Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Menameradiel

Subsidieverordening gemeente Menameradiel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Menameradiel
Officiële naam regelingSubsidieverordening gemeente Menameradiel
CiteertitelSubsidieverordening gemeente Menameradiel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. 1. Algemene wet bestuursrecht
  2. 2. Gemeentewet
  3. 3. Burgerlijk Wetboek, Art. 2:10

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2012nieuwe regeling

17-11-2011

Ynformaasje nr 25 (27 december 2011 tot en met 15 januari 2012)

Onbekend.
06-10-200501-04-200501-01-2012Art. 3.4 van de subsidieverordening wordt aangevuld met een onderdeel i. In deze bepaling is opgenomen dat het beleidskader investeringssubsidies sportaccomodaties van 20 december 2001 wordt ingetrokken.

06-10-2005

-

29-09-2005
01-04-200506-10-2005nieuwe regeling

17-03-2005

Ynformaasje, nr. 7, 31 maart tot 13 april 2005

17-03-2005

Tekst van de regeling

Nr. De ried fan de gemeente Menameradiel;

út it betinken, dat it winsklik is om op in selde wize om te gean mei subsydzjes en subsydzjeûntfangers;

dat it needsaaklik is dat it ferlienen fan subsydzjes yn de gemeente Menameradiel bart neffens de bepalings fan de subsydzjetitel yn de Algemene wet bestuursrecht;

sjoen it útstel voorstel fan boargemaster en wethâlders d.d. 27 septimber 2011;

sjoen de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

beslút:

fêst te stellen de Subsidieverordening gemeente Menameradiel.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Gemeente: de gemeente Menameradiel

  • b.

    Gemeenteraad: de raad van de gemeente

  • c.

    College: het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente

  • d.

    Activiteit: handelen of nalaten, waarmee een gemeentelijk beleidsdoel wordt nagestreefd, op basis waarvan de subsidieontvanger subsidie ontvangt of kan ontvangen

  • e.

    Activiteitenplan: een overzicht van de door de subsidieontvanger voorgenomen activiteiten, uit te voeren binnen een aangegeven termijn

  • f.

    eenmalige subsidie: een subsidie die eenmalig wordt verstrekt voor in beginsel eenmalige en kortdurende activiteiten

  • g.

    investeringssubsidie: een subsidie die wordt verstrekt in de vorm van of een renteloze lening of een bedrag ineens en die bedoeld is een bijdrage te leveren in de kosten van aanschaf van goederen of de kosten van nieuwbouw, verbouw en groot onderhoud van een accommodatie (dus géén inrichting)

  • h.

    structurele subsidie: een subsidie voor activiteiten die in beginsel van onbepaalde duur zijn

  • i.

    instelling: een rechtspersoon - al dan niet met volledige rechtsbevoegdheid – of een groepering van personen, die activiteiten verricht

  • j.

    subsidieontvanger: de natuurlijke persoon of instelling, die subsidie van het college ontvangt of daarop aanspraak heeft

  • k.

    rijksmonument: een als zodanig door de minister aangewezen onroerende zaak die dientengevolge is opgenomen in het register van rijksmonumenten overeenkomstig Hoofdstuk II, paragraaf 1, van de Monumentenwet

  • l.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 1.2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op subsidiëring van activiteiten als bedoeld in artikel 1.1, sub d, tenzij een afzonderlijke rijks-, provinciale of gemeentelijke subsidieregeling van toepassing is.

Artikel 1.3 Bevoegdheden van het college

Het college is belast met de uitvoering en het toezicht op de naleving van deze verordening en besluit uit dien hoofde over de subsidieverstrekking.

Artikel 1.4 Subsidieplafond

  • 1.

    De raad kan bij de jaarlijkse vaststelling van de gemeentebegroting of op een ander passend moment subsidieplafonds vaststellen voor de verschillende activiteiten, waarvoor subsidies kunnen worden verstrekt.

  • 2.

