Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Ouderkerk

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Ouderkerk
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk 2012
CiteertitelVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

art. 4 Wmo

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-201210-01-2013Onbekend

20-09-2012

Postiljon, 26 september 2012

Onbekend

Tekst van de regeling

Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

De raad van de gemeente Ouderkerk;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van Ouderkerk 21 augustus 2012;

gelet op artikel 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), overwegende dat het noodzakelijk is om voorzieningen te treffen om de beperkingen die iemand heeft om te kunnen participeren in de samenleving te compenseren, besluit:

vast te stellen de:

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk 2012.

Inhoudsopgave Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Hoofdstuk 1 4

Artikel 1.1 Begripsbepalingen 4

Artikel 1.2 Compensatiebeginsel 6

Artikel 1.3 Het bepalen van de compensatie 6

Artikel 1.4 Primaat goedkoopst compenserende voorziening 6

Artikel 1.5 Toekennen van voorzieningen 6

Hoofdstuk 2 8

Artikel 2.1. Keuzevrijheid 8

Artikel 2.2. Voorziening in natura. 8

Artikel 2.3. Financiële tegemoetkoming 8

Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget 8

Artikel 2.5. Eigen bijdrage en eigen aandeel 8

Hoofdstuk 3.Hulp bij het huishouden 9

Artikel 3.1 Vormen van hulp bij het huishouden 9

Artikel 3.2 Het recht op hulp bij het huishouden. 9

Artikel 3.3 Gebruikelijke zorg. 9

Artikel 3.4 Omvang van de hulp bij het huishouden 9

Artikel 3.5 Omvang van het persoonsgebonden budget 9

Hoofdstuk 4.Woonvoorzieningen 10

Artikel 4.1 Soorten individuele woonvoorzieningen 10

Artikel 4.2 Primaat van de verhuizing 10

Artikel 4.3 Hoofdverblijf 10

Artikel 4.4 Bezoekbaar maken tweede woonruimte 10

Artikel 4.5 Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt 10

Artikel 4.6 Woonwagen 11

Artikel 4.7 Woonschip 11

Artikel 4.8. Technische levensduur woonwagen en woonschip 11

Artikel 4.9. Binnenschip 11

Artikel 4.10 Beperkingen 11

Artikel 4.11. Terugbetaling bij verkoop 12

Artikel 4.12. Financiële tegemoetkoming verhuiskosten 12

Artikel 4.13. Voorwaarden uitraasruimte 12

Artikel 4.14. Dubbele woonlasten i.v.m. aanpassing woonruimte 12

Artikel 4.15. Verwijderen van voorzieningen 13

Artikel 4.16 Primaat goedkoopst compenserende voorziening 13

Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen 14

Artikel 5.1 Soorten van vervoersvoorzieningen 14

Artikel 5.2 Het recht op een vervoersvoorziening 14

Artikel 5.3 Primaat goedkoopst compenserende voorziening 14

Hoofdstuk 6Rolstoelvoorziening 15

Artikel 6.1 Soorten van rolstoelvoorzieningen 15

Artikel 6.2 Het recht op een rolstoelvoorziening 15

Artikel 6.3 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners. 15

Artikel 6.4 Verstrekking in natura of financiële vergoeding of PGB. 15

Hoofdstuk 7.Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten 16

Artikel 7.1. Gebruik aanvraagformulier 16

Artikel 7.2 Inlichtingen, onderzoek, advies 16

Artikel 7.3 Aanwijzingsbesluit adviesorgaan 16

Artikel 7.4 Samenhangende afstemming 16

Artikel 7.5 Wijzigingen in de situatie 17

Artikel 7.6 Motivering van een besluit 17

Artikel 7.7 Intrekking en beëindiging en wijziging van een voorziening 17

Artikel 7.8 Terugvordering en schade 17

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen 18

Artikel 8.1 Hardheidsclausule 18

Artikel 8.2 Gevallen waarin de verordening niet voorziet 18

Artikel 8.3 Beleidsregels 18

Artikel 8.4 Indexering 18

Artikel 8.5 Inwerkingtreding en citeertitel 18

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen .

