Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Zeevang

Algemene subsidieverordening Zeevang

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Zeevang
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening Zeevang
CiteertitelAlgemene subsidieverordening Zeevang
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Subsidieverordening Zeevang 2008 en de Bijzondere subsidieverordening peuterspeelzalen Zeevang.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Gemeentewet, art. 156
  3. Algemene wet bestuursrecht, titel 4.2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

  • 1.

    Subsidieregeling sociale samenhang en leefbaarheid Zeevang;

  • 2.

    Subsidieregeling incidentele subsidies Zeevang;

  • 3.

    Subsidieregeling subsidie ouderen Zeevang;

  • 4.

    Subsidieregeling peuterspeelzalen Zeevang.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-201329-07-2016nieuwe regeling

12-11-2013

Polder Express, 20-11-2013

-2.07.85, 2013 12 2.9, R-2013-0383

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening Zeevang

De raad van de gemeente Zeevang,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 oktober 2013;

gelet op de artikelen 149 en 156 van de Gemeentewet en op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

overwegende dat artikel 4:23, eerste lid van de Awb vereist dat voor het verstrekken van subsidie een wettelijk voorschrift is vastgesteld dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt;

dat in Zeevang voor diverse activiteiten subsidie wordt verstrekt op grond van de Subsidieverordening Zeevang 2008 en het beleidskader Subsidiebeleid Zeevang 2008;

dat de Subsidieverordening Zeevang 2008 in zijn algemeenheid regelt op welke beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt, maar geen bepaling bevat waarin de concrete subsidiabele activiteiten zijn omschreven;

dat het gewenst is de wettelijke voorschriften die regelen voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt op te nemen in afzonderlijke regelingen;

dat het gewenst is bevoegdheden omtrent subsidieverstrekking neer te leggen bij het college;

dat daarnaast een uniforme procedure voor alle subsidies wordt nagestreefd en dat een algemene subsidieverordening daarvoor de aangewezen plaats is;

dat de behoefte aan een nieuwe algemene subsidieverordening ook voortvloeit uit het streven naar een vermindering van de administratieve lasten voor subsidieontvangers en de noodzaak van actualisatie;

B E S L U I T:

vast te stellen de ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING ZEEVANG.

Paragraaf 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeevang;

  • c.

    incidentele subsidie: een subsidie ten behoeve van eenmalige of periodiek terugkerende activiteiten;

  • d.

    structurele subsidie: subsidie die per boekjaar of voor een bepaald aantal boekjaren wordt verstrekt voor voortdurende activiteiten.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Voor activiteiten op de volgende beleidsterreinen kan subsidie worden verstrekt:

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      financiën;

    • c.

      openbare orde, veiligheid en rampenbestrijding;

    • d.

      wegen en waterwegen;

    • e.

      economische zaken;

    • f.

      onderwijs;

    • g.

      sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening (welzijn);

    • h.

      leefomgeving en milieu;

    • i.

      ruimtelijke ordening.

  • 2. De gemeenteraad kan subsidieverordeningen vaststellen waarop deze verordening niet van toepassing is.

  • 3. Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Awb worden verstrekt.

Artikel 3 Bevoegdheden college

  • 1. Het college is bevoegd nadere regels vast te stellen ter uitwerking van deze verordening.

  • 2. Het college legt in de nadere regels in ieder geval vast:

    • a.

      op welk beleidsterrein de nadere regel betrekking heeft;

    • b.

      welke activiteiten voor subsidieverstrekking in aanmerking komen;

    • c.

      voor zover van toepassing, de aanwijzing van beoogde doel(en) en doelgroep(en);

    • d.

      welke gegevens en bescheiden bij de aanvragen om (vaststelling van de) subsidie moeten worden ingediend;

    • e.

      welke aanvullende verplichtingen aan de subsidieverstrekking worden of kunnen worden verbonden;

    • f.

      overige voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om in aanmerking te komen voor een subsidie.

  • 3. Het college is bevoegd in nadere regels af te wijken van termijnen zoals bepaald in deze verordening.

  • 4. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening en bevoegd te beslissen op aanvragen om subsidie alsmede bevoegd om andere subsidiebesluiten te nemen op grond van de Awb en deze verordening.

  • 5. Het college is bevoegd subsidieplafonds vast te stellen en daarbij te bepalen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Paragraaf 2 Aanvraag en verlening van de subsidie

Artikel 4 Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten die daarmee worden nagestreefd en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      indien van toepassing, de begroting en de stand van balans op het moment van de aanvraag en bankafschriften van 31 december jl. van lopende en spaarrekeningen;

  • 2. Een rechtspersoon die voor de eerste maal een structurele subsidie aanvraagt voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan de aanvraag.

  • 3. Het college kan andere dan, of slechts enkele van de in het eerste en tweede lid genoemde gegevens verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende zijn.

Artikel 5 Aanvraagtermijnen voor subsidies

  • 1. Aanvragen om een incidentele subsidie worden uiterlijk acht weken voor aanvang van de activiteiten ingediend.

  • 2. Aanvragen om een structurele subsidie worden vóór 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar, waarop de aanvraag betrekking heeft, ingediend.

  • 3. Het college kan besluiten een te laat ingediende aanvraag alsnog in behandeling te nemen.

Artikel 6 Beslistermijnen voor subsidieaanvragen

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een incidentele subsidie binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag of indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, binnen dertien weken gerekend vanaf de uiterste indieningstermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een structurele subsidie uiterlijk vier weken na datum van vaststelling door de gemeenteraad van de begroting van het jaar waarvoor de aanvraag is ingediend.

  • 3. Een subsidie tot en met € 5.000,- wordt door het college zonder voorafgaande verlening vastgesteld overeenkomstig de termijnen als genoemd in het eerste en tweede lid.