    Als de raad een subsidieplafond heeft vastgesteld, bepaalt hij daarbij, hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld met dien verstande dat voor aanvragen om eenmalige en investeringssubsidie (die volledig zijn ingediend) de volgorde van ontvangst bepalend is.

Artikel 1.5 Subsidieontvanger

  • 1.

    Voor subsidie komen alleen instellingen in aanmerking.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan het college besluiten in bijzondere gevallen ook natuurlijke personen voor subsidie in aanmerking te laten komen.

Artikel 1.6 Eerste subsidieaanvraag

Bij een eerste subsidieaanvraag overlegt de aanvrager, die een instelling is, tevens:

  • a.

    een opgave van de samenstelling van het bestuur;

  • b.

    indien het een instelling met volledige rechtsbevoegdheid betreft, een gewaarmerkt exemplaar van de oprichtings- of stichtingsakte van de instelling, waarin de statuten zijn opgenomen, en een gewaarmerkt exemplaar van het huishoudelijk reglement;

Artikel 1.7 Subsidievorm en procedure

  • 1.

    Voor een aanvraag voor een bepaalde subsidie wordt de procedure gevolgd die is omschreven in hoofdstuk 3 van deze verordening voor de subsidievorm die in hoofdstuk 2 bij de betreffende subsidie is vermeld dan wel nader in een beleidsregel van het college is aangeduid.

  • 2.

    Indien een aanvraag wordt ingediend voor een subsidie, waarvoor in deze verordening geen wettelijke grondslag wordt geboden, bepaalt het college, welke procedure gevolgd wordt om tot besluitvorming te komen.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIES, inhoudelijk

Artikel 2.1 Wettelijke grondslag

Het college kan – in de vorm van de daarachter vermelde subsidievorm - subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten in het kader van

  • a.

    sport: (in de vorm van een investeringssubsidie)

  • b.

    cultuur: (in de vorm van een eenmalige of een structurele subsidie of een investeringssubsidie)

  • c.

    zorg: (in de vorm van een eenmalige of structurele subsidie)

  • d.

    jeugd- en jongerenwerk: in de vorm van een structurele subsidie of een investeringssubsidie)

  • e.

    peuterspeelzalen: (in de vorm van een structurele subsidie)

  • f.

    vorming en educatie: (in de vorm van een structurele subsidie)

  • g.

    lokaal onderwijsbeleid: (in de vorm van een eenmalige of structurele subsidie)

  • h.

    het instandhouden van rijksmonumenten: (in de vorm van een structurele subsidie of een investeringssubsidie )

  • i.

    (ver)bouw en onderhoud van dorpshuizen: (in de vorm van een investeringssubsidie)

Artikel 2.2 Hoogte subsidie, algemeen

  • 1.

    Bij de vaststelling van de subsidie kan het college rekening houden met een eigen bijdrage van de deelnemers aan de activiteit.

  • 2.

    Voor zover van toepassing kan het aantal ingezetenen van de gemeente, die lid van de instelling zijn of deelnemen aan de activiteit, als één van de te hanteren criteria voor de bepaling van de subsidie genomen worden.

Artikel 2.3 Hoogte subsidie, monumenten

De investeringssubsidie voor de restauratie van een rijksmonument is ten hoogste 10% van de subsidiabele restauratiekosten met een maximum van € 90.000,-.

Artikel 2.4 Subsidiabele restauratiekosten monumenten

Subsidiabele restauratiekosten, zoals ze zijn vastgesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, zijn de kosten van voorzieningen, die noodzakelijk zijn om een rijksmonument in stand te houden.

Artikel 2.5 Weigeringgronden, algemeen

  • 1.

    Naast de weigeringgronden vermeld in de wet kan de subsidieverlening in ieder geval worden geweigerd, indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet specifiek gericht zullen zijn op de gemeente of niet specifiek ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

    • b.

      de subsidie niet of in onvoldoende mate besteed zal worden voor het doel, waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met een wettelijk voorschrift, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken of

    • e.

      de subsidieverlening niet past binnen het beleid van de bestuursorganen van de gemeente.

  • 2.

