Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Oost

Subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing Stadsdeel Oost 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Oost
Officiële naam regelingSubsidieregeling Stedelijke Vernieuwing Stadsdeel Oost 2012
CiteertitelSubsidieregeling Stedelijke Vernieuwing Stadsdeel Oost 2012
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpEconomische zaken

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: -

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-12-201201-10-2016nieuwe regeling

16-10-2012

De Echo,

350674

Tekst van de regeling

Verordening

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen en voorwaarden

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet stedelijke vernieuwing (Stb. 2000, 504; vervallen per 28 april 2011);

b. subsidieregeling: de subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing stadsdeel Oost, sluit aan bij de

subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing Amsterdam 2006;

c. subsidieplafond: het totale budget dat ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies volgens

de bepalingen van deze regeling;

d. commissie: een commissie of commissies, op grond van artikel 19 van de Verordening op de Stadsdelen,

belast met de beleidsterreinen volkshuisvesting en stedelijke vernieuwing, ook wel genoemd Commissie van

advies;

e. dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost;

f. stadsdeelraad: de deelraad van het stadsdeel Oost;

g. eigenaar: de eigenaar van een onroerende zaak, niet zijnde een woningcorporatie of, indien de desbetreffende

onroerende zaak is gebouwd op grond waarop een erfpachtrecht rust, degene die het recht van erfpacht op de

grond heeft, eveneens niet zijnde een woningcorporatie. Onder eigenaar wordt tevens begrepen degene die

een opstalrecht, een appartementsrecht of een ander recht heeft verkregen, dan wel het lidmaatschapsrecht

heeft verkregen van een coöperatie waaraan verbonden het recht van gebruik en/of bewoning;

h. gebouw(en): elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden

omsloten, ruimte vormt;

i. woning: een gebouw of een deel van het gebouw dat is bestemd tot of geschikt is voor bewoning door een

huishouden;

j. gevel: de voor- en/of zijgevel van een gebouw voor zover deze naar de openbare weg is gekeerd;

k. droogreinigen: het stralen van de muur of gevel met fijn zand of een ander geschikt droog materiaal met

eventueel de toevoeging van een kleine hoeveelheid water;

l. hydrofoberen: het waterafstotend maken van de gevel;

m. gebruiksoppervlak: vloeroppervlak van de woning, exclusief buitenruimten, buitenbergingen, dragende wanden,

leidingschachten en ruimten lager dan 1,5 meter;

n. bedrijf/onderneming: rechtspersoon die op commerciële basis goederen en/of diensten aan derden levert;

o. belwinkel: gelegenheid waar een van de voornaamste activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig

gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken waaronder mede begrepen het verzenden van

faxen en het toegang bieden tot het internet;

p. coffeeshop: alcoholvrij horecabedrijf waarin de verkoop van softdrugs wordt gedoogd;

q. headwinkel: winkel waar in hoofdzaak artikelen worden verkocht die worden aangewend bij het gebruik van

(soft)drugs;

r. smartshop: winkel waar in hoofdzaak producten worden verkocht die ontwikkeld zijn voor het gebruik van

psychoactieve middelen;

s. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan de uiteindelijke

verbruiker of gebruiker;

t. ondernemer: een natuurlijk persoon of een rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens

publiekrecht is ingesteld, die een bedrijf of onderneming in stand houdt en die ingeschreven is in het

handelsregister bij de Kamer van Koophandel, dan wel beschikt over een fiscale zelfstandigheids-verklaring;

u. winst: de winst die dient als grondslag voor de berekening van de inkomstenbelasting of de

vennootschapsbelasting, met dien verstande dat, indien de ondernemer een rechtspersoon is, daaronder mede

wordt verstaan de beloning van de bestuurder(s) en de daaraan verbonden ten laste van de rechtspersoon

komende sociale lasten;

v. project: al dan niet van te voren vastgesteld geheel van werken en werkzaamheden die gezamenlijk worden

uitgevoerd in een bepaalde periode met een van te voren bepaald budget;

w. complexgewijze aanpak: de aanpak die zich uitstrekt tot ten minste twee aan elkaar grenzende panden;

x. onderhoudsplan: een door het dagelijks bestuur goedgekeurd overzicht van onderhoudswerkzaamheden die

gedurende een vooraf vastgesteld aantal jaren nodig worden geacht, om het bouwtechnisch kwaliteitsniveau

dat met de voorzieningen is of zal worden bereikt, te handhaven;

y. architectuurordekaart: kaart waarop door middel van een nadere aanduiding (de zogenaamde orden)

bouwwerken zijn aangegeven die van belang worden geacht om vanuit architectonisch of bouwhistorisch

perspectief te worden gehandhaafd;

z. architectuurorde 1: geregistreerde en (in Monumenten Selectie Project en Gemeentelijk Monumenten Project)

beoogde rijks-en gemeentelijke monumenten;

aa. architectuurorde 2: monumentwaardige bouwwerken met een nadrukkelijke architectonische verbijzondering en

bouwwerken met een bijzondere cultuurhistorische betekenis;

bb. architectuurorde 3: karakteristieke bouwwerken met architectonische en/of stedenbouwkundige meerwaarde;

cc. gordel 20-40: het gebied als zodanig aangegeven op de kaart, behorende bij de Schoonheid van Amsterdam,

een kader voor het Welstandsbeleid 2004, van de Commissie voor Welstand en Monumenten;

dd. negentiende-eeuwse ring: het gebied als zodanig aangegeven op de kaart behorend bij de Schoonheid van

Amsterdam, een kader voor het Welstandsbeleid 2004, van de Commissie voor Welstand en Monumenten;

ee. huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur wordt geheven dan wel betaald dient te worden voor het enkel gebruik

van een woning of een ruimte met een andere bestemming, uitgedrukt in een bedrag per maand of per jaar;

ff. bruto vloeroppervlak: oppervlakte van gebouw of bouwwerk dat in gebruik is van een bedrijf, of een instelling;

gg. herstructurering: gezamenlijke inspanningen die strekken tot het verbeteren van de economische structuur van

een afgebakend gebied;

hh. werkingsgebied: het grondgebied waar deze subsidieregeling van toepassing is, te weten het stadsdeel Oost.

Artikel 1.2 Subsidieplafonds en voorrang

1. De stadsdeelraad stelt jaarlijks de stadsdeelbegroting vast.

2. De stadsdeelraad kan in bijzondere gevallen het subsidieplafond van deze regeling tussentijds verhogen of

verlagen.

3. Het dagelijks bestuur stelt het subsidieplafond vast. Daarbij worden tevens de subsidieplafonds vastgesteld

voor de verschillende onderdelen van de subsidieregeling ten gunste waarvan de subsidie beschikbaar wordt

gesteld (deelbudget).

4. Het dagelijks bestuur kan een deelbudget, voor zover dat naar zijn oordeel niet volledig zal worden benut,

toevoegen aan een ander deelbudget, waardoor het subsidieplafond van het laatst bedoelde budget

dienovereenkomstig wordt verhoogd.

5. De stadsdeelraad kan gebieden of projecten aanwijzen waarop een voorrangsregeling van toepassing is. Het

dagelijks bestuur kan aan deze voorrangsgebieden specifieke deelbudgetten toekennen, dan wel deze weer

intrekken.

6. Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de hoogte van de tegemoetkoming.

7. Het dagelijks bestuur is bevoegd bepaalde gebieden aan te wijzen voor specifiek budget ten behoeve van het

stimuleren en versterken van bedrijven en de bedrijfshuisvesting.

Artikel 1.3 Aanvraag voor subsidie

1. De aanvrager vraagt subsidie aan met behulp van een door het dagelijks bestuur vastgesteld en beschikbaar

gesteld aanvraagformulier.

2. Een aanvraag dient vergezeld te gaan van een reële raming van de te maken kosten met betrekking tot de uit

te voeren werkzaamheden.

3. Bij de aanvraag worden tevens stukken overgelegd die in deze regeling en/of op het aanvraagformulier nader

zijn aangegeven.

4. De aanvrager krijgt van of namens het dagelijks bestuur een bewijs van ontvangst van de aanvraag waarop

datum van ontvangst is vermeld, binnen twee weken.

5. Indien de aanvrager niet aan de in dit artikel gestelde voorwaarden voldoet, wordt hij, uiterlijk binnen vier

weken na ontvangst van de aanvraag, in de gelegenheid gesteld de aanvraag aan te vullen. Indien niet binnen

twee weken na het daartoe gedane verzoek de aanvullende gegevens zijn verstrekt, kan het dagelijks bestuur

besluiten om de aanvraag niet te behandelen.

6. Het besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekend gemaakt binnen twee weken

nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken of nadat de aanvullende - maar als onvoldoende

beoordeelde - gegevens zijn verstrekt.

7. Activiteiten waarvoor al eerder subsidie is verleend in kader van deze regeling, voorlopers hiervan dan wel

regelingen met een nagenoeg gelijke doelstelling, worden uitgesloten van deze subsidieregeling.

Artikel 1.4 Verlenen van subsidie

1. Het dagelijks bestuur is bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in deze regeling, beschikkingen te

verlenen omtrent subsidieaanvragen.

2. Het dagelijks bestuur kan aan de beschikking voorwaarden en verplichtingen verbinden die strekken tot

verwezenlijking van het doel van de subsidie.