  • 4. Het college kan subsidies van meer dan € 5.000,- overeenkomstig het derde lid zonder voorafgaande verlening vaststellen, om te bewerkstelligen dat alle subsidieaanvragen voor bepaalde activiteiten volgens dezelfde procedure worden afgehandeld.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Het college kan, onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25, tweede lid (overschrijding subsidieplafond) en artikel 4:35 (algemene weigeringsgronden) van de Awb, een aanvraag voor subsidie weigeren:

  • a.

    indien de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks aanwijsbaar ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • b.

    indien niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt aangevraagd;

  • c.

    in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • d.

    indien de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

  • e.

    indien de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de Awb, het algemeen belang of de openbare orde;

  • f.

    indien de grootte van het vermogen van de subsidieontvanger, de (potentiële) eigen inkomsten dan wel de beschikbaarheid van middelen van derden, de instelling in staat stellen de activiteiten geheel of gedeeltelijk uit deze middelen te bekostigen;

  • g.

    indien het om activiteiten gaat van politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke aard;

  • h.

    indien het verstrekken van de subsidie een steunmaatregel vormt in de zin van artikel 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt;

  • i.

    in de bij de betrokken nadere regels bepaalde gevallen.

Artikel 8 Verlening subsidie regelt wijze verantwoording

  • 1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 2. Het college kan verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Paragraaf 3 Verplichtingen van de ontvanger van een subsidie

Artikel 9 Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijk melding aan het college, zodra aannemelijk is dat:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht;

  • b.

    niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

  • c.

    aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten onder vermelding van de oorzaak van de verschillen. Deze bepaling is alleen van toepassing op subsidies van meer dan € 5.000,-.

Artikel 10 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat de verplichtingen die aan de verleningsbeschikking verbonden zijn niet of niet geheel kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 2. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor:

    • a.

      het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b.

      het wijzigen van de statuten;

    • c.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

    • d.

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

    • e.

      het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

    • f.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidie-ontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • g.

      het vormen van fondsen en reserveringen;

    • h.

      het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidie-ontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

    • i.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • j.

      het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

Artikel 11 Administratieverplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde informatie alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

Artikel 12 Egalisatiereserve

  • 1. Het college kan de ontvanger van een subsidie van meer dan € 25.000,- bij de subsidieverlening verplichten een egalisatiereserve te vormen.

  • 2. Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3. De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is, belegd.

  • 4. De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

  • 5. Wanneer de subsidieontvanger een vergoeding voor vermogensvorming verschuldigd is omdat:

    • a.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • b.

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd;

    • c.

      de rechtspersoon die de subsidie ontving, wordt ontbonden;

    dan is de subsidieontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

Artikel 13 Doelgebonden verplichtingen ex artikel 4:38 van de Awb

Het college kan naast de standaardverplichtingen zoals bedoeld in artikel 4:37 van de Awb ook doelgebonden verplichtingen opleggen zoals bedoeld in artikel 4:38 van de Awb.

Artikel 14 Vergoeding voor met subsidie opgebouwd vermogen

  • 1. Het college kan in nadere regels bepalen of een subsidieontvanger in de gevallen genoemd in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb een vergoeding verschuldigd is voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming.

  • 2. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de zaken en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 3. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een door het college aan te stellen onafhankelijke deskundige.

Paragraaf 4 Verantwoording en vaststelling van subsidies

Artikel 15 Verantwoording van subsidies van meer dan € 5.000 tot en met € 50.000,-

  • 1. Een aanvraag tot vaststelling van een incidentele subsidie van meer dan € 5.000,- tot en met € 50.000,- wordt binnen dertien weken na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend bij het college ingediend.

  • 2. Een aanvraag tot vaststelling van een structurele subsidie van meer dan € 5.000 tot en met € 50.000 wordt voor 1 juni van het jaar volgend op het tijdvak waarvoor subsidie is verleend bij het college ingediend.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling bevat een financieel en inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 4. Het college kan bepalen dat andere, of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 5. Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger in plaats van een financieel verslag, de jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek overlegt.

  • 6. Het college kan in nadere regels of in de verleningsbeschikking bepalen welke informatie het inhoudelijk of financieel verslag bevat of welke bescheiden moeten worden overgelegd.

Artikel 16 Verantwoording van subsidies van meer dan € 50.000, -

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 50.000,- dan wel meerdere subsidies die in totaal een bedrag van meer dan € 50.000,- beslaan, dient de ontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      uiterlijk dertien weken na het verricht zijn van de activiteiten in geval van incidentele subsidies;

    • b.

      vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend in geval van structurele subsidies of een combinatie van incidentele en structurele subsidies.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring.

  • 3. Het college kan bepalen dat andere, of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 4. De subsidieontvanger als bedoeld in het eerste lid, geeft aan een accountant opdracht tot onderzoek van de jaarrekening als bedoeld in artikel 393 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 5. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het gestelde in het vierde lid.

  • 6. Bij een onderzoek als bedoeld in het vierde lid onderzoekt de accountant of de verantwoording voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met de verantwoording verenigbaar is.

  • 7. In nadere regels of bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de in het vierde lid bedoelde opdracht tevens strekt tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 8. De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het verslag. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van deze verklaring.

Artikel 17 Beslistermijnen op aanvragen tot vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op aanvragen om subsidie tot en met € 5.000,-.

  • 3. Het college kan categorieën van subsidies of ontvangers aanwijzen waarvoor de subsidie wordt vastgesteld zonder dat de ontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 15, eerste en tweede lid of artikel 16, eerste lid is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Paragraaf 5 Overige bepalingen

Artikel 18 Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 6, derde lid, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één termijn plaats.

  • 2. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, worden in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en termijnen van de voorschotten bepaald.

Artikel 19 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 1 tot en met 3, buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de subsidieaanvrager of -ontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2. Het van toepassing verklaren van het eerste lid wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Paragraaf 6 Slotbepalingen

Artikel 20 Intrekking

De Subsidieverordening Zeevang 2008, vastgesteld 27 november 2007, en de Bijzondere subsidieverordening peuterspeelzalen Zeevang, vastgesteld 6 november 2012, worden ingetrokken.

Artikel 21 Overgangsbepaling

  • 1. Deze verordening is van toepassing op aanvragen om subsidie die zijn ingediend op of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

  • 2. Op subsidies die zijn verstrekt of aangevraagd maar nog niet zijn afgehandeld voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, is de Subsidieverordening Zeevang 2008 van toepassing zoals deze luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 december 2013.

Artikel 23 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Zeevang.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zeevang van 12 november 2013,

de griffier, de voorzitter,

mr. T.G. Heikens. H.C. Heerschop.