    De subsidieverlening wordt voorts geweigerd,

    • a.

      in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur of

    • b.

      indien de subsidieverstrekking aangemerkt zou moeten worden als een steunmaatregel in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die geacht moet worden verboden te zijn dan wel waarvoor goedkeuring van of een melding bij de Europese Commissie noodzakelijk is.

  • 3.

    Indien geen voorafgaande beschikking tot subsidieverlening is gegeven, is het bepaalde in lid 1 van overeenkomstige toepassing voor de subsidievaststelling.

Artikel 2.6 Aanvullende weigeringgrond investeringssubsidie

In aanvulling op het bepaalde in artikel 2.5 wordt de verlening van een investeringssubsidie tevens geweigerd, indien het college op basis van de aanvraag en de daarbij overgelegde andere documenten van oordeel is dat de aanschaf van goederen, de nieuwbouw, de verbouw, het groot onderhoud van een accommodatie, waar de aanvraag betrekking op heeft, ook zonder subsidie in verband met de vermogenspositie van de aanvrager of om andere redenen in redelijkheid mogelijk is.

Artikel 2.7 Rechtstreekse verplichtingen op grond van de verordening, algemeen

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht tot de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2.

    De administratie dient op een overzichtelijke wijze te worden gevoerd en toegankelijk te zijn voor door of namens het college uit te voeren controle.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht alle administratieve bescheiden, die betrekking hebben op de subsidieverstrekking gedurende drie jaar na de vaststelling van de subsidie te bewaren met dien verstande dat de subsidieontvanger, die reeds op grond van artikel 2:10 van het Burgerlijk Wetboek verplicht is de administratie en de daartoe behorende bescheiden gedurende tien jaar te bewaren, een bewaarplicht van tien jaar heeft.

  • 4.

    De subsidieontvanger beheert de tot zijn beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade.

  • 5.

    Ingeval van een investeringssubsidie is de subsidieontvanger verplicht de goederen of de accommodatie ten behoeve waarvan subsidie is verstrekt, als een goed huisvader te beheren en te onderhouden.

Artikel 2.8 Aanvullende rechtstreekse verplichtingen op grond van de verordening, monumenten

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes maanden na verlening van de subsidie met het restaureren te beginnen.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht het monument na de subsidievaststelling verzekerd te houden onder een uitgebreide opstalverzekering, zodanig dat de kosten van herstel of herbouw steeds door de verzekering voldoende gedekt zijn.

  • 3.

    In geval van schade is de subsidieontvanger verplicht tot volledig herstel dan wel herbouw van het gemeentelijke beeldbepalende object, ook indien daarvoor geen dekking van de verzekering bestaat.

  • 4.

    Na voltooiing van de restauratiewerkzaamheden is de subsidieontvanger verplicht het monument na de subsidievaststelling te onderhouden in de staat, waarin het door het restaureren is gebracht.

  • 5.

    Bij overdracht van het eigendom, het recht van erfpacht of het recht van opstal van het monument is de subsidieontvanger gehouden in de vorm van een kettingbeding van de rechtsopvolger te bedingen dat deze de verplichtingen jegens de gemeente op zich neemt, zoals omschreven in dit artikel.

Artikel 2.9 Verplichtingen bij beschikking

Het college kan naast de verplichtingen die in de artikelen 4:37, 4:38 en 4:39 van de wet genoemd zijn, in ieder geval aan het besluit tot subsidieverlening dan wel subsidievaststelling verplichtingen verbinden met betrekking tot:

  • a.

    de kennis en ervaring van vrijwilligers en beroepskrachten, die werkzaam zijn voor de subsidieontvanger, voor zover zij betrokken zijn bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten;

  • b.

    de wijze waarop gebruikers, vrijwilligers en beroepskrachten worden betrokken bij het ontwikkelen en uitvoeren van het beleid van de subsidieontvanger;

  • c.

    de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid voor gehandicapten van de accommodatie, waar de gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd;

  • d.

    het personeelsbeleid van de subsidieontvanger voor wat betreft het bevorderen van gelijke kansen voor vrouwen, gehandicapten en leden van etnische minderheden;

  • e.

    de vorming van een reserve of een voorziening.

