Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Menameradiel

Subsidieverordening gemeente Menaldumadeel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Menameradiel
Officiële naam regelingSubsidieverordening gemeente Menaldumadeel
CiteertitelSubsidieverordening gemeente Menaldumadeel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Een formele datum van inwerkingtreding is niet te achterhalen. Gelet op de overwegingen bij het wijzigingsvoorstel kan aangenomen worden dat de wijziging met onmiddelijke ingang in werking is getreden. Per abuis is de intrekking van het beleidskader investeringssubsidies sportaccomodaties van 20 december 2001 niet in de subsidieverordening vermeld.

Datum ondertekening inwerkingstredingbesluit 06-10-2005.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht
  2. Gemeentewet
  3. Burgerlijk Wetboek, Art.2:10

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-10-200501-04-200501-01-2012Art. 3.4 van de subsidieverordening wordt aangevuld met een onderdeel i. In deze bepaling is opgenomen dat het beleidskader investeringssubsidies sportaccomodaties van 20 december 2001 wordt ingetrokken.

06-10-2005

-

29-09-2005
01-04-200506-10-2005nieuwe regeling

17-03-2005

Ynformaasje, nr. 7, 31 maart tot 13 april 2005

17-03-2005

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Menaldumadeel;

overwegende, dat het wenselijk is om op een eenduidige wijze om te gaan met subsidies en subsidieontvangers;

dat het noodzakelijk is dat het verstrekken van subsidies in de gemeente Menaldumadeel geschiedt conform de bepalingen van de subsidietitel in de Algemene wet bestuursrecht;

gezien het voorstel van Burgemeester en wethouders, 17 maart 2005;

gelet op de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de Subsidieverordening gemeente Menaldumadeel.

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN DEEL

Paragraaf 1.1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1.1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. gemeentede gemeente Menaldumadeel
b. gemeenteraadde raad van de gemeente
c. collegehet college van Burgemeester en wethouders van de gemeente
d. activiteithandelen of nalaten, waarmee een beleidsdoel in de vorm van de behartiging van door het college erkende belangen van ideële en/of materiële aard wordt nagestreefd, op basis waarvan de subsidieontvanger subsidie ontvangt of kan ontvangen
e. activiteitenplaneen overzicht van de door de subsidieontvanger voorgenomen activiteiten, uit te voeren binnen een aangegeven termijn, zo mogelijk vertaald naar meetbare prestaties en beoogde effecten in relatie tot het gemeentelijk beleidsdoel
f. prestatiehet resultaat van activiteiten dat kan worden gemeten in termen van tijd, geld, kwaliteit en kwantiteit
g. subsidiede aanspraak op financiële middelen, door het college verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten
h. incidentele subsidieeen subsidie die eenmalig wordt verstrekt voor nieuwe of in beginsel eenmalige en kortdurende activiteiten
i. integratiesubsidieeen subsidie die wordt verstrekt om de instemming van de gemeente uit te drukken met activiteiten, waarbij niet of in mindere mate prestaties worden geëist
j. investeringssubsidieeen subsidie die wordt verstrekt in de vorm van of een renteloze lening of een bedrag ineens en die bedoeld is een bijdrage te leveren in de kosten van aanschaf van goederen of de kosten van nieuwbouw, verbouw, groot onderhoud en de eerste inrichting van een accommodatie
k. prestatiesubsidiede voor een kalenderjaar of voor een bepaald aantal kalenderjaren verstrekte subsidie, waarbij de subsidieontvanger een vooraf bepaald bedrag krijgt dat gekoppeld wordt aan vooraf vastgestelde uit te voeren activiteiten en te leveren prestaties
l. structurele subsidieeen subsidie voor activiteiten die in beginsel van onbepaalde duur zijn
m. instellingeen rechtspersoon - al dan niet met volledige rechtsbevoegdheid - of een groepering van personen, die activiteiten verricht
n. subsidieontvangerde natuurlijke persoon of instelling, die op grond van de behartiging van door het college erkende belangen van ideële en/of materiële aard subsidie van de gemeente ontvangt of daarop aanspraak heeft
o. subsidieverleningbesluit voorafgaand aan de subsidievaststelling, waarbij een voorwaardelijke aanspraak op een subsidie wordt toegekend
p. subsidievaststellingbesluit, waarbij de subsidie definitief wordt vastgesteld
q. subsidieplafondhet bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift
r. wetde Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1.1.2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op subsidiëring van activiteiten als bedoeld in artikel 1.1.1, sub d, tenzij een afzonderlijke rijks-, provinciale of gemeentelijke subsidieregeling van toepassing is.

