Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Slochteren

Beleidsregels re-integratie gemeente Slochteren 2012-A

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Slochteren
Officiële naam regelingBeleidsregels re-integratie gemeente Slochteren 2012-A
CiteertitelBeleidsregels re-integratie gemeente Slochteren 2012-A
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling vervangt Beleidsregels re-integratie gemeente Slochteren 2012, vastgesteld 12 juni 2012.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012-A
  2. Wet werk en bijstand
  3. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-01-201401-01-2015Gewijzigd zijn de aanhef van de regeling en artikel 12, tweede lid

14-01-2014

't Bokkeblad, 22-01-2014

2014/0121
28-12-201221-06-2012nieuwe regeling

20-11-2012

't Bokkeblad, 16-01-2013

2012/5658

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels re-integratie gemeente Slochteren 2012-A

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Slochteren;

overwegende dat conform de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2012-A beleidsregels dienen te worden vastgesteld ten aanzien van de doelgroep, voorzieningen en ontheffing van de arbeidsverplichting;

gelet op de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2012-A, het uitvoeringsplan participatiebeleid, de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht:

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

BELEIDSREGELS RE-INTEGRATIE GEMEENTE SLOCHTEREN 2012-A

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder verordening: de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2012-A.

  • 2. De begripsbepalingen van de Wet werk en bijstand, alsmede van de verordening, zijn op deze beleidsregels van toepassing.

Artikel 2. Algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1. Het werkloosheidsrisico speelt een cruciale rol bij het beantwoorden van de vraag op welke wijze belanghebbende inhoud moet geven aan zijn arbeids- en re-integratieplicht, hierbij zijn de kortste weg naar werk en de goedkoopste toereikende voorziening bepalend.

  • 2. Zowel (al dan niet tijdelijk) regulier betaald werk als ook gesubsidieerd werk (uitgezonderd een plaatsing in het kader van de Wet sociale werkvoorziening) vallen onder het begrip algemeen geaccepteerd werk.

  • 3. De beloning is niet lager dan het minimumloon, tenzij sprake is van een lagere loonwaarde die gecompenseerd wordt.

  • 4. Geen algemeen geaccepteerd werk is illegaal werk, werkzaamheden in of verband houdend met prostitutie en coffeeshops.

  • 5. Als er sprake is van zwaarwegende gewetensbezwaren waardoor een belanghebbende in ernstig conflict komt met zichzelf en zijn omgeving weegt dit mee in de beoordeling of er sprake is van algemeen geaccepteerde arbeid. Belanghebbende moet dit zelf aandragen door middel van objectiveerbare en verifieerbare gegevens. Ook de bijkomende omstandigheden spelen een cruciale rol zoals de vraag wat belanghebbende zelf heeft gedaan om aan het werk te komen. Voor zover sprake is van aannemelijke zwaarwegende gewetensbezwaren zorgt het college voor een alternatief.

  • 6. Voor reistijden woon-werkverkeer wordt een reistijd van twee uur per dag (enkele reis) acceptabel geacht, ingeval van deeltijdarbeid wordt een afweging gemaakt op basis van reiskosten en te verwerven inkomen.

  • 7. Een verhuisplicht wordt opgelegd bij een werkloosheid van langer dan drie jaar, voor zover elders een baan kan worden verkregen, waarmee zelfstandig in het onderhoud voorzien kan worden;

  • 8. Het opleidingsniveau, affiniteit of beroepsverleden spelen geen rol bij de beantwoording van de vraag of bepaalde arbeid als algemeen geaccepteerd moet worden aangemerkt.

  • 9. Indien een traject naar werk niet volledig de voor werk beschikbare tijd vergt, geldt voor de resterende tijd de re-integratie- en arbeidsplicht.

Artikel 3. Inschrijven bij UWV WERKbedrijf en uitzendbureaus

  • 1. Belanghebbende is verplicht om zich als werkzoekende in te schrijven bij het UWV WERKbedrijf.

  • 2. Belanghebbende is verplicht om zich in te schrijven bij tenminste vier uitzendbureaus;

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing in geval belanghebbende is ontheven van de arbeidsverplichting.

  • 4. Het derde lid geldt voor zolang de ontheffing van de arbeidsplicht voortduurt.