Artikel 2.10 Verplichtingen bij beschikking voor instellingen

  • 1.

    De subsidieontvanger, die een instelling is, kan naast het bepaalde in artikel 2.9 verplicht worden een zodanige administratie te voeren dat deze steeds een volledig en juist inzicht geeft in alle baten en lasten, bezittingen en schulden en overige rechten en verplichtingen. In de administratie worden in ieder geval alle gegevens opgenomen, die uit het oogpunt van subsidiëring van belang zijn.

  • 2.

    De subsidieontvanger, die een instelling is, kan verplicht worden om, indien zij meerdere activiteiten uitvoert, de in de administratie opgenomen baten en lasten toe te rekenen aan deze activiteiten. De niet direct aan deze activiteiten toe te rekenen kosten worden volgens een bestendige gedragslijn verdeeld overeenkomstig de verdeelsleutel zoals opgenomen in de ingediende en goedgekeurde begroting.

  • 3.

    Het boekjaar van de subsidieontvanger valt samen met het kalenderjaar, tenzij in de bijzondere wettelijke regeling of in de subsidiebeschikking anders is bepaald.

Artikel 2.11 Tegengaan schenkingen door instellingen

  • 1.

    Het is een subsidieontvanger behoudens vooraf verkregen toestemming van het college niet toegestaan om bedragen om niet aan derden ter beschikking te stellen.

  • 2.

    Het college kan voorwaarden verbinden aan de in het eerste lid bedoelde toestemming.

Artikel 2.12 Controle en inzage

  • 1.

    Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit(en) en op de naleving van de verplichtingen, waartoe de subsidieontvanger op grond van de wet, deze verordening en de subsidiebeschikking gehouden is.

  • 2.

    De subsidieontvanger geeft desgevraagd de door het college aangewezen ambtenaren of andere personen inzage in zijn administratie en geeft hen alle inlichtingen, die voor de controle en voor de beoordeling van de gesubsidieerde activiteiten nodig zijn.

Artikel 2.13 Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden

  • 1.

    De subsidieaanvrager doet zo spoedig mogelijk mededeling aan het college van feiten en omstandigheden, die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

  • 2.

    De gelijke meldingsplicht als omschreven in lid 1 geldt voor de subsidieontvanger in geval van feiten en omstandigheden, die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

  • 3.

    De subsidieontvanger meldt in ieder geval een wijziging die zich in de bestuurssamenstelling voordoet.

  • 4.

    De subsidieontvanger, die een instelling is, stelt het college in kennis van het voornemen tot statutenwijziging en de inhoud daarvan.

  • 5.

    Een voornemen tot opheffing of fusie brengt de subsidieontvanger, die een instelling is, ten minste dertien weken voor het definitieve besluit wordt genomen ter kennis van het college.

Artikel 2.14 Medewerking aan gemeentelijk onderzoek

Een subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een door of namens de gemeente ingesteld onderzoek op het beleidsveld, waar de activiteit van de subsidieontvanger op gericht is.

Artikel 2.15 Vergoeding vermogensvoordeel

Artikel 4:41 van de wet is van toepassing. De door de subsidieontvanger verschuldigde vergoeding voor verkregen vermogensvoordeel als gevolg van de verstrekte subsidie wordt bepaald met inachtneming van de artikelen 3:2 en 3:4 van de wet.

HOOFDSTUK 3 SUBSIDIES, procedureel

Hoofdstuk 3, Afdeling 3.1 Procedure eenmalige subsidie

Artikel 3.1.1 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij het college.

  • 2.

    Een aanvraag om een subsidie wordt ten minste acht weken voor de aanvang van de desbetreffende activiteit schriftelijk ingediend. Bij latere indiening kan het college besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde aanvraag gaat vergezeld van

    • a.

      een beschrijving van de geplande activiteit en de beoogde prestaties,

    • b.

      een gespecificeerde begroting met toelichting,

    • c.

      de redenen, waarom deze activiteit alleen met behulp van gemeentelijke subsidie gerealiseerd kan worden, en

    • d.

      een opgave van bij anderen aangevraagde of aan te vragen subsidie voor dezelfde activiteiten, met daarbij de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 4.

