Overheidsorganisatie | Gemeente Millingen aan de Rijn |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2013 Millingen aan de Rijn |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2013 Millingen aan de Rijn. |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | rioolheffing |
De ‘Verordening Rioolheffing 2012 Millingen aan de Rijn’ vastgesteld bij besluit van 20 december 2011, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Gemeentewet, art. 228a
N.v.t.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-12-2012 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 18-12-2012 De Rozet, 27-12-2012 | Z-12-01192 |
De raad van de gemeente Millingen aan de Rijn;
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 november 2012;
Gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
Besluit:
Vast te stellen de:
Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2013 Millingen aan de Rijn
Deze verordening verstaat onder:
perceel:
een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.Als gebruiker wordt aangemerkt:
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt
ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
1. De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
2. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd en of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald.
3. In afwijking van het voorgaande lid wordt, indien geen laatste verbruiksperiode voorafgaande aan het belastingjaar beschikbaar is, het aantal kubieke meters afvalwater gesteld op het aantal kubieke meters water dat naar het eigendom is toegevoerd en of is opgepompt in de eerst bekende verbruiksperiode. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
4. In afwijking van het tweede en derde lid wordt ingeval van nieuwbouw:a.bij een woning het verbruik gesteld op het aantal bewoners, op het moment van het ontstaan van de belastingplicht, maal 40 m³.b.bij een niet-woning, het gebruik gesteld op 250 m³.
5.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of;
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
6. 6.De op de voet van het tweede of derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd en of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.
De belasting als bedoeld in artikel 2 bedraagt voor het afvoeren van water:
1. | van 0 tot en met 250 m³ | € | 187,00 | |
2. | boven de 250 m³ tot en met 300 m³ | € | 204,00 | |
3. | boven de 300 m³ tot en met 500 m³ | € | 254,00 | |
4. | boven de 500 m³ tot en met 750 m³ | € | 288,00 | |
5. | boven de 750 m³ tot en met 1.000 m³ | € | 359,00 | |
6. | boven de 1.000 m³ tot en met 1.500 m³ | € | 459,00 | |
7. | boven de 1.500 m³ tot en met 2.000 m³ | € | 581,00 | |
8. | boven de 2.000 m³ tot en met 3.000 m³ | € | 830,00 | |
9. | boven de 3.000 m³ wordt het bedrag van € 830,00 verhoogd met € 318,00 voor elke volle eenheid van 1.000 m3 dat er meer wordt afgevoerd met een maximum van € 8.462,00 |
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
1. De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 45,-- maar minder dan € 3.000,-- en de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat:
aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen, als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven, met een maximum van acht termijnen.
aanslagen, waarvan de dagtekening na 30 september van het belastingjaar, waarop ze gelden, moeten worden betaald in drie gelijke termijnen. Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
voor aanslagen, waarvan het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen minder bedraagt dan € 45,--, de automatische incasso in één keer plaatsvindt uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
aanslagen, waarvan het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 3.000,--, geen mogelijkheid is tot automatische incasso van het verschuldigde bedrag en de betalingstermijn als bedoeld in lid 1van toepassing is.
3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.
De ‘Verordening Rioolheffing 2012 Millingen aan de Rijn’ vastgesteld bij besluit van 20 december 2011, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing 2013 Millingen aan de Rijn.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad der gemeente Millingen aan de Rijn op 18 december 2012
De raadsgriffier, De voorzitter,
Afschriften:
Uitgave gemeentelijke belastingen, afdeling burgerzaken gemeentehuis Millingen aan de Rijn Afdeling financiën Groesbeek, cluster BVS