Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Sint-Oedenrode

Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Sint-Oedenrode

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Sint-Oedenrode
Officiële naam regelingReïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Sint-Oedenrode
CiteertitelReïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Sint-Oedenrode 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147, eerste lid
  2. Wet Werk en Bijstand, art. 8, eerste lid onder a
  3. Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikten werkloze werknemers (IOAW), art. 35
  4. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), art. 35
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200901-01-200901-01-2015nieuwe regeling

25-06-2009

Midden Brabant 8 juli 2009

2009, 51/2009

Tekst van de regeling

Intitulé

Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Sint-Oedenrode

De raad van de gemeente Sint-Oedenrode;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 mei 2009, nr. 51/2009 ;

Gelet op:

artikel 147, eerste lid van de gemeentewet, de Wet Werk en Bijstand, de Wet Inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikten werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ),

de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002, Pb EG 2002, L 337/3) en de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001, Pb EG 2001, L 10/30) alsmede de beleidsaanbeveling

van belang voor het opstellen van de gemeentelijke reïntegratieverordeningen in het kader van de Wet Werk en Bijstand (verzamelcirculaire SZW, april 2004),

overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder a WWB, artikel 35 IOAW en artikel 35 IOAZ de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het ex artikel 7 WWB, artikel 34 IOAW en artikel 34 IOAZ bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling,

B e s l u i t

vast te stellen de:

Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Sint-Oedenrode

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.Begripsomschrijvingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Werk en Bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      De Wet: de Wet Werk en Bijstand;

    • b.

      IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      WSW: Wet Sociale Werkvoorziening;

    • e.

      Uitkeringsgerechtigde: degene die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de wet, de IOAW of de IOAZ;

    • f.

      Anw-er: persoon die een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet ontvangt en die als werkloze werkzoekende staat ingeschreven bij het Centrum Werk en Inkomen;

    • g.

      Niet-uitkeringsgerechtigde (nugger): een persoon als bedoeld in artikel 6 onder a. van de wet, maar ouder dan 18 jaar.

    • h.

      Jongere: personen van 16 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar;

    • i.

      Voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7, eerste lid onder a, van de WWB, of als bedoeld in de Wet Participatiebudget dan wel beschreven in deze verordening.

    • j.

      Algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaald werk, niet zijnde werk in het kader van de WSW en werk dat gewetensbezwaren oproept;

    • k.

      Duurzame arbeidsinschakeling: algemeen geaccepteerde arbeid die over een periode van ten minste zes maanden wordt verricht en geen gesubsidieerde arbeid is;

    • l.

      Werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet;

    • m.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Oedenrode;

    • n.

      De raad: de gemeenteraad van de gemeente Sint-Oedenrode.

Hoofdstuk 2. Beleid en financiën

Artikel 2. Opdracht college

  • 1. Het college biedt aan personen behorend tot de doelgroep ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling waaronder sociale activering. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing rekening houdend met de doelgroep uitbreiding volgens de Wet Participatiebudget.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op duurzame inschakeling in de arbeid.

  • 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 4. Het college kan, in overeenstemming met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), voorzieningen aanbieden aan personen aan wie het UWV een uitkering verstrekt.

Artikel 3. Beleidsplan

  • 1. Het college stelt ter nadere uitvoering van de verordening een plan vast en brengt dit ter kennis van de gemeenteraad.

  • 2. Dit plan omvat in elk geval:

    • o

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • o

      een omschrijving van de verschillende voorzieningen;

    • o

      criteria voor ontheffingsbeleid met aandacht voor de combinatie arbeid en zorg;

    • o

      de informatievoorziening en samenwerking met ketenpartners;

  • 3. Het college zendt eenmaal per jaar aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag wordt vormgegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet.

  • 4. Het beleidsplan als bedoeld in het eerste lid en het verslag als bedoeld in het derde lid wordt vergezeld van het oordeel van de “cliëntenparticipatie Sociale Zaken”.

Artikel 4. Verplichtingen van de cliënt

  • 1. Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening, dan wel het Maatregelenbesluit Abw, Ioaw en Ioaz.

