Overheidsorganisatie | Gemeente Menameradiel |
---|---|
Officiële naam regeling | Monumentenverordening Gemeente Menaldumadeel |
Citeertitel | Monumentenverordening Gemeente Menaldumadeel |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-12-2006 | nieuwe regeling | 05-10-2006 Ynformaasje, nr. 21, 9 tot en met 22 november 2006 | 28-09-2006 |
De raad van de gemeente Menaldumadeel;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 september 2006;
Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14 en 15 van de Monumentenwet 1988;
Besluit:
onder intrekking van het besluit van 15 april 2004, nummer 12, vast te stellen de volgende: “Monumentenverordening Gemeente Menaldumadeel”:
Deze verordening verstaat onder:
monument:
zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde; terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;
gemeentelijk archeologisch monument: monument als bedoeld in onderdeel a, onder 2;
gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;
gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken;
beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;
kerkelijk monument: onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;
monumentencommissie: de op basis van artikel 15, lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid;
bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.
Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.
Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt zij advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.
Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.
Het college brengt de raad in kennis van het besluit over de aanwijzing van een gemeentelijk monument.
Voordat het college een kerkelijk monument als gemeentelijk monument aanwijst, voert zij overleg met de eigenaar.
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 6 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 9 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing.
De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Fryslân.
De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek aan het college.
Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale tegger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.
Het college registreert het gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst.
De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijk monument.
Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.
Artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, alsmede artikel 4 zijn overeenkomstige toepassing op het aanwijzingsbesluit.
Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, alsmede artikel 4, eerste lid achterwege.
De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, vierde en vijfde lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.
De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan het daarmee vergelijkbare artikel van de monumentenverordening van de provincie Fryslân.
De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.
Het is verboden zonder vergunning van het college of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:
een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Op de voorbereiding van een besluit om de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 10 is afdeling 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies.
Binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.
Indien het college niet besluit binnen de (in artikel 3:18 Algemene wet bestuursrecht) gestelde termijn, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.
Het college verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 10 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voorzover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:
blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;
blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 10 niet naleeft;
de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;
niet binnen een jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt;
Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.
Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om een vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de monumentencommissie.
De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.
Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.
Indien en voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:
de weigering van het college een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;
voorschriften door het college verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10; schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.
Hij. die handelt in strijd met de artikelen 9 en 10 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de daartoe bij het besluit van het college, dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.
Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na bekendmaking.
De verordening, voor zover betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, vervalt na bekendmaking daaromtrent;
Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid van de Monumentenwet 1988.
De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van 15 april 2004, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vindt;
De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
De gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst van de in het tweede lid genoemde vervallen verordening, worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.
Deze verordening kan worden aangehaald als “Monumentenverordening Gemeente Menaldumadeel".
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Menaldumadeel
in zijn openbare vergadering van 5 oktober 2006;
de griffier,
de voorzitter,