Artikel 1.1.3 Bevoegdheden van het college

Het college is belast met de uitvoering en het toezicht op de naleving van deze verordening en besluit uit dien hoofde over de subsidieverstrekking, voor zover de gemeenteraad subsidieverstrekking niet aan zich heeft gehouden. In het laatste geval dient in deze verordening in plaats van het college gelezen te worden de gemeenteraad.

Artikel 1.1.4 Subsidieplafond
  • 1.

    De gemeenteraad kan subsidieplafonds vaststellen voor de verschillende activiteiten, waarvoor subsidies kunnen worden verstrekt.

  • 2.

    Als de gemeenteraad een subsidieplafond heeft vastgesteld, bepaalt hij daarbij, hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3.

    Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak, waarvoor het is vastgesteld.

  • 4.

    Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

  • 5.

    Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van de verdeling vermeld.

  • 6.

    Het vierde lid is niet van toepassing, indien:

    • a.

      de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld, ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de gemeentelijke begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

    • b.

      het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de gemeentelijke begroting, en

    • c.

      bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Paragraaf 1.2 Subsidieaanvraag

Artikel 1.2.1 Subsidieaanvraag
  • 1.

    Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij het college.

  • 2.

    Een aanvraag om een subsidie wordt ten minste acht weken voor de aanvang van de desbetreffende activiteit schriftelijk ingediend. Bij latere indiening kan het college besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde aanvraag gaat vergezeld van

    • a.

      een beschrijving van de geplande activiteit en de beoogde prestaties,

    • b.

      een gespecificeerde begroting met toelichting,

    • c.

      de redenen, waarom deze activiteit alleen met behulp van gemeentelijke subsidie gerealiseerd kan worden, en

    • d.

      een opgave van bij anderen aangevraagde of aan te vragen subsidie voor dezelfde activiteiten, met daarbij de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 4.

    Het college kan binnen een door hem te bepalen termijn de overlegging van andere stukken of anderszins nadere informatie verlangen, indien hij dat voor de beoordeling van de subsidieaanvraag nodig acht.

  • 5.

    Het college kan besluiten een subsidieaanvraag niet te behandelen, indien de aanvraag niet aan de daaraan in deze verordening gestelde eisen voldoet of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het college gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.

Artikel 1.2.2 Eerste subsidieaanvraag

Bij een eerste subsidieaanvraag overlegt de aanvrager, die een instelling is, tevens:

  • a.

    een opgave van de samenstelling van het bestuur;

  • b.

    indien het een instelling met volledige rechtsbevoegdheid betreft, een gewaarmerkt exemplaar van de oprichtings- of stichtingsakte van de instelling, waarin de statuten zijn opgenomen, en een gewaarmerkt exemplaar van het huishoudelijk reglement;

  • c.

    een beschrijving van de organisatievorm van de instelling.

Paragraaf 1. 3 Subsidieverlening

Artikel 1.3.1 Subsidieverlening en subsidievaststelling

Het college neemt voorafgaand aan een besluit tot subsidievaststelling slechts een besluit tot subsidieverlening, indien zij dit nodig acht.

Artikel 1.3.2 Beslistermijn
  • 1.

    De beschikking op de subsidieaanvraag wordt uiterlijk acht weken na ontvangst van de aanvraag gegeven.

  • 2.

    Indien de in het eerste lid genoemde beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, kan het college zijn beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 1.3.3 Subsidieverlening
  • 1.

    Indien het college een subsidie verleent, vermeldt de subsidiebeschikking het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald. In het laatste geval wordt bovendien het bedrag vermeld, waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

  • 2.

    Bij de beschikking tot verlening van de subsidie geeft het college zo concreet mogelijk aan, welke activiteiten door de subsidieontvanger met de ter beschikking gestelde subsidie moeten worden verricht, alsmede welke prestaties en effecten daarmee beoogd worden.

  • 3.

    Subsidiëring heeft, tenzij het een incidentele subsidie betreft, altijd plaats voor een bepaald tijdvak dat wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening. Dit tijdvak is maximaal vier jaar.

  • 4.

    Meerjarige subsidieverlening heeft altijd plaats onder het voorbehoud dat de gemeenteraad van jaar tot jaar de benodigde middelen beschikbaar stelt.