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    Compensatiebeginsel: de algemene verplichting van het college van B&W om personen met beperkingen, door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

  • c.1.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

    (Bron: ICF)

  • c.2.

    ICF: International Classification of Functioning Disability and Health

  • d.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, beperkingen ondervindt bij het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • e.

    Mantelzorger: een persoon die, niet in het kader van een hulpverlenend beroep, hulp verleent aan een persoon uit zijn directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

  • f.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • g.

    Maatschappelijke participatie: onder normale deelname aan het maatschappelijke verkeer wordt verstaan:

    • ·

      het voeren van een huishouden;

    • ·

      het normale gebruik van de woning;

    • ·

      het zich in en om de woning verplaatsen;

    • ·

      het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen;

    • ·

      het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • h.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • i.

    Collectieve voorziening: een collectief geregelde voorziening, die na individuele toegangsbeoordeling wordt aangeboden;

  • j.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden;

  • k.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • l.

    Persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna te noemen persoonsgebonden budget): een geldbedrag waarmee de aanvrager één of meer, aan hem te verlenen, voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk te stellen regels van toepassing zijn;

  • m.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • n.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een bedrag die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • o.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • p.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk, krachtens de wet, te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • q.

    Huisgenoot: ieder met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont; Indien er sprake is van kamerverhuur, wordt de huurder van de betreffende

ruimte niet tot het huishouden c.q. de leefeenheid gerekend.

  • r.

    Richtlijn indicatieadvisering hulp bij het huishouden: de richtlijn die wordt gehanteerd bij het bepalen van compensatie in de vorm van huishoudelijke hulp inclusief hetgeen van huisgenoten en inwonende kinderen onderling kan worden verwacht aan zorg voor elkaar. De richtlijn wordt periodiek geactualiseerd; de vigerende versie wordt in het besluit maatschappelijke ondersteuning vastgesteld.

  • s.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • t.

    College: het College van burgemeester en wethouders;

  • u.

    AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

  • v.

    AWBZ instelling: een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling;

  • w.

    Inkomen: het in artikel 4.2 van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning voor personen gehanteerde, relevante verzamelinkomen of belastbare loon.

  • x.

    Norminkomen: Het sociaal minimum, zoals dat in de Toeslagenwet wordt gehanteerd. De vaststelling van het norminkomen geschiedt volgens de bepalingen in de Toeslagenwet.

Artikel 1.2 Compensatiebeginsel
  • 1. Door het college worden, ter compensatie van beperkingen zoals bedoeld in artikel 4 van de wet, voorzieningen aangeboden die de persoon met beperkingen in staat stelt om zelfredzaam te zijn en in staat maatschappelijk te participeren bij:

    • a.

      het voeren van het huishouden;

    • b.

      zich te verplaatsen in en om de woning;

    • c.

      zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;

    • d.

      het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

  • 2. Deze voorzieningen kunnen bestaan uit:

    • a.

      hulp bij het huishouden;

    • b.

      een woonvoorziening;

    • c.

      een vervoersvoorziening;

    • d.

      een rolstoelvoorziening.

Artikel 1.3 Het bepalen van de compensatie

Bij het bepalen van de compensatie van de beperkingen door het college geldt het volgende:

  • a.

    Bij het bepalen van de compensatie houdt het college rekening met persoonskenmerken, behoeften en omstandigheden van de persoon met beperkingen alsmede met de capaciteit van de persoon met beperkingen om uit het oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.

  • b.

    Het college geeft aan in hoeverre de toe te kennen voorzieningen bijdragen aan het behouden en het bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking.

Artikel 1.4 Primaat goedkoopst compenserende voorziening .

Als er, na onderzoek van de persoonskenmerken, behoeften en omstandigheden van de persoon met beperkingen, meerdere voorzieningen zijn die de beperkingen kunnen compenseren, dan kan het college de goedkoopst compenserende voorziening verstrekken.

Artikel 1.5 Toekennen van voorzieningen
  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voorzover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen; een uitzondering hierop wordt gevormd indien voor een afzienbare periode hulp bij het huishouden nodig is.