Artikel 4. Overige verplichtingen belanghebbenden

Belanghebbenden zijn verplicht om:

  • a.

    kranten, internet en andere mogelijkheden te raadplegen voor vacatures;

  • b.

    in de vacaturebank van UWV WERKbedrijf kijken;

  • c.

    te reageren op vacatures;

  • d.

    mee te werken aan (medische, arbeidskundige en psychologische) onderzoeken;

  • e.

    mee te werken aan de geadviseerde behandelingen;

  • f.

    mee te werken aan een aangeboden traject naar werk of sociale activering;

  • g.

    mee te werken aan schuldhulpverlening als sprake is van problematische schulden;

  • h.

    geen dingen te doen die het vinden van werk moeilijker maken;

  • i.

    tijdens sollicitaties alles achterwege te laten dat het verkrijgen van arbeid belemmert;

  • j.

    mee te werken aan het tot stand komen van een trajectplan/plan van aanpak;

  • k.

    aangeboden werk aan te nemen.

Artikel 5. Ontheffing van de arbeids- en re-integratieplicht

  • 1. Belanghebbenden worden op hun verzoek geheel of gedeeltelijk ontheven van de re-integratie- en arbeidsplicht voor zover en in zoverre dit noodzakelijk is als gevolg van:

    • a.

      sociale of medische redenen, voor zover sprake is van zodanige belemmeringen dat in redelijkheid niet gevergd kan worden dat belanghebbende geheel of gedeeltelijk voldoet aan de re-integratie of arbeidsverplichting, dit voor zo lang deze reden voortduurt en maximaal voor 18 maanden;

    • b.

      het verrichten van mantelzorg voor bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad of pleegkind, voor het aantal uren van het voor werk beschikbare deel van de dag en voor zover de zorg onvermijdelijk is en redelijkerwijs slechts verricht kan worden door belanghebbende, tot zolang de noodzaak voortduurt met een maximum van 18 maanden. Als het mantelzorg betreft ten behoeve van bloed- of aanverwanten in de derde en vierde graad kan op grond van maatwerk een geheel of gedeeltelijke ontheffing gegeven worden, voor een periode van maximaal 18 maanden;

    • c.

      het volgen van een inburgeringprogramma in het kader van de Wet inburgering voor de duur van het programma en naar rato van de tijd die de aanvrager aan de inburgering kwijt is.

  • 2. Het college verleent geheel of gedeeltelijk ontheffing van de arbeids- of re-integratieverplichting als het college niet genoegzaam overtuigd is van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van de alleenstaande ouder met een kind tot 12 jaar, dit voor zolang dit voortduurt.

  • 3. De maximale termijn als bedoeld in het eerste lid kan telkens verlengd worden met maximaal 18 maanden voor zolang en tot zolang de situatie voortduurt en de noodzaak hiertoe aanwezig is, de verlenging bedraagt telkens maximaal 18 maanden.

  • 4. Belanghebbende moet aantonen dat sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6. Bewijsstukken

Belanghebbende moet op verzoek van het college bewijsstukken overleggen van onder meer verrichte sollicitaties en afwijzingen.

Artikel 7. Doelgroep niet-uitkeringsgerechtigden

Als een niet uitkeringsgerechtigde of een belanghebbende die een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet ontvangt verzoekt om een voorziening naar werk, moet in aanvulling op de verordening aan het volgende worden voldaan:

  • a.

    de belanghebbende dient ingeschreven te staan als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf;

  • b.

    de belanghebbende dient per direct voor tenminste 24 uur per week beschikbaar te zijn voor werk;

  • c.

    de belanghebbende heeft naar oordeel van het college een reëel uitzicht op werk binnen twaalf maanden;

  • d.

    de aangeboden voorziening is niet gericht op positieverbetering;

  • e.

    als een voorziening eerder binnen 60 maanden verwijtbaar vroegtijdig is beëindigd komt belanghebbende niet in aanmerking voor een voorziening.

Artikel 8. Voorzieningen

Het college kan gericht op re-integratie naar werk onder meer de volgende voorzieningen aanbieden:

  • a.

    Work First traject;

  • b.

    werkstage gedurende maximaal drie maanden;

  • c.

    proefplaatsing gedurende maximaal drie maanden;

  • d.

    participatieplaatsen;

  • e.

    vrijwilligerswerk;

  • f.

    loonkostensubsidie;

  • g.

    scholing;

  • h.

    ondersteuning bij een beroep op maatschappelijke opvang of medische zorg;

  • i.

    ondersteuning bij maatschappelijke participatie;

  • j.

    arbeidsactivering en –toeleiding;

  • k.

    sociale activering;

  • l.

    gesubsidieerd werk;

  • m.

    nazorg bij arbeidsinschakeling;

  • n.

    voorbereidingstrajecten voor zelfstandige arbeid;

  • o.

    onderzoek naar werk en/of leermogelijkheden en/of inzetten van diagnose-instrumenten;

  • p.

    ondersteunende instrumenten, waaronder schuldhulpverlening, onderzoeken door deskundigen en taal- en beroepsgerichte scholing.