Artikel 1.3.4 Weigeringsgronden
  • 1.

    De subsidieverlening wordt geweigerd, indien door de subsidieverlening het terzake vastgestelde subsidieplafond zou worden overschreden.

  • 2.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd, indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaats hebben;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen om-trent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • d.

      de activiteiten van de aanvrager niet specifiek gericht zullen zijn op de gemeente of niet specifiek ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

    • e.

      de subsidie niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel, waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • f.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met een wettelijk voorschrift, het algemeen belang of de openbare orde;

    • g.

      de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • h.

      de subsidieverlening niet past binnen het beleid van de bestuursorganen van de gemeente.

  • 3.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd, indien de subsidieontvanger:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de ver-strekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Paragraaf 1.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 1.4.1 Verplichtingen
  • 1.

    Het college kan aan het besluit tot subsidieverlening verplichtingen verbinden met betrekking tot:

    • a.

      aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de administratie van de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 1.4.2 en 1.4.3;

    • c.

      het voor de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

    • d.

      de te verzekeren risico’s overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.4.4;

    • e.

      het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • f.

      het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • g.

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

    • h.

      de kennis en ervaring van vrijwilligers en beroepskrachten, die werkzaam zijn voor de subsidieontvanger, voor zover zij betrokken zijn bij de uitvoering van de gesubsidiëerde activiteiten;

    • i.

      de wijze waarop gebruikers, vrijwilligers en beroepskrachten worden betrokken bij het ontwikkelen en uitvoeren van het beleid van de subsidieontvanger;

    • j.

      de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid voor gehandicapten van de accommodatie, waar de gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd;

    • k.

      het personeelsbeleid van de subsidieontvanger voor wat betreft het bevorderen van gelijke kansen voor vrouwen, gehandicapten en leden van etnische minderheden;

    • l.

      de vorming van een reserve of een voorziening.

  • 2.

    Het college kan ook andere dan de hiervoor in lid 1 genoemde verplichtingen aan het besluit tot subsidieverlening verbinden.

Artikel 1.4.2 Administratie algemeen
  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht tot de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2.

    De administratie dient op een overzichtelijke wijze te worden gevoerd en toegankelijk te zijn voor door of namens het college uit te voeren controle.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht alle administratieve bescheiden, die betrekking hebben op de subsidieverstrekking gedurende drie jaar na de vaststelling van de subsidie te bewaren met dien verstande dat de subsidieontvanger, die reeds op grond van artikel 2:10 van het Burgerlijk Wetboek verplicht is de administratie en de daartoe behorende bescheiden gedurende tien jaar te bewaren, een bewaarplicht van tien jaar heeft.

Artikel 1.4.3 Administratieve verplichtingen voor instellingen
  • 1.

    De subsidieontvanger, die een instelling is, kan verplicht worden een zodanige administratie te voeren dat deze steeds een volledig en juist inzicht geeft in alle baten en lasten, bezittingen en schulden en overige rechten en verplichtingen. In de administratie worden in ieder geval alle gegevens opgenomen, die uit het oogpunt van subsidiëring van belang zijn.

  • 2.

    De subsidieontvanger, die een instelling is, kan verplicht worden om, indien zij meerdere activiteiten uitvoert, de in de administratie opgenomen baten en lasten toe te rekenen aan deze activiteiten. De niet direct aan deze activiteiten toe te rekenen kosten worden volgens een bestendige gedragslijn verdeeld overeenkomstig de verdeelsleutel zoals opgenomen in de ingediende en goedgekeurde begroting.

  • 3.

    Het boekjaar van de subsidieontvanger valt samen met het kalenderjaar, tenzij in de bijzondere wettelijke regeling of in de subsidiebeschikking anders is bepaald.

Artikel 1.4.4 Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht
  • 1.

    De subsidieontvanger beheert de tot zijn beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade.

  • 2.

    De subsidieontvanger kan verplicht worden zijn roerende en onroerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde tegen de schade van brand, storm en inbraak.

  • 3.

    De subsidieontvanger kan verplicht worden het bij hem werkzaam zijnde personeel, de voor hem werkzame vrijwilligers en – indien de subsidieontvanger een instelling is – de bestuurders, tenminste tot door het college te bepalen bedragen, te verzekeren en verzekerd te houden tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.

  • 4.

    Een verzekeringsplicht als bedoeld in de leden 2 en 3 wordt in ieder geval niet opgelegd, indien de hieraan verbonden kosten naar het oordeel van het college niet in redelijke verhouding staan tot het bedrag van de verleende subsidie.