Toelichting

Toelichting Algemene subsidieverordening Zeevang

Algemeen

Aanleiding

Een actualisatie van het subsidiebeleid van de gemeente Zeevang was dringend gewenst. Dit subsidiebeleid bestond uit de Subsidieverordening Zeevang 2008 (hierna: SVZ 2008) en het beleidskader Subsidiebeleid Zeevang 2008. De wens bestond een nieuwe algemene subsidieverordening door de raad te laten vaststellen en voor de specifieke subsidiabele activiteiten nadere regels te laten vaststellen door het college met als uitgangspunt van de regelingen de modellen van de VNG.

Subsidies werden vaak op grond van de SVZ 2008 verleend in combinatie met beleid en beleidsregels waarin het één en ander was opgenomen over subsidieverstrekking. De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) eist echter van gemeenten dat de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt, concreet worden omschreven in subsidieverordeningen of in nadere regels (het wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 4:23, eerste lid, Awb). In de Algemene subsidieverordening Zeevang is nu uitdrukkelijk geregeld dat het college nadere regels vaststelt waarin onder meer de concrete subsidiabele activiteiten zijn omschreven (artikel 3, eerste en tweede lid). Nadere regels hebben ook als voordeel dat daarin verplichtingen aan de subsidieontvangers kunnen worden opgelegd. In beleidsregels kan dat niet.

Ontwikkelingen zoals het verminderen van administratieve lasten en het afstemmen van de zwaarte van de controle op de omvang van de subsidie, waren eveneens aanleiding om de SVZ 2008 te vernieuwen. Ook heeft een vereenvoudiging plaatsgevonden door het aantal verschillende subsidiesoorten terug te brengen tot twee: de structurele en de incidentele subsidie.

De Algemene subsidieverordening Zeevang benoemt de beleidsterreinen waarop subsidies kunnen worden verstrekt; dat zijn in feite alle beleidsterreinen waarop de gemeente zich begeeft. Doel van de Algemene subsidieverordening Zeevang is een uniforme procedure te creëren voor de subsidies die op grond van de nadere regels worden verstrekt.

Uitgangspunten Algemene subsidieverordening Zeevang

Aan de Algemene subsidieverordening Zeevang liggen de volgende uitgangspunten ten grondslag:

  • .

    Duurzaam en gebruiksvriendelijk. Net als het Subsidiebeleid 2008, moet de Algemene subsidieverordening Zeevang de komende jaren weer een duidelijk kader bieden waarbinnen subsidieaanvragen worden behandeld. Een duurzame verordening betekent dat de verordening vooral algemene bepalingen bevat, zodat veel verschillende situaties eronder kunnen worden geschaard en niet om de haverklap een wijziging van de verordening noodzakelijk is. In nadere regels zijn de subsidiabele activiteiten en specifieke bepalingen opgenomen. Deze regels mogen afwijken van de Algemene subsidieverordening Zeevang, maar uitgangspunt is dat de algemene bepalingen van de algemene subsidieverordening zo veel mogelijk worden toegepast.

  • .

    Eenvoudig, efficiënt en helder subsidieproces. Het subsidieproces is zo eenvoudig en helder mogelijk gehouden, zodat bij de uitvoering zo min mogelijk onduidelijkheden ontstaan voor zowel de subsidieaanvrager, het gemeentebestuur als de betrokken ambtenaren.

  • .

    Aansluitend op praktijk Zeevang. Het subsidieproces zoals beschreven in de Algemene subsidieverordening Zeevang, sluit aan op het feitelijke besluitvormingsproces zoals dat in de gemeentelijke organisatie verloopt. Zo zijn de indienings- en beslistermijnen afgestemd op de planning- en controlecyclus van de gemeente Zeevang zodat een goedkeurende verklaring van de accountant in verband met de rechtmatigheidscontrole kan worden verkregen.

  • .

    In overeenstemming met hogere regelgeving zoals de Awb. Naast de Algemene subsidieverordening Zeevang en de nadere regels is ook de Awb van toepassing op subsidierelaties. Titel 4.2 Awb bevat een groot aantal subsidieregels waarmee de Algemene subsidieverordening Zeevang niet in strijd mag zijn.

  • .

    Uitwerking in nadere regels. De wens een duurzame verordening tot stand te brengen, betekent automatisch dat diverse bepalingen uit de Algemene subsidieverordening Zeevang worden uitgewerkt in nadere regels. Het betreft onder andere artikel 3, eerste en tweede lid. Het college van burgemeester en wethouders moet in nadere regels specificeren welke activiteiten worden gesubsidieerd.

Reikwijdte Algemene subsidieverordening Zeevang

De Awb verplicht de gemeente in subsidieverordeningen aan te geven voor welke activiteiten een subsidie kan worden verkregen. De Algemene subsidieverordening Zeevang vermeldt de beleidsterreinen waarop subsidies kunnen worden verstrekt; de nadere regels vermelden de activiteiten. De beleidsterreinen voor mogelijk te subsidiëren activiteiten zijn in artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Zeevang benoemd en sluiten aan bij de programma's zoals vermeld in de begroting van Zeevang:

  • a.

    algemeen bestuur;

  • b.

    financiën;

  • c.

    openbare orde, veiligheid en rampenbestrijding;

  • d.

    wegen en waterwegen;

  • e.

    economische zaken;

  • f.

    onderwijs;

  • g.

    sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening (welzijn);

  • h.

    leefomgeving en milieu;

  • i.

    ruimtelijke ordening.

Artikel 2 geeft ook aan dat subsidie alleen wordt verstrekt voor zover de subsidiabele activiteiten in nadere regels zijn omschreven. Subsidieverstrekking is namelijk alleen toegestaan wanneer er een wettelijke grondslag voor bestaat. Die wettelijke grondslag - het wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 4:23, eerste lid, van de Awb - is opgenomen in de nadere regels. Een aanvraag om subsidie voor een activiteit die niet op grond van een nadere regel subsidiabel is, moet worden afgewezen! Dit ligt alleen anders wanneer een aparte subsidieverordening is vastgesteld of één van de uitzonderingen op het vereiste van een wettelijk voorschrift van toepassing is. Die uitzonderingen zijn opgenomen in artikel 4:23, derde lid, van de Awb. Kort gezegd gaat het om:

  • -

    subsidies voor spoedeisende activiteiten;

  • -

    Europese subsidies;

  • -

    subsidies op basis van een begrotingspost;

  • -

    subsidies in incidentele gevallen, waarvoor geen beleid is vastgesteld.

