Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Rijnwoude

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Rijnwoude
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2013
Citeertitel"Rioolheffingsverordening 2013 Rijnwoude"
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 228a Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2015Nieuwe regeling

13-12-2012

Rijnwoude, 19 december 2012

2012/XI/D

Tekst van de regeling

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2013

Agendapunt : 2012/XI/D

De raad van de gemeente Rijnwoude

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2013 (“Rioolheffingsverordening 2013 Rijnwoude”).

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan:

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater;

  • d.

    eigendom: een roerende of een onroerende zaak of zelfstandig gedeelte daarvan;

  • e.

    verbruiksperiode: de periode voorafgaand aan het belastingjaar waarop de meest recente afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft;

  • f.

    een veehoudersbedrijf: een ten behoeve van de veeteelt bedrijfsmatig geëxploiteerd eigendom, waarvoor met een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid aan het maatschappelijk productieproces wordt deelgenomen met het oogmerk om daarmee winst te behalen.

 

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater;

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaarhet genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

  • 2. Met betrekking tot de belasting wordt,ingeval het perceel een roerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale sectie is vermeld, tenzij blijkt dat hij of zij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht is.

  • 3. Met betrekking tot de belasting wordt, ingeval het perceel een roerende zaak is, als belastingplichtige aangemerkt, degene die bij het begin van het belastingjaar van dat eigendom, naar omstandigheden beoordeeld, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt het recht geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten samen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt. 

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

  • 2.

    Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of opgepomt.

  • 3.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het anatal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wetttelijke bepaling.

  • 4.

    Indien sprake is van een veehoudersbedrijf wordt de maatstaf van heffing bepaald op maximaal 175 m3 of zoveel minder als in werkelijkheid aan afvalwater is afgevoerd.

  • 5.

    Indien bij een eigendom, zijnde een woning sprake is van gezamenlijk gebruik van één watermeter wordt het aantal kubieke meters afvalwater door herberekening vastgesteld naar het aantal bewoners dat per 1 januari van het belastingjaar op de betreffende adressen in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 6.

    Indien van een belastingplichtige van het betreffende eigendom, geen historische gegevens over het waterverbruik bekend zijn, wordt over het eerste jaar na vestiging, in afwijking van het gestelde in het tweede lid van dit artikel, de maatstaf van heffing

    • a.

      voor een woning berekend naar het aantal personen dat bij het begin van het gestelde tijdvak op onderhavig adres in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven, vermenigvuldigd met 40 m3;

    • b.

      voor een niet-woning berekend naar het aantal kubieke meters afvalwater dat volgens de eerst bekende verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd.

  • 7.

    Indien van een belastingplichtige geen volledige historische gegevens over een volledig jaarverbruik bekend zijn, wordt in afwijking van het gestelde in artikel 5, tweede lid, de maatstaf van heffing vastgesteld op het omgerekend jaarverbruik.

     

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1.

    De heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, bedraagt per kubieke meter (m3) afvalwater € 1,80.

  • 2.

    In het tarief, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, wordt geacht inbegrepen te zijn, het tarief voor de gemeentelijke taak, zoals genoemd in artikel 2, onder b, van deze verordening.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De heffing wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belasting- schuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

       

  • 2. Indien de belastingplicht als bedoeld in het eerste lid in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de heffing verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht als bedoeld in het eerste lid in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en daar een zelfstandig huishouden blijft voeren.

  • 5. Indien het totale aanslagbiljet beneden de € 5,- blijft, wordt geen belasting geheven.

    Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen rioolheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in maximaal twee gelijke termijnen. Bij betaling in twee gelijke termijnen vervalt de eerste termijn op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kunnen de aanslagen in gevallen, waarbij de belastingplichtige aan de gemeente een automatische incasso heeft verstrekt, in maximaal tien gelijke maandelijkse termijnen worden voldaan. De eerste termijn vervalt daarbij op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    Betaling in termijnen is alleen mogelijk indien het totaal verschuldigde bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen minimaal € 50, - doch minder dan € 3000, - bedraagt.

  • 5.

    In afwijking van hetgeen in het derde lid is bepaald, worden, indien de belastingplicht eerst in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel de belasting later dan de reguliere aanslag eerst in de loop van het belastingjaar wordt opgelegd, de termijnen van betaling bij automatische incasso beperkt tot het aantal volle termijnen dat nog van de genoemde tien gelijke termijnen resteert met dien verstande dat een minimum aantal van zes termijnen overblijft.

  • 6.

    In afwijking van hetgeen in het derde lid is bepaald, worden, indien de belasting later dan de reguliere aanslag eerst in één van de volgende kalenderjaren wordt opgelegd, de termijnen van betaling bij automatische incasso beperkt tot zes gelijke termijnen.

  • 7.

    De in lid 3, 5 en 6 van dit artikel genoemde gelijke termijnen worden afgerond op twee decimalen. Afwijkingen en afrondingsverschillen in de te betalen termijnen zijn toegestaan.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Rioolheffingsverordening 2012 Rijnwoude” van 15 december 2011 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2013, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag, volgende op de dag van de bekendmaking ervan.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: “Rioolheffingsverordening 2013 Rijnwoude”.

Bij dit besluit heeft de raad zich gebaseerd op:

  • ·

    Het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 30 oktober 2012.

  • ·

    Behandeling in de commissie BMO d.d. 29 november 2012.

  • ·

    Artikel 228a van de Gemeentewet.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Rijnwoude

d.d. 13 december 2012,

de griffier, de voorzitter,