dagelijks Bestuur hiervan afwijken.

3. In het geval zich de situatie als bedoeld in het eerste lid voordoet en voor het betreffende monument een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend, kan het verzoek worden opgevat als een spoedeisend geval als bedoeld in het tweede lid, tweede volzin van dit artikel.

4. Het Dagelijks Bestuur kan bepalen dat een beschrijving wordt opgesteld. De eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigde en gebruiker van het monument zijn desgevraagd verplicht tot het opstellen van een beschrijving dan wel mee te werken aan het opstellen van een beschrijving.

5. Het Dagelijks Bestuur brengt de Deelraad in kennis van het besluit over de aanwijzing van een gemeentelijk monument.

6. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de Monumentenverordening Noord-Holland 2010.

Artikel 4 Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

1. De Commissie voor Welstand en Monumenten adviseert schriftelijk binnen twaalf weken na ontvangst van het verzoek om advies van het Dagelijks Bestuur.

2. Het Dagelijks Bestuur  beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de Commissie voor Welstand en Monumenten, maar in ieder geval binnen 32 weken na datum van de aanvraag tot aanwijzing.

Artikel 6 Mededeling aanwijzingsbesluit

1. Van de aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt de aanvrager en degenen die in de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt zakelijk gerechtigde staan vermeld in kennis gesteld.

2. De aanwijzing wordt onverwijld opgenomen in de openbare registers zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel e van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen en onroerende zaken.

Artikel 7 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

1. Het Dagelijks Bestuur registreert het gemeentelijk monument op de lijst van gemeentelijke monumenten en stelt het Bureau Monumenten & Archeologie daarvan in kennis.

2. De registratie bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, een beschrijving en, indien van toepassing, de naam van het gemeentelijk monument.

3. De gemeentelijke monumentenlijst ligt bij de stadsdeelkantoren en het Bureau Monumenten & Archeologie voor een ieder ter inzage.

Artikel 8 Wijzigen van de aanwijzing

1. Het Dagelijks Bestuur kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

2. Artikel 3, tweede tot en met vierde lid, alsmede de artikelen 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

3. Indien de wijziging naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing als bedoeld in het tweede lid, achterwege.

4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9 Intrekken van de aanwijzing

1. Het Dagelijks Bestuur kan een aanwijzing tot gemeentelijk monument intrekken.

2. Indien het Dagelijks Bestuur de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en de artikelen 5 en 6 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor aanwijzing wordt gelezen: intrekking van de aanwijzing.

3. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan de Monumentenwet 1988 of van de Monumentenverordening Noord-Holland 2010.

4. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

5. Het Dagelijks Bestuur kan bepalen dat een gemeentelijk monument moet worden gedocumenteerd. De eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigde en gebruiker zijn desgevraagd verplicht mee te werken aan de documentatie van het monument.

Hoofdstuk 3 Vergunningverlening voor gemeentelijke monumenten

Artikel 10 Vergunning

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het Dagelijks Bestuur:

a. een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

b. een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of de monumentale waarden in gevaar worden gebracht.

2. Een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid is niet vereist indien deze activiteit betrekking heeft op:

a. gewoon onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet wijzigen, en bij een tuin, park of andere aanleg, de aanleg niet wijzigt, of

b. een activiteit die uitsluitend leidt tot inpandige veranderingen van een onderdeel van een gemeentelijk monument dat uit oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.

Artikel 11 Indiening en adviesaanvraag

1. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt ingediend bij het Dagelijks Bestuur.

2. Het Dagelijks Bestuur zendt onverwijld een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de Commissie Welstand en Monumenten om advies.

3. De Commissie Welstand en Monumenten adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen de termijn vastgesteld door het Dagelijks Bestuur.

Artikel 12 Vergunningverlening

De vergunning kan slechts worden verleend als het belang van de gemeentelijke monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

Artikel 13 Voorschriften

Het Dagelijks Bestuur kan aan een omgevingsvergunning voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van het gemeentelijk monument.

Artikel 14 Intrekken van de vergunning

De omgevingsvergunning kan door het Dagelijks Bestuur geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken indien:

a. blijkt dat de omgevingsvergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave van gegevens is verleend;

b. blijkt dat de vergunninghouder aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften niet naleeft;

c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het gemeentelijk monument zwaarder dient te wegen.

Hoofdstuk 4 Vergunningverlening voor beschermde monumenten

Artikel 15 Vergunning voor beschermd monument

1. Het Dagelijks Bestuur zendt onverwijld een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om een omgevingsvergunning voor een beschermd monument aan de Commissie voor Welstand en Monumenten.

2. De Commissie voor Welstand en Monumenten  adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen de termijn vastgesteld door het Dagelijks Bestuur.

Hoofdstuk 5 Gemeentelijke stads- en dorpsgezichten

Artikel 16 Aanwijzing van gemeentelijke stads- en dorpsgezichten

1. Gehoord het Dagelijks Bestuur, kan de Deelraad stads- en dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

2. Het voorstel tot aanwijzing is een beleidsvoornemen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de inspraakverordening stadsdeel Oost.

3. Het Dagelijks Bestuur zendt het voorstel tot aanwijzing aan Commissie voor Welstand en Monumenten. Deze commissie brengt advies uit binnen twaalf weken na verzending van het voorstel.

4. De Deelraad beslist binnen 32 weken na verzending van het voorstel, als bedoeld in het derde lid.

5. Van het besluit wordt mededeling gedaan in de daarvoor in aanmerking komende dag- of nieuwsbladen en aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en de Commissie voor Welstand en Monumenten.

6. De aanwijzing kan geen stads- of dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van artikel 8 van de Monumentenverordening Noord-Holland 2010.