Artikel 1.4.5 Begrotingsvoorbehoud
  • 1.

    Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een gemeentelijke begroting, die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt de subsidie verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden beschikbaar worden gesteld.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde voorwaarde vervalt, indien niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep op de voorwaarde wordt gedaan.

Artikel 1.4.6 Tegengaan schenkingen door instellingen
  • 1.

    Het is een subsidieontvanger, die een instelling is, behoudens vooraf verkregen toestemming van het college niet toegestaan om bedragen om niet aan derden ter beschikking te stellen.

  • 2.

    Het college kan voorwaarden verbinden aan de in het eerste lid bedoelde toestemming.

Artikel 1.4.7 Zaken en diensten aan derden
  • 1.

    Een subsidieontvanger, die een instelling is en die aan derden zaken ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die tenminste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.

  • 2.

    Het college kan gevallen aanwijzen, waarin deze bepaling niet geldt.

Artikel 1.4.8 Controle en inzage
  • 1.

    Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de uitvoering van de gesubsidieërde activiteit(en) en op de naleving van de verplichtingen, waartoe de subsidieontvanger op grond van de wet, deze verordening en de subsidiebeschikking gehouden is.

  • 2.

    De subsidieontvanger geeft desgevraagd de door het college aangewezen ambtenaren of andere personen inzage in zijn administratie en geeft hen alle inlichtingen, die voor de controle en voor de beoordeling van de gesubsidieerde activiteiten nodig zijn.

Artikel 1.4.9 Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden
  • 1.

    De subsidieaanvrager doet zo spoedig mogelijk mededeling aan het college van feiten en omstandigheden, die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

  • 2.

    De gelijke meldingsplicht als omschreven in lid 1 geldt voor de subsidieontvanger in geval van feiten en omstandigheden, die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

  • 3.

    De subsidieontvanger meldt in ieder geval een wijziging die zich in de bestuurssamenstelling voordoet.

  • 4.

    De subsidieontvanger, die een instelling is, stelt het college in kennis van het voornemen tot statutenwijziging en de inhoud daarvan.

  • 5.

    Een voornemen tot opheffing of fusie brengt de subsidieontvanger, die een instelling is, ten minste dertien weken voor het definitieve besluit wordt genomen ter kennis van het college.

Artikel 1.4.10 Medewerking aan gemeentelijk onderzoek

Een subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een door of namens de gemeente ingesteld onderzoek op het beleidsveld, waar de activiteit van de subsidieontvanger op gericht is.

Paragraaf 1.5 De subsidievaststelling

Artikel 1.5.1 Vaststelling subsidie zonder voorafgaande verleningsbeschikking
  • 1.

    Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, zijn de artikelen 1.3.2 tot en met 1.3.4. en 1.4.1 tot en met 1.4.10 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht binnen dertien weken na afloop van het tijdvak of – ingeval van een incidentele subsidie – na afloop van de activiteit, waarvoor subsidie is verstrekt, verantwoording af te leggen aan het college op gelijke wijze als vermeld in artikel 1.5.2, lid 3 van deze verordening.

  • 3.

    De verantwoordingsplicht als bedoeld in artikel 1.5.2, lid 3, van deze verordening is niet van toepassing op subsidieverstrekkingen die het bedrag van € 500 niet te boven gaan.

Artikel 1.5.2 Definitieve vaststelling subsidie na voorgaande verleningsbeschikking
  • 1.

    Indien de beschikking tot vaststelling van de subsidie voorafgegaan is door een beschikking tot subsidieverlening is de subsidieontvanger verplicht vóór 1 april van het jaar volgend op het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend, verantwoording af te leggen aan het college.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 is de subsidieontvanger van een incidentele subsidie verplicht binnen dertien weken na afloop van de activiteit waarvoor subsidie is verleend, verantwoording af te leggen aan het college.

  • 3.

    De verantwoording dient in ieder geval te bestaan uit het overleggen van een financieel verslag en een activiteitenverslag.

  • 4.

    De verantwoording als bedoeld in lid 3 wordt beschouwd als aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 5.

    Het college stelt de subsidie vast binnen acht weken na de ontvangst van de in het derde lid vermelde verantwoording.

  • 6.

    Indien de verantwoording als bedoeld in lid 3 niet binnen de in het eerste dan wel tweede lid gestelde termijn is ingediend, kan het college een termijn stellen binnen welke de verantwoording moet zijn ingediend.