    • b.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling of privaatrechtelijke overeenkomst aanspraak op de voorziening bestaat;

    • c.

      indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Ouderkerk;

    • d.

      voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • e.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • f.

      voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • g.

      voorzover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt of aanvrager reeds andere verplichtingen is aangegaan voor de datum van beschikken tenzij het college vooraf uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven, of het college de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;

    • h.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt, en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

    • i.

      Voorzieningen waarbij op grond van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak worden aangemerkt als algemeen gebruikelijk.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 2.1. Keuzevrijheid .

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Voor zover nog niet in deze verordening bepaalt, stelt het college aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk neergelegde criteria vast, in welke situaties de bij de wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden.

Artikel 2.2. Voorziening in natura.

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of

dienstverleningsovereenkomst

  • a.

    tussen leverancier en de aanvrager of

  • b.

    gemeente Ouderkerk van toepassing.

Een voorzieningen kan ook in eigendom verstrekt worden als dit de goedkoopst compenserende voorziening is.

Artikel 2.3. Financiële tegemoetkoming .
  • 1. Indien een voorziening wordt verstrekt als een financiële tegemoetkoming, zijn de voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk van toepassing.

  • 2. De hoogte van een financiële tegemoetkoming wordt vastgesteld overeenkomstig het hierover bepaalde in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk.

  • 3. De toekenning van de financiële tegemoetkoming, de hoogte en indien van toepassing de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.

  • 4. Bij de beschikking wordt, indien van toepassing, een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de, met de financiële tegemoetkoming te realiseren, voorziening dient te voldoen.

Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget.
  • 1. Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt voor individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget is vergelijkbaar en toereikend als de te verstrekken voorziening in natura zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk;

    • c.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk;

  • 2. Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 3. Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de budgethouder.

  • 4. Het college stelt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk nadere regels vast met betrekking tot de besteding van het persoonsgebonden budget.

Artikel 2.5. Eigen bijdrage en eigen aandeel .

1.Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of, in het geval van een financiële tegemoetkoming: een eigen aandeel. Een eigen bijdrage of eigen aandeel wordt gevraagd voor alle verstrekkingen met de volgende uitzonderingen:

  • a.

    Rolstoelen;

  • b.

    Collectief vraagafhankelijk vervoer .

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden

Artikel 3.1 Vormen van hulp bij het huishouden .

De door het college ter compensatie van de beperkingen bij het voeren van een huishouden te verstrekken individuele voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    hulp in het huishouden in natura in de vorm van persoonlijke dienstverlening door instellingen geleverd;

  • b.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan het huishouden; waaronder een vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 lid 1 van de Wet op de loonbelasting 1964 (‘alfahulp’)

  • c.

    een andere voorziening indien die, op grond van de individuele omstandigheden de meest adequate compensatie biedt met betrekking tot de geconstateerde beperkingen.

Artikel 3.2 Het recht op hulp bij het huishouden.

Een persoon met beperkingen kan voor hulp bij het huishouden in aanmerking worden gebracht indien door:

  • a.

    aantoonbare beperkingen

  • b.

    problemen bij het ontvangen van de mantelzorg

het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken.

Artikel 3.3 Gebruikelijke zorg.

In afwijking van het gestelde in artikel 3.2 komt een persoon met beperkingen niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn (delen van) het huishoudelijk werk te verrichten. De richtlijn indicatieadvisering hulp bij het huishouden, is hierop van toepassing waaronder de definiëring van het begrip ‘leefeenheid’.

Artikel 3.4 Omvang van de hulp bij het huishouden .

De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren en wordt vastgesteld op basis van het document ‘Indicatie Protocol Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning’ met dien verstande dat beargumenteerd afwijken mogelijk is als de persoonskenmerken van de aanvrager dat rechtvaardigen.

Artikel 3.5 Omvang van het persoonsgebonden budget .

De bedragen die per uur in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 4.1 Soorten individuele woonvoorzieningen .