3. Het dagelijks bestuur kan de beschikkingen slechts verlenen voor zover het budget, dat op grond van artikel

1.2 voor de uitvoering van het desbetreffende hoofdstuk beschikbaar is gesteld, toereikend is.

4. Indien het budget, dat door de stadsdeelraad is vastgesteld ten behoeve van een bepaald hoofdstuk of

paragraaf niet toereikend is om alle aanvragen te honoreren, worden de aanvragen die niet kunnen worden

gehonoreerd, afgewezen.

5. De afgegeven beschikkingen komen niet voor bevoorschotting in aanmerking.

6. Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de hoogte van de tegemoetkoming.

Artikel 1.5 Weigering

Het dagelijks bestuur kan de subsidieverlening in ieder geval weigeren indien:

a) de noodzaak van het project naar zijn oordeel niet is aangetoond;

b) het project naar zijn oordeel niet doelmatig is;

c) de kosten van de werkzaamheden naar zijn oordeel niet in redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen

resultaat, dan wel het gewenste kwaliteitsniveau;

d) de aanvraag in strijd is met het bij of krachtens deze regeling gestelde;

e) de aanvrager die op het moment van aanvraag dan wel op het moment waarop het dagelijks bestuur op de

aanvraag beschikt, in staat van faillissement of surseance van betaling verkeert;

f) voor zover vereist, voor het project geen omgevings(bouw)vergunning is of zal worden verleend;

g) reeds een begin is gemaakt met de werkzaamheden of de werkzaamheden reeds zijn uitgevoerd, nog voordat

over de subsidieaanvraag is beschikt;

h) niet wordt voldaan aan door het dagelijks bestuur gestelde voorwaarden;

i) de eventueel benodigde aanvullende gegevens niet binnen de daarvoor gestelde termijn zijn ontvangen;

j) de werkzaamheden niet door een rechtmatig gevestigd en ter zake kundig bedrijf zijn uitgevoerd;

k) voor het desbetreffende gebouw een raadsbesluit tot onteigening dan wel tot beëindiging of ontbinding van de

erfpachtrechten is genomen of een vervallenverklaring is gevraagd;

l) voor het bouwwerk tegelijkertijd een subsidie voor monumenten zoals bedoeld in de Subsidieverordening

monumenten en beeldbepalende panden is aangevraagd of toegekend.

Artikel 1.6 Voorschriften en intrekking van subsidie bij niet-nakoming

1. Een subsidieontvanger dient ervoor te zorgen, dat:

a. voor zover vereist voor het project de benodigde omgevings(bouw)vergunningen worden verkregen;

b. niet zonder schriftelijke toestemming van het dagelijks bestuur wordt afgeweken van het bij de

aanvraag ingediende plan;

c. met de werkzaamheden binnen een jaar na het besluit tot verlening van de subsidie wordt begonnen,

tenzij in een regeling met betrekking tot een afzonderlijke subsidie een afwijkende termijn is

voorgeschreven;

d. de aanvang van de werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid sub c van dit artikel, door of namens

de eigenaar aan de met controle belaste personen vooraf wordt gemeld;

e. de gereedmelding van de werkzaamheden plaatsvindt binnen twee jaar na verlening van de subsidie;

f. deze voldoet aan de door het dagelijks bestuur opgelegde voorschriften.

2. Het dagelijks bestuur is bevoegd ontheffing te verlenen van de termijnen zoals bedoeld in het eerste lid, onder

c en e van dit artikel.

3. Het dagelijks bestuur kan een verleende subsidie intrekken, indien een subsidieontvanger niet voldoet aan het

bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 1.7 Beslistermijn

1. Het dagelijks bestuur beschikt omtrent de aanvraag tot verlening van de subsidie binnen acht weken na de dag

waarop de aanvraag is ontvangen dan wel binnen acht weken nadat de in artikel 1.3, derde lid, bedoelde

aanvullende gegevens zijn ontvangen.

2. Indien de beschikking niet, overeenkomstig het eerste lid van dit artikel, binnen acht weken kan worden

gegeven, stelt het dagelijks bestuur de aanvrager daarvan in kennis. Dit gebeurt nog voordat deze termijn is

verstreken en is met redenen omkleed. Daarnaast geeft het dagelijks bestuur een redelijke termijn aan

waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 1.8 Gereedmelding

1. De subsidieontvanger meldt het project gereed binnen zes weken na voltooiing van de werkzaamheden, doch

uiterlijk binnen twee jaar na het verlenen van de subsidie.

2. Het dagelijks bestuur kan de in het eerste lid van dit artikel genoemde termijn verlengen.

3. De gereedmelding is tevens een aanvraag voor vaststelling van de subsidie en geschiedt op een door het

dagelijks bestuur vastgesteld en door de subsidieontvanger ingevuld gereedmeldingsformulier.

4. Indien de gereedmelding niet volledig is stelt het dagelijks bestuur de indiener van de gereedmelding alsnog in

de gelegenheid zijn gereedmelding binnen twee weken volledig aan te vullen.

5. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat in ieder geval vergezeld van:

a. een schriftelijke verklaring van de subsidieontvanger dat bij het realiseren van het project is voldaan

aan de opgelegde verplichtingen;

b. een gespecificeerde opgave van de kosten van het project met daarop betrekking hebbende kopieën

van rekeningen en betaalbewijzen, gerangschikt op dezelfde wijze als de ingediende begroting;

c. een opgave van de dag waarop het project is gereedgekomen;

d. desgevraagd een verklaring van een accountant waaruit blijkt dat het ingediende kostenoverzicht juist

en volledig is.

6. Het dagelijks bestuur bevestigt binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding.

7. Het dagelijks bestuur kan nadere eisen stellen aan de gereedmelding.

8. Het dagelijks bestuur kan als verplichting bij de subsidieverlening een afwijkende procedure van gereedmelding

van toepassing verklaren.

Artikel 1.9 Subsidievaststelling

1. Binnen zes weken na ontvangst van de gereedmelding als bedoeld in artikel 1.8 neemt het dagelijks bestuur

een besluit tot vaststelling en uitbetaling van de subsidie.

2. Het dagelijks bestuur kan om moverende redenen de in het eerste lid van dit artikel genoemde termijn

eenmalig met twee weken verlengen. Het dagelijks bestuur deelt een dergelijke verlenging mee aan de

subsidieontvanger.

3. Subsidievaststelling vindt plaats op basis van de door het dagelijks bestuur goedgekeurde werkelijke kosten

met als maximum het bedrag dat bij de subsidieverlening is toegekend.

4. De subsidievaststelling vindt niet eerder plaats dan nadat de aanvrager heeft aangetoond, dat hetgeen

waarvoor de subsidie is verleend, overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening is uitgevoerd en aan de

daarbij gestelde verplichtingen is voldaan. Indien niet voldaan wordt aan het overleggen van eventuele

benodigde gegevens binnen de daarvoor gestelde termijn, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

5. Het dagelijks bestuur kan de subsidie in ieder geval lager vaststellen dan het bedrag uit de subsidieverlening,

indien de aanvrager het bij of krachtens deze regeling gestelde niet heeft nageleefd.

6. Ten behoeve van aanvragers die op het moment van subsidie vaststellen in staat van faillissement of

surseance van betaling verkeren, wordt de subsidie vastgesteld op nul (0) euro.

Artikel 1.10 Uitbetaling

1. Het subsidiebedrag wordt bij subsidievaststelling bepaald. Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de

subsidievaststelling uitbetaald.

2. Indien krachtens artikel 1.8, lid 8 voor een afwijkende gereedmeldingsprocedure is gekozen, kan de subsidie in

afwijking van het vorige lid van dit artikel, worden betaald op een wijze die aansluit bij de gekozen procedure

van gereedmelding.

Hoofdstuk 2 - Stimuleringsregeling gevelreiniging

Artikel 2.1 Algemeen

1. Aan de particuliere eigenaar en particuliere verhuurder, niet zijnde een corporatie, van een gebouw kan een

subsidie in de kosten van gevelreiniging worden verstrekt.

2. Onder gevelreiniging wordt verstaan het verwijderen van aanslag en/of verf- en conserveerlagen van gevels,

muren en puien, gevolgd door het hydrofoberen van gevels, muren en puien.

3. Herstel van schade aan voegen, ontstaan als gevolg van het droogreinigen van de gevel, komt voor subsidie in

aanmerking. De voegen dienen dan wel passend te zijn binnen de door het stadsdeel gewenste uitstraling van

het pand.

4. De regeling is van toepassing op panden die door het dagelijks bestuur zijn aangewezen:

a. in het kader van het stedelijk vernieuwingsproces;

b. als onderdeel van een bijzondere stedelijk vernieuwingsproject.

5. Deze regeling is niet van toepassing op gebouwen waarvan:

a. de gevel reeds in een voorafgaande periode van tien jaar op enigerlei wijze met subsidie is gereinigd;

b. de te verwachten instandhoudingstermijn, naar het oordeel van het dagelijks bestuur, tien jaar of

korter is.

6. Voor zover het gebouwen betreft die op de architectuurordekaart zijn aangeduid als orde 1, 2 of 3, kan het

dagelijks bestuur - alvorens het over de subsidieverlening beslist - advies aan de Commissie voor Welstand en

Monumenten aanvragen. Het dagelijks bestuur kan afwijken van dat advies.