  • 7.

    Het college stelt de subsidie ambtshalve vast, indien na afloop van de in lid 6 gestelde nadere termijn de verantwoording niet is ontvangen.

  • 8.

    Indien de in het vijfde lid genoemde beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, stelt het college de subsidieontvanger hiervan in kennis, met vermelding van de termijn, waarbinnen de beschikking wel tegemoet gezien kan worden.

Artikel 1.5.3 Definitieve vaststelling subsidiebedrag
  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het college de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2.

    De subsidie kan op grond van artikel 4:46, leden 2 en 3, van de wet lager worden vastgesteld, indien

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaats gehad;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 3.

    Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Paragraaf 1.6 Intrekking en wijziging

Artikel 1.6.1 Intrekking en wijziging

Het college kan de beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de wet.

Paragraaf 1.7 Bevoorschotting en betaling van subsidie

Artikel 1.7.1 Voorschotten
  • 1.

    Het college kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen.

  • 2.

    Het voorschot wordt binnen zes weken na de beschikking tot voorschotverlening betaald.

  • 3.

    De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot dan wel de wijze waaop dat bedrag wordt bepaald.

Artikel 1.7.2 Betaling
  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald onder verrekening van betaalde voorschotten.

  • 2.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij de beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling een andere termijn worden bepaald, waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIES

AFDELING 2.1 WELZIJN

Paragraaf 2.1.1 Algemene bepalingen
Artikel 2.1.1.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1.1 van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:

welzijn:activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van het welbevinden en de ontplooiing van de burger door middel van:
 het bevorderen van het culturele leven, de versterking van de sociale structuur in een dorp, wijk of buurt, het betrekken van burgers bij hun woon- en leefsituatie of de voorkoming van vereenzaming, sociaal isolement, achterstand en onmaatschappelijk gedrag.

Artikel 2.1.1.2 Reikwijdte

Deze afdeling is van toepassing op de subsidieverstrekking in het kader van welzijn, waaronder in deze afdeling in ieder geval worden verstaan de beleidsterreinen sport, cultuur, zorg, jeugd en jongeren, ouderen, kinderopvang en peuterspeelzalen, vorming en educatie en lokaal onderwijsbeleid, alsmede op de subsidieverstrekking in het kader van investeringen voor dorpshuizen.

Paragraaf 2.1.2 Subsidieverstrekking
Artikel 2.1.2.1 Subsidie
  • 1.

    Het college kan in het kader van welzijn een subsidie verstrekken.

  • 2.

    De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een incidentele subsidie, een integratiesubsidie, een prestatiesubsidie of een investeringssubsidie.

  • 3.

    Het college bepaalt voor ieder beleidsterrein van het welzijn of delen daarvan in welke vorm de subsidie verstrekt wordt.

Artikel 2.1.2.2 Subsidieplafond

De gemeenteraad stelt jaarlijks bij het vaststellen van de begroting het bedrag vast dat ten hoogste beschikbaar is gedurende het begrotingsjaar voor de verstrekking van subsidie krachtens deze afdeling.

Artikel 2.1.2.3 Verdelingsmaatstaf

In afwijking van het bepaalde in artikel 1.1.4, lid 2, wordt het voor subsidiëring in het kader van deze afdeling beschikbare bedrag jaarlijks per beleidsterrein verdeeld op een nader door het college te bepalen wijze.

Artikel 2.1.2.4 Hoogte subsidie
  • 1.

    De hoogte van de subsidie wordt jaarlijks door het college vastgesteld.

  • 2.

    Bij de vaststelling van de subsidie kan het college rekening houden met een eigen bijdrage van de deelnemers aan de activiteit.

  • 3.

    Voor zover van toepassing kan het aantal ingezetenen van de gemeente, die lid van de instelling zijn of deelnemen aan de activiteit, als één van de te hanteren criteria voor de bepaling van de subsidie genomen worden.

  • 4.

    Ingeval van overschrijding door de subsidieontvanger van de door haar bij de subsidieaanvraag ingediende begroting kan het college slechts in bijzondere omstandigheden de verstrekte subsidie verhogen, mits het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2.1.2.2 niet wordt overschreden.

Artikel 2.1.2.5 Subsidieontvanger
  • 1.

    Voor subsidie ingevolge deze afdeling komen alleen instellingen in aanmerking.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan het college besluiten in bijzondere gevallen ook natuurlijke personen voor subsidie in aanmerking te laten komen.