    Het college kan binnen een door hem te bepalen termijn de overlegging van andere stukken of anderszins nadere informatie verlangen, indien hij dat voor de beoordeling van de subsidieaanvraag nodig acht.

Artikel 3.1.2 Subsidieverlening en subsidievaststelling

Het college neemt voorafgaand aan een besluit tot subsidievaststelling slechts een besluit tot subsidieverlening, indien hij dit nodig acht.

Artikel 3.1.3 Beslistermijn

De beschikking op de subsidieaanvraag wordt uiterlijk acht weken na ontvangst van de aanvraag gegeven.

Indien de in het eerste lid genoemde beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, kan het college zijn beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 3.1.4 Verantwoordingsplicht zonder voorafgaande verleningsbeschikking

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht binnen dertien weken na afloop van de activiteit, waarvoor subsidie is verstrekt, verantwoording af te leggen aan het college door het overleggen van een financieel verslag en een activiteitenverslag

  • 2.

    De verantwoordingsplicht als bedoeld in lid 1 is niet van toepassing op subsidieverstrekkingen die het bedrag van € 1000,- niet te boven gaan.

Artikel 3.1.5 Vaststelling na voorgaande verleningsbeschikking

  • 1.

    Indien de beschikking tot vaststelling van de subsidie voorafgegaan is door een beschikking tot subsidieverlening, is de subsidieontvanger verplicht binnen dertien weken na afloop van de activiteit, waarvoor subsidie is verleend, verantwoording af te leggen aan het college.

  • 2.

    De verantwoording dient in ieder geval te bestaan uit het overleggen van een financieel verslag en een activiteitenverslag.

  • 3.

    De verantwoording als bedoeld in lid 2 wordt beschouwd als aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 4.

    Het college stelt de subsidie vast binnen acht weken na de ontvangst van de in het derde lid vermelde verantwoording.

  • 5.

    Indien de verantwoording als bedoeld in lid 2 niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn is ingediend, kan het college een termijn stellen binnen welke de verantwoording moet zijn ingediend.

  • 6.

    Het college stelt de subsidie ambtshalve vast, indien na afloop van de in lid 5 gestelde nadere termijn de verantwoording niet is ontvangen.

  • 7.

    Indien de in het zesde lid genoemde beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, stelt het college de subsidieontvanger hiervan in kennis, met vermelding van de termijn, waarbinnen de beschikking wel tegemoet gezien kan worden.

Hoofdstuk 3, Procedure structurele subsidie (jaarlijks of meerjaarlijks)

Hoofdstuk 3, Afdeling 2, paragraaf 1, Jaarlijkse of meerjaarlijkse aanvragen

Artikel 3.2.1.1 Jaarlijkse of meerjaarlijkse aanvraag

Voor een structurele subsidie tot een bedrag van ten hoogste € 3.500,- per jaar kan volstaan worden met een meerjaarlijkse aanvraag voor een periode van maximaal vier aaneengesloten kalenderjaren.

Hoofdstuk 3, Afdeling 2, paragraaf 2, Jaarlijkse aanvragen (> € 3.500,-)

Artikel 3.2.2.1 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om een jaarlijkse structurele subsidie wordt ingediend bij het college voor 1 juli van het jaar voorafgaand aan het jaar, waarop de aanvraag betrekking heeft. Bij latere indiening kan het college besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen

  • 2.

    Bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt gebruik gemaakt van een daarvoor bestemd formulier dat door het college beschikbaar wordt gesteld.

  • 3.