Artikel 17 Registratie op de gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten

1. Het Dagelijks Bestuur registreert het gemeentelijke stads- of dorpsgezicht op de lijst van gemeentelijke stads- en dorpsgezichten.

2. De registratie bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijke stads- of dorpsgezicht.

3. De gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten ligt bij de stadsdeelkantoren en het Bureau Monumenten & Archeologie voor een ieder ter inzage.

Artikel 18 Wijzigen van de aanwijzing

1. Gehoord het Dagelijks Bestuur, kan de Deelraad de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

2. Artikel 16, tweede tot en met vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

3. Indien de wijziging naar het oordeel van de Deelraad van ondergeschikte betekenis is, blijft toepassing van het tweede lid achterwege.

4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten aangetekend.

Artikel 19 Intrekken van de aanwijzing

1. Indien de Deelraad de aanwijzing intrekt, zijn artikel 16, tweede tot en met vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

2. De aanwijzing vervalt, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 8 van de Monumentenverordening Noord-Holland 2010.

3. De intrekking wordt op de gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten aangetekend.

Artikel 20 Beschermende bestemmingsplannen

1. De Deelraad stelt ter bescherming van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

2. Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt, dan wel of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, kan worden vastgesteld. Bureau Monumenten & Archeologie wordt hiertoe gehoord.

3. Indien een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste of tweede lid, opnieuw moet worden vastgesteld ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening, kan de Deelraad, Bureau Monumenten & Archeologie gehoord, in afwijking van artikel 3.1, eerste lid, van die wet, voor het desbetreffende gebied een beheersverordening als bedoeld in die wet vaststellen.

Artikel 21 Verbodsbepaling en aanvraag vergunning

1. In een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het Dagelijks Bestuur.

2. De omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

3. Artikel 11, 12 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Een omgevingsvergunning is niet vereist voor de activiteit slopen ingevolge een aanschrijving van het Dagelijks Bestuur als bedoeld in hoofdstuk II, afdeling 2, van de Woningwet.

Hoofdstuk 6 Bovengrondse Cultuurhistorische waarden

Artikel 22 Inhoud bestemmingsplan en beheersverordening

1. In de toelichting op een bestemmingsplan dan wel beheersverordening wordt ten minste opgenomen:

a. Een beschrijving van de bovengrondse cultuurhistorische waarden of monumenten in het plangebied;

b. Zo nodig een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige bovengrondse cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden;

c. Voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied.

Hoofdstuk 7 Archeologische waarden

Artikel 23 inhoud bestemmingsplan of beheersverordening

1. In de toelichting op een bestemmingsplan dan wel beheersverordening wordt ten minste opgenomen:

a. Een beschrijving van de archeologische waarden in het plangebied

b. Zo nodig een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige in de grond aanwezige monumenten rekening is gehouden:

2. Archeologische waarden worden met behulp van een archeologisch onderzoek conform de eisen van het Dagelijks Bestuur en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in het bestemmingsplan verwerkt.

Artikel 24 Eisen die het Dagelijks Bestuur stelt aan archeologisch onderzoek

1. Het Dagelijks Bestuur neemt het selectiebesluit.

2. Het Dagelijks Bestuur kan nadere eisen stellen ten aanzien van archeologisch onderzoek.

3. Indien archeologisch veldonderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, sub h, Monumentenwet 1988 stelt het Dagelijks Bestuur een programma van eisen vast, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van de kwaliteit van het archeologisch veldonderzoek.

4. In het programma van eisen neemt het Dagelijks Bestuur bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het archeologisch veldonderzoek. Tijdens het archeologisch veldonderzoek worden aanwijzingen van het Dagelijks Bestuur in acht genomen.

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen

Artikel 25 Tegemoetkoming in schade

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het Dagelijks Bestuur hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:

a. de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

b. de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;

c. de door het Dagelijks Bestuur nader te stellen regels als bedoeld in artikel 24, tweede lid;

d. een aanwijzing als bedoeld in artikel 24, vierde lid, tweede volzin.

Artikel 26 Betreding

Het Dagelijks Bestuur kan bepalen dat een terrein in het belang van archeologisch onderzoek wordt betreden, dat daarop metingen worden verricht, dan wel daarin opgravingen worden gedaan, voor zover dat onderzoek dient ter voorbereiding of ter uitvoering van een besluit als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De rechthebbende ten aanzien van dit terrein moet desgevraagd dulden dat dit terrein in het belang van archeologisch onderzoek wordt betreden, dat daarop metingen worden verricht, dan wel daarin opgravingen worden gedaan.

Artikel 27 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de bij besluit van het Dagelijks Bestuur aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 9 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 28 Overgangsbepaling

1. De gemeentelijke monumenten en gemeentelijke stads- of dorpsgezichten die zijn aangewezen en geregistreerd op grond van de Monumentenverordening Stadsdeel Zeeburg 1996 en de Monumentenverordening Stadsdeel Oost/Watergraafsmeer, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

2. Aanvragen om omgevingsvergunning en aanwijzing die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld overeenkomstig de bepalingen van de verordening die van kracht was ten tijde van het indienen van de aanvraag.

Artikel 29 Inwerkingtreding en citeertitel

1. De Monumentenverordening Stadsdeel Zeeburg 1996, vastgesteld bij raadsbesluit van Zeeburg van 24-9-1996 en de Monumentenverordening Stadsdeel Oost/Watergraafsmeer, vastgesteld bij raadsbesluit van Oost-Watergraafsmeer van 1-3-1999 en gewijzigd op 24-6-2002, worden ingetrokken met ingang van de in het tweede lid vermelde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op die aanvragen welke onder artikel 28 lid 2 vallen.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 01-01-2013, behoudens voor die aanvragen welke onder artikel 28 lid 2 vallen.

3. Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening stadsdeel Oost 2013.