Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Veghel

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting en retributies 2013​

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Veghel
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van precariobelasting en retributies 2013​
CiteertitelVerordening precariobelasting 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

art. 228 en artikel 229, eerste lid, onder b, Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-12-201203-01-2014Nieuwe regeling

13-12-2012

Stadskrant Veghel, 19-12-2012

26768

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting en retributies 2013

De raad van de gemeente Veghel;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2012

gelet op artikel 228 en artikel 229, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de "Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting en retributies 2013" (Verordening precariobelasting 2013).

Artikel 1 Algemeen

  • Krachtens deze verordening worden geheven:

  • 1. precariobelastingen

  • 2. retributies.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam precariobelasting wordt ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, een directe belasting geheven overeenkomstig de bepalingen in deze verordening en de bijbehorende tarieventabel.

  • 2. Onder de naam retributies worden rechten geheven voor door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten overeenkomstig de bepalingen in deze verordening en de bijbehorende tarieventabel.

Artikel 3 Begripsomschrijvingen/bepalingen

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • jaar: een kalenderjaar;

  • maand: een kalendermaand;

  • week: een kalenderweek;

  • dag: een etmaal.

  • De belasting en rechten worden berekend per dag, week of maand indien het belastbaar feit betrekking heeft op een periode korter dan een jaar. In andere gevallen wordt het recht berekend per jaar.

  • 2. Onderdelen van eenheden van tijd en afmeting worden als een geheel berekend.

  • 3. Een gedeelte van een week, maand of van een jaar wordt aangemerkt als een hele week, respectievelijk maand of jaar, indien zulks leidt tot een voor de belastingplichtige voordeliger tarief.

  • 4. In geval van samenloop van tariefsbepalingen wordt slechts één tarief toegepast en indien de tarieven verschillen het laagste tarief.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een ontheffing heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de ontheffing is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft. ​

  • 3. De rechten worden geheven van degene die gebruik maakt van de door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarief

De belastingen en rechten worden geheven naar de maatstaven en tarieven zoals opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een ontheffing heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de ontheffing is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de ontheffing het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 7 Ontstaan belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belastingen zijn verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de belastingen verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belastingen als in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belastingen als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. De rechten zijn verschuldigd bij aanvang van de dienstverlening.

Artikel 8 Vrijstellingen

  • Geen belastingen en rechten volgens deze verordening worden geheven ter zake van:

  • 1. voorwerpen ten behoeve van percelen waarvan de gemeente krachtens eigendom, bezit of beperkt recht de genothebbende is, met uitzondering van die percelen waarin de gemeentebedrijven worden uitgeoefend en van die welke aan derden zijn verhuurd;

  • 2. voorwerpen welke ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden gedoogd of krachtens privaatrechtelijke overeenkomst kosteloos of tegen een bij of krachtens dat voorschrift of die overeenkomst bepaalde vergoeding moeten worden gedoogd;

  • 3. voorwerpen waarvoor uit andere hoofde betaling aan de gemeente moet geschieden, met uitzondering betalingen in het kader van de reclamebelasting.

  • 4. voorwerpen uitsluitend gebezigd voor liefdadige doeleinden. ​

Artikel 9 WIjze van heffing

  • 1. De belastingen, bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel, worden geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De rechten, bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel, worden geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een nota of andere schriftuur.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslag(en) moet(en) worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. Het bedrag inzake een bestuurlijke boete moet worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand, die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid moeten, indien een machtiging voor automatische incasso is afgegeven en zolang de verschuldigde bedragen via automatische incasso kunnen worden afgeschreven, de aanslag(en) worden betaald in tien gelijke maandelijkse termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die van de dagtekening van het aanslagbiljet en de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. In afwijking van het derde lid is betaling via automatische incasso alleen mogelijk voor zover het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen en bestuurlijke boetes meer is dan € 80,00 en minder is dan € 2.000,00.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur

Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelastingen en retributies.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening precariobelasting 2012”, vastgesteld bij raadsbesluit van 15 december 2011 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening precariobelasting 2013".

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 13 december 2012.

De raad voornoemd.

De griffier,

Dr. W.J. Oosten

De voorzitter,

mr. I.R. Adema.