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een tegemoetkoming in de verhuiskosten;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening (waaronder woningsanering);

  • d.

    een uitraasruimte;

  • e.

    onderhoud, keuring en reparatie;

  • f.

    dubbele woonlasten;

  • g.

    het verwijderen van woonvoorzieningen;

  • h.

    een andere voorziening indien die, op grond van de individuele omstandigheden de meest adequate compensatie biedt met betrekking tot de geconstateerde beperkingen.

Artikel 4.2 Primaat van de verhuizing .

1.Een persoon met beperkingen kan voor een woonvoorziening als bij artikel 4.1, onder a genoemd, in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen

als gevolg van als gevolg van een lichamelijke, verstandelijke of geestelijke oorzaak het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2.

    Een persoon met beperkingen kan voor een woonvoorziening als onder artikel 4.1 onder b t/m e genoemd, in aanmerking worden gebracht:

    • a.

      indien de kosten van voornoemde woonvoorziening niet meer bedragen dan het

(maximum)bedrag dat wordt gehanteerd om af te zien van het primaat van de

verhuizing zoals vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk óf;

b.indien de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de

goedkoopst compenserende oplossing is.

Artikel 4.3 Hoofdverblijf .

Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of

zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

Artikel 4.4 Bezoekbaar maken tweede woonruimte .
  • 1. In afwijking van het gestelde in artikel 4.3 kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 2. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 3. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk vast te leggen maximumbedrag.

  • 4. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de persoon met beperkingen de woonruimte, de woonkamer en een toilet(voorziening) kan gebruiken.

Artikel 4.5 Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt .

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan woningen of woonruimten behorend tot een AWBZ instelling, hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen (waarvoor een CIZ indicatie vereist is en een leeftijdsgrens bepaald is), is voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 4.6 Woonwagen .

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten aan woonwagens indien:

  • a.

    de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c.

    de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening

bij de gemeente op de standplaats stond; en

d.de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als

bedoeld in de Woningwet.

Artikel 4.7 Woonschip .

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de

aanpassingskosten van een woonschip indien:

a.de technische levensduur van het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag

nog minimaal vijf jaar is.

b.het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag nog minimaal vijf jaar op de

ligplaats mag blijven liggen.

Artikel 4.8. Technische levensduur woonwagen en woonschip .

Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, dan wordt de financiële tegemoetkoming gebaseerd op een maximaal bedrag aan aanpassingkosten als genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk.

Artikel 4.9. Binnenschip.

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987,466), van een binnenschip, dat:

a.in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als

zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel te boekgestelde schepen 1992; en

b.bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingsbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde.

Artikel 4.10 Beperkingen .

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

  • 1.

    De noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van een lichamelijke, verstandelijke of geestelijke oorzaak geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • 2.

    De persoon met beperkingen, voor wie op basis van voorzienbare toekomstige beperkingen een woningaanpassing te verwachten was, is verhuisd naar een woning die niet is afgestemd op de beperking, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • 3.

    Deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten. Uitzonderingen op deze beperking zijn aanpassingen van gemeenschappelijke ruimten in woongebouwen die niet specifiek bestemd zijn voor ouderen en gehandicapten (zie artikel 4.5):

    • a.

      automatische deuropeners

    • b.

      hellingbanen

    • c.

      extra trapleuningen

    • d.

      opstelplaatsen voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het hoofdgebouw

    • e.

      het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren

f het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders

Artikel 4.11. Terugbetaling bij verkoop .

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning, vast te stellen volgens het door het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk vastgestelde afschrijvingsschema, dient te worden terugbetaald.

Artikel 4.12. Financiële tegemoetkoming verhuiskosten .
  • 1. Het college kan een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten als bedoeld in artikel 4.1, onder a, verstrekken aan de persoon met beperkingen indien deze persoon het primaat van de verhuizing wordt opgelegd zoals genoemd in deze verordening onder artikel 4.2. De hoogte van deze financiële tegemoetkoming wordt vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk.