De bevoegdheid te beslissen op aanvragen om een subsidie op grond van artikel 4:23, derde lid, Awb ligt bij de gemeenteraad. Op deze subsidies is de Algemene subsidieverordening Zeevang niet van toepassing (artikel 2, derde lid, Algemene subsidieverordening Zeevang).

Het tweede lid van artikel 2 regelt dat de gemeenteraad verordeningen vast kan stellen waarop de Algemene subsidieverordening Zeevang niet van toepassing is. Op dit moment geldt dit voor o.a. de Subsidieverordening oud papier gemeente Zeevang en de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning gemeente Zeevang, 2010.

Inhoud en opbouw Algemene subsidieverordening Zeevang

De Algemene subsidieverordening Zeevang bestaat uit zes paragrafen:

Paragraaf 1 – Inleidende bepalingen

Paragraaf 2 – Aanvraag en verlening van de subsidie

Paragraaf 3 – Verplichtingen van de ontvanger van een subsidie

Paragraaf 4 – Verantwoording en vaststelling van subsidies

Paragraaf 5 – Overige bepalingen

Paragraaf 6 – Slotbepalingen

Korte toelichting per paragraaf

Paragraaf 1, de inleidende bepalingen, omvat onder meer de begripsbepalingen, de reikwijdte van de verordening en bepalingen waarin bevoegdheden worden neergelegd bij het college. Bepalingen over de indiening van aanvragen waaronder een aantal (facultatieve) weigeringsgronden zijn opgenomen in paragraaf 2. In paragraaf 3 staan de verplichtingen die een subsidieontvanger (kunnen) worden opgelegd. Niet-naleving van verplichtingen kan op grond van de Awb leiden tot het intrekken, wijzigen of lager vaststellen van de subsidie. De verplichtingen maken het mogelijk een goed zicht te krijgen of te houden op het verloop van de gesubsidieerde activiteiten en de (financiële) ontwikkelingen.

Paragraaf 4 gaat over de verantwoording en de vaststelling van subsidies. Op grond van de Awb moet iedere subsidie worden vastgesteld. In dat kader wordt rekening en verantwoording afgelegd over de al dan niet verrichte activiteiten. Bij de vaststelling wordt nagegaan of, en in welke mate, de activiteiten zijn verricht en de verplichtingen zijn nagekomen. Als de activiteiten zijn uitgevoerd overeenkomstig de verlening, dan wordt de subsidie vastgesteld op het verleningsbedrag. Zijn er echter minder activiteiten uitgevoerd, dan kan de subsidie op een lager bedrag worden vastgesteld. Welk bedrag dat is, hangt af van de wijze waarop de subsidie berekend wordt en hoe duidelijk de relatie is tussen de omvang van de subsidiabele activiteiten en de omvang van de subsidie. De situatie kan zich ook voordoen dat de activiteiten wel zijn verricht, maar dat niet aan de verplichtingen is voldaan die aan de subsidieverlening zijn verbonden, zoals het indienen van een aanvraag tot vaststelling van de subsidie of het verrichten van activiteiten onder deskundige begeleiding. Ook in die situatie kan de subsidie lager worden vastgesteld. De omvang van de verlaging hangt af van het belang van de verplichting. Een uitzondering voor het indienen van een aanvraag na afloop van de activiteiten geldt voor subsidies tot en met € 5.000,-. Subsidies tot dit bedrag worden in beginsel zonder voorafgaande verlening en voorafgaand aan de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt verstrekt, vastgesteld. Paragraaf 5 bevat een aantal overige bepalingen over betaling en bevoorschotting, uurtarief en kostenbegrippen en de hardheidsclausule. Paragraaf 6 bevat de gebruikelijke slotbepalingen: de intrekking van de bestaande subsidieverordening, het overgangsrecht, de datum van inwerkingtreding van de nieuwe verordening en de citeertitel.

Verhouding Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Titel 4.2 van de Awb bevat specifieke bepalingen die van toepassing zijn op subsidies. De bepalingen uit de Awb gelden naast de Algemene subsidieverordening Zeevang en de nadere regels. De Algemene subsidieverordening Zeevang en de nadere regels mogen niet in strijd zijn met de Awb. Sommige bepalingen uit de Awb bieden de mogelijkheid eigen regels te stellen, andere hebben een dwingend karakter. Zo ligt de definitie van een subsidie bijvoorbeeld vast (artikel 4:21 Awb). Volgens deze bepaling wordt onder een subsidie verstaan: “de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten”. Iedere financiële relatie tussen de gemeente en een burger of instelling die voldoet aan de kenmerken van de definitie, is een subsidie. Ook wanneer die relatie wordt vormgegeven als opdracht of overeenkomst. Ook bevat de Awb een regeling voor de situaties waarin een subsidie lager vastgesteld, ingetrokken, gewijzigd of beëindigd mag worden. Daarom zijn over deze onderwerpen geen regels in de Algemene subsidieverordening Zeevang opgenomen.

Verhouding nadere regels

Artikel 3 geeft het college de bevoegdheid nadere regels vast te stellen waarin diverse onderwerpen zijn geregeld. De Algemene subsidieverordening Zeevang bevat alleen algemene bepalingen die - uit een oogpunt van uniformiteit en voor zover mogelijk - van toepassing zijn op alle subsidies die op grond van nadere regels worden verstrekt. De nadere regels bevatten de omschrijving van de subsidiabele activiteiten en de specifieke voorwaarden en verplichtingen die voor de subsidiabele activiteiten gelden. Omdat de subsidiabele activiteiten zo verschillend zijn, kunnen niet alle regels in de Algemene subsidieverordening Zeevang worden opgenomen. Voor klimaatsubsidies worden bijvoorbeeld andere gegevens ingediend en worden andere verplichtingen opgelegd dan voor subsidies voor kunst en cultuur.