Artikel 2.1.2.6 Subsidieaanvraag
  • 1.

    In afwijking van artikel 1.2.1 wordt een aanvraag om een integratiesubsidie, prestatiesubsidie en een investeringssubsidie schriftelijk ingediend vóór 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar, waarop de aanvraag betrekking heeft, dan wel voorafgaand aan het jaar van de geplande investering.

  • 2.

    Bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt gebruik gemaakt van een daarvoor bestemd formulier dat door het college beschikbaar wordt gesteld. Op verzoek van het college worden bij de aanvraag overgelegd:

    • a.

      het activiteitenplan en – indien eerder dezelfde of in hoofd-zaak dezelfde activiteiten hebben plaatsgevonden – een verslag van de in het laatste jaar verrichte activiteiten;

    • b.

      een gespecificeerde opgave van het bedrag dat de subsidieaanvrager denkt nodig te hebben voor het uitvoeren van de activiteiten uit het activiteitenplan, onder ver-melding van de verdeling van de subsidie over de uit te voeren activiteiten;

    • c.

      indien eerder dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten hebben plaats gevonden, de jaarrekening en de daarbij behorende accountantsverklaring over een nader door het college te bepalen aantal kalenderjaren en in elk geval over het laatst verstreken kalenderjaar; de jaarrekening bestaat uit een balans aan het begin en aan het einde van het kalenderjaar en een staat van baten en lasten, beide vergezeld van een toelichting.

  • 3.

    Bij een aanvraag om een investeringssubsidie, die betrekking heeft op bouwen, worden te-vens overgelegd het bouwplan, het financieringsplan en een geraamd exploitatieoverzicht voor de eerste 5 jaren na voltooiing van de nieuwbouw, de uitbreiding dan wel de renovatie.

Artikel 2.1.2.7 Verplichtingen
  • 1.

    Indien voor de uitvoering of begeleiding van een gesubsidieërde activiteit gebruik gemaakt wordt van vrijwilligers, kan het college nadere voorschriften aan de verstrekking van een subsidie verbinden met betrekking tot:

    • a.

      de inzet van vrijwilligers;

    • b.

      de deskundigheidsbevordering van vrijwilligers.

  • 2.

    Het college kan nadere voorschriften aan de verstrekking van een subsidie verbinden:

    • a.

      ter bevordering van de kwaliteit van de activiteit;

    • b.

      de bereikbaarheid en openstelling van instellingen, waar gesubsidieërde activiteiten plaats hebben;

    • c.

      de verhouding tussen uitvoerende en overige werkzaamheden, die dient te gelden voor nader te noemen personeelsleden;

    • d.

      met betrekking tot een van de deelnemers aan de gesubsidieërde activiteit te verlangen eigen bijdrage, die in redelijke verhouding dient te staan tot de aard van de activiteit en de werkelijke kosten daarvan;

    • e.

      de wijze van afschrijven.

Artikel 2.1.2.8 Beslistermijn

In afwijking van artikel 1.3.2 van deze verordening wordt de beschikking op een aanvraag om een integratiesubsidie, een prestatiesubsidie en een investeringssubsidie uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar, waarop de subsidie betrekking heeft, gegeven.

Artikel 2.1.2.9 Overschrijding beslistermijn

In aanvulling op artikel 2.1.2.8 van deze verordening is een subsidieontvanger, die één of meer beroepskrachten in dienst heeft en in het kalenderjaar, dat voorafgaat aan het jaar, waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, een integratiesubsidie of prestatiesubsidie ontvangen heeft, gemachtigd om bij overschrijding van de beslistermijn door het college op de subsidieaanvraag uitgaven te doen tot ten hoogste 1/3 gedeelte van de bedragen, die op de overeenkomstige posten van de begroting van het voorafgaande jaar opgenomen zijn en waarvoor subsidie is verstrekt.

Artikel 2.1.2.10 Reserves

Het college kan de subsidieontvanger van een integratiesubsidie of een prestatiesubsidie verplichten een bestemmingsreserve en/of een egalisatiereserve te vormen.

Artikel 2.1.2.11 Uitvoeringsovereenkomst

Ter uitvoering van een subsidiebeschikking kan een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet worden gesloten.