Indien een advies van de Commissie voor Welstand en Monumenten benodigd is, wordt de termijn zoals

genoemd in artikel 1.7, lid 2 opgeschort tot het moment dat dit advies door het dagelijks bestuur is ontvangen.

Artikel 2.2 Voorrang

In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.2, lid 5, krijgen bij het verstrekken van een subsidie op grond van deze

paragraaf woningen die deel uitmaken van een complexgewijze aanpak voorrang.

Artikel 2.3 Hoogte van de subsidie

De te verlenen subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de totale som van subsidiabele kosten, tot een maximum van €

10.000,--.

Hoofdstuk 3 - Stimuleringsregeling funderingsherstel

Artikel 3.1 Algemeen

1. Aan de particuliere eigenaar en particuliere verhuurder, niet zijnde een corporatie, van een gebouw dat zich

bevindt in de zogenoemde "gordel 20-40 of in de 19de-eeuwse ring", kan subsidie worden verstrekt voor

funderingsherstel.

2. Onder funderingsherstel wordt verstaan het vernieuwen van de fundering onder een gebouw of het aanbrengen

van aanvullend draagvermogen van een gebouw, indien en voor zover funderingsonderzoek heeft aangetoond

dat het betreffende gebouw valt onder het kwaliteitsklasse/-niveau III of IV als bedoeld in het Basisrapport van

Bouw-en Woningdienst Amsterdam van december 1992. Het onderzoek is uitgevoerd door een erkend bureau

gespecialiseerd in funderingsonderzoek. De toetsing vindt plaats op basis van het Basisrapport Casco-

Funderingsonderzoeken Panden in de 19e-eeuwse gordel - uitgave Bureau P/A van de voormalige Stedelijke

Woningdienst Amsterdam (SWD), d.d. 16 mei 2001.

3. In bijzondere gevallen kan het dagelijks bestuur subsidie verstrekken ten behoeve van funderingsherstel van

gebouwen die blijkens funderings-onderzoek vallen onder kwaliteitsniveau II als bedoeld in het in lid 2 van dit

artikel genoemde rapport.

4. Het gebouw waarvoor subsidie wordt gevraagd, dient te zijn vermeld op de architectuurordekaart met de

aanduiding van orde B (basis), 1, 2 of 3.

Artikel 3.2 Nadere voorwaarden voor het verlenen van de subsidie

1. De subsidie wordt verleend indien voor het gebouw waaraan het funderingsherstel wordt toegepast, niet binnen

vijftien jaren voorafgaand aan de aanvraag reeds op voet van deze verordening of enige andere vergelijkbare

regeling, subsidie voor funderingsherstel is verstrekt. In bijzondere gevallen kan het dagelijks bestuur hiervan

afwijken.

2. Het kwaliteitsniveau van een gebouw dient na het funderingsherstel ten minste te voldoen aan de eisen zoals

die zijn gesteld in het "Algemeen programma van eisen, particuliere woningverbetering" van de Stedelijke

Woningdienst Amsterdam, zoals deze op het moment van de aanvraag zijn gesteld. Uit het cascofunderingsonderzoek

dient te zijn gebleken dat na bouwkundig herstel de levensduur van het betrokken pand

met 40 jaar wordt verlengd. Voorts dient het pand na herstel te voldoen aan de eisen van hoofdstuk III van het

Bouwbesluit en de voor Amsterdam geldende Bouwverordening 2003.

Artikel 3.3 Weigering van de subsidie

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1.4 en 1.5 wordt de subsidie niet verleend indien, naar het oordeel van het

dagelijks bestuur:

a. met het toepassen van het funderingsherstel het belang van de stedelijke vernieuwing niet wordt gediend;

b. het gebouw waarbij het funderingsherstel wordt toegepast, naar het oordeel van het dagelijks bestuur na het

funderingsherstel geen minimale handhavings-termijn van veertig jaren heeft;

c. indien op die woning krachtens artikel 15, lid 2, van de Woningwet een aanschrijving is uitgebracht en een last

onder bestuursdwang of een last onder dwangsom is aangezegd;

d. voor het desbetreffende gebouw een raadsbesluit tot onteigening dan wel tot beëindiging of ontbinding van de

erfpachtrechten is genomen of een vervallenverklaring is gevraagd (conservatoir beslag).

Artikel 3.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt 50% van de totale kosten van funderingsherstel, tot een maximum van € 45.000,-- per gebouw,

voor zover die kosten overeenkomstig het burgerlijk recht voor rekening komen van de eigenaar.

Artikel 3.5 Terugvordering

1. In geval van vervreemding (waaronder tevens begrepen splitsing in appartementsrechten) van het vastgoed

binnen tien jaar na vaststelling van de subsidie, wordt, als aan alle voorwaarden van deze subsidieregeling is

voldaan, de subsidie gewijzigd vastgesteld met inachtneming van de hierna volgende tabel:

  • bij verloop van minder dan één jaar: 0%;

  • bij verloop van 1 jaar, doch minder dan 2 jaar: 25%;

  • bij verloop van 2 jaar, doch minder dan 3 jaar: 40%;

  • bij verloop van 3 jaar, doch minder dan 4 jaar: 50%;

  • bij verloop van 4 jaar, doch minder dan 5 jaar: 60%;

  • bij verloop van 5 jaar, doch minder dan 7 jaar: 70%;

  • bij verloop van 7 jaar, doch minder dan 9 jaar: 80%;

  • bij verloop van 9 jaar, doch minder dan 10 jaar: 90%;

van de oorspronkelijk vastgestelde subsidie.

2. Het bepaalde in lid 1 van dit artikel is niet van toepassing, indien de woning in eigendom wordt overgedragen

aan de gemeente.

Hoofdstuk 4 - Stimuleringsregeling beter verbeteren

Artikel 4.1 Algemeen

1. Aan de eigenaar van een gebouw, niet zijnde een woongebouw, of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,

gelegen in de gordel 20-40 of de 19de-eeuwse ring, kan, al dan niet in aanvulling op andere subsidies, subsidie

worden verstrekt onder de naam: beter verbeteren.

2. Onder beter verbeteren wordt verstaan het behouden, herstellen en/of terugbrengen van de oorspronkelijke

detaillering van het aangezicht van een bouwwerk. Ook het treffen van voorzieningen tot het behoud en herstel

van bijzondere architectonische en beeldbepalende uiterlijke elementen, in de zin van deze regeling, valt hier

eveneens onder.

3. Onder beter verbeteren wordt eveneens verstaan het treffen van voorzieningen tot het behoud en herstel van

bijzondere architectonische en beeldbepalende uiterlijke elementen aan bouwwerken, zoals omschreven in het

programma van eisen van een nader aangewezen bijzonder stedelijk vernieuwingsproject in de zin van deze

regeling.

4. Het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarvoor subsidie wordt gevraagd, dient te zijn vermeld op

de architectuurordekaart met de aanduiding van orde 1, 2 of 3.

Artikel 4.2 Voorrang

In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.2, lid 5 krijgen, bij het verstrekken van een subsidie op grond van deze

paragraaf, bouwwerken, behorende tot een complex-gewijze aanpak, voorrang.

Artikel 4.3 Voorwaarden met betrekking tot de uitvoering

1. De subsidie wordt toegekend onder voorwaarde dat:

a. binnen acht weken na de toekenning of binnen een (andere) in de beschikking genoemde termijn een

begin wordt gemaakt met de werkzaamheden en dit vooraf op een door het dagelijks bestuur

beschikbaar gesteld formulier wordt gemeld aan de met controle belaste personen;

b. binnen twee jaar na toekenning de werkzaamheden zijn voltooid;

c. aan de door het stadsdeel met controle belaste personen op verzoek:

1. inzage wordt verleend van de op de voorzieningen betrekking hebbende bescheiden en

tekeningen;

2. gelegenheid wordt gegeven tot het controleren, waaronder mede wordt verstaan het maken van

een afschrift, van de op de voorzieningen betrekking hebbende gegevens;

3. de subsidieontvanger heeft aangetoond dat aan alle subsidie-voorwaarden is voldaan;

4. toegang wordt verleend tot het gebouwd onroerend goed;

d. niet wordt afgeweken van het goedgekeurde plan, behalve voor zover voorafgaand toestemming van

het dagelijks bestuur of gemandateerd ambtenaar is verkregen;

e. alle overige informatie wordt verstrekt die het dagelijks bestuur nodig oordeelt om de noodzakelijkheid

en de kosten van de voorzieningen te kunnen beoordelen.

2. Het dagelijks bestuur kan op grond van onvoorziene omstandigheden ontheffing verlenen van de termijnen

zoals bedoeld in het eerste lid onder a en b van dit artikel.

Artikel 4.4 Weigering van de subsidie

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1.4 en 1.5 wordt de subsidie niet verleend indien, naar het oordeel van het

dagelijks bestuur:

a. de te treffen voorzieningen niet voldoen aan de voorwaarden van de regeling;

b. de voorzieningen niet voldoen aan het bepaalde in het programma van eisen van het project, zoals dit op het

moment van de aanvraag geldt;

c. met het treffen van de voorzieningen het belang van de stedelijke vernieuwing, naar het oordeel van het

dagelijks bestuur, niet of niet voldoende wordt gediend;

d. het gebouw of bouwwerk waaraan de te treffen voorzieningen worden toegepast, naar het oordeel van het

dagelijks bestuur geen minimale handhavingstermijn van vijftien jaren heeft.