  • 2. Het college kan een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten als bedoeld in artikel 4.1, onder a, verstrekken aan een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon met beperkingen, de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd. De hoogte van deze financiële tegemoetkoming wordt vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

  • 3. Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten indien:

    • a.

      de persoon met beperkingen niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen,

    • b.

      de persoon met beperkingen niet verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden,

    • c.

      de persoon met beperkingen niet verhuisd is naar een AWBZ-instelling,

    • d.

      in de te verlaten woonruimte belemmeringen zijn ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft.

  • 4. Het college verleentslechts een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten indien de persoon met beperkingen niet verhuisd is op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder de beperkingen algemeen gebruikelijk geacht zou zijn.

Artikel 4.13. Voorwaarden uitraasruimte .

Een persoon met beperkingen kan voor een voorziening in de vorm van een uitraasruimte in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een aantoonbare aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 4.14. Dubbele woonlasten i.v.m. aanpassing woonruimte .
  • 1.

    Het college kan een, in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk genoemde, financiële tegemoetkoming in de kosten van dubbele woonlasten verlenen die door de persoon met beperkingen moeten worden gemaakt in verband met:

    • a.

      het aanpassen van zijn huidige woonruimte of

    • b.

      de nog te betrekken woonruimte.

  • 2.

    Voor dubbele woonlasten kan alleen een financiële tegemoetkoming in de kosten worden verleend als deze kosten gemaakt werden in verband met het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het tijdelijk moeten betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

3.De financiële tegemoetkoming voor dubbele woonlasten wordt uitsluitend verleend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de persoon met beperkingen als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 4.

    De financiële tegemoetkoming voor dubbele woonlasten wordt alleen verleend als de persoon met beperkingen redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben.

  • 5.

    De maximale termijn waarvoor een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt bedraagt 6 maanden.

Artikel 4.15. Verwijderen van voorzieningen .

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming voor het verwijderen van woonvoorzieningen indien:

  • a.

    De woonvoorziening krachtens deze verordening, de Wet voorzieningen gehandicapten of de Regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten is verleend én

  • b.

    De woningaanpassing een huurwoning betreft en deze langer dan 6 maanden leegstaat én

  • c.

    De woningaanpassing zo specifiek is dat het hierdoor niet mogelijk is om de woning regulier te verhuren.

Artikel 4.16 Primaat goedkoopst compenserende voorziening .

Als er, na onderzoek van de persoonskenmerken, behoeften en omstandigheden van de persoon met beperkingen, meerdere voorzieningen zijn die de beperkingen kunnen compenseren, dan kan het college de goedkoopst compenserende voorziening verstrekken.

Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen

Artikel 5.1 Soorten van vervoersvoorzieningen .

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • 1.

    Een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer;

  • 2.

    Een financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • a.

      gebruik van een taxi of rolstoeltaxi;

    • b.

      aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel voor vervoer buitenshuis;

    • c.

      aanpassing van een eigen auto;

    • d.

      medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer;

  • 3.

    Een voorziening in de vorm van:

    • a.

      een open elektrische buitenwagen

    • b.

      een ander verplaatsingsmiddel voor vervoer buitenshuis

    • c.

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen

    • d.

      een aangepaste bruikleenauto

  • 4.

    een andere voorziening indien die, op grond van de individuele omstandigheden, de meest adequate compensatie biedt met betrekking tot de geconstateerde beperkingen.

Artikel 5.2 Het recht op een vervoersvoorziening .
  • 1.

    Een persoon met beperkingen kan voor de in artikel 5.1 lid 1 vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de beperkingen

    • a.

      het gebruik van het openbaar vervoer of

    • b.

      het bereiken van het openbaar vervoer

onmogelijk maken.

  • 2.

    Een persoon met beperkingen kan voor een vervoersvoorziening onder artikel 5.1 lid 2 en lid 3 vermeld in aanmerking komen wanneer

    • a.

      aantoonbare beperkingen als gevolg van een lichamelijke, verstandelijke of geestelijke oorzaak het gebruik van een collectief systeem onmogelijk maken, het gebruik van het collectieve systeem de beperkingen van aanvrager niet voldoende compenseert, dan wel

    • b.

      een collectief systeem niet aanwezig is.