Artikelgewijze toelichting

Paragraaf 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

De afkortingen en begrippen die in het artikel zijn opgenomen, zijn beperkt tot het hoogst noodzakelijke. Definities van begrippen als subsidie, subsidieplafond of aanvrager zijn niet opgenomen, omdat de Awb al een definitie bevat of omdat het begrip voor zichzelf spreekt. Naast een aantal afkortingen wordt in artikel 1 aangegeven welke subsidies worden onderscheiden:

  • -

    incidentele subsidie (onder c);

  • -

    structurele subsidie (onder d).

Incidenteel - Structureel

  • -

    Een incidentele subsidie wordt verstrekt voor eenmalige activiteiten of periodiek terugkerende activiteiten die zich incidenteel (jaarlijks) voordoen. Wat betreft de laatste categorie kan worden gedacht aan de viering van Koninginnedag, een jaarlijks terugkerend muziekfestival of een evenement dat eens in de vier jaar wordt georganiseerd. Het gaat wel steeds om activiteiten die passen in het beleid en waarvoor nadere regels zijn vastgesteld. Hierin onderscheiden de incidentele subsidies op basis van de verordening zich van de subsidies in incidentele gevallen die op grond van artikel 4:23, derde lid onder d, van de Awb worden verstrekt. Dat zijn subsidies die spontaan worden aangevraagd voor activiteiten waarvoor geen nadere regel of beleid is opgesteld, maar die het gemeentebestuur in dit incidentele geval wel wil subsidiëren.

  • -

    Een structurele subsidie is een subsidie voor een of meer boekjaren verstrekt voor voortdurende activiteiten. Een structurele subsidie wordt verstrekt voor voortdurende activiteiten, die het gehele jaar door worden uitgevoerd. Bij voortdurende activiteiten moet worden gedacht aan activiteiten van een bibliotheek, welzijnsinstelling of bijvoorbeeld sportverenigingen.

In geval van de beëindiging van een subsidie voor voortdurende activiteiten schrijft artikel 4:51 Awb voor dat een redelijke termijn in acht wordt genomen wanneer de subsidie tenminste drie jaar is verstrekt. Voor de eenmalige of periodiek terugkerende activiteiten geldt de eis om een redelijke termijn in acht te nemen, niet.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Zie hiervoor in het algemene deel van de toelichting onder Reikwijdte Algemene subsidieverordening Zeevang.

Artikel 3 Bevoegdheden college

In artikel 3 zijn de bevoegdheden van het college vastgelegd. De volgende bevoegdheden zijn bij het college neergelegd:

  • -

    het vaststellen van nadere regels. Op grond van artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet mag de gemeenteraad bevoegdheden delegeren aan het college. In artikel 3 delegeert de raad de bevoegdheid nadere regels (verordeningen) vast te stellen over de genoemde onderwerpen. Om onderscheid te maken tussen door de raad vastgestelde verordeningen en door het college vastgestelde algemeen verbindende voorschriften, wordt de term nadere regels gebruikt in plaats van verordeningen.

    Het tweede lid specificeert de onderwerpen die in de nadere regels worden geregeld:

  • a.

    op welk beleidsterrein de nadere regel betrekking heeft;

  • b.

    de activiteiten die voor subsidieverstrekking in aanmerking komen;

  • c.

    voor zover van toepassing: de aanwijzing van beoogde doel(en) en doelgroep(en);

  • d.

    de gegevens en bescheiden die bij een aanvraag om (vaststelling van de) subsidie worden ingediend;

  • e.

    de aanvullende verplichtingen die aan de subsidieverstrekking worden of kunnen worden verbonden;

  • f.

    welke andere voorwaarden van toepassing zijn.

    Het artikel in de nadere regels dat regelt voor welke activiteiten een subsidie wordt verstrekt, is de grondslag van de subsidies als bedoeld in artikel 4:23, eerste lid, Awb. Naar dit artikel uit de betreffende nadere regeling moet in een verleningsbeschikking of vaststelling zonder voorafgaande verlening, worden verwezen.

  • -

    het college is niet alleen bevoegd nadere regels vast te stellen, maar mag in die nadere regels ook afwijken van termijnen bepaald in de subsidieverordening. Dit omdat er wellicht termijnen worden vastgesteld in de Algemene subsidieverordening Zeevang die niet voor iedere subsidie haalbaar zijn. Het derde lid maakt afwijken daarom mogelijk.

  • -

    de uitvoering van de subsidieverordening, inclusief het beslissen op alle subsidieaanvragen en het nemen van andere subsidiebesluiten. Te denken valt aan het intrekken of wijzigen van subsidies, het beëindigen van subsidierelaties, het beslissen op aanvragen om een voorschot, het opschorten van de betaling van de subsidie of een voorschot en andere besluiten (vierde lid).

  • -

    het vaststellen van subsidieplafonds en de regels die aangeven hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld wanneer wordt 'overvraagd'. De verdeelregels bepalen dus hoe het beschikbare budget wordt verdeeld over de subsidieaanvragers, wanneer de omvang van de toe te kennen subsidies hoger is dan het beschikbare budget (vijfde lid).

Paragraaf 2 Aanvraag van de subsidie

Artikel 4 Bij aanvraag in te dienen gegevens

De subsidieprocedure start met een aanvraag om subsidie. Aan welke eisen de aanvraag moet voldoen staat in afdeling 4.1.1. van de Awb. In aanvulling daarop worden in het eerste en tweede lid eisen gesteld. De bevoegdheid van het college nadere regels te stellen met betrekking tot de door de aanvrager te overleggen gegevens is geregeld in het derde lid. Het college kan zo desnoods per geval regelen welke gegevens dienen te worden verstrekt, waarbij het uitgangspunt is dat het college dit doet om de administratieve en bestuurlijke lasten voor alle betrokkenen zo beperkt mogelijk te houden. Zo kan het college bijvoorbeeld bepalen dat voor duidelijk bepaalde categorieën subsidies met minder dan de standaard te overleggen gegevens kan worden volstaan.