Artikel 4.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie betreft de meerkosten ten opzichte van de standaarduitvoering en bedraagt maximaal:

a. Voor zover het bouwwerk op de architectuurordekaart is aangeduid met 1, maximaal € 3.200,--;

b. Voor zover het bouwwerk op de architectuurordekaart is aangeduid met 2, maximaal € 2.750,--;

c. Voor zover het bouwwerk op de architectuurordekaart is aangeduid met 3, maximaal € 2.300,--;

d. Voor zover het bouwwerk anders is aangeduid dan met de architectuurordekaart 1,2 en 3, maximaal € 0,--.

In bijzondere gevallen kan het dagelijks bestuur afwijken van de wijze van berekenen van de hoogte van de subsidie.

Hoofdstuk 5 - Stimuleringsregeling verbetering van de bedrijfshuisvesting

Artikel 5.1 Algemeen

Aan de ondernemer kan een subsidie worden verleend in geval van verbetering van de bedrijfshuisvesting. Het betreft

een tegemoetkoming in de kosten van:

a. de verbouwing van een bedrijfsruimte;

b. de tijdelijke huisvesting van een bedrijf;

c. het verplaatsing van een bedrijf;

d. de schade die ten gevolge van de renovatie van het pand waarin een bedrijf is gevestigd, mits het pand niet in

eigendom is van een corporatie, is ontstaan.

Artikel 5.2 Nadere voorwaarden voor het verlenen van de subsidie

1. Een subsidie kan slechts worden verleend:

a. indien dat de verwezenlijking van de door de stadsdeelraad vastgestelde ruimtelijk-economische

structuur ten goede komt;

b. indien bij het bedrijf waarin detailhandel wordt uitgeoefend, niet meer dan 25 personen werkzaam zijn

en bij overige bedrijven niet meer dan 50 personen;

c. indien het bedrijf levensvatbaar is;

d. indien het bedrijf rechtmatig is gevestigd en een redelijke termijn, onmiddellijk voorafgaand aan het

tijdstip van het indienen van de aanvraag, in hetzelfde pand is uitgeoefend.

2. Uitsluitend de ondernemer wiens bedrijf op het moment van de aanvraag is gevestigd in stadsdeel Oost komt in

aanmerking voor deze subsidieregeling.

3. De voorwaarde van de levensvatbaarheid als bedoeld in het eerste lid, onder c, van dit artikel is niet van

toepassing indien een subsidie zoals bedoeld in artikel 5.1, onder d, wordt aangevraagd.

4. Over de levensvatbaarheid als bedoeld in het eerste lid, onder c van dit artikel, dient te worden geadviseerd

door een onafhankelijke adviesinstelling voor het midden-en kleinbedrijf, werkzaam op het gebied van

regelgebonden advisering.

Artikel 5.3 Weigering van de subsidie

1. Een subsidie wordt niet verleend:

a. indien de ondernemer een bedrijf uitoefent dat ook als vrij beroep kan worden uitgeoefend;

b. indien de ondernemer één of meer van de volgende bedrijven uitoefent:

  • bemiddeling op het gebied van de handel in roerende en onroerende goederen en op het gebied

van dienstverlening;

  • dienstverlening op het gebied van accountancy, boekhouden of administratie;

  • advisering en dienstverlening -anders dan door aanneming van werk -op het gebied van techniek,

bouwkunde, industrieel eigendom, reclame, informatie, incasso, taxatie, telecommunicatie,

alsmede op juridisch, economisch of fiscaal gebied en arbeidsbemiddeling;

  • exploitatie van schoonheidsinstituten of pedicure-, bad-, heilgymnastiek- of massage-inrichtingen,

sauna- en yoga-inrichtingen;

  • exploitatie van belwinkel, coffeeshop, geldwisselkantoor, headwinkel, massagesalon, prostitutieinrichting,

seksinrichting, smartshop of speelautomatenhal;

  • dienstverlening op het gebied van onderwijs, opleiding, vertaling of rijinstructie;

  • exploitatie van belwinkels en winkels ten behoeve van gokken en wedden;

c. indien de verbouwing geheel of gedeeltelijk wordt uitgevoerd door een ondernemer of zijn (onder)

aannemers, die niet in het bezit is van de daarvoor vereiste vergunningen;

d. aan een ondernemer die zijn bedrijf verplaatst naar een locatie buiten het stadsdeel.

2. Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a en b van dit artikel,

indien de ondernemer een bedrijf uitoefent in een pand met als bestemming winkelpand.

3. In afwijking van het bepaalde in lid 1, onder b van dit artikel, kan een subsidie als bedoeld in artikel 5.1, onder

d, wel worden verleend.

Artikel 5.4 Hoogte van de subsidie

1. De te verlenen subsidie bedraagt ten hoogste 30% van de totale som van subsidiabele kosten van verbouwing,

verplaatsing en schade door renovatie en bedraagt maximaal € 60.000,-- per onderneming.

2. De subsidie zoals bedoeld in deze paragraaf, wordt slechts eenmaal berekend en verleend in de volgende

gevallen:

a. indien meer bedrijven een fiscale eenheid vormen en op eenzelfde locatie zijn gevestigd;

b. indien het merendeel der aandelen in meer bedrijven of de feitelijke zeggenschap over die bedrijven in

handen zijn respectievelijk is van één natuurlijke persoon of rechtspersoon en die bedrijven op

eenzelfde locatie zijn gevestigd.

3. De tegemoetkoming in de verbouwingskosten kan verleend worden voor:

a. wijziging van de indeling door verwijdering, plaatsing of verplaatsing van binnenmuren en/of vloeren,

plafonds en tussenvloeren;

b. herstel van buitenmuren, voor zover nodig in verband met het wegbreken van aanhorigheden;

c. voorzieningen in de buitenmuren, voor zover rechtstreeks samenhangend met het overige deel van de

verbouwingen;

d. voorzieningen ter verbetering van de warmte-isolatie en ten behoeve van de noodzakelijke

geluidsisolatie;

e. aanpassen van gas-, water, en elektriciteitsleidingen- en voorzieningen in verband met het

verbouwen;

f. afwerking van het verbouwde gedeelte.

4. De tegemoetkoming in de herinrichtingskosten kan verleend worden voor:

a. kosten van voorzieningen welke aard- of nagelvast dienen te worden aangebracht;

b. kosten wegens het vervangen van onderdelen van de inrichting van het bedrijf welke niet passend zijn

te maken voor het verbouwde, het tijdelijke, het gerenoveerde respectievelijk het nieuwe bedrijfspand.

5. De tegemoetkoming in de kosten van bedrijfsstagnatie kan verleend worden voor:

a. de winstderving ten gevolge van bedrijfsstagnatie, indien en voor zover het bedrijf ten gevolge van

een verbouwing, het betrekken van een tijdelijke vestiging elders, een verplaatsing, dan wel de

uitvoering van de renovatieplannen zoals bedoeld in respectievelijk de artikelen 5.4 lid 3, 6, 7 en 10,

moet worden stilgelegd dan wel stagneert;

b. De subsidie is eenmalig en bedraagt ten hoogste € 700,-- per week over de periode dat het bedrijf

stagneert, tot een maximum van € 4.200,--.

6. De tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als gevolg van de renovatie of sloop/nieuwbouw van

het gebouw waarin het bedrijf is gevestigd en mits het pand niet in eigendom is van een corporatie, kan

verleend worden voor:

a. de verhuiskosten naar en van de tijdelijke vestiging zoals aangegeven in artikel 5.4, lid 9;

b. de hogere huisvestingskosten van de tijdelijke vestiging, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.4,

lid 8;

c. de inrichtingskosten van de tijdelijke vestiging, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.4, lid 6;

d. een tegemoetkoming in de winstdaling ten gevolge van bedrijfsstagnatie, overeenkomstig het

bepaalde in artikel 5.4, lid 5.

7. De tegemoetkoming in de kosten van het verplaatsen van het bedrijf, kan verleend worden voor:

a. een subsidie in de verhuiskosten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.4, lid 9;

b. een subsidie in de hogere huisvestingskosten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.4, lid 8;

c. een subsidie in de herinrichtingskosten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.4, lid 4;

d. een subsidie ter tegemoetkoming in de winstdaling ten gevolge van bedrijfsstagnatie, overeenkomstig

het bepaalde in artikel 5.4, lid 5.

8. De tegemoetkoming in de hogere huisvestingskosten van het bedrijf, kan verleend worden voor:

a. de hogere huisvestingskosten, indien de ondernemer in verband met verbouwingen als beschreven in

artikel 5.4, lid 3, het betrekken van een tijdelijke vestiging, dan wel verplaatsing, hogere

huisvestingskosten heeft, welke niet het gevolg zijn van wezenlijke veranderingen in de aard en

omvang van zijn bedrijfsactiviteiten en mits hij geen eigenaar van de bedrijfsruimte is;

b. De subsidie is eenmalig en bestaat uit een redelijke tegemoetkoming in het verschil tussen de oude

en nieuwe huisvestingskosten.

9. De tegemoetkoming in de verhuiskosten van het bedrijf, kan verleend worden voor:

a. de aanvaardbaar te achten kosten van vervoer van de bedrijfsmiddelen en voorraden. De volledige

vergoeding van de verhuiskosten is eenmalig.

