Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Nederlek

Maatregelenverordening WWB, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2012.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Nederlek
Officiële naam regelingMaatregelenverordening WWB, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2012.
CiteertitelMaatregelenverordening 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-10-201201-07-201226-09-2013Onbekend

25-09-2012

nederlek nieuws

Onbekend

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving
  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      De wet: de Wet werk en bijstand (WWB), met inbegrip van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

    • b.

      Oneigenlijk gebruik: het ten onrechte ontvangen van bijstand, als gevolg van het door belanghebbende handelen in strijd met het doel en de strekking van de Wwb, Bbz 2004, IOAW en IOAZ;

    • c.

      Voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet WWB;

    • d.

      UWV: Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen;

    • e.

      Wet Suwi: Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen;

    • f.

      K5-bestuur: het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling K5;

    • g.

      Benadelingsbedrag: het bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als bijstand op grond van de wet;

    • h.

      Bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

    • i.

      Algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van  de WWB.

    • j.

      Bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel d, van de WWB;

    • k.

      Uitkering: bijstandsnorm in de zin van artikel 5, onder c van de WWB dan wel de grondslag in het kader van de IOAW of IOAZ;

    • l.

      Verlaging: het verlagen van de bijstand of de bijzondere bijstand;

    • m.

      Plan van Aanpak: een plan als bedoeld in artikel 44, vierde lid, onderdeel b en artikel 44a van de WWB;

    • n.

      Belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de WWB, de Bbz 2004, de IOAW, IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik
  • 1. Het K5-bestuur draagt zorg voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de WWB, de Bbz 2004, de IOAW en de IOAZ.

  • 2. Bij misbruik en oneigenlijk gebruik als bedoeld in het eerste lid legt het K5-bestuur een maatregel op overeenkomstig deze Verordening.

Artikel 3 Het verlagen van de uitkering
  • 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het K5- bestuur een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, dan wel de uit de WWB, IOAW, IOAZ of de artikel 30 c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het K5- bestuur zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening de uitkering verlaagd of de betaling van de bijstand opgeschort.

  • 2. De verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

    Artikel 4 Berekeningsgrondslag

    • 1.

      De verlaging wordt toegepast op de bijstandsnorm inclusief toeslagen en verlagingen.

    • 2.

      In afwijking van het eerste lid kan de verlaging ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de WWB.

    • 3.

      In afwijking van lid 1 kan de verlaging ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien deze wordt verleend met toepassing van artikel 35 WWB voor een vergoeding van de kosten voor de eigen bijdrage rechtsbijstand.

    • 4.

      Bij een zelfstandige wordt de verlaging uitgevoerd op de algemene bijstand voor het levensonderhoud en de in de jaarnorm opgenomen bijzondere bijstand.

Artikel 5 Het besluit tot verlaging van de bijstand

In het besluit tot verlaging wordt in ieder geval vermeld de reden van de verlaging, de duur van de verlaging, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd en, indien van toepassing, gemotiveerd de reden om af te wijken van een standaardverlaging.

Artikel 6 Afzien van verlaging van de bijstand
  • 1. Het K5-bestuur ziet af van verlaging indien de gedraging meer dan een jaar vóór constatering van die gedraging door het K5-bestuur heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Indien de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt geldt een verjaringstermijn van vijf jaar.

  • 2. Het K5-bestuur kan afzien van verlaging indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3. Indien het K5-bestuur afziet van verlaging op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 7 Ingangsdatum, tijdvak en recidive
  • 1. Tenzij in de verordening anders is bepaald, gaat de verlaging in met ingang van de eerst- volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot verlaging aan de belanghebbende is bekendgemaakt. De verlaging wordt toegepast op de voor die maand geldende bijstandsnorm.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de verlaging met terugwerkende kracht worden toegepast, voor zover de bijstand nog niet is uitbetaald.

  • 3. Daar waar mogelijk is de periode van verlaging van de bijstand gekoppeld aan de periode gedurende welke de belanghebbende de aan hem opgelegde verplichtingen verwijtbaar niet nakomt. De duur van de verlaging geldt echter minimaal voor de termijnen die in de hoofdstukken 2 tot en met 4 vermeld staan.

  • 4. In afwijking van het eerste lid wordt, voor zover het een zelfstandige betreft die een uitkering voor het levensonderhoud in de vorm van een geldlening op grond van het Bbz heeft ontvangen, de maatregel met terugwerkende kracht betrokken bij de definitieve vaststelling van die bijstand.

  • 5. Indien de belanghebbende binnen een jaar nadat de verwijtbare gedraging zich heeft voorgedaan, wederom zijn verplichtingen verwijtbaar niet nakomt, worden de duur en de hoogte die in de hoofdstukken 2 tot en met 4 vermeld staan, verdubbeld.