Artikel 5 Aanvraagtermijnen voor subsidies

Ten behoeve van een uniforme procedure zijn de indienings- en beslistermijnen op subsidieaanvragen in de Algemene subsidieverordening Zeevang opgenomen:

  • -

    incidentele subsidies worden acht weken voor aanvang van de activiteiten ingediend. Dat is de termijn die minimaal nodig is om aanvragers voorafgaand aan de activiteiten aan te kunnen geven of de subsidie wordt verleend. De beslistermijn op deze aanvragen is dertien weken (artikel 6, eerste lid). Bij indiening van een aanvraag acht weken van tevoren loopt de aanvrager dus het risico dat hij niet voor aanvang van de activiteiten de zekerheid heeft dat hij een subsidie ontvangt. Dit maakt waarschijnlijk niet veel verschil, omdat de beslissing of de activiteiten doorgaan zonder subsidie al eerder zal zijn genomen.

  • -

    structurele subsidies worden vóór 1 juni van het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak ingediend.

Wanneer een aanvrager te laat is met zijn aanvraag, kan het college besluiten de aanvraag alsnog in behandeling te nemen (derde lid). Het is aan het college om de afweging te maken of behandeling nog mogelijk is. Dit zal bijvoorbeeld afhangen van de vraag of het beschikbare budget op het moment van indiening al verdeeld is; in dat geval zou toewijzing van de aanvraag kunnen leiden tot overschrijding van het subsidieplafond en dat is niet toegestaan op grond van artikel 4:25, tweede lid, Awb. In dat geval zal de aanvraag buiten behandeling blijven.

Artikel 6 Beslistermijnen voor subsidieaanvragen

Voor incidentele subsidies geldt een beslistermijn van dertien weken na ontvangst van de aanvraag. Op de structurele subsidies beslist het college uiterlijk vier weken na de datum van vaststelling door de gemeenteraad van de begroting voor het jaar waarvoor de subsidie is aangevraagd. Vanzelfsprekend is het streven naar een besluit vóór aanvang van de te subsidiëren activiteiten. Voor zover een aanvraag niet compleet is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag aan te vullen (verplicht op grond van artikel 4:5 Awb). De beslistermijn wordt opgeschort vanaf de dag nadat de aanvrager is uitgenodigd de aanvraag aan te vullen tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de termijn daarvoor is verstreken (artikel 4:15, eerste lid onder a, Awb). Wordt de aanvraag niet of niet voldoende aangevuld, dan kan de aanvraag buiten behandeling worden gelaten. Dat besluit moet worden genomen binnen vier weken nadat de hersteltermijn ongebruikt is verlopen of de aanvraag onvoldoende is aangevuld (artikel 4:5, vierde lid Awb).

In Zeevang worden de subsidies tot en met € 5.000,- zonder voorafgaande verlening vastgesteld. Het college kan hiervan afwijken en ook hogere subsidies zonder verlening vaststellen (artikel 6, derde en vierde lid, van de Algemene subsidieverordening Zeevang). Dit kan gewenst zijn om te voorkomen dat ten behoeve van een subsidiabele activiteit twee procedures gevolgd moeten worden; bijvoorbeeld wanneer op grond van dezelfde nadere regels de ene vereniging recht heeft op een bedrag van € 4.500,-, de ander op € 5.500,-. Het kan ongewenst zijn dat in deze situatie verschillende procedures moeten worden gevolgd. In de regel zal de vaststelling van deze subsidies voorafgaand aan de activiteiten plaatsvinden. Op het moment van vaststelling kan nog niet worden nagegaan of de activiteiten daadwerkelijk worden uitgevoerd. De subsidies worden dus in goed vertrouwen verstrekt. Artikel 4:43 Awb maakt het wel mogelijk verplichtingen aan een dergelijke vaststellingsbeschikking te verbinden. Desgewenst kan het college dus bepalen dat de subsidieontvanger achteraf nog moet aantonen dat de activiteiten zijn uitgevoerd.

Artikel 7 Weigeringsgronden

De redenen om een subsidie te weigeren zijn opgenomen in artikel 7. Aan de vraag of een weigeringsgrond van toepassing is, komt het college pas toe wanneer aan alle voorwaarden op grond van de Algemene subsidieverordening Zeevang en aan nadere regels om in aanmerking te komen voor een subsidie, is voldaan. Met andere woorden: wanneer is vastgesteld dat de aanvraag een subsidiabele activiteit betreft, tijdig is ingediend, aan de betreffende aanvrager kan worden verstrekt, etcetera, dan wordt beoordeeld of een weigeringsgrond van toepassing is.

Naast de weigeringsgronden in de Awb (artikelen 4:25, tweede lid en artikel 4:35) zijn in de Algemene subsidieverordening Zeevang aanvullende weigeringsgronden opgenomen. Deze spreken voor zich. Het is mogelijk dat de weigeringsgronden verder worden uitgewerkt door het college in de nadere regels of beleidsregels. Het college zou bijvoorbeeld in kunnen vullen hoe groot het vermogen van een subsidieaanvrager mag zijn om nog in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie of welke contributie minimaal door de subsidieaanvrager bij de leden in rekening moet worden gebracht.

De weigeringsgronden in de Awb betreffen:

  • -

    overschrijding van het subsidieplafond (artikel 4:25, tweede lid);

  • -

    er is een gegronde reden om aan te nemen dat de activiteiten niet (geheel) worden uitgevoerd, dat de verplichtingen niet worden nageleefd of dat niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording wordt afgelegd (artikel 4:35, eerste lid);

  • -

    er zijn onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt waardoor een ander besluit is genomen dan wanneer de volledige of juiste gegevens zouden zijn verstrekt (artikel 4:35, tweede lid);

  • -

    de aanvrager is failliet verklaard, aan hem is surséance van betaling verleend of de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen is op hem van toepassing verklaard dan wel er is een verzoek daartoe bij de rechtbank ingediend.

Artikel 8 Verlening subsidie regelt wijze verantwoording

Het college geeft al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat het degene aan wie de subsidie is toegekend van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij dient te voldoen. In het tweede lid is geregeld dat het college de ontvanger verplichtingen kan opleggen. Daarbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld het verzekeren van de zaken die voor uitvoering van de activiteit noodzakelijk zijn, arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de subsidieontvanger, reservevorming en dergelijke.