  • 4. Indien de persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college gemotiveerd de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 5. De persoon aan wie een voorziening is aangeboden is verplicht tot het verstrekken van de inlichtingen aan het college die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt traject en/of een geschikte voorziening.

  • 6. De persoon aan wie een voorziening is aangeboden is verplicht tot het verlenen van medewerking aan een onderzoek als bedoeld in artikel 9 van de wet.

  • 7. De persoon aan wie een voorziening is aangeboden is verplicht tot het naar vermogen deelnemen aan de verschillende onderdelen van een traject.

  • 8. De persoon aan wie een voorziening is aangeboden is verplicht na te laten hetgeen de realisatie van het doel van een traject of voorziening belemmert.

Hoofdstuk 3. Aanspraak op ondersteuning

Artikel 5. Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Uitkeringsgerechtigden, ANW-ers, Nuggers, jongeren, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening en gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en het in artikel 3 genoemde beleidsplan.

Artikel 6. Beperkingen

  • 1. Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan arbeidsinschakeling van de cliënt.

  • 2. Evenmin bestaat recht op ondersteuning indien het netto-inkomen hoger is dan 1,5 maal het bijstandsniveau voor een gezin.

  • 3. Een eigen bijdrage van 50% van het vermogen boven het bescheiden vermogen bedoeld in artikel 34 van de WWB, tot maximaal 50% van de kosten van het traject.

  • 4. Bij een vermogen van 3 x het vrij te laten WWB vermogen wordt betrokkene geacht het traject volledig zelf te kunnen bekostigen.

  • 5. Geen recht op ondersteuning bestaat voor personen ingedeeld in fase 1.

Artikel 6a Budget en- en subsidieplafonds

  • 1. Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Artikel 7. Onderzoek

Het College kan, voordat besloten wordt tot een traject en/of tot de inzet van een voorziening, een (belastbaarheids) onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de cliënt naar de geschiktheid voor hem van de voorziening. Ook tijdens een traject kan het college van deze mogelijkheid gebruik maken indien dit voor het vervolg traject noodzakelijk dan wel zinvol wordt geacht.

Artikel 8. Ontheffing van de arbeidsplicht

Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van een verplichting tot arbeidsinschakeling.

Hoofdstuk 4. Sluitende aanpak

Artikel 9. Sluitende aanpak

  • 1. Elke WWB-gerechtigde krijgt binnen 12 maanden na inschrijving bij het UWV/WERKbedrijf een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

  • 3. Het college kan gemotiveerd in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid.

Hoofdstuk 5. Voorziening gericht op arbeidsinschakeling

Artikel 10 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. In het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 (plicht tot arbeidsinschakeling) en 17 (inlichtingenplicht) van de wet niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 4. Bij besluit zal het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 11 en 12, met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaalde, nadere regels stellen. Deze regels zullen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      De voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      De weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of – vaststelling;

    • d.

      de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • e.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 11. Voorzieningen

  • 1. Het College kan een persoon behorende tot de doelgroep (laten) begeleiden bij het zoeken naar en verwerven van arbeid, alsmede bij het wegnemen van belemmeringen voor de arbeidsinschakeling. In het beleidsplan geeft het College verdere uitwerking aan de aard van de voorzieningen. Bij deze uitwerking worden in elk geval de doelgroep, de duur van de voorziening, het doel van de voorziening en de verplichtingen van de deelnemer betrokken.

  • 2. De voorzieningen zijn onder te verdelen in de volgende categorieën:

    • a.

      scholing, opleiding en training

    • b.

      werken met behoud van uitkering

    • c.

      sociale activering gericht op arbeid of als zorg traject

    • d.

      gesubsidieerde arbeid

    • e.

      vergoeding van overige kosten ten behoeve van activiteiten die bijdragen tot arbeidsinschakeling

    • f.

      vergoedingen voor vrijwilligerswerk

    • g.

      zorgtrajecten

  • 3. Het College kan ter uitvoering van dit artikel met een persoon behorende tot de doelgroep een arbeidsovereenkomst aangaan als bedoeld in artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4. Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van arbeidsinschakeling van personen uit de doelgroep, onder andere door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van een werkritme, maatschappelijke participatie en/of het bevorderen van sociale- en zelfredzaamheid.