  • q.

    werkervaringsplaatsen;

  • r.

    toeleiden naar regulier onderwijs;

  • s.

    jobcoaching/begeleiding op de werkplek;

  • t.

    workshops en (overige) scholing buiten regulier onderwijs;

  • u.

    inburgeringstraject;

  • v.

    voorzieningen gericht op zelfstandigheid/zelfredzaamheid/ontplooiing van weerbaarheid, maatschappelijke oriëntatie, budgetbeheer, administratie, opvoeding;

  • w.

    trainen werknemersvaardigheden;

  • x.

    begeleiding door een casemanager werk en/of bemiddeling door het werkgeversteam.

Artikel 9. Loonkostensubsidie

  • 1. Het college kan een loonkostensubsidie aan een werkgever verstrekken om daarmee het opdoen van werkervaring of de overgang naar een reguliere functie bij betreffende werkgever of een andere werkgever voor belanghebbende mogelijk te maken.

  • 2. Het verlenen van een loonkostensubsidie aan een werkgever is alleen mogelijk ten behoeve van arbeidsplaatsen die worden vervuld door belanghebbenden.

  • 3. De loonkostensubsidie wordt alleen verstrekt, indien voldaan is aan de voorwaarden zoals gesteld in de EC-vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun (2204/2002, 12 december 2002).

  • 4. De loonkostensubsidie wordt slechts verstrekt als de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een uitkeringsgerechtigde voor de duur van tenminste zes maanden en deze overeenkomst daadwerkelijk van kracht is.

  • 5. De loonkostensubsidie wordt gedurende maximaal twaalf maanden verstrekt.

  • 6. De loonkostensubsidie is in de eerste zes maanden maximaal 70% van het bruto minimumloon en in de laatste zes maanden maximaal 35% van het bruto minimumloon.

  • 7. Het college verstrekt slechts dan een loonkostensubsidie voor zover en in zoverre belanghebbende buiten staat is om een productie te leveren die minimaal het minimumloon waard is.

  • 8. De loonkostensubsidie wordt achteraf eens per kwartaal uitgekeerd.

Artikel 10. Inleenvergoeding

Het college vraagt van inlenende organisaties een inleenvergoeding die is afgestemd op de prestaties die een belanghebbende ten behoeve van de inlenende organisatie kan leveren.

Artikel 11. Scholing

  • 1. Voor het aanbieden van scholing gelden onder meer de volgende voorwaarden:

    • a.

      de scholing is noodzakelijk voor de kortste weg naar arbeidsinschakeling;

    • b.

      de scholing kan gericht zijn op het behalen van een startkwalificatie voor zover belanghebbende hierover niet beschikt;

    • c.

      de scholing kan bestaan uit:

      • i.

        beroepsgerichte scholing, indien belanghebbende niet over een dergelijke scholing beschikt en dit noodzakelijk is voor de kortste weg naar werk;

      • ii.

        kortdurende beroepsgerichte bijscholing;

      • iii.

        praktijkgerichte scholing (bijvoorbeeld sollicitatietrainingen, computertraining);

      • iv.

        scholing en workshops ter bevordering van competenties, verbeteren van houding en gedrag in relatie tot de arbeidsinschakeling;

  • 2. Met betrekking tot scholing kunnen, bij afwezigheid van voorliggende voorzieningen de volgende kosten vergoed worden als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is:

    • a.

      opleidingskosten en cursusbijdragen;

    • b.

      boeken en leermiddelen, die door het opleidingsinstituut verplicht zijn gesteld;

    • c.

      reiskosten voor zover de afstand enkele reis meer is dan tien kilometer, voor zover niet op andere wijze hierin is voorzien.

  • 3. Voor het gestelde onder het eerste en het tweede lid geldt dat de goedkoopste toereikende mogelijkheid moet worden benut.

  • 4. Het gestelde in het tweede lid, aanhef en onderdeel b, staat ook open voor alleenstaande ouders die gedurende een aaneengesloten periode van twaalf maanden een bijstandsuitkering van onze gemeente hebben ontvangen en waarvan die uitkering is beëindigd omdat zij door het college zijn gemotiveerd om een opleiding te gaan volgen waarvoor recht bestaat op studiefinanciering als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000.

Artikel 12. Vrijlating van inkomsten uit deeltijdwerk

  • 1. De vrijlating van inkomsten uit deeltijdwerk als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onderdeel n en artikel 31, tweede lid aanhef en onderdeel r van de wet is, naast de wettelijke voorwaarden, van toepassing indien de arbeid volgens het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college is van oordeel dat alle arbeid als bedoeld onder het eerste lid bijdraagt aan de arbeidsinschakeling, met uitzondering van arbeid die reeds is aangevangen voordat aan belanghebbende een uitkering krachtens de wet, de IOAW of de IOAZ is toegekend.