  • 3.

    Voor de bij artikel 5.1, lid 2 onder b en d en artikel 5.1 lid 3 a en b genoemde voorzieningen geldt dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een collectief vervoersysteem verstrekt kunnen worden als de beperkingen alleen op deze manier te compenseren zijn.

  • 4.

    Voor de bij artikel 5.1 lid 3 onder a en b genoemde voorzieningen geldt dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een taxi of rolstoeltaxi verstrekt kunnen worden als de beperkingen alleen op deze manier te compenseren zijn.

  • 5.

    Voor zover de behoeften van echtgenoten of samenwonende gezinsleden niet samenvallen, wordt niet meer dan 1,5 keer een enkele vergoeding toegekend. Bij verschillende vergoedingen wordt per persoon met beperkingen maximaal 75 % van de vergoeding toegekend.

  • 6.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact dat uitsluitend door de persoon met beperkingen zelf bezocht kan worden, en het bezoek noodzakelijk is voor de persoon met beperkingen om vereenzaming te voorkomen.

  • 7.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor een vervoersvoorziening genoemd artikel 5.1. lid 2 en – indien van toepassing – lid 4 wordt vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk.

Artikel 5.3 Primaat goedkoopst compenserende voorziening .

Als er, na onderzoek van de persoonskenmerken, behoeften en omstandigheden van de persoon met beperkingen, meerdere voorzieningen zijn die de beperkingen kunnen compenseren, dan kan het college de goedkoopst compenserende voorziening verstrekken.

Hoofdstuk 6 Rolstoelvoorziening

Artikel 6.1 Soorten van rolstoelvoorzieningen .

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor het ontmoeten van mensen en op basis daarvan sociale verbanden aan kunnen gaan, te verstrekken rolstoelvoorziening, kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen dan wel voor verplaatsing buiten de woonruimte;

  • b.

    een sportrolstoel;

  • c.

    de met de rolstoel gepaard gaande kosten van onderhoud, gebruik en reparatie en eventuele medisch noodzakelijke aanpassingen en accessoires aan de rolstoel;

  • d.

    een andere voorziening indien die, op grond van de individuele omstandigheden de meest adequate compensatie biedt met betrekking tot de geconstateerde beperkingen.

Artikel 6.2 Het recht op een rolstoelvoorziening .
  • 1. Een persoon met beperkingen kan voor een rolstoel in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen in belangrijke mate zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2. Een persoon met beperkingen kan voor een sportrolstoel in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen het maatschappelijk participeren onmogelijk maken.

Artikel 6.3 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.

In uitzondering op het gestelde in artikel 6.2, lid 1 komt een persoon die verblijft in AWBZ instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Artikel 6.4 Verstrekking in natura of financiële vergoeding of PGB.

De door het college te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een voorziening in natura, te weten een rolstoel in bruikleen;

  • b.

    een financiële vergoeding, te besteden aan een rolstoelvoorziening conform het hiervoor gestelde programma van eisen;

  • c.

    een persoonsgebonden budget verstrekt waarmee voor een periode van 3 jaar:

    • 1.

      een sportrolstoel kan worden aangeschaft;

    • 2.

      een sportrolstoel kan worden onderhouden, gerepareerd en indien noodzakelijk kan worden aangepast.

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 7.1. Gebruik aanvraagformulier .

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier die te halen is bij het gemeentehuis of bij het Adviesloket.

De aanvraag dient te worden gericht aan het college van B&W.

Artikel 7.2 Inlichtingen, onderzoek, advies .
  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

  • a. op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

  • b. op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college kan een daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

  • a. het handelt om een aanvraag een persoon betreffend die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend of het een aanvraag betreft waarvan bekend is of verwacht wordt dat deze samenloopt met een aanvraag voor AWBZ zorg of voorzieningen;

  • b. het voornemen bestaat de gevraagde voorziening om medische redenen af te wijzen;

  • c. het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3. Een aanvrager is verplicht aan het college of de, door het college aangewezen, adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4. Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disability and Health, de zogenaamde ICF classificatie. Deze classificatie dient als grondslag om de behoefte aan compensatie in individuele gevallen vast te stellen.