Artikel 8 Samenloop van gedragingen

Indien een belanghebbende zich schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 3, eerste lid, inhouden, worden beide van toepassing zijnde verlagingen als vermeld in hoofdstuk 2 tot en met 4, gelijktijdig toegepast waarbij de verlaging ten hoogste 100% per maand bedraagt.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende inspanning verrichten voor het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 9 Categorieën

Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de WWB niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1. Eerste categorie:

Het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

2. Tweede categorie:

  • a.

    het niet naar vermogen trachten arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen;

  • b.

    het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de inschakeling in de arbeid, op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

  • c.

    het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot inschakeling in de arbeid, dan wel aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding.

  • d.

    Het niet voldoen aan de verplichting tot het leveren van een tegenprestatie naar vermogen.

3. Derde categorie:

  • a.

    gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

  • b.

    het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een voor de inschakeling in de arbeid noodzakelijk geachte scholing of opleiding, dan wel aan andere aangewezen activiteiten die de zelfstandige bestaansvoorziening bevorderen;

  • c.

    het niet voldoen aan de aan de ontheffing verbonden re-integratieverplichtingen die een alleenstaande ouder heeft indien hem op grond van artikel 9a WWB een ontheffing van de arbeidsplicht is verleend;

  • d.

    het door een persoon, jonger dan 27 jaar, binnen de vier weken wachttijd niet of in onvoldoende mate nakomen van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 WWB of artikel 55 WWB, gedurende vier weken na melding zoals bedoeld in artikel 43 lid 4 en 5 WWB;

  • e.

    het door een persoon, jonger dan 27 jaar, niet dan wel in onvoldoende mate, meewerken aan het opstellen, uitvoeren of evalueren van een plan van aanpak.

4. Vierde categorie:

  • a.

    het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • b.

    het door eigen toedoen niet behouden van arbeid in dienstbetrekking.

Artikel 10 Hoogte en duur van de verlaging
  • 1. Onverminderd artikel 3, tweede lid en met toepassing van artikel 6 derde lid, wordt de verlaging

    vastgesteld op:

  • a. 10% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

  • b. 30% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

  • c. 40% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

  • d. 100% van de bijstandsnorm gedurende twee maanden bij gedragingen van de vierde categorie. 

  • 2. Het K5-bestuur kan, in afwijking van het eerste lid, het percentage van de verlaging hoger of lager vaststellen, tot een minimum van 10% en een maximum van 100%, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan het K5-bestuur in bijzondere gevallen de bijstand verlagen voor een bepaalde langere periode of totdat de belanghebbende zijn gedrag heeft gecorrigeerd als de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 3 Inlichtingenplicht

Artikel 11 Te laat verstrekken van inlichtingen
  • 1.

    Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de WWB of artikel 13 van de IOAW/IOAZ niet nakomt door informatie, die van belang is voor de verlening van bijstand, niet tijdig te verstrekken, dan kan, ingaande de eerste dag van het verzuim, het recht op bijstand worden opgeschort.

  • 2.

    Indien een belanghebbende de in het eerste lid genoemde verplichting herhaaldelijk niet tijdig nakomt, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 3, tweede lid, een verlaging toegepast van 10% van de bijstandsnorm gedurende een maand.

 Artikel 12 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen

  • 1.

    Indien het niet behoorlijk nakomen of het herhaaldelijk niet nakomen van de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17 van de WWB of artikel 13 van de IOAW/IOAZ niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand of langdurigheidstoeslag, kan, onverminderd artikel 3, tweede lid, een verlaging toegepast worden van 10% van de bijstandsnorm gedurende een maand.

  • 2.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de WWB of artikel 13 van de IOAW/IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand of langdurigheidstoeslag, wordt de verlaging afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 3.

    Onverminderd artikel 3 tweede lid, wordt de verlaging bedoeld in het tweede lid op de volgende wijze vastgesteld:

  • a.

    Bij een benadelingsbedrag tot € 1.000: 10% van de bijstandsnorm;

  • b.

    Bij een benadelingsbedrag van € 1.000 tot € 2.000: 20% van de bijstandsnorm;

  • c.

    Bij een benadelingsbedrag van € 2.000 tot € 4.000: 40% van de bijstandsnorm;

  • d.

    Bij een benadelingsbedrag van € 4.000 of meer: 100% van de bijstandsnorm.

De duur van de verlaging wordt vastgesteld op een maand.

  • 4.

    Indien het bruto benadelingsbedrag gelijk is aan of meer bedraagt dan de aangiftegrens wordt

    geen verlaging toegepast maar aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie.

  • 5.

    Van een verlaging wordt afgezien:

  • a.

    Zodra ter zake van de gedraging een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen;

  • b.

    Zodra het recht op strafvervolging is vervallen doordat het Openbaar Ministerie een schikking met belanghebbende heeft getroffen.

Artikel 13 Onverwijld

Bij toepassing van artikel 17, eerste lid, van de WWB of artikel 13 van de IOAW/IOAZ dient onder onverwijld te worden verstaan: vóór de eerste van de maand volgend op de maand waarin het feit dan wel de omstandigheid als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de WWB en artikel 13 van de IOAW/IOAZ zich heeft voorgedaan.