  • 5. Scholing en (baanvaardigheids-) training kan deel uitmaken van een traject. Daarnaast kan het College ook scholing als zelfstandige voorziening aanbieden.

  • 6. Het College kan voor de uitvoering van voorzieningen afspraken maken met derden, waaronder werkgevers en reïntegratiebedrijven.

Artikel 12. Premies

  • 1. Het College kan premies verlenen die tot doel hebben de arbeidsinschakeling te bevorderen.

  • 2. Het College stelt ten aanzien van de verstrekking van premies nadere regels vast met betrekking tot:

    • a.

      de activiteiten waarvoor premie kan worden verstrekt en wie daarvoor in aanmerking komt;

    • b.

      het bedrag van de premie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • c.

      de aanvraag van een premie en de besluitvorming daarover;

    • d.

      de voorwaarden waaronder een premie wordt verstrekt;

    • e.

      de weigeringsgronden voor een premie

    • f.

      de verplichtingen voor de premie ontvanger

    • g.

      de vaststelling van de premie

    • h.

      andere mogelijke uitvoeringsaspecten van deze premies

Artikel 13. Voorziening gericht op nazorg

Het college kan aan ondernemingen waarbij een cliënt algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard, niet zijnde een detacheringsbaan of loonkostensubsidiebaan voorzieningen bieden gericht op nazorg.

Hoofdstuk 6. WIW-/Idbanen/loonkostensubsidies

Artikel 14. WIW- en ID-banen

  • 1. Het College draagt zorg voor de uitvoering van de dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 4 van de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW), zoals dit luidde op 31 december 2003, en stimuleert de uitstroom uit deze dienstbetrekkingen

  • 2. Het College draagt zorg voor de subsidiëring van de dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 6 van het Besluit In- en doorstroombanen (ID) zoals dit besluit luidde op 31 december 2003, en voor de subsidiëring van de arbeidsovereenkomsten zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de WIW, zoals dit luidde op 31 december 2003, en stimuleert de uitstroom uit deze banen. De hoogte van de subsidie wordt door het college vastgesteld.

  • 3. De dienstbetrekkingen en arbeidsovereenkomsten genoemd in eerste en tweede lid, zijn vanaf het moment van inwerkintreding van de WWB voorzieningen in de zin van de WWB. Het College kan nadere voorwaarden stellen aan de subsidieverstrekking.

Artikel 15. Loonkostensubsidies

  • -

    Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon bedoeld in artikel 1 lid e, f en g een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling dan wel participatie.

  • -

    Het college stelt (op maat) nadere regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

Hoofdstuk 7 . Slotbepalingen

Artikel 16. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het College.

  • 2. Het College kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Sint-Oedenrode 2009”

Artikel 18. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de 5e dag na datum van publicatie in het gemeentelijk weekblad en werkt terug met ingang van 1 januari 2009.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Sint-Oedenrode in openbare vergadering van Juni 2009.

De griffier
De voorzitter

Toelichting algemeen

Inleiding

Volgens de WWB hebben B en W de opdracht tot reïntegratie van bijstandsgerechtigden, nuggers en Anw-ers. De WWB draagt aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar reïntegratietaak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij reïntegratie geregeld.

De basis voor de verordening is neergelegd in artikel 8, eerste lid onder a en tweede lid en artikel 10 eerste en tweede lid:

Artikel 8 lid 1 onder a:

De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a.

Artikel 8 lid 2:

De regels, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, hebben in ieder geval betrekking op de evenwichtige aandacht voor de in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, genoemde groepen, alsmede voor de verschillende doelgroepen daarbinnen, en de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken.

Artikel 10 lid 1en 2:

1. Personen die algemene bijstand ontvangen, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden hebben, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

2 . Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op personen die vanwege een voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet tot een van de groepen, bedoeld in het eerste lid, behoren.

Naast deze wettelijke basis valt uit de memorie van toelichting af te leiden welke zaken in of via de verordening geregeld moeten of kunnen worden:

  • -

    De aanspraak van de doelgroepen op ondersteuning door de gemeente;

  • -

    het beleid ten aanzien van de diverse doelgroepen en subdoelgroepen;

  • -

    het beleid ten aanzien van de combinatie van werk en zorgtaken;

  • -

    De beschikbaarheid van financiële middelen.

