Overheidsorganisatie | Gemeente Rijnwoude |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2013 |
Citeertitel | "Afvalstoffenheffingsverordening 2013 Rijnwoude" |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Artikel 229 Gemeentewet
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2014 | Nieuwe regeling | 13-12-2012 Rijnwoude Koerier, 19 december 2012 | 2012/XI/D |
Agendapunt : 2012/XI/D
De raad van de gemeente Rijnwoude
b e s l u i t :
vast te stellen de volgende Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2013 (“Afvalstoffenheffingsverordening 2013 Rijnwoude”).
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieven worden naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
2. Met betrekking tot de afvalstoffenheffing wordt als gebruiker aangemerkt degene die op 1 januari van het belastingjaar als zodanig bij de gemeente als gebruiker bekend is.
3. Indien het gebruik van het perceel eerst in de loop van het belastingjaar aanvangt, wordt als gebruiker aangemerkt degene die op de eerste van de maand volgend op de aanvang van het gebruik als zodanig bij de gemeente als gebruiker bekend staat.
4. Het bepaalde in het tweede en derde lid is tevens van toepassing voor het vaststellen van het gebruik door of één of meer personen in het kader van artikel 4 van deze verordening.
De belasting bedraagt per belastingjaar, per perceel:
indien het perceel op 1 januari wordt gebruikt door een persoon € 177, -;
indien het perceel op 1 januari wordt gebruikt twee of meer personen € 249, -;
vermeerderd voor het, op 1 januari van het belastingjaar in bruikleen hebben van een extra afvalbak (=boven hetggeen volgens de gemeentelijke afvalstoffenverordening ten behoeve van het perceel is versterkt), per extra afvalbak per 12 maanden € 126, - met dien verstande dat de belasting verschuldigd wordt voor zoveel twaalfde gedeelte van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien het totale aanslgbiljet benden de € 5, - blijft, wordt er geen belasting geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van het gebruik.
2. Indien een perceel in de loop van het belastingjaar in gebruik wordt genomen en gebruiker nog niet eerder als belastingschuldige voor hetzelfde belastbare feit een aanslag is opgelegd, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelte van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien het gebruik van een perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingschuldige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel feitelijk in gebruik neemt.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in maximaal twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
In afwijking van het eerste lid kunnen de aanslagen in gevallen, waarbij de belastingplichtige aan de gemeente een automatische incasso heeft verstrekt, in maximaal tien gelijke maandelijkse termijnen worden voldaan. De eerste termijn vervalt daarbij op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Betaling in termijnen is alleen mogelijk indien het totaal verschuldigde bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen minimaal € 50, - doch minder dan € 3000, - bedraagt.
In afwijking van hetgeen in het derde lid is bepaald, worden, indien de belastingplicht eerst in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel de belasting later dan de reguliere aanslag eerst in de loop van het belastingjaar wordt opgelegd, de termijnen van betaling bij
automatische incasso beperkt tot het aantal volle termijnen dat nog van de genoemde tien gelijke termijnen resteert met dien verstande dat een minimum aantal van zes termijnen overblijft.
In afwijking van hetgeen in het derde lid is bepaald, worden, indien de belasting later dan de reguliere aanslag eerst in één van de volgende kalenderjaren wordt opgelegd, de termijnen van betaling bij automatische incasso beperkt tot zes gelijke termijnen.
De in lid 3, 5 en 6 van dit artikel genoemde gelijke termijnen worden afgerond op twee decimalen. Afwijkingen en afrondingsverschillen in de te betalen termijnen zijn toegestaan.
Bij de invordering van afvalstoffenheffing wordt alleen kwijtschelding verleend voor de tarieven als genoemd in artikel 4, lid 1 en 2 van deze verordening.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.
De “Afvalstoffenheffingsverordening 2012 Rijnwoude” van 15 december 2011 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2013, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag, volgende op de dag van de bekendmaking ervan.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.
Deze verordening wordt aangehaald als: “Afvalstoffenheffingsverordening 2013 Rijnwoude”.
Bij dit besluit heeft de raad zich gebaseerd op:
Het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 30 oktober 2012.
Behandeling in de commissie BMO d.d. 29 november 2012.
Artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
Aldus vastgesteld in de openbare vergaderingvan de raad van de gemeente Rijnwouded.d. 13 december 2012,
de griffier, de voorzitter,