Het is van belang in de verleningsbeschikking op een heldere manier aan te geven op welke wijze het subsidiebedrag bij de vaststelling wordt berekend. Wordt de subsidie vastgesteld aan de hand van de werkelijke kosten, mag binnen de begroting met kosten of uren worden geschoven, welke gevolgen heeft het uitvoeren van minder activiteiten dan afgesproken voor het subsidiebedrag? Er onbedoeld problemen ontstaan bij de verantwoording wanneer de afspraken over de wijze van berekening van het subsidiebedrag niet duidelijk zijn. Stel dat subsidie wordt gegeven voor het realiseren van een natuurlijke erfafscheiding. De subsidieontvanger heeft in zijn plan aangegeven 50 bomen te willen planten. De erfafscheiding is gerealiseerd; alleen zijn er twee bomen overleden zodat nog 48 bomen resteren. Afhankelijk van de formulering van de subsidiabele activiteit kan er discussie ontstaan of het feit dat er geen 50 maar 48 bomen zijn gerealiseerd op het moment van vaststellen, gevolgen heeft voor de hoogte van het subsidiebedrag.

Paragraaf 3 Verplichtingen van de ontvanger van een subsidie

Algemeen

De verplichtingen die het college aan een subsidie kan verbinden, zijn divers. De Awb geeft het kader in de artikelen 4:37 (standaardverplichtingen), 4:38 (overige doelgebonden verplichtingen) en 4:39 (niet-doelgebonden verplichtingen). In de subsidieverleningbeschikking kunnen altijd verplichtingen worden opgenomen over de standaardonderwerpen die in artikel 4:37 Awb worden genoemd. Het zijn doelgebonden verplichtingen waarvan de wetgever heeft gedacht dat een subsidieverstrekker hieromtrent vrijwel altijd verplichtingen zal willen opleggen. De drempel om dit te doen is daarom zo laag mogelijk gehouden; de Algemene subsidieverordening Zeevang of de nadere regels hoeven hierover niets te bepalen, de verplichtingen kunnen op het moment van verlening van de subsidie nog worden opgelegd. Dit geldt ook voor de subsidies die zonder voorafgaande verlening direct worden vastgesteld voor aanvang van de activiteiten; ook aan deze vaststellingen kunnen nog verplichtingen worden verbonden.

Voor het kunnen opleggen van overige doelgebonden verplichtingen is een basis in de Algemene subsidieverordening of de nadere regels vereist (artikel 4:38 Awb). In de Algemene subsidieverordening Zeevang is de bepaling opgenomen dat het college bevoegd is dergelijke doelgebonden verplichtingen op te leggen (artikel 13); deze verplichtingen kunnen op basis daarvan worden opgenomen in de nadere regels dan wel in de subsidieverleningsbeschikking. Een derde categorie verplichtingen die de Awb benoemd zijn de niet-doelgebonden verplichtingen (artikel 4:39 Awb). Met niet-doelgebonden verplichtingen beoogt een bestuursorgaan een beleidsdoel te realiseren dat niet met de subsidie zelf wordt beoogd. Een voorbeeld van een niet-doelgebonden verplichting is de verplichting de activiteiten uit te voeren met milieuvriendelijk papier; op deze manier wordt geprobeerd een instelling duurzaam te laten werken, terwijl de subsidie zelf bijvoorbeeld ziet op het in beweging krijgen van inwoners van de gemeente. Een niet-doelgebonden verplichting moet altijd betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd. In Zeevang bestaat momenteel geen behoefte aan de mogelijkheid niet-doelgebonden verplichtingen op te leggen. Deze mogelijkheid is daarom niet in de Algemene subsidieverordening Zeevang opgenomen.

Artikel 9 Meldingsplicht

Het is van belang op de hoogte te zijn van ontwikkelingen bij de subsidieontvanger die hoogstwaarschijnlijk leiden tot het niet (geheel) verrichten van de activiteiten, het niet (geheel) voldoen aan de subsidieverplichtingen of aanmerkelijke verschillen tussen de begrote en werkelijke inkomsten en uitgaven. Wanneer het college op de hoogte is van dergelijke ontwikkelingen kan het tussentijds eventueel ingrijpen door afspraken te maken met de subsidieontvanger of door de subsidie (gedeeltelijk) in te trekken of te wijzigen op grond van artikel 4:48 Awb. Tussentijds ingrijpen kan voorkomen dat in het kader van de vaststelling wordt geconstateerd dat de subsidie op een lager bedrag dan verleend moet worden vastgesteld en dat het teveel aan voorschotten dat is verstrekt, moet worden teruggevorderd. De verplichting aanmerkelijke verschillen tussen de begrote en werkelijke inkomsten te melden geldt alleen voor subsidies van meer dan € 5.000,-. Bij de subsidies tot en met € 5.000,- geldt dat de subsidie op basis van vertrouwen zonder voorafgaande verlening wordt vastgesteld vanwege de omvang van de subsidie. Daarom gelden ook minder verplichtingen.

Artikel 10 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

In dit artikel zijn de overige verplichtingen van de ontvanger van de subsidie opgenomen. Het betreft de schriftelijke informatieverstrekking in aanvulling op situaties als in artikel 9 benoemd en handelingen waarvoor de subsidieontvanger toestemming nodig heeft van het college. Niets belet de gemeente overigens om in geval van signalen over ontwikkelingen bij de subsidieontvanger, zelf contact op te nemen en om nadere stukken te vragen.

Artikel 11 Administratieverplichtingen

Het is van belang dat de subsidieontvangers over een goed ingerichte, duidelijke administratie beschikken. Daarom geldt standaard de verplichting zorg te dragen voor een administratie waaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde informatie alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan. De administratie en de daartoe behorende bescheiden moeten op grond van de belastingwetgeving gedurende zeven jaren worden bewaard.

Artikel 12 Egalisatiereserve

De situatie waarin een egalisatiereserve noodzakelijk is om tegenvallers op te kunnen vangen, kan zich voordoen bij de grotere instellingen. In die gevallen en voor zover het een subsidie van meer dan

€ 25.000,- betreft, kan het college de verplichting opleggen een egalisatiereserve te vormen. De bepaling heeft dezelfde strekking als artikel 4:72 van de Awb; dat artikel is opgenomen in de facultatieve afdeling 4.2.8. Die afdeling is te zwaar of te afwijkend van de procedure in Zeevang om in zijn geheel van toepassing te verklaren op subsidies van meer dan € 25.000,-.