De verordening: procedureel of uitgebreid

De WWB vraagt aan de gemeenteraad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen.

Het beleid kan op een aantal niveaus geregeld worden:

  • 1.

    In de verordening zelf. Hiermee ligt het beleid voor langere duur vast. Het aanpassen van de verordening vergt langere tijd. Uitgangspunt kan zijn dat je een verordening vaststelt die vervolgens op hoofdlijnen een aantal jaren meekan.

  • 2.

    In beleidsregels. Het voordeel van het regelen in beleidsregels is, dat hiermee flexibeler kan worden omgegaan. Deze figuur geeft aan B en W ook meer mogelijkheden in individuele gevallen af te wijken.

  • 3.

    In het beleidsplan, dat ook door de raad vastgesteld wordt. Naast algemene uitgangspunten kunnen hierin ook onderwerpen aan de orde komen als het inkoop- en aanbestedingsbeleid en de afstemming met andere beleidsterreinen als onderwijs, zorg en economie.

  • 4.

    In delegatie aan het college (uitvoeringsbesluiten).

Gekozen is voor een niet uitgebreide verordening met een uitwerking in een beleidsplan en op onderdelen nadere regels in de vorm van beleidsregels en of uitvoeringsbesluiten. De overweging hiervoor is om een en ander werkbaar en overzichtelijk te houden. Daarbij komt dat het niet mogelijk is om reeds het hele beleid in de verordening te verwerken.

Relatie met andere verordeningen

De WWB geeft de gemeenteraad ook opdracht om verordeningen vast te stellen op een tweetal terreinen, die een relatie hebben met de reïntegratieverordening: afstemming en cliëntenparticipatie.

Afstemmingverordening

De WWB vraagt tevens aan gemeenten een verordening op te stellen waarin het samenstel van de rechten en plichten van de cliënt wordt geregeld.

De reïntegratieverordening en de maatregelenverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers, aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit zou ervoor pleiten de beide verordeningen te integreren. Echter, de gemeente kan ook aan de verstrekking van bijstand verplichtingen verbinden, die geen directe relatie hebben met reïntegratie.

Verordening cliëntenparticipatie

De WWB geeft aan de gemeenteraad tevens de opdracht een verordening cliëntenparticipatie op te stellen. In de reïntegratieverordening is opgenomen dat bij de vaststelling van het beleidsplan de lokale cliëntenraad of enig ander orgaan dat hiertoe dient wordt betrokken.

Staatssteun

Ondanks het feit dat gemeenten beleidsvrijheid hebben met betrekking tot de inrichting van het reïntegratiebeleid, worden wij toch gevonden aan regels die de Europese Unie stelt. Dit betreft onder meer het onderwerp staatssteun, wat is neergelegd in de Verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002) en de Verordening de minimis-steun (Verordening (EG) Nr. 69/2001).

De Europese regelgeving over staatssteun kan een beperking van de mogelijkheden voor het gemeentelijk reïntegratiebeleid opleveren. Van belang is dat de gemeentelijke verordening voldoet aan de voorwaarden uit de Europese regelgeving. Als er sprake is van een generieke regeling dan worden de loonkostensubsidies niet als staatssteun aangemerkt. Generiek wil zeggen dat niet op voorhand bepaalde bedrijven of groepen van bedrijven of sectoren impliciet in de verordening worden uitgesloten van subsidiëring. Ook indien de gemeente een reïntegratiebedrijf opdraagt loonkostensubsidies te verstrekken of detacheringsbanen te organiseren, moeten de regels inzake staatssteun worden nageleefd. De omschrijving voor loonkostensubsidies zoals in de verordening opgenomen is zodanig dat er sprake is van een generieke regeling.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet Werk en Bijstand.

De definitie van jongeren is opgenomen om de mogelijkheid te scheppen specifieke voorzieningen voor jongeren in te zetten.

Artikel 2 Opdracht college

In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB.

In de WWB is in artikel 10, derde lid aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid van de wet. Door deze verwijzing ook aan de opdracht aan het college te koppelen, is aangeven dat voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep worden ingezet.