10. De tegemoetkoming in de schade ten gevolge van de renovatie van het pand waarin een bedrijfsruimte is

gelegen, kan verleend worden voor:

a. de winstdaling ten gevolge van de bedrijfsstagnatie, indien de bedrijfsactiviteiten gedurende een

periode van ten minste een week geheel moeten worden stilgelegd, zoals aangegeven in artikel 5.4,

lid 5;

b. de door de ondernemer te maken herinrichtingskosten welke een direct gevolg zijn van de uitvoering

van de renovatiewerkzaamheden, zoals aangegeven in artikel 5.4, lid 4.

Hoofdstuk 6 - Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6.1 Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van bepalingen in deze regeling, indien strikte toepassing van

deze bepalingen leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, dan wel tot ernstige afbreuk aan het belang,

verbonden aan stedelijke vernieuwing.

Artikel 6.2 Verslag op grond van de Algemene wet bestuursrecht

Op deze regeling is de werking van artikel 4:24 van de Awb onverkort van toepassing.

Artikel 6.3 Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de bij besluit van het

dagelijks bestuur aan te wijzen personen.

Artikel 6.4 Intrekking bestaande regeling en verordening

De Subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing stadsdeel Oost-Watergraafsmeer, vastgesteld door de stadsdeelraad Oost-

Watergraafsmeer op 14 december 2009 en de Subsidieverordening Stedelijke vernieuwing Stadsdeel Zeeburg,

vastgesteld door het stadsdeel Zeeburg op 23 december 2003, worden ingetrokken een dag na de bekendmaking.

Artikel 6.5 Overgangsbepaling

1. Op aanvragen om subsidie op grond van de Subsidieregeling Stedelijke vernieuwing Oost-Watergraafsmeer

2009 en op grond van de Subsidie-verordening Stedelijke vernieuwing Stadsdeel Zeeburg 2003, gedaan voor

de inwerkingtreding van deze regeling, blijven de bepalingen van de specifieke regeling en/of verordening van

toepassing.

2. Met betrekking tot aanvragen om subsidie op grond van de Bedrijven Stimulerings Regeling III (BSR III

regeling) gedaan voor de inwerkingtreding van deze regeling, blijven de bepalingen van de specifieke regeling

van toepassing.

3. Indien een bezwaarschrift wordt of is ingediend met betrekking tot een beslissing op grond van de

Subsidieregeling stedelijke Vernieuwing Oost-Watergraafsmeer 2009 en/of op grond van de

Subsidieverordening Stedelijke vernieuwing Stadsdeel Zeeburg 2003 en/of op grond van de BSR III regeling,

wordt op het bezwaar beslist met toepassing van de subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing stadsdeel Oost

2012, tenzij het voordien geldende recht voor bezwaarde gunstiger is.

Artikel 6.6 Inwerkingtreding en bekendmaking

Deze regeling treedt in werking 1 dag na de officiële publicatie in het Amsterdams Stadsblad. Daarnaast wordt de

regeling gepubliceerd op de website www.oost.amsterdam.nl en wordt daarnaast gepubliceerd in de digitale nieuwsbrief.

De regeling wordt ter inzage gelegd bij de publieksbalie van het Stadsdeelhuis Oost, Oranje-Vrijstaatplein 2 te

Amsterdam.

Artikel 6.7 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing stadsdeel Oost 2012.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 oktober 2012.

De stadsdeelraad van stadsdeel Oost,

De heer F. Dexel Mevrouw G. de Boer

Raadsgriffier Raadsvoorzitter

I Algemene toelichting

Inleiding

De subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing stadsdeel Oost 2012 regelt de verstrekking van subsidies van

uiteenlopend karakter, waarbij voorrang wordt gegeven aan projecten die van belang zijn voor de stedelijke

vernieuwing in heel stadsdeel Oost. Met de subsidieregeling wordt een verdere aanvulling gegeven op de

subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing Amsterdam die in 2006 door de gemeenteraad is vastgesteld en die

een uitvloeisel is van de wet op de Stedelijke Vernieuwing. Deze wet op de Stedelijke Vernieuwing is per 28 april

2011 vervallen. Met de verdere decentralisatie van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) door een

decentralisatie-uitkering, doet het Rijk een grote stap terug. Het formuleert nog wel landelijke doelstellingen, maar

die zijn beperkt tot de hoofdlijnen. De regierol van gemeenten wordt hierdoor versterkt.

Corporaties

Het stadsdeel Oost sluit de corporaties uit van de subsidieregeling. De rol en positie van de corporaties is de

afgelopen decennia aanzienlijk veranderd. Was de oorspronkelijk rol het verzorgen van goede en betaalbare

woningen voor huishoudens met een lager inkomen, tegenwoordig treden de corporaties steeds vaker op als

projectontwikkelaar. De focus richt zich steeds meer op het maatschappelijk (commercieel) ondernemen.

Corporaties hebben een maatschappelijke taak en verantwoordelijkheid. In dit kader worden de corporaties

verantwoordelijk geacht voor het onderhoud, herstel en renovatie van het eigen vastgoed. Ondernemers, die

bedrijfsruimte huren van de corporaties en als gevolg van het onderhoud, herstel en renovatie schade

ondervinden dienen zich bij de corporaties te vervoegen voor eventuele compensatie in de kosten.

Particuliere eigenaar / bewoner en verhuurder

Particuliere eigenaren/beleggers hebben geen maatschappelijke taak en verantwoordelijkheid. Ondernemers die

hun bedrijfsruimte huren van een particuliere eigenaar/belegger en als gevolg van onderhoud, herstel en

renovatie schade ondervinden kunnen een beroep doen op de subsidieregeling Stedelijke vernieuwing stadsdeel

Oost 2012.

Particuliere vastgoedeigenaren die tevens bewoner/ondernemer zijn en wiens panden onderdeel uitmaken van

stedelijke vernieuwingsprojecten kunnen een beroep doen op de subsidieregeling stedelijke vernieuwing. Dit

bevordert de snelle uitvoering van grootschalige stadsvernieuwingsprojecten.

Toevoegen bedrijfsruimten

Binnen de regeling waren bij de onderdelen funderingsherstel, beter verbeteren en gevelreiniging woningen het

uitgangspunt. Bedrijfsruimten waren in de vorige regeling uitgesloten ook al maakten ze onderdeel uit van het

woongebouw. Door alle bedrijfsruimten nu gelijk te schakelen aan woningen wordt toegang gegeven tot het

subsidieonderdeel funderingsherstel.

Ten slotte geldt er een terugbetalingsregeling bij verkoop van het vastgoed.

Stedelijke vernieuwing

In de Wet stedelijke vernieuwing wordt onder stedelijke vernieuwing het volgende verstaan:

"op stedelijk gebied gerichte inspanningen die strekken tot verbetering van de leefbaarheid en veiligheid,

bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en milieukwaliteit, versterking van het

economisch draagvlak, bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging

van de kwaliteit van de openbare ruimte of anderszins tot structurele kwaliteitsverhoging van dat stedelijk gebied".

De gemeenteraad heeft op 1 februari 2006 de Subsidieverordening stedelijke vernieuwing Amsterdam 2006

vastgesteld. Hierin zijn subsidievormen opgenomen die voor de gehele stad gelden. Het stadsdeel heeft

aanvullend beleid op dit gebied, zodat er aanleiding is om een eigen subsidieregeling op te stellen.

Door de fusie tussen de stadsdelen Oost-Watergraafsmeer en Zeeburg, op 1 mei 2010, is het noodzakelijk

geworden om de verschillende subsidieregelingen te harmoniseren tot een nieuwe subsidieregeling Stedelijke

vernieuwing Stadsdeel Oost. De bestaande subsidieregelingen Oost-Watergraafsmeer 2009 en Zeeburg 2003

hebben als basis gediend voor de harmonisatie.

Naast de subsidieregeling heeft het voormalige stadsdeel Zeeburg ook de subsidieregeling

bedrijfsstimuleringsregeling (BSR) ontwikkeld en opengesteld aan haar ondernemers. In het programma-akkoord

2010-2014 van het stadsdeel Oost geven de coalitiepartners aan de BSR regeling in stand te zullen houden.

Omdat onduidelijk is of de BSR regeling opgenomen wordt in de subsidieregeling stedelijke vernieuwing is in de

nieuwe regeling aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid gegeven om aan specifieke gebieden budget toe te

kennen ten behoeve van het stimuleren en versterken van de bedrijven en de bedrijfshuisvesting (artikel 1.2 lid

7).

Indeling van de hoofdstukken

In hoofdstuk 1 zijn de algemene bepalingen opgenomen die voor de gehele regeling gelden. Hierin is ook de

besluitvorming geregeld van de stadsdeelraad tot het vaststellen van subsidieplafonds en de gebieden waar de

regeling zal werken. Voor zover daartoe aanleiding bestaat zijn in de andere hoofdstukken of aanvullende of

afwijkende regelingen opgenomen.

In de hoofdstukken twee tot en met vijf gaat het om de verschillende stimuleringssubsidies die beschikbaar

worden gesteld voor gebouwen, andere bouwwerken, alsmede specifieke subsidies ten behoeve van winkels en

bedrijven. In hoofdstuk zes ten slotte zijn de overgangs- en slotbepalingen opgenomen.