    Op verzoek van het college worden bij de aanvraag overgelegd:

    • a.

      het activiteitenplan en – indien eerder dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten hebben plaatsgevonden – een verslag van de in het laatste jaar verrichte activiteiten;

    • b.

      een gespecificeerde opgave van het bedrag dat de subsidieaanvrager denkt nodig te hebben voor het uitvoeren van de activiteiten uit het activiteitenplan, onder vermelding van de verdeling van de subsidie over de uit te voeren activiteiten;

    • c.

      indien eerder dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten hebben plaats gevonden, de jaarrekening en de daarbij behorende accountantsverklaring over een nader door het college te bepalen aantal kalenderjaren en in elk geval over het laatst verstreken kalenderjaar; de jaarrekening bestaat uit een balans aan het begin en aan het einde van het kalenderjaar en een staat van baten en lasten, beide vergezeld van een toelichting.

Artikel 3.2.2.2 Subsidieverlening en subsidievaststelling

Het college neemt voorafgaand aan een besluit tot subsidievaststelling slechts een besluit tot subsidieverlening, indien hij dit nodig acht.

Artikel 3.2.2.3 Beslistermijn

  • 1.

    De beschikking op de subsidieaanvraag wordt uiterlijk op 31 december van het jaar, waarin de aanvraag is ingediend, gegeven

  • 2.

    Indien de in het eerste lid genoemde beschikking niet tijdig gegeven kan worden, kan het college zijn beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 3.2.2.4 Verantwoordingsplicht zonder voorafgaande verleningsbeschikking

De subsidieontvanger is verplicht binnen dertien weken na afloop van het kalenderjaar, waarvoor subsidie is verstrekt, verantwoording af te leggen aan het college door het overleggen van een financieel verslag en een activiteitenverslag

Artikel 3.2.2.5 Vaststelling na voorgaande verleningsbeschikking

  • 1.

    Indien de beschikking tot vaststelling van de subsidie voorafgegaan is door een beschikking tot subsidieverlening is de subsidieontvanger verplicht voor 1 mei van het jaar na van het kalenderjaar, waarvoor subsidie is verleend,verantwoording af te leggen aan het college.

  • 2.

    De verantwoording dient in ieder geval te bestaan uit het overleggen van een financieel verslag en een activiteitenverslag.

  • 3.

    De verantwoording als bedoeld in lid 2 wordt beschouwd als aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 4.

    Het college stelt de subsidie vast binnen acht weken na de ontvangst van de in het derde lid vermelde verantwoording.

  • 5.

    Indien de verantwoording als bedoeld in lid 2 niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn is ingediend, kan het college een termijn stellen binnen welke de verantwoording moet zijn ingediend.

  • 6.

    Het college stelt de subsidie ambtshalve vast, indien na afloop van de in lid 5 gestelde nadere termijn de verantwoording niet is ontvangen.

  • 7.

    Indien de in het zesde lid genoemde beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, stelt het college de subsidieontvanger hiervan in kennis, met vermelding van de termijn, waarbinnen de beschikking wel tegemoet gezien kan worden.

    .

Hoofdstuk 3, Afdeling 2, paragraaf 3, Meerjaarlijkse aanvragen (<of = € 3.500,-)

Artikel 3.2.3.1 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om een meerjaarlijkse structurele subsidie kan worden ingediend voor een periode van maximaal vier kalenderjaren.

  • 2.

    Een aanvraag als bedoeld in lid 1 wordt ingediend bij het college voor 1 april van het jaar voorafgaand aan het eerste jaar van de periode, waarop de aanvraag betrekking heeft. Bij latere indiening kan het college besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen

  • 3.

    Bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt gebruik gemaakt van een daarvoor bestemd formulier dat door het college beschikbaar wordt gesteld.

  • 4.

    Het college neemt jaarlijks op basis van de aanvraag als bedoeld in lid 1 een besluit, waarbij zonder een voorafgaand besluit tot subsidieverlening besloten wordt tot subsidievaststelling dan wel tot weigering van subsidie voor dat kalenderjaar.

Artikel 3.2.3.2 Beslistermijn

  • 1.

    Het besluit als bedoeld in artikel 3.2.3.1, lid 4, wordt jaarlijks uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar, waar de subsidie betrekking op heeft, gegeven.

  • 2.