Artikel 2.1.2.12 Nadere regels

Het college kan nadere beleidsregels in het kader van deze afdeling stellen.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIES

AFDELING 2.2 MONUMENTEN EN ANDERE WAARDEVOLLE OBJECTEN

Paragraaf 2.2.1 Algemene bepalingen
Artikel 2.2.1.1 Reikwijdte

Deze afdeling is van toepassing op de subsidieverstrekking voor activiteiten in het kader van het behoud van monumenten en andere waardevolle objecten.

Paragraaf 2.2.2 Subsidieverstrekking
Artikel 2.2.2.1 Subsidie
  • 1.

    Het college kan voor activiteiten in het kader van behoud van monumenten en andere waardevolle objecten subsidie verstrekken.

  • 2.

    De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een incidentele of een structurele subsidie.

Artikel 2.2.2.2 Subsidieplafond

De gemeenteraad stelt jaarlijks bij het vaststellen van de begroting het bedrag vast dat ten hoogste beschikbaar is gedurende het begrotingsjaar voor de verstrekking van subsidie krachtens deze afdeling.

Artikel 2.2.2.3 Verdelingsmaatstaf, hoogte van de subsidie
  • 1.

    De gemeenteraad bepaalt bij de vaststelling van het subsidieplafond tevens de wijze van verdeling en de hoogte van de te verstrekken subsidie.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie ten behoeve van het onderhoud van monumenten en molens wordt bepaald op basis van de krachtens het Besluit Rijkssubsidiëring Onderhoud Monumenten vastgestelde subsidiabele kosten.

Artikel 2.2.2.4 Subsidieontvanger

Voor subsidie ingevolge deze afdeling komen alleen instellingen in aanmerking.

Artikel 2.2.2.5 Subsidieaanvraag

In afwijking van artikel 1.2.1 wordt een aanvraag om subsidie schriftelijk ingediend vóór 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar, waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 2.2.2.6 Beslistermijn

In afwijking van artikel 1.3.2 van deze verordening wordt de beschikking op een aanvraag om een subsidie uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar, waarop de subsidie betrekking heeft, gegeven.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIES

AFDELING 2.3 OUD PAPIER

Paragraaf 2.3.1 Algemene bepalingen
Artikel 2.3.1.1 Reikwijdte

Deze afdeling is van toepassing op de subsidieverstrekking voor activiteiten in het kader van de inzameling van oud papier.

Paragraaf 2.3.2 Subsidieverstrekking
Artikel 2.3.2.1 Subsidie
  • 1.

    Het college kan voor activiteiten in het kader van de inzameling van oud papier een subsidie verstrekken.

  • 2.

    De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een incidentele of structurele subsidie.

Artikel 2.3.2.2 Hoogte subsidie
  • 1.

    Het college stelt jaarlijks het garantiebedrag per 1000 kilogram afgeleverd oud papier vast.

  • 2.

    De subsidie bedraagt het verschil tussen het in lid 1 bedoelde garantiebedrag en de werkelijke opbrengst per 1000 kilogram afgeleverd oud papier, mits deze werkelijke opbrengst lager is dan het garantiebedrag.

  • 3.

    Bij een werkelijke opbrengst, die gelijk is aan of hoger is dan het in lid 1 bedoelde garantiebedrag, is er geen recht op subsidie.

Artikel 2.3.2.3 Subsidieontvanger

Voor subsidie ingevolge deze afdeling komen alleen instellingen met een sociaal en/of cultureel doel in aanmerking, die in de gemeente gevestigd zijn.

Artikel 2.3.2.4 Vereisten
  • 1.

    De subsidieontvanger is in het bezit van een door het college verstrekte vergunning als bedoeld in hoofdstuk 4, artikel 4.2.2.5 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente.

  • 2.

    Het ingezamelde oud papier mag uitsluitend afkomstig zijn van particuliere huishoudens in de gemeente.

Artikel 2.3.2.5 Subsidieaanvraag

In afwijking van het bepaalde in artikel 1.2.1 kan bij de indiening van de schriftelijke aanvraag om subsidie worden volstaan met de vermelding van de naam van de instelling, haar adresgegevens, het sociale en/of culturele doel van de instelling en de motivering van de aanvraag.

Artikel 2.3.2.6 Subsidieverlening

In afwijking van het bepaalde in artikel 1.3.1 besluit het college eerst over de verlening van subsidie.

Artikel 2.3.2.7 Weigeringsgronden
  • 1.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.3.4 wordt de subsidieverlening geweigerd, indien niet voldaan wordt aan enige bepaling in deze afdeling.

  • 2.