Intrekking en wijziging van beschikkingen

Ten aanzien van intrekking en wijziging (ten nadele van een subsidieontvanger) is reeds een uitgebreide regeling

opgenomen in de artikelen 4:48 tot en met 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gelet op deze

regeling is het niet nodig om in de huidige verordening daarover een nadere regeling te treffen.

De regeling van de Awb komt er op neer dat zolang de subsidie nog niet is vastgesteld er aanleiding kan bestaan

om de subsidieverlening in te trekken. Dit is aan de orde wanneer de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt

niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden, de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de

aan de subsidie verbonden verplichtingen, de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt

en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben

geleid. Ook is dit mogelijk wanneer de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist

of behoorde te weten, of dat een begrotingswijziging waardoor de subsidieverlening mogelijk zou zijn geworden,

is afgekeurd en in de subsidieverlening daar een voorbehoud voor gemaakt is.

Onder vergelijkbare omstandigheden kan de subsidieverlening worden gewijzigd. In een enkel geval kan bij

intrekking of wijziging een schadevergoeding worden toegekend.

Als eenmaal een subsidie is vastgesteld, kan slechts onder bijzondere omstandigheden de subsidie door het

dagelijks bestuur worden ingetrokken of gewijzigd. Dit betreft dan de gevallen waarin sprake is van feiten en

omstandigheden waarvan het dagelijks bestuur bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn

en op grond waarvan de subsidie lager dan volgens de subsidieverlening zou zijn vastgesteld. Ook wanneer de

subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, en uiteraard wanneer niet

aan de verplichtingen is of wordt voldaan, kan de subsidie na vaststelling, door het dagelijks bestuur worden

ingetrokken of gewijzigd.

Na vijf jaren kan de subsidievaststelling redelijkerwijs niet meer worden ingetrokken. Bij een subsidie voor

funderingsherstel geldt echter een terugbetalingsregeling bij verkoop van het gebouw waarvoor subsidie is

verleend.

II Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 - Algemene Bepalingen en voorwaarden

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Hierin zijn de definities opgenomen zoals die in deze regeling worden gehanteerd.

De definitie van subsidie is gegeven in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht. Enkele andere specifieke

termen die in deze regeling worden gehanteerd zoals subsidieplafond, subsidieverlening en subsidievaststelling

zijn eveneens in die wet nader gegeven.

Het begrip stedelijke vernieuwing is conform die uit de Wet stedelijke vernieuwing. Enkele termen die geen

algemene strekking hebben zijn opgenomen in het desbetreffende onderdeel.

In het artikel zijn voorts de diverse actoren nader aangeduid en zijn de begrippen weergegeven die betrekking

hebben op monumenten en karakteristieke bebouwing in het stadsdeel.

Artikel 1.2 Subsidieplafonds en voorrang

Dit artikel omschrijft de bevoegdheid van de stadsdeelraad tot vaststelling van het subsidieplafond. Daarbij is het

mogelijk gemaakt om tussentijds wijzigingen aan te brengen. Deze zullen steeds zodanig moeten zijn dat de

rechtszekerheid omtrent bestaande en toekomstige aanvragen gehandhaafd blijft. Op grond van de Awb wordt bij

de bekendmaking van het subsidieplafond de wijze van verdeling vermeld. De bekendmaking vindt in principe

plaats vóór de periode waarop het betrekking heeft. Vindt de bekendmaking later plaats, dan heeft dit geen

nadelig gevolg voor de aanvragen die voordien zijn ingediend.

Aan het stadsdeelbestuur komt de bevoegdheid toe om prioriteit te geven aan bepaalde gebieden of aan

bepaalde aanpakvormen, zoals de gebiedsgerichte aanpak en de economische herstructurerings-gebieden. Bij

het verlenen van de subsidie kan een getrapte voorrangsregeling gelden: voorrang wordt verleend aan projecten

die zich bevinden in gebieden waarvoor gebiedsgerichte aanpak is afgesproken dan wel in gebieden die zijn

aangewezen voor economische herstructurering. Bij enkele subsidies (gevelreiniging, funderingsherstel en beter

verbeteren) wordt voorts voorrang verleend aan bouwwerken die zijn aangewezen voor een complexmatige

aanpak. Buiten de eerstgenoemde voorrangsgebieden geldt, indien er budget "over" is, voorrang voor panden in

de complexmatige aanpak boven de individuele panden. In principe geldt de verordening voor het hele

grondgebied van het stadsdeel.

De regeling van het subsidieplafond beoogt recht te doen zowel aan de rechtszekerheid van subsidieaanvragers

als aan het streven wettelijke aanspraken voor het bestuursorgaan te beperken. Artikel 4:25 Awb geeft de

bevoegdheid om een subsidieplafond vast te stellen.

Overschrijding van het subsidieplafond is een financiële weigeringsgrond voor aanvragen om subsidieverlening

(artikel 4:25 lid 2 Awb). Deze weigeringsgrond is een aanvulling op de (facultatieve) weigeringsgronden van

artikel 4:35 Awb.

Artikel 1.3 Aanvraag voor subsidie

Alle aanvragen voor een subsidie worden ingediend door middel van een formulier. Dit formulier wordt door het

dagelijks bestuur beschikbaar gesteld en helpt de aanvrager om alle gegevens te verstrekken die nodig zijn om

een aanvraag te kunnen beoordelen. Op het aanvraagformulier staat vermeld aan welke nadere eisen de

aanvraag dient te voldoen. Indien de aanvraag niet compleet is, dient de aanvrager deze binnen een bepaalde

termijn alsnog te completeren. Gebeurt dit niet dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. Deze

regeling sluit aan bij die van de Algemene wet bestuursrecht.

Als het dagelijks bestuur na vier weken na de indiening van de aanvraag geen ander bericht heeft verzonden dan

dat de aanvraag is ontvangen, mag de aanvrager ervan uitgaan dat de aanvraag compleet is.

Artikel 1.4 Verlenen van subsidie

Door de formulering, namelijk dat het dagelijks bestuur bevoegd is om beschikkingen te geven omtrent de

aanvragen om subsidie, is tot uitdrukking gebracht dat het dagelijks bestuur niet alleen subsidies kan toekennen,

maar deze ook kan weigeren.

Uitdrukkelijk is vastgelegd dat het dagelijks bestuur de ontvangst van een aanvraag bevestigt. Hierbij wordt in

eerste instantie uitgegaan van de datum waarop de aanvraag is ontvangen. Daarmee kan ook de volgorde

worden bepaald van twee of meer aanvragen op eenzelfde dag aan het dagelijks bestuur zijn aangeboden. Ten

behoeve daarvan worden op de aanvraag de datum vermeld waarop die aanvraag in ontvangst is genomen. Ook

kan het tijdstip van ontvangst van de aanvraag worden vermeld.

In de systematiek van de toekenning van subsidies wordt naar aanleiding van een aanvraag een beschikking

genomen omtrent de verlening van de subsidie. Bij een begunstigende beschikking worden aan die beschikking

voorwaarden verbonden en ook verplichtingen opgenomen voor de aanvrager. Een van de voorwaarden die in

deze beschikking kan worden opgenomen is die van de voorwaarden waaronder de vaststelling geschiedt. De

uitbetaling van de subsidie is volgens de Algemene wet bestuursrecht gekoppeld aan de vaststelling.

Artikelen 1.5 en 1.6 Weigering en voorschriften en intrekking van subsidie bij niet-nakoming

Deze artikelen omschrijven een aantal subsidieverplichtingen en subsidievoorwaarden (weigeringsgronden), die

in het kader van woningbouw- en verbeteringsubsidies van oudsher gebruikelijk zijn. De subsidievoorwaarden en

-verplichtingen gelden voor alle subsidies die op grond van deze regeling kunnen worden verstrekt. Van de

termijnen van artikel 1.6 kan, mits dit goed kan worden onderbouwd, ontheffing worden verleend.

Artikel 1.8 Gereedmelding

De gereedmelding vindt plaats door de subsidieaanvrager. De procedure voor gereedmelding is analoog aan de

aanvraagprocedure. Het dagelijks bestuur stelt ook voor de gereedmelding formulieren vast waarop de vereiste

gegeven en procedure zijn vermeld. Dit behelst ook het ondertekenen van een verklaring dat het plan

overeenkomstig het goedgekeurde plan is uitgevoerd. Wanneer daartoe aanleiding is, vindt feitelijke controle

plaats.

Indien mocht blijken dat bij de uitvoering van het project is afgeweken van het goedgekeurde plan, kan de

subsidie alsnog worden ingetrokken en teruggevorderd.

Een gereedmeldingstermijn is gewenst om de voortgang van de plannen te garanderen en om te voorkomen dat

onnodig lang een verplichting tot betaling blijft bestaan. Daarbij dient wel afstemming te bestaan tussen de termijn

waarop moet zijn begonnen met de activiteit of de termijn waarop deze moet zijn afgerond en de uiterlijke termijn

voor de gereedmelding. De gereedmelding wordt op grond van artikel 1.8 lid 3 beschouwd als een aanvraag om

vaststelling van de subsidie.