Het tweede lid is aangegeven dat het college een afweging maakt en rekening houdt met de mogelijkheden en capaciteit van een cliënt

Het derde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden.

Artikel 3 Opdracht raad

Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, vraagt WWB aan de raad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van beleidsplannen en uitvoeringsbesluiten.

Het eerste lid geeft aan dat de gemeenteraad een beleidsplan opstelt.

Het tweede lid biedt de gemeenteraad de mogelijkheid aan te geven welke specifieke beleidsonderwerpen in het beleidsplan aan de orde dienen te komen.

Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De WWB geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering naar het rijk zendt.

Verantwoording aan de Raad vindt plaats via de Programmarekening en Berap’s.

Het vierde lid regelt dat de cliëntenraad betrokken wordt bij de vaststelling van en de verantwoording over het beleid.

Artikel 4 Verplichtingen van de cliënt

In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering.

In het eerste en tweede lid zijn verplichtingen opgenomen die voortvloeien uit de wet.

Het derde lid biedt de verbinding met de afstemmingsverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. Echter, voor personen zonder uitkering, ANW-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.

Het vijfde lid geeft aan dat de terugvordering in nadere regels wordt vastgelegd.

Lid 6 tot en met 10 hebben betrekking op het verstrekken van informatie en het meewerken aan het succesvol laten verlopen van het traject.

Natuurlijk heeft de belanghebbende ook rechten. Deze rechten zijn meestal elders in wet- of regelgeving ondergebracht. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).

Artikel 5 Aanspraak op ondersteuning

De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid).

In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin die criteria geformuleerd kunnen worden, doch minimaal de verordening en het beleidsplan.

Artikel 6 Beperkingen

Beperkingen zijn in de wet niet expliciet geregeld. Het is echter denkbaar dat er rechtsongelijkheid kan ontstaan als er geen beperkingen gesteld worden. Niet uitkeringsgerechtigden of mensen met een eigen vermogen kunnen bijdrage in een voorziening of een voorziening geheel zelf betalen. Derhalve wordt ervoor gekozen in de verordening daarover iets te regelen.

Artikel 7 Onderzoek

In de meeste gevallen zal voordat tot de inzet van voorzieningen wordt besloten een advies worden gevraagd van een bedrijf dat gespecialiseerd is in diagnoses met betrekking tot reïntegratie. Niet uitgesloten is dat het onderzoek door het college wordt verricht. Eventueel kan na zo'n onderzoek besloten worden alsnog advies van derden in te winnen. Ook is denkbaar dat uit het eigen onderzoek al blijkt dat een diagnose door derden en/of de inzet van voorzieningen niet nodig is.

Artikel 8 Ontheffing van de arbeidsplicht

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9 Sluitende aanpak

De WIW kende een wettelijke sluitende aanpak voor jongeren (artikel 9). Daarnaast zijn in het kader van de Agenda voor de Toekomst afspraken gemaakt over een sluitende aanpak voor nieuwe instroom en voor het zittend bestand. De WWB kent geen bepaling over sluitende aanpak. De wetgever gaat ervan uit dat door de systematiek van de wet er in de praktijk de facto een sluitende aanpak ontstaat.

Desondanks kan de raad van oordeel zijn dat een sluitende aanpak geregeld dient te worden. Hierbij kan in ieder geval gedacht worden aan jongeren, maar ook aan andere groepen uitkeringsgerechtigden ( b.v. nieuwe instroom). Dit artikel biedt de mogelijkheid deze sluitende aanpak te regelen. Het eerste lid geeft de algemene formulering. Het tweede lid geeft aan dat de sluitende aanpak niet van toepassing is op diegenen die een ontheffing van de arbeidsverplichting hebben gekregen. Het derde lid geeft de mogelijkheid om van de algemene sluitende aanpak in specifieke, individuele gevallen af te wijken.

Artikel 10 Algemene bepalingen over voorzieningen

In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen.

In het derde lid is geregeld dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.

Artikel 11 Voorzieningen

Het tweede lid geeft een algemene indeling aan van voorzieningen.

