Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Hoogezand-Sappemeer

Toeslagenverordening WWB Hoogezand-Sappemeer 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Hoogezand-Sappemeer
Officiële naam regelingToeslagenverordening WWB Hoogezand-Sappemeer 2012
CiteertitelToeslagenverordening WWB Hoogezand-Sappemeer 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, Algemene wet bestuursrecht en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel c en artikel 30 van de Wet werk en bijstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-02-201301-01-201201-01-2015Nieuwe regeling

14-01-2013

Regiokrant, 6 februari 2013

Rv 001

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Hoogezand-Sappemeer,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 november 2012,

gelet op de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet werk en bijstand,

overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel c van de Wet werk en bijstand regels dienen te worden gesteld met betrekking tot het verhogen of verlagen van de landelijke bijstandsnomren voor bijstandsgerechtigden met inachtneming van artikel 30 van die wet,

besluit vast te stellen de hierna volgende

'Toeslagenverordening WWB Hoogezand-Sappemeer 2012'

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. de wet: de Wet werk en bijstand;

  • b. de gehuwdennorm: de norm, als bedoeld in artikel 21, onderdeel c van de wet;

  • c. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogezand-Sappemeer;

  • d. de woning: een woning zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel j Wet op de huurtoeslag, alsmede een woonwagen of woonschip, zoals bedoeld in artikel 3, zesde lid van de wet;

  • e. de schoolverlater: de alleenstaande die, gedurende de eerste zes maanden na beëindiging van de deelname aan onderwijs of beroepsopleiding, voor zover voor dat onderwijs of die opleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van het vierde hoofdstuk van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, bijstand aanvraagt;

  • f. de belanghebbende: de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwden;

  • g. verzorgingsbehoevende bloedverwanten in de eerste en de tweede graad: bloedverwanten in de eerste en de tweede graad die zijn aangewezen op verpleging of verzorging ter voorkoming van een opname in een verpleeg- of verzorgingshuis.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Doelgroep

  • 1. De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor alleenstaanden en alleenstaande ouders die ouder zijn dan 21 jaar maar die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen, indien beide echtgenoten ouder zijn dan 21 jaar maar die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt.

  • 2. De bepalingen in het tweede en derde hoofdstuk laten toepassing van artikel 18 van de wet onverlet.

  • 3. De betaling kan geschieden anders dan op rekening van de schuldeiser.

  • 4. De betaling kan geschieden aan anderen dan de schuldeiser. Dit kunnen onder andere de Gemeentelijke Kredietbank en door belanghebbende aangewezen derden zijn.

  • 5. Deze verordening is niet van toepassing indien toepassing wordt gegeven aan artikel 23 van de wet.

Hoofdstuk 2 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3 Toeslagen voor alleenstaanden en alleenstaande ouders

  • 1. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander dan een ten laste komend kind tot 18 jaar zijn hoofdverblijf heeft.

  • 2. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder op wie het eerste lid niet van toepassing is.

  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt geen rekening gehouden met een inwonende verzorgingsbehoevende die door de belanghebbende wordt verzorgd of, als de belanghebbende verzorgingsbehoevende is, met een inwonende die de belanghebbende verzorgt, voor zover de verzorgende en de verzorgingsbehoevende bloedverwanten in de eerste of tweede graad zijn.

  • 4. Voor de toepassing van het tweede lid wordt geen rekening gehouden met thuiswonende kinderen vanaf 18 jaar die een inkomen hebben van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000.

Hoofdstuk 3 Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm

Artikel 4 Verlaging van de bijstandsnorm voor gehuwden

  • 1. De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10 procent van de norm voor gehuwden in wier woning een ander persoon dan een ten laste komend kind tot 18 jaar, zijn hoofdverblijf heeft.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt geen rekening gehouden met een inwonende verzorgingsbehoevende die door de belanghebbende wordt verzorgd of, als de belanghebbende verzorgingsbehoevende is, met een inwonende die de belanghebbende verzorgt, voor zover de verzorgende en de verzorgingsbehoevende bloedverwanten in de eerste of tweede graad zijn.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt geen rekening gehouden met thuiswonende kinderen vanaf 18 jaar die een inkomen hebben van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000.

Artikel 5 Afwijkende bijstandsnorm voor de schoolverlater

  • 1. Voor de schoolverlater is de bijstandsnorm het bedrag voor levensonderhoud, zoals genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000., dit bedrag is afhankelijk van de door de schoolverlater gevolgde onderwijs (hoger onderwijs of beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet studiefinanciering 2000). Als de reguliere norm, inclusief eventuele toeslagen of verlagingen, op grond van deze verordeningen lager is dan de schoolverlatersnorm, is de laagste norm van toepassing.

  • 2. Het bepaalde in de artikelen 3, 6 en 7 is niet van toepassing op de schoolverlater voor wie de afwijkende norm als bedoeld in het eerste lid geldt.

Artikel 6 Woonsituatie

  • 1. De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld, indien de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm of de toeslag voorzien als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning of het niet hebben van woonkosten in de vorm van huur of hypothecaire verplichtingen.

  • 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm.

Artikel 7 Afwijkende norm 21 en 22 jarigen

  • 1. De toeslag bedraagt overeenkomstig artikel 29 van de wet in afwijking van artikel 25 van de wet:

  • a: 0 procent van de gehuwdennorm voor alleenstaanden van 21 jaar;

  • b: 10 procent van de gehuwdennorm voor alleenstaanden van 22 jaar en de situatie als bedoeld in artikel 3, eerste lid van toepassing is;

  • c: 0 procent van de gehuwdennorm voor alleenstaanden van 22 voor zover het bepaalde onder b niet van toepassing is.

  • 2. Voor zolang voor de alleenstaande van 21 of 22 jaar toepassing wordt gegeven aan artikel 5 van deze verordening, is het bepaalde in het vorige lid niet van toepassing.

Artikel 8 Anti-cumulatiebepaling

  • De toepassing van de artikelen 3, 4, 6 en 7 geschiedt zodanig dat de toepasselijke bijstandsnorm voor belanghebbende tenminste bedraagt:

  • a. 35 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande,

  • b. 55 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande ouder,

  • c. 65 procent van de gehuwdennorm voor een gehuwden.

Artikel 9 Verrekening

Indien aan belanghebbende teveel bijstand inclusief toeslag is verstrekt kan de vordering worden verrekend met de bijstand met ingang van de eerstkomende maand waarover bijstand wordt verleend.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 10 Uitvoering

De uitvoeringen van deze verordening berust bij het college.

Artikel 11 Inwerkingtreding en toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 januari 2012.

  • 2. Besluiten genomen op grond van de Toeslagenverordening Hoogezand-Sappemeer 2012 worden geacht te zijn genomen op grond van Toeslagenverordening WWB Hoogezand-Sappemeer, behoudens in geval het tweede lid van toepassing is.

  • 2. Tot uiterlijk 1 januari 2013 is deze verordening niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 78w, eerste lid van de wet.

  • 3. De Toeslagenverordening Hoogezand-Sappemeer 2012 is tot uiterlijk 1 januari 2013 van toepassing op personen als bedoeld in artikel 78w, eerste lid van de wet. Per 1 januari 2013 vervalt de Toeslagenverordening Hoogezand-Sappemeer 2012.

Artikel 12 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Toeslagenverordening WWB Hoogezand-Sappemeer 2012”.