Volgens het eerste lid van artikel 1.8 dient de gereedmelding in ieder geval plaats te vinden binnen twee jaren na

het verlenen van de subsidie. Deze termijn kan opgrond van het tweede lid door het dagelijks bestuur worden

verlengd. Indien gewenst kan het dagelijks bestuur een afwijkende procedure van gereedmelden van toepassing

verklaren (artikel 1.8 lid 6). Hiermee kan worden geregeld dat een gereedmelding bijvoorbeeld periodiek

plaatsvindt in plaats van eenmalig aan het eind van een project of activiteit. Tevens kan een afwijkende uiterlijke

termijn worden gegeven voor de gereedmelding.

Artikel 1.9 Subsidievaststelling

De vaststelling dient om de hoogte van de subsidie definitief te bepalen op basis van de uitvoering van het

project. De subsidievaststelling wordt geregeld in afdeling 4.2.5 van de Awb. De subsidievaststelling maakt de

door de subsidieverlening gevestigde voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen definitief.

Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan, dat de activiteiten hebben plaatsgevonden

overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de

activiteiten wordt vastgesteld. De aanvrager legt rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten

verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn (artikel

4:45 Awb). Aangetoond dient te worden dat ook daadwerkelijk de activiteiten hebben plaatsgevonden die het

bestuursorgaan beoogt te subsidiëren en op de wijze die het bestuursorgaan voor ogen had.

Artikel 4:46 Awb noemt in lid 2 de gronden om de subsidie lager vast te stellen. In artikel 1.9 lid 5 wordt geregeld

dat het dagelijks bestuur de subsidie tevens lager kan vaststellen dan het bedrag uit de subsidieverlening indien

de aanvrager het bij of krachtens deze regeling opgestelde niet heeft nageleefd. Lager vaststellen houdt ook de

mogelijkheid in om de subsidie vast te stellen op nul. Daarbij speelt dan wel het evenredigheidsbeginsel een rol.

Hoofdstuk 2 - Stimuleringsregeling gevelreiniging

Een pand kan in een aantal gevallen op een eenvoudige wijze worden opgeknapt. Een van de mogelijkheden is

het reinigen van de gevel. Omdat het reinigen van de gevel evenwel niet in alle gevallen het meest gewenste

resultaat oplevert en het vaak mede afhangt van de techniek waarmee de gevelreiniging plaatsvindt, is het

noodzakelijk om daar enige beperkingen aan te brengen. Ten behoeve daarvan is uitdrukkelijk opgenomen dat

het dagelijks bestuur de offerte beoordeelt zoals die door het erkende gevelreinigingsbedrijf is verstrekt. Voor

zover het om een gebouw gaat dat op de architectuurordekaart is aangeduid als orde 1, 2 of 3, betrekt het

dagelijks bestuur de Commissie voor Welstand en Monumenten erbij.

Aan de in de regeling opgenomen voorwaarden is toegevoegd dat schade aan voegen, ontstaan als gevolg van

het zandstralen van de gevel, voor subsidie in aanmerking komt. De voegen dienen dan wel passend te zijn

binnen de gewenste uitstraling van het pand, hetzij geknipt of gesneden. Reden is dat deze vorm van voegen

kostbaar is waardoor men veelal de standaard vorm van voegen (plat/vol) gebruikt hetgeen afbreuk doet aan de

verbeterde uitstraling van het pand.

Hoofdstuk 3 - Stimuleringsregeling funderingsherstel

Met name veel oudere bouwwerken kunnen voorzien zijn van een fundering die niet meer voldoet aan de eisen

die momenteel worden gesteld. Voor panden met ernstige constructieve gebreken is veelal sloop, gevolgd door

nieuwbouw, voor de hand liggend. Er kunnen niettemin situaties zijn waarin het stadsdeel een andere aanpak

nastreeft, waarbij het behoud van panden op de langere termijn is gewaarborgd door de constructie te

vernieuwen. Het stadsdeel stelt daarom subsidie voor funderingsherstel beschikbaar. Als objectief criterium voor

de kwaliteit van de constructie geldt de indeling in kwaliteitsniveaus voor gebouwen die de Stedelijke

Woningdienst Amsterdam heeft vastgesteld.

Hoofdstuk 4 - Stimuleringsregeling beter verbeteren

Door middel van de subsidie voor beter verbeteren worden extra middelen beschikbaar gesteld voor het

herstellen en/of terugbrengen van architectonische kwaliteit aan een bouwwerk. Deze subsidie heeft alleen

betrekking op bouwwerken die zijn aangeduid op de architectuurordekaart met het cijfer 1, 2 of 3. De

Subsidieverordening stedelijke vernieuwing Amsterdam 2006 bevat een regeling voor subsidie voor woningen.

Aanvullend daarop bevat de verordening van het stadsdeel een subsidie voor andere gebouwen en voor

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de waardering die het bouwwerk op grond van de

architectuurordekaart heeft gekregen. Voor gebouwen als kerken, transformatorhuisjes en dergelijke is de

normering op basis van de architectuurordekaart moeilijk hanteerbaar. Aangezien voor dergelijke gebouwen naar

verwachting zelden een beroep gedaan zal worden op deze regeling is bij de voorgeschreven wijze van

berekening van de hoogte van het subsidiebedrag geen rekening gehouden met deze gebouwen. Als er toch een

aanvraag voor wordt ingediend kan voor dergelijke bijzondere gevallen gebruik worden gemaakt van de

uitzonderingsregel in artikel 4.5.

Hoofdstuk 5 - Stimuleringsregeling verbeteren van de bedrijfshuisvesting

In de economische pijler van het grotestedenbeleid is een van de doelen het terugbrengen van werk en bedrijven

in de buurten. Het bestand aan winkels en bedrijven is een van de kwaliteitsbepalers in een wijk, niet alleen voor

het voorzieningenniveau, maar ook voor de werkgelegenheid. De in te zetten subsidies staan ten dienste van

behoud en kwaliteitsverbetering van de bedrijvigheid in de buurt. Deze subsidieregeling is geënt op voorgaande

regelingen voor ondernemers in stedelijke vernieuwingsgebieden en op de bijdrageregeling voor ondernemers in

stadsvernieuwingsgebieden (BOS) uit het recente verleden. Deze regeling maakt het mogelijk om aan bedrijven

financiële hulp te bieden in de volgende situaties:

a. verbouwing van een bedrijfsruimte;

b. tijdelijke huisvesting van een bedrijf;

c. verplaatsing van een bedrijf;

d. schade ten gevolge van de renovatie van het pand waarin een bedrijf is gelegen.

De buurten of projecten waar(voor) deze subsidies worden ingezet vallen niet per se samen met de

stedelijkevernieuwingsgebieden. De regeling is van toepassing op alle gebieden in het stadsdeel waar

herstructurering plaatsvindt. Voor ieder gebied dat door de stadsdeelraad voor de uitvoering van (dit hoofdstuk

van) deze regeling wordt aangewezen, is een beschrijving van het ruimtelijk-economisch beleid in hoofdlijnen

gemaakt. Hierbij is uitgegaan van de bestaande, wat betreft beleidsvoorbereiding, afgeronde inzichten ten

aanzien van de voor deze gebieden gewenste ruimtelijk-economische structuur. Door middel van de vaststelling

op welke locaties binnen de aangewezen gebieden - naar aard en omvang onderscheiden - bedrijven en

bedrijfsconcentraties gewenst zijn, wordt aan de betrokken ondernemers de vereiste rechtszekerheid verschaft.

Artikel 5.1 Algemeen

Onder d - Onder het begrip renovatie worden in dit verband de bouwkundige activiteiten verstaan die gericht zijn

op het voor kortere of langere periode in stand houden van bestaande panden.

Artikel 5.2 Nadere voorwaarden voor het verlenen van de subsidie

Lid 1 sub a - Zie de algemene toelichting bij dit hoofdstuk.

Lid 1 sub b - Uit dit lid blijkt dat de subsidieverlening is bedoeld voor de kleinere onderneming. Bij het begrip

bedrijf zal worden uitgegaan van de fiscale eenheid. Personen die bij verschillende bedrijfsonderdelen van

dezelfde onderneming werkzaam zijn, worden derhalve bij de bepaling van het aantal werknemers betrokken.

Deeltijdbanen worden naar rato meegenomen bij het aantal volledige dienstverbanden. Als peildatum van het

aantal werknemers wordt uitgegaan van de situatie per 31 december, voorafgaand aan het moment van de

aanvraag.

Lid 1 sub c - Bij het beoordelen van de levensvatbaarheid zal niet alleen rekening moeten worden gehouden met

de bedrijfsresultaten die de ondernemer in de oude situatie realiseerde, waarbij in acht moet worden genomen

dat deze als gevolg van de herstructurering en door ontvolking van de buurt negatief kunnen zijn beïnvloed, maar

dient ook de nieuwe situatie te worden ingeschat. De inkomsten uit het bedrijf zullen voor de ondernemer de

belangrijkste vorm van inkomen dienen te zijn en de hoogte van de winst moet de ondernemer in staat stellen om

redelijkerwijs in de kosten van levensonderhoud te voorzien.

Lid 1 sub d - Deze bepaling is er mede op gericht te voorkomen dat een ondernemer een bedrijf vestigt in een

gebied waar herstructurering plaatsvindt (of in zo'n gebied een bedrijf overneemt) met het oogmerk subsidie te

verkrijgen. Een bedrijf dient een zodanige periode gevestigd te zijn dat een beoordeling van de bedrijfsvoering

mogelijk is. In het algemeen zal hiervoor een termijn van drie jaar gelden.