De WWB houdt de mogelijkheid op om à la de WIW personen een dienstverband aan te bieden, om op detacheringsbasis werkervaring op te doen.

Het vierde lid heeft betrekking op het doel van de inzet van een voorziening. Het doel van de ondersteuning zoals in allerlei vormen is vastgelegd in deze verordening, is het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid of als dat doel niet bereikbaar is, zelfstandige maatschappelijke participatie en of het bevorderen van sociale en zelfredzaamheid, zo mogelijk met op termijn inschakeling in arbeid. Volgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet reïntegratie, maar participatie voorop maar wellicht op termijn toch arbeidsinschakeling

In het vijfde lid is de mogelijkheid tot scholing en training opgenomen. Scholing is bij uitstek een maatwerkinstrument, waarbij het moeilijk is vooraf algemene richtlijnen te geven die in de verordening moeten worden opgenomen.

Het zesde lid geeft aan dat het werkgeversschap aan derden kan worden uitbesteed.

Bij de dienstbetrekkingen uit de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW) was de gemeente de wettelijke, formele werkgever. De WWB geeft geen regels over het werkgeverschap. Het instrument detacheringsbaan kan dus ook in zijn geheel, inclusief het formeel werkgeverschap, uitbesteed worden aan een reïntegratiebedrijf.

De WWB regelt in art. 31 lid 2 sub k de maximale onkostenvergoedingen bij het verrichten van vrijwilligerswerk. Deze zijn onbelast en werken niet door bij inkomensafhankelijke regelingen. Gekozen is om dit als een vorm van een voorziening te zien en op te nemen in het beleidsplan.

De lijst met voorzieningen uit het tweede lid is niet bedoeld als een limitatieve opsomming. Het is denkbaar dat we, ter stimulering van de arbeidsinschakeling, besluiten diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daaraan bijdragen. Gedacht kan worden aan reiskosten, verhuiskosten en kosten voor kinderopvang, etc.

Artikel 12 Premies

In de WWB is geregeld in art. 31 lid 2 sub j dat jaarlijks een activeringspremie tot een maximaal bedrag kan worden verstrekt. Deze premie is onbelast, en telt dus ook niet mee bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen. Dit is alleen het geval als in datzelfde jaar geen onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk is verstrekt.

De raad kan premiebeleid afstemmen op de verschillende activiteiten die in het kader van activering verricht worden en daarbij de hoogte van de premie laten variëren.

Artikel 13 Voorziening gericht op nazorg

Mede gezien de beperkte budgetten is het belangrijk ervoor te zorgen dat cliënten na uitstroom niet na een korte periode terugvallen in de uitkering. Aandacht voor nazorg, met als doel een werkelijk duurzame plaatsing te realiseren is belangrijk. Bij dit artikel is ervan uitgegaan dat nazorg geboden kan worden ná acceptatie van algemeen geaccepteerde arbeid, dus niet bij gesubsidieerde arbeid. Bij gesubsidieerde arbeid maakt begeleiding en advisering normaal gesproken al onderdeel uit van het traject.

Artikel 14 Voormalige WIW- Id-banen

Door het vervallen van de WIW en ID-regeling is het lopende contract niet vervallen. Voor personen die voor 1 januari 2003 geplaatst zijn in een van deze regelingen blijft de regeling gelden. Derhalve is in deze verordening een artikel opgenomen om aan te geven dat deze regeling nu aangeduid wordt als voorziening in de zin van de WWB. Het is echter niet de bedoeling hierin cliënten te laten instromen. Alleen nog uitstroom te realiseren. Gesubsidieerde arbeid wordt alleen voor een bepaalde tijd aangeboden.

Artikel 15

Voor het verstrekken van ‘loonkosten’subsidies is een wettelijke basis in een verordening vereist. Vandaar dat er naast het algemeen artikel over voorzieningen een afzonderlijk artikel voor loonkostensubsidies is toegevoegd. In lijn met het procedurele karakter van de verordening is alleen het minimale opgenomen waarbij rekening is gehouden met een generieke omschrijving.

Artikel 16 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 17 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 18 Inwerkingtreding

De verordening heeft na publicatie een terugwerkende kracht tot 1 januari 2009. .