Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Sint-Oedenrode

Raadsbesluit tijdelijke regels Wet investeren in jongeren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Sint-Oedenrode
Officiële naam regelingRaadsbesluit tijdelijke regels Wet investeren in jongeren
CiteertitelRaadsbesluit tijdelijke regels Wet investeren in jongeren gemeente Sint-Oedenrode
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling geldt totdat de artikelen 2 tot en met 6 allen komen te vervallen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147 eerste lid
  2. Wet investeren in jongeren, art. 12
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-200901-01-2019nieuwe regeling

24-09-2009

Onbekend

2009, 64/2009

Tekst van de regeling

Intitulé

Raadsbesluit tijdelijke regels Wet investeren in jongeren gemeente Sint-Oedenrode

De raad van de gemeente Sint-Oedenrode

gezien het voorstel van Burgemeester en wethouders d.d. 11 augustus 2009, nr. 64/2009

gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 12, van de Wet investeren in jongeren;

overwegende, dat het noodzakelijk is om tot de datum waarop de verordeningen bedoeld in de Wet investeren in jongeren in werking treden, voor een beperkte periode regels te stellen die waarborgen dat de uitvoering van de wet zoveel mogelijk in overeenstemming met de Wet werk en bijstand en de in dat kader vastgestelde verordeningen plaatsvindt;

Besluit:

vast te stellen het:

Raadsbesluit tijdelijke regels Wet investeren in jongeren.

Hoofdstuk 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet investeren in jongeren;

  • b.

    het college: het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Oedenrode

Hoofdstuk 2 TOEPASSELIJKHEID VERORDENINGEN WWB

Artikel 2. Werkleeraanbod

De regels met betrekking tot de inhoud van het werkleeraanbod, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, van de wet, luiden als volgt:

  • 1.

    De voorzieningen die op grond van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Sint-Oedenrode 2009 aan personen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, kunnen worden aangeboden, kunnen door het college worden ingezet voor het vaststellen van de inhoud van het werkleeraanbod.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, kunnen de volgende voorzieningen niet worden ingezet:

    • a.

      Onbeloonde additionele arbeid;

    • b.

      premies voor werkaanvaarding of scholing;

    • c.

      vrijlating van inkomsten, en

    • d.

      onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk.

Artikel 3. Het verlagen van de inkomensvoorziening

De regels met betrekking tot het verlagen van de inkomensvoorziening, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, van de wet, luiden als volgt:

  • 1.

    Voor de toepassing van artikel 41, eerste lid, van de wet, zijn de artikelen 2 tot en met 11 en artikel van de Afstemmings- en fraudeverordening Wet werk en bijstand 2004 gemeente Sint-Oedenrode van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Voor het verlagen van de inkomensvoorziening als gevolg van schending van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet, zijn de artikelen 2 en 12 tot en met 14 van de Afstemmings- en fraudeverordening Wet werk en bijstand 2004 gemeente Sint-Oedenrode van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Voor het verlagen van de inkomensvoorziening als gevolg van schending van de overige verplichtingen, bedoeld in artikel 45, van de wet, zijn de artikelen 15 en 18 van de Afstemmings- en fraudeverordening Wet werk en bijstand 2004 gemeente Sint-Oedenrode van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Voor het verlagen van de inkomensvoorziening als gevolg van zeer ernstige misdragingen als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van de wet, zijn de artikelen 2 en 16 van de Afstemmings- en fraudeverordening Wet werk en bijstand 2004 gemeenten Sint-Oedenrode van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4. Het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik

De regels met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van de wet, luiden als volgt:

De in de Afstemmings- en fraudeverordening Wet werk en bijstand 2004 gemeente Sint-Oedenrode gestelde regels, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Cliëntenparticipatie

De regels met betrekking tot de wijze waarop jongeren of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van de wet, luiden als volgt:

De in de Verordening cliëntenparticipatie WWB Sint-Oedenrode gestelde regels zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Het verhogen en verlagen van de norm

De regels met betrekking tot het verhogen en verlagen van de norm, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel e, van de wet, luiden als volgt:

De in de Verordening Toeslagenverordening Wet werk en bijstand Sint-Oedenrode 2004 gesteld regels zijn van overeenkomstige toepassing.

PARAGRAAF 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 7. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8. Inwerkingtreding en geldingsduur

Deze regeling treedt in werking op 1 oktober 2009 en geldt totdat de artikelen 2 tot en met 6 allen komen te vervallen.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Raadsbesluit tijdelijke regels Wet investeren in jongeren gemeente Sint-Oedenrode.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Sint-Oedenrode in zijn openbare vergadering van

24 september 2009.