Lid 2 - Gelet op het beleid dat is gericht op het bevorderen van de werkgelegenheid, wordt geen subsidie

verstrekt ten behoeve van een bedrijf dat naar een locatie buiten het stadsdeel verplaatst. In de gevallen dat deze

regel tot een kennelijk onrechtvaardige situatie (in de tekst van de verordening: een onbillijkheid van

overwegende aard) leidt, kan het dagelijks bestuur met gebruik van de hardheidsclausule hiervan afwijken. Vrije

en daarmee vergelijkbare beroepen zijn uitgezonderd.

Lid 3 - Ten aanzien van de eis van levensvatbaarheid van een bedrijf wordt het volgende opgemerkt. Onder

"schade ten gevolge van de renovatie van het pand waarin een bedrijf is gevestigd" in artikel 5.1 onder d. kan ook

de huur van een container voor tijdelijke opslag vallen.

Lid 4 - Voorheen werd vooral het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf Intermediair geconsulteerd;

tegenwoordig worden ook andere adviesinstanties die actief zijn op dit terrein benaderd om een medewerker

economische zaken van het stadsdeel te adviseren over de levensvatbaarheid van een bedrijf.

Lid 4 - In principe komen uitsluitend ondernemers en bedrijven die financieel gezond en levensvatbaar zijn voor

subsidie in aanmerking. Desalniettemin is het belangrijk dat binnen de subsidieverordening budget beschikbaar

wordt gesteld voor ondernemers die niet of onvoldoende aan bovenstaande criteria voldoen maar wel een

belangrijke sociaal-economische functie in de buurt of wijk hebben. Die ondernemers, huurders als verhuurders,

die in de problemen dreigen te komen als gevolg van stedelijke vernieuwing kunnen onder voorwaarden wel een

beroep doen op financiële ondersteuning.

Artikel 5.3 Weigering van de subsidie

Lid 3 - Ondernemers als bedoeld in lid 1, onder b, komen wel in aanmerking voor een subsidie in geval van

schade ten gevolge van de renovatie van het pand waarin hun bedrijfsruimte is gelegen (artikel 5.1, onder d), ten

behoeve van de voortgang van de stedelijke vernieuwingsprojecten

Artikel 5.4 Hoogte van de subsidie

Lid 1- Met de regeling wordt niet een schadevergoedingsregeling beoogd. De subsidies zijn gericht op kleinere

bedrijven. Teneinde met de beschikbare financiële middelen zoveel mogelijk ondernemers effectief te kunnen

steunen, is aan het subsidiebedrag een maximum gesteld.

Na bepaling van de hoogte van de subsidie verklaart de ondernemer die de subsidie ontvangt, zich akkoord met

dit bedrag. De gemeente is niet gehouden eventuele latere BTW-aanslagen met betrekking tot het

subsidiebedrag te compenseren.

Lid 2 sub a en b - Aangezien de maximale subsidies zoals bedoeld in de artikelen 5.4 lid 1en 5.4,lid 5 per

ondernemer worden berekend en verleend, kan dit in een aantal gevallen - bij een bepaalde juridische constructie

van bedrijven - leiden tot een niet bedoelde en ongerechtvaardigde cumulatie van aanspraken op subsidie. Met

artikel 5.4 lid 2, wordt beoogd dit euvel te voorkomen.

Soms worden ondernemingen ook gedreven door een andere dan de gebruikelijke besloten of naamloze

vennootschap, bijvoorbeeld een stichting. Het kan dan voorkomen dat het bestuur van die stichting in handen is

van andere ondernemers die op dezelfde locatie een onderneming hebben gevestigd. In het onderhavige artikel

is met vermelding van "feitelijke zeggenschap over die onderneming" beoogd ook in dat soort gevallen cumulatie

van subsidieaanvragen te voorkomen.

Lid 3 - Uitsluitend verbouwingen die als noodzakelijk kunnen worden aangemerkt, komen voor een subsidie in

aanmerking. Geen subsidie wordt bij voorbeeld verleend voor de verdere verfraaiing van een winkelpand dat

reeds in goede staat verkeert.

Lid 5 - De aanvrager dient aan te tonen dat de bedrijfsstagnatie een direct en noodzakelijk gevolg is van de in

artikelen 5.4 lid 3, 4, 6, 7 en 10 omschreven activiteiten. De subsidie is een tegemoetkoming in de door de

aanvrager aan te tonen reële inkomensschade. Tot het verstrekken van een subsidie zal alleen worden

overgegaan wanneer de bedrijfsactiviteiten gedurende een periode langer dan één week moeten worden

stilgelegd.

Lid 6 - In de praktijk blijkt dat bij ingrijpende renovatieprojecten de desbetreffende ondernemer tijdelijk elders

moet worden gehuisvest. Ook kan het in uitzonderingsgevallen voorkomen dat bij sloop/nieuwbouwprojecten aan

de ondernemer de mogelijkheid wordt geboden om op dezelfde plek terug te keren. Dit artikel maakt het mogelijk

om subsidie te verstrekken voor verhuiskosten van en naar de tijdelijke behuizing, de noodzakelijke

herinrichtingskosten van de tijdelijke huisvesting, de eventueel tijdelijke, hogere huisvestingskosten en de

mogelijke stagnatieschade.

Lid 7 sub c - Opgemerkt dient te worden dat bij het verplaatsen van een bedrijf onder de herinrichtingskosten

tevens worden begrepen de eventuele overnamekosten van voorzieningen en/of onderdelen van de inrichting die

op de vestigingsplaats reeds aanwezig zijn. Voorwaarde hierbij is wel dat de bedoelde voorzieningen of

onderdelen van de inrichting ook in de te verlaten winkel- of bedrijfsruimte aanwezig waren en daar voor de

bedrijfsvoering noodzakelijk waren.

Lid 8 sub a - Als uitgangspunt bij de berekening van een subsidie op grond van dit artikel geldt dat de

(verplaatsende) ondernemer in de nieuwe situatie in een gelijkwaardige bedrijfsruimte komt. Een en ander

impliceert dat rekening wordt gehouden met aanmerkelijke wijzigingen in de schaal en de aard van de

bedrijfsvoering. Het kan echter voorkomen dat een onderneming te klein was gehuisvest om tot een rendabele

bedrijfsvoering te komen. In zo'n geval is het redelijk dat ook subsidie wordt verleend voor de noodzakelijke

vergroting van het bedrijfsoppervlak. Het ligt niet in de rede dat aan een ondernemer subsidie wordt verleend bij

een niet strikt noodzakelijke uitbreiding van zijn bedrijfsactiviteiten.

Lid 8 sub b - Bij het bepalen van de vergoeding wordt uitgegaan van het verschil in huisvestingskosten op

jaarbasis in de oude en nieuwe situatie met inachtneming van hetgeen in het vorige lid is opgemerkt ten aanzien

van eventueel aan te brengen correcties. De vergoeding bedraagt in principe 2,5 maal het berekende verschil.

Lid 9 - De subsidie in de verhuiskosten beperkt zich tot de verhuiskosten in engere zin. Het betreft het eventueel

demonteren, verpakken, transporteren en herplaatsen van de bedrijfsmiddelen. Deze kosten worden voor 100%

vergoed, mits het kostenniveau aanvaardbaar is.

Lid 10 - In de praktijk blijken ondernemers schade te ondervinden als gevolg van renovatiewerkzaamheden aan

het pand, waarin hun bedrijfsruimte zich bevindt. Dit artikel is bedoeld om hiervoor compensatie te bieden. Van

belang is dat geen subsidie wordt verleend, indien de desbetreffende ondernemer uit anderen hoofde hiervoor

een vergoeding ontvangt, bij voorbeeld van de eigenaar van het pand of de gemeente.

Hoofdstuk 6 - Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6.1 Hardheidsclausule

Dit artikel bevat een hardheidsclausule ten aanzien van de toekennen van de subsidies indien de stedelijke

vernieuwing ernstig zou worden geschaad bij een strikte hantering van de regels.

Het dagelijks bestuur is bij gebruikmaking van deze mogelijkheid gehouden aan de vigerende wet- en

regelgeving.

Artikel 6.2 Verslag op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 4:24 Awb bepaalt dat er ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag moet worden gepubliceerd over de

doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

In 2009 is de subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing stadsdeel Oost-Watergraafsmeer 2002 geëvalueerd

aan de hand van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regeling. Op basis van de bevindingen is de

subsidieverordening herijkt en vastgelegd in de nieuwe subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing stadsdeel Oost-

Watergraafsmeer 2009.

Artikel 6.3 Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de bij besluit van het

dagelijks bestuur aan te wijzen personen. Deze bepaling is opgenomen om het stadsdeel betere mogelijkheden

te geven om anders dan aan de hand van de gereedmelding, vast te stellen of de gesubsidieerde activiteiten

daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en of het bij of krachtens de regeling gestelde is nageleefd. De

bevoegdheden van de aan te wijzen opsporingsambtenaren zijn te vinden in afdeling 5.2 van de Awb.

Artikelen 6.4 en 6.5 Intrekking bestaande regeling en verordening en overgangsbepaling

De overgangsbepaling regelt de situatie voor aanvragen die nog lopen of worden afgehandeld op basis van de

huidige regelingen of in geval van aantoonbare toezeggingen. In die gevallen blijven de oude regelingen van

kracht.