    Indien de in het eerste lid genoemde beschikking niet tijdig gegeven kan worden, kan het college zijn beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 3.2.3.3. Verantwoordingsplicht zonder voorafgaande verleningsbeschikking

De subsidieontvanger is verplicht desgevraagd binnen dertien weken na afloop van ieder kalenderjaar, waarvoor subsidie is verstrekt, verantwoording af te leggen aan het college door het overleggen van een financieel verslag en een activiteitenverslag.

Hoofdstuk 3, Afdeling 3 Procedure investeringssubsidie

Artikel 3.3.1 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij het college.

  • 2.

    Een aanvraag om een subsidie wordt ten minste acht weken voor de start van de desbetreffende werkzaamheden ingediend. Bij latere indiening kan het college besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde aanvraag gaat vergezeld van

    • a.

      een beschrijving van de geplande investering,

    • b.

      een gespecificeerde begroting met toelichting,

    • c.

      de redenen, waarom deze investering alleen met behulp van gemeentelijke subsidie gerealiseerd kan worden, en

    • d.

      een opgave van bij anderen aangevraagde of aan te vragen subsidie voor dezelfde activiteiten, met daarbij de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 4.

    Het college kan binnen een door hem te bepalen termijn de overlegging van andere stukken of anderszins nadere informatie verlangen, indien hij dat voor de beoordeling van de subsidieaanvraag nodig acht.

Artikel 3.3.2 Subsidieverlening en subsidievaststelling

Het college neemt behoudens ingeval van weigering van de subsidie altijd eerst een beschikking tot subsidieverlening voorafgaand aan een besschikking tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 3.3.3 Beslistermijn

  • 1.

    De beschikking op de subsidieaanvraag wordt uiterlijk acht weken na ontvangst van de aanvraag gegeven.

  • 2.

    Indien de in het eerste lid genoemde beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, kan het college zijn beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 3.3.4 Vaststelling subsidie

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht binnen dertien weken na afloop van de werkzaamheden, waarvoor subsidie is verleend, verantwoording af te leggen aan het college.

  • 2.

    De verantwoording dient in ieder geval te bestaan uit het overleggen van een financieel verslag en een activiteitenverslag. In geval van een monumentensubsidie bestaat de verantwoording uit een gereedmelding die is gedaan aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

  • 3.

    De verantwoording als bedoeld in lid 2 wordt beschouwd als aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 4.

    Het college stelt de subsidie vast binnen acht weken na de ontvangst van de in het derde lid vermelde verantwoording.

  • 5.

    Indien de verantwoording als bedoeld in lid 2 niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn is ingediend, kan het college een termijn stellen binnen welke de verantwoording moet zijn ingediend.

  • 6.

    Het college stelt de subsidie ambtshalve vast, indien na afloop van de in lid 5 gestelde nadere termijn de verantwoording niet is ontvangen.

  • 7.

    Indien de in het zesde lid genoemde beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, stelt het college de subsidieontvanger hiervan in kennis, met vermelding van de termijn, waarbinnen de beschikking wel tegemoet gezien kan worden.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 4.1 Overgangsbepaling

  • 1.

    Op subsidies, die voor de inwerkingtreding van deze verordening verstrekt zijn, blijven de regels van toepassing, die golden op het moment van de subsidieverstrekking.

  • 2.

    Op een aanvraag, die is ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening en die betrekking heeft op het jaar 2011, wordt op grond van de op het moment van ontvangst van de aanvraag geldende regels beslist.

  • 3.

    Op een aanvraag, die is ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening en die betrekking heeft op het jaar 2012, wordt op grond van deze verordening beslist.

Artikel 4.2 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Subsidieverordening gemeente Menameradiel”.

Artikel 4.3 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

  • 2.

    Met ingang van diezelfde datum wordt de Subsidieverordening gemeente Menaldumadeel, vastgesteld bij raadsbesluit van 17 maart 2005 en gewijzigd bij raadsbesluit van 6 oktober 2005, ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Menameradiel in zijn openbare vergadering van 17 november 2011;

de griffier, de voorzitter,