De griffier
De voorzitter

ALGEMENE TOELICHTING

Op 1 oktober 2009 treedt de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking. Het college is belast met de uitvoering van de WIJ. De gemeenteraad daarentegen dient een vijftal verordeningen vast te stellen (art. 12 WIJ). Het vaststellen van een gemeentelijke verordening is echter een proces dat tijd vergt, temeer als daaraan een proces van beleidsvorming vooraf moet gaan. In het kader van de WIJ dient het ontwikkelen van visie en beleid met betrekking tot de verschillende onderdelen van de wet, maar in het bijzonder over de invulling van het werkleeraanbod zorgvuldig te geschieden. Het is daarom alleszins denkbaar dat gemeenten er niet in slagen om voor 1 oktober 2009 de verordeningen vast te kunnen stellen. Om recht te doen aan de behoefte om het daaraan gekoppelde besluitvormingsproces zorgvuldig te kunnen doorlopen, is gekozen om een tijdelijke regeling vast te stellen, waarmee tot de datum waarop de verordeningen in werking treden voldaan wordt aan de opdracht tot regelstelling. Dit ‘Raadsbesluit tijdelijke regels Wet investeren in jongeren’ voorziet in (tijdelijke) regels als bedoeld in artikel 12 WIJ, met betrekking tot:

  • ·

    de inhoud van het werkleeraanbod;

  • ·

    het verlagen van de inkomensvoorziening;

  • ·

    het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik;

  • ·

    de betrokkenheid van jongeren bij de uitvoering van de wet en

  • ·

    het verhogen of verlagen van de norm of de toeslag.

Uitgangspunt van deze tijdelijke regeling is dat daarmee gerealiseerd wordt dat de WIJ in eerste aanleg zoveel mogelijk WWB-conform wordt uitgevoerd op de onderdelen waarvoor een verordeningsplicht geldt. Dat sluit enerzijds aan bij de reeds bestaande uitvoeringspraktijk en anderzijds bij het uitgangspunt dat de WIJ op de onderdelen normensystematiek, maatregelen, vaststellen inkomen en vermogen, terug- en invordering en verhaal, identiek zou moeten zijn aan de WIJ. Met het vaststellen van dit Raadsbesluit wordt de bestaande uitvoeringspraktijk in het kader van de Wet werk en bijstand dus zoveel mogelijk voortgezet voor jongeren die een beroep doen op een werkleeraanbod in het kader van de WIJ. De wijze waarop dat vorm gegeven is, is dat waar dit mogelijk is, de betreffende WWB-verordening, of bepalingen uit die verordening, van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit spreekt voor zich. Ter verbetering van de leesbaarheid wordt de Wet investeren in jongeren in dit Raadsbesluit aangeduid met ‘de wet’.

Artikel 2. Werkleeraanbod

Het simpelweg bepalen dat de Re-integratieverordening WWB van overeenkomstige toepassing is, kan knelpunten opleveren. Omdat met de WIJ een recht op werkleeraanbod wordt gerealiseerd en een paradigmawisseling* is beoogd, is het uitgangspunt en daarmee ook de inhoud van de nog vast te stellen ‘Verordening m.b.t. de inhoud van het werkleeraanbod’ duidelijk afwijkend van de Re-integratieverordening WWB. Het gaat immers niet langer om een niet afdwingbare aanspraak op voorzieningen (art. 10 WWB) maar om een afdwingbaar recht op een werkleeraanbod. Wel bruikbaar zijn de bepalingen die zien op de inhoud van de aan te bieden voorzieningen. Met het eerste lid wordt de inzetbaarheid van die voorzieningen voor het college ten behoeve van jongeren binnen het kader van de WIJ gerealiseerd. Uitzonderingen daarop zijn vermeld in het tweede lid. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de aldaar genoemde voorzieningen niet kunnen worden ingezet voor jongeren, omdat hun afstand tot de arbeidsmarkt nog niet zodanig groot is dat dergelijke voorzieningen beschikbaar zouden moeten worden gesteld, ter invulling van het werkleeraanbod.