  • 3. De vrijlating als bedoeld in het eerste lid geldt eveneens voor gesubsidieerde (deeltijd)arbeid.

  • 4. Indien sprake is van een gezin geldt de vrijlating per meerderjarig gezinslid dat voldoet aan het eerste lid.

  • 5. De vrijlating geldt niet voor het inkomen dat door belanghebbende niet aan het college is gemeld (geen vrijlating achteraf).

  • 6. Dit artikel treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2012.

Artikel 13. Plan van aanpak

  • 1. Het plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de Wet werk en bijstand wordt periodiek in samenspraak met de jongere of alleenstaande ouder geëvalueerd en als dit nodig is bijgesteld.

  • 2. De bijstelling van het plan vindt onder meer plaats op basis van gedane inspanning van belanghebbende en de behaalde resultaten.

  • 3. De evaluatie als bedoeld in het eerste lid vindt plaats zo vaak als het college dit nodig oordeelt doch in elk geval eenmaal per zes maanden.

  • 4. Het college kan werkstages inzetten om (onder meer) te onderzoeken welk werkveld bij de jongere past.

Artikel 14. Zoektijd voor jongeren tot 27 jaar

  • 1. Het college geeft de jongere in de zoektijd zo nodig handvatten. Dit kan bestaan uit enige opdrachten die de jongere in opdracht van het college moet verrichten om te bevorderen dat de jongere gaat werken of een opleiding gaat volgen.

  • 2. Indien de jongere niet serieus aan de opdrachten voldoet en/of onvoldoende serieus op zoek gaat naar werk of een opleiding, bestaat geen recht op een bijstandsuitkering.

  • 3. Indien de jongere wel serieus activiteiten verricht als bedoeld in het tweede lid maar onvoldoende dan wordt een maatregel opgelegd op grond van de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand.

  • 4. Als de jongere nog een opleiding kan volgen bestaat er geen recht op bijstand ongeacht of de jongere deze opleiding gaat volgen. De jongere kan in ieder geval nog een opleiding volgen in de volgende situaties:

    • a.

      van de jongere die geen startkwalificatie heeft kan redelijkerwijs gevergd worden dat hij een startkwalificatie haalt, tenzij hij hiervoor geen capaciteiten heeft. Jongeren tot 23 jaar behoren exclusief tot de doelgroep van de leerplichtambtenaar. Voor jongeren van 23 tot 27 jaar maakt de casemanager werk een inschatting en bij twijfel wordt hierover een deskundige geraadpleegd.

    • b.

      Als de jongere wel een startkwalificatie heeft, is verdere opleiding verplicht als hierdoor de kansen op de arbeidsmarkt toenemen. Dit hoeft niet altijd onderwijs op een hoger niveau te zijn maar kan ook onderwijs in een andere richting betreffen op een vergelijkbaar of zelfs lager niveau. Uiteraard geldt ook hier dat de jongere wel de capaciteiten moet hebben. We streven naar duurzame oplossingen en daarom wordt de intrinsieke motivatie van de jongere meegewogen in de besluitvorming. Vanzelfsprekend wordt hierin ook meegewogen dat sommige jongeren op voorhand minder gemotiveerd zijn voor een opleiding omdat de jongere nog niet precies weet wat het inhoudt en wat de jongere er mee kan. In dat geval wordt de jongere door het college gemotiveerd om de opleiding te volgen als deze opleiding naar het oordeel van het college bij de jongere past. Het werkgeversteam speelt een rol als het gaat om inventarisatie van in de toekomst beschikbaar komend werk. De opleiding wordt afgestemd op een reële mogelijkheid om met deze opleiding het beschikbaar komend werk te vinden. Voor zover dit nodig is wordt een deskundige ingeschakeld in verband met een onderzoek naar de intrinsieke motivatie en kwaliteiten van de jongere. Daarbij speelt dat de jongere niet altijd weet welk werkveld hem of haar het meest past. Dit vergt doorvragen naar datgene wat de jongere aantrekkelijk lijkt in door hem of haar genoemd werk waarin de vacatures minder courant zijn.

  • 5. Als geconcludeerd wordt dat de jongere scholing dient te volgen, maar het eerst volgende moment van instroom is later, moet tussentijds tijdelijk werk gezocht worden via onder meer uitzendbureaus.

Artikel 15. Inwerkingtreding en toepassingsbereik

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 28 december 2012 en werken terug tot en met 21 juni 2012.

  • 2.

    De Beleidsregels re-integratie gemeente Slochteren 2012, vastgesteld op 12 juni 2012, worden ingetrokken per 21 juni 2012.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Slochteren van 20 november 2012.

Burgemeester G.J. ten Brink Secretaris C.C.W. van den Akker