Artikel 14 Overige bepalingen met betrekking tot schending van de inlichtingenplicht
  • 1. Indien de verlaging als bedoeld in artikel 12, tweede en derde lid, als gevolg van beëindiging van de uitkering niet kan worden toegepast op de wijze zoals vermeld in artikel 7, eerste en tweede lid, wordt de bijstand welke belanghebbende heeft ontvangen gedurende de periode dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de inlichtingenplicht, door middel van herziening verminderd met het bedrag van de verlaging. Het bedrag dat voortvloeit uit deze herziening wordt van belanghebbende teruggevorderd.

  • 2. Wanneer het brutobedrag dat ten gevolge van het schenden van de informatieverplichting ten onrechte door de uitkeringsgerechtigde is ontvangen, samen met het bedrag van de verlaging, meer bedraagt dan het totaalbedrag dat aan uitkering is ontvangen, terwijl de uitkering is beëindigd, kan er slechts een verlaging opgelegd worden tot het bedrag dat maximaal aan uitkering is ontvangen, na aftrek van de te veel ontvangen bijstand. Indien de uitkeringsgerechtigde binnen een jaar na het besluit tot het opleggen van een verlaging opnieuw een beroep doet op de WWB, Bbz, IOAW of IOAZ, dan kan het resterende bedrag van de verlaging alsnog met die uitkering worden afgestemd.

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot verlaging

Artikel 15 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
  • 1. Indien een belanghebbende tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de WWB of artikel 37, eerste lid, onder d, IOAW en IOAZ, wordt een verlaging van 100% gedurende één maand toegepast op de bijstandsnorm of indien van toepassing een verlaging van 100% op de bijzondere bijstand.

  • 2. In afwijking van lid 1 bedraagt de verlaging bij het onverantwoord interen van vermogen 20% gedurende het aantal maanden dat te snel op het vermogen is ingeteerd.

  • 3. In afwijking van lid 1 is de in artikel 4 onder 3 genoemde verlaging gelijk aan de korting op de eigen bijdrage die wordt verstrekt als men gebruik maakt van het Juridisch Loket alvorens een beroep te doen op rechtsbijstand door een advocaat. 

Artikel 16 Nadere verplichtingen
  • 1. Indien aan belanghebbende een of meerdere verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de WWB zijn opgelegd en deze niet in voldoende mate worden nagekomen, wordt een verlaging toegepast van 20% van de bijstandsnorm gedurende een maand.

  • 2. Indien aan belanghebbende de verplichting als bedoeld in artikel 57 onder a van de WWB is opgelegd en deze niet in voldoende mate wordt nagekomen, wordt een verlaging toegepast van 10% van de bijstandsnorm gedurende een maand.

  • 3. Indien aan belanghebbende één of meerdere verplichtingen zoals bedoeld in de artikelen 55 Wwb en 38, eerste lid Bbz 2004 zijn opgelegd en deze niet in voldoende mate worden nagekomen, wordt een maatregel opgelegd van 20% van de norm gedurende een maand.

Artikel 17 Administratie zelfstandige

Indien een zelfstandige de administratie, als bedoeld in artikel 38 lid 2 Bbz 2004

  • a.

    niet naar behoren heeft gevoerd; of

  • b.

    niet uit eigen beweging binnen zes maanden na afloop van het boekjaar heeft overgelegd; of

  • c.

    op verzoek van het K5-bestuur niet binnen de daartoe door het K5-bestuur gestelde termijn heeft overgelegd, wordt een maatregel opgelegd van 20% van de norm gedurende een maand.

Artikel 18 Zeer ernstige misdragingen
  • 1. Indien een belanghebbende zich jegens het K5- bestuur of diens ambtenaren zeer ernstig misdraagt als bedoeld in artikel 18 lid 2 van de WWB, wordt onverminderd artikel 3, tweede lid, een verlaging opgelegd van 50% van de bijstandsnorm. De duur van de verlaging, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op een maand.

  • 2. In afwijking van het eerste lid en onverminderd artikel 3, tweede lid, kan een verlaging worden opgelegd van 100% van de bijstandsnorm gedurende een maand, indien binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging als bedoeld in het eerste lid is opgelegd, sprake is van een zelfde verwijtbare gedraging.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 19 Inwerkingtreding

De Maatregelenverordening WWB, Bbz 2004, IOAW en IOAZ treedt in werking op 1 juli 2012.

Artikel 20 Overgangsrecht

Op gedragingen die plaatsvonden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening, is de op het moment van de gedraging geldende verordening van toepassing, tenzij de huidige verordening leidt tot een minder zware verlaging.

Artikel 21 Intrekking

De Maatregelenverordening Wet werk en bijstand, van kracht sinds 1 juli 2010, wordt hierbij ingetrokken, alsmede de Maatregelverordening Wet investeren in jongeren van 1 oktober 2009, alsmede de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ, van kracht sinds 1 juli 2010.

Artikel 22 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als: de Maatregelenverordening WWB, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2012.

Aldus vastgesteld in de openbare raadvergadering van 25 september 2012.

De voorzitter De griffier