Artikel 3. Het verlagen van de inkomensvoorziening

Het wettelijk kader voor het verlagen van de inkomensvoorziening, wijkt enigszins af van het kader dat geldt voor het verlagen van de bijstand. De bevoegdheid om de bijstand te verlagen wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid (art. 18, tweede lid WWB), ontbreekt in de WIJ. Daar staat tegenover dat in artikel 45 WIJ een aantal verplichtingen is geformuleerd, dat niet met zoveel woorden in de WWB is vastgelegd maar wel aanleiding kan geven tot verlaging. Het betreft de verplichtingen die betrekking hebben op het vaststellen en uitvoeren van het werkleeraanbod. Omdat deze verplichtingen overeenkomsten vertonen met de verplichting om gebruik te maken van een voorziening als bedoeld in artikel 10 WWB, zijn de regels die daarover in de Afstemmings- en fraudeverordening WWB zijn vastgelegd, van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarvan uitgaande zijn in artikel 3 de volgende onderdelen van de Maatregelenverordening WWB van overeenkomstige toepassing verklaard:

  • ·

    algemene bepalingen (bijv. over samenloop);

  • ·

    regels over schending van de inlichtingenplicht;

  • ·

    regels met betrekking tot zeer ernstige misdragingen en

  • ·

    regels ten aanzien van schending van de verplichting om gebruik te maken van voorzieningen.

Artikel 4. Het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik

De regels hieromtrent die in onze Afstemmings- en fraudeverordening zijn opgenomen kunnen zonder problemen van overeenkomstige toepassing kunnen worden verklaard. Het beleid inzake het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik kan eveneens toegepast worden op jongeren.

Artikel 5. Cliëntenparticipatie

De wijze waarop jongeren betrokken worden bij de uitvoering van de WIJ kan op voorhand op dezelfde wijze geschieden als in de WWB. Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van de Verordening cliëntenparticipatie WWB wordt gerealiseerd dat de vormen van participatie die in die verordening zijn vastgelegd en de daarvoor gestelde regels evenzeer voor jongeren gelden.

Met andere woorden: als er een cliëntenraad is ingesteld, dan wordt de uitvoering van de WIJ ook tot haar takenpakket gerekend en vertegenwoordigt de raad ook de jongeren. De regels over de samenstelling en werkwijze van deze raad gelden ook in het kader van de uitvoering van de WIJ.

Artikel 6. Het verhogen en verlagen van de norm

Het wettelijk kader in de WIJ met betrekking tot het verhogen of verlagen van de norm of de toeslag is niet identiek met dat van de WWB. De leeftijdsverlaging voor 21- en 22-jarigen is uit de WWB geschrapt (art. 29 WWB). Aanpassing van de Toeslagenverordening WWB kan echter pas plaatsvinden met ingang van 1 juli 2010, omdat jongeren die op 30 september 2009 een algemene bijstandsuitkering ontvangen, die nog houden tot uiterlijk 1 juli 2010. Omdat voor het overige het wettelijk kader binnen WWB en WIJ identiek is, wordt de Toeslagenverordening in zijn geheel van overeenkomstige toepassing verklaard.

Artikel 7. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

Het is van belang om een artikel op te nemen dat voorziet in de bevoegdheid van het college om eventuele leemtes op te vullen en besluiten te nemen in de geest van de WIJ én dit Raadsbesluit als onverhoopt blijkt dat daar toch niet expliciet in is voorzien. Deze bepaling vormt echter geen grondslag voor het nemen van een belastend besluit. Daarvoor moet een eenduidige en expliciet benoemde concrete grondslag in regelgeving zijn opgenomen.

De bevoegdheid om afwijkende besluiten te nemen in geval van onbillijkheden van overwegende aard wordt geregeld in het tweede lid. Niet altijd valt volledig uit te sluiten dat een grofmazige ‘van overeenkomstige toepassing verklaring’ onder omstandigheden nadelig kan uitwerken voor een jongere. In dergelijke gevallen moet het mogelijk zijn om in afwijking van dit Raadsbesluit besluiten te nemen die in het voordeel van de jongere zijn.

Artikel 8. Inwerkingtreding en geldingsduur

De inwerkingtreding valt uiteraard samen met de inwerkingtreding van de WIJ. Mocht de vaststelling en inwerkingtreding van dit Besluit niettemin later plaatsvinden, wordt aan het besluit terugwerkende kracht tot 1oktober 2009 verleend. In de tussentijd moet er dan rekening mee worden gehouden dat geen grondslag aanwezig is voor het nemen van belastende besluiten met betrekking tot feiten en omstandigheden die plaatsvinden tot de datum waarop de regeling in werking treedt.