    5.Om de verkrijging van individuele voorzieningen af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 7.3 van de Verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:

    • a.

      de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

    • b.

      de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

    • c.

      de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

    • d.

      het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

    • e.

      de sociale omstandigheden van de aanvrager.

    Bij de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

    Artikel 7.3 Aanwijzingsbesluit adviesorgaan .

    Indicatieadviezen worden opgesteld door:

    • a.

      Een daartoe aangestelde ambtenaar;

    • b.

      Een daartoe aangewezen zorgaanbieder;

    • c.

      Een daartoe aangewezen transferverpleegkundige;

    • d.

      Een professioneel indicatiebureau.

    Artikel 7.4 Samenhangende afstemming .

    Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager.

    Artikel 7.5 Wijzigingen in de situatie .

    Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

    Artikel 7.6 Motivering van een besluit .

    Het college vermeldt in de beschikking op de aanvraag op welke wijze de toe te kennen voorziening(en), in relatie tot de vastgestelde beperkingen, bijdraagt (en) aan de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie.

    Artikel 7.7 Intrekking en beëindiging en wijziging van een voorziening .

    • 1.

      Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken of beëindigen indien:

    • a.

      niet is of niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

    • 2.

      Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

    • 3.

      Het recht op de voorziening eindigt bij het overlijden van diegene aan wie de voorziening krachtens deze verordening is verstrekt.

    • 4.

      Het college is bevoegd degene die krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt aan een heronderzoek te onderwerpen om vast te stellen of de aan de toekenning ten grondslag liggende omstandigheden gewijzigd zijn en deze van invloed zijn op het recht op verstrekte voorziening.

    • 5.

      De aanvrager kan zijn aanvraag intrekken als de omstandigheden zodanig wijzigen dat een voorziening niet (meer) nodig is.

    Artikel 7.8 Terugvordering en schade

    • 1.

      In geval een beschikking tot verlening van een voorziening geheel of gedeeltelijk is herzien of ingetrokken, kan het college een, op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget, terugvorderen.

    • 2.

      In geval een beschikking tot verlening van een voorziening in natura geheel of gedeeltelijk is herzien of ingetrokken, kan het college deze voorziening terugvorderen.

    • 3.

      Eventuele schade aan een, door de gemeente in bruikleen toegekende voorziening kan, met inachtneming van de bepalingen in de bruikleenovereenkomst, worden verhaald op de bruiklener;

    • 4.

      Een verleende voorziening wordt van de persoon met beperkingen teruggevorderd indien blijkt dat de voorziening niet voldoet aan het programma van eisen dat is gesteld;

    • 5.

      In geval een in bruikleen verstrekte voorziening als gevolg van verwijtbare omstandigheden niet meer aanwezig is, kan de restwaarde van de voorziening in rekening worden gebracht bij de bruiklener.

    Hoofdstuk 8 Slotbepalingen.

    Artikel 8.1 Hardheidsclausule .

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

    Artikel 8.2 Gevallen waarin de verordening niet voorziet .

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

    Artikel 8.3 Beleidsregels .

    • 1.

      In het Financieel Besluit stelt het college nadere regels ten aanzien van de verlening van voorzieningen genoemd in de Verordening;

    • 2.

      In het Verstrekkingenboek stelt het college nadere uitwerking van de regels ten aanzien van de voorzieningen genoemd in de Verordening en in het Financieel Besluit.

    Artikel 8.4 Indexering .

    Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

    Artikel 8.5 Inwerkingtreding en citeertitel .

    • 1.

      Deze verordening treedt in werking met ingang van 01-10-2012.

    • 2.

      Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk 2012.

    • 3.

      De verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk 01-01-2010, vastgesteld op 17 december 2009, wordt ingetrokken.

    • 4.

      De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Ouderkerk 2012, vastgesteld op 28 juni 2012, is nooit in werking getreden.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Ouderkerk,

    op 20 september 2012.

    De voorzitter, De griffier,

    Mr. M. Metz J. de Prieëlle