    De subsidieverlening wordt eveneens geweigerd, indien de subsidieaanvrager voor het eerst na 1 januari 2002 een subsidieaanvraag heeft ingediend en vervolgens gedurende een periode langer dan 12 maanden geen aanspraak op subsidie heeft gemaakt.

Artikel 2.3.2.8 Verplichtingen
  • 1.

    Het ingezamelde oud papier mag uitsluitend afgeleverd worden aan de dichtstbijzijnde oud-papieronderneming die is aangesloten bij en erkend door de stichting Papier Recycling Nederland (PRN).

  • 2.

    Indien de subsidieontvanger kiest voor huis-aan-huis inzameling per perscontainer, komen de daarmede gepaard gaande kosten tot een percentage van 50% ten laste van de subsidieontvanger.

  • 3.

    Indien de subsidieontvanger kiest voor huis-aan-huis inzameling per container, komen de daarmede gepaard gaande kosten tot een percentage van 60% ten laste van de subsidieontvanger.

Artikel 2.3.2.9 Subsidievaststelling
  • 1.

    De subsidie wordt vastgesteld middels een schriftelijke afrekening op basis van de kennisgeving, die de oud-papieronderneming, waar het ingezamelde oud papier is afgeleverd, aan de subsidieontvanger bij de aflevering heeft verstrekt. Op deze kennisgeving is de afgeleverde hoeveelheid oud papier vermeld.

  • 2.

    De in lid 1 bedoelde afrekening wordt eens per kwartaal aan de subsidieontvanger toegezonden door Omrin (= Afvalsturing Friesland), die namens het college als factuuradres fungeert. De afrekening wordt beschouwd als beschikking tot vaststelling van de subsidie.

  • 3.

    De subsidie wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3.2.2 en in artikel 2.3.2.8.

Artikel 2.3.2.10 Betaling

In afwijking van het bepaalde in artikel 1.7.2 wordt het subsidiebedrag eens per kwartaal door Omrin (= Afvalsturing Friesland) namens het college betaald.

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 3.1 Hardheidsclausule

Indien toepassing van de verordening zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard kan het college op grond van bijzondere omstandigheden afwijken van één of meer bepalingen van deze verordening in voor de subsidieaanvrager gunstige zin, mits dit past binnen de door de gemeenteraad beschikbaar gestelde budgetten.

Artikel 3.2 Overgangsbepaling

  • 1.

    Op subsidies, die voor de inwerkingtreding van deze verordening verstrekt zijn, blijven de regels van toepassing, die golden op het moment van de subsidieverstrekking.

  • 2.

    Op een aanvraag, die is ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening en die betrekking heeft op het jaar 2005, wordt op grond van de op het moment van ontvangst van de aanvraag geldende regels beslist.

  • 3.

    Op een aanvraag, die is ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening en die betrekking heeft op het jaar 2006, wordt op grond van deze verordening beslist.

Artikel 3.3 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Subsidieverordening gemeente Menaldumadeel”.

Artikel 3.4 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 april 2005. Met ingang van diezelfde datum worden de volgende verordeningen en besluiten ingetrokken:

    • a.

      Raamraadsbesluit voor het verlenen van geldelijke steun voor het kortsluiten van beerputten door particulieren, vastgesteld d.d. 18 januari 1990;

    • b.

      Algemene subsidieverordening welzijn, vastgesteld d.d. 15 februari 1996;

    • c.

      Verordening inzake algemene voorwaarden investeringssubsidie Welzijn, vastgesteld d.d. 15 februari 1996;

    • d.

      Verordening inzake algemene voorwaarden eenmalige subsidie Welzijn, vastgesteld d.d. 15 februari 1996;

    • e.

      Verordening inzake algemene voorwaarden budgetsubsiëring Welzijn, vastgesteld d.d. 15 februari 1996;

    • f.

      Verordening garantiesubsidieregeling inzameling oud papier 2004, vastgesteld d.d. 18 maart 2004;

    • g.

      Verordening subsidiëring godsdienst- en vormingsonderwijs openbare basisscholen Menaldumadeel, vastgesteld d.d. 18 maart 1999;

    • h.

      het raadsbesluit d.d. 11 september 2003 betreffende de subsidiëring onderhoud molens;

    • i.

      het beleidskader investeringssubsidies sportaccomodaties, vastgesteld d.d. 20 december 2001.

      Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Menaldumadeel, gehouden op

      17 maart 2005

      De raad voornoemd

voorzittergriffier