Artikel 13 Doelgebonden verplichtingen ex artikel 4:38 van de Awb

Het college kan naast de standaardverplichtingen zoals genoemd in artikel 4:37 Awb ook andere doelgebonden verplichtingen opleggen zoals bedoeld in artikel 4:38 Awb. Doelgebonden wil zeggen dat het verplichtingen betreft die nodig of geschikt zijn om het doel te bereiken dat met de subsidie wordt beoogd. Per subsidiabele activiteit kunnen de verplichtingen verschillen. Het college kan de doelgebonden verplichtingen opnemen in de nadere regels of in de verleningsbeschikking.

Artikel 14 Vergoeding voor met subsidie opgebouwd vermogen

Artikel 4:41 van de Awb biedt de mogelijkheid in bepaalde gevallen een vergoeding te vragen van met de subsidie behaald vermogensvoordeel, wanneer dit in een wettelijk voorschrift is bepaald. De gemeente Zeevang hecht eraan dat de subsidies worden besteed aan activiteiten en niet leiden tot ongewenste vermogensvorming. Per subsidiabele activiteit wordt beoordeeld of in de nadere regels een verplichting tot vermogensvergoeding wordt opgenomen.

Omdat het niet redelijk en doenlijk is iedere vermogenstoename af te romen, is de vergoedingplicht aan enkele beperkingen gebonden (artikel 4:41, tweede lid, Awb) en alleen verschuldigd indien:

  • -

    de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • -

    de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • -

    de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • -

    de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd;

  • -

    de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd of

  • -

    de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Artikel 4:41 Awb eist dat het wettelijk voorschrift vastlegt hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald. Dit is gebeurt in het tweed en derde lid van artikel 14.

Paragraaf 4 Verantwoording en vaststelling van de subsidies

Algemeen

Een bestuursorgaan is verplicht een verstrekte subsidie vast te stellen. Wanneer de subsidie eerst is verleend, vindt de vaststelling na afloop van de activiteiten plaats. De beslistermijnen uit paragraaf 4 zijn van toepassing. Indien de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en de verplichtingen nageleefd, dan wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag dat is verleend.

Een subsidie vaststellen op een hoger bedrag dan is verleend, is niet mogelijk. Lager vaststellen kan wel (artikel 4:46, tweede lid, Awb):

  • -

    wanneer de activiteiten niet (allemaal) zijn verricht;

  • -

    wanneer de verplichtingen niet zijn nageleefd;

  • -

    wanneer onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de juiste of volledige gegevens zouden tot een andere beschikking hebben geleid;

  • -

    wanneer de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Wanneer blijkt dat de activiteiten niet of gedeeltelijk hebben plaatsgevonden, is de ontvanger uitleg verschuldigd en wordt aan de hand daarvan beoordeeld of de vaststelling moet worden ingetrokken of worden gewijzigd ten nadele van de ontvanger (artikel 4:49 Awb). Ook kan in geval van een structurele subsidie worden beoordeeld of het reëel is te verwachten dat de activiteiten het komende jaar wel zullen worden uitgevoerd. Zo niet, dan ligt het voor de hand voor een volgend tijdvak de subsidie te weigeren op grond van artikel 4:35 Awb.

In Zeevang worden de subsidies tot en met € 5.000,- zonder voorafgaande verlening vastgesteld (artikel 6, derde lid). Op die subsidies heeft deze paragraaf geen betrekking.

Artikel 15 Verantwoording van subsidies van meer dan € 5.000,- tot en met € 50.000,-

Alle subsidies moeten worden vastgesteld. In de regel gebeurt dat op basis van een aanvraag. Wanneer geen aanvraag wordt ingediend of de te leveren gegevens ontbreken, dan wordt de subsidieontvanger in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag of de gegevens alsnog binnen een bepaalde termijn in te dienen. Laat hij dit na, dan is het college bevoegd de subsidie ambtshalve vast te stellen. De aanvrager loopt dan het risico dat de subsidie lager of op nihil wordt vastgesteld omdat er geen gegevens zijn aan de hand waarvan het college kan toetsen of aan alle vereisten is voldaan.

Een subsidie van meer dan € 5.000,- tot maximaal € 50.000,- wordt in beginsel na een verleningsbeschikking en na afloop van de activiteiten vastgesteld. In een enkel geval kan een subsidie van meer dan € 5.000,- zonder voorafgaande verlening worden vastgesteld op grond van artikel 6, vierde lid van de verordening. Normaal gesproken wordt vastgesteld op basis van een aanvraag tot vaststelling. Om te kunnen beoordelen op welk bedrag de subsidie moet worden vastgesteld, moet een inhoudelijk en financieel verslag met betrekking tot de gesubsidieerde activiteiten worden aangeleverd. Het college kan bij de subsidieverlening bepalen dat de subsidieontvanger in plaats van een financieel verslag de jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek overlegt (tweede lid). Dit ligt voor de hand wanneer het een instelling betreft die verplicht is een jaarrekening op te stellen.

Het college kan in de nadere regels of in de verleningsbeschikking voorschrijven welke informatie het inhoudelijk en financieel verslag moet bevatten of welke bescheiden daarbij moeten worden overgelegd. Dit stelt het college in staat per subsidiabele activiteit precies die informatie te vragen die nodig is om de subsidie vast te kunnen stellen.

Artikel 16 Verantwoording van subsidies van meer dan € 50.000,-

Voor subsidies van meer dan € 50.000,- geldt dat een accountantsverklaring moet worden overgelegd. Bij subsidies van een dergelijke omvang verhouden de accountantskosten zich tot de omvang van de subsidie. De accountant moet onderzoeken of het financiële verslag of de jaarrekening voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met de verantwoording verenigbaar is. In nadere regels of bij de subsidieverlening kan de subsidieontvanger ook nog worden verplicht de accountant de opdracht te verstrekken te onderzoeken of de aan de subsidie verbonden verplichtingen zijn nageleefd. De schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het verslag dat de accountant heeft opgesteld, wordt meegezonden met de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

In bijzondere gevallen kan het college instemmen met afwijking van de eis een accountantsonderzoek te laten uitvoeren.

Artikel 17 Beslistermijnen op aanvragen tot vaststelling subsidie

Op aanvragen tot vaststelling van subsidies van meer dan € 5.000,- beslist het college binnen dertien weken na de ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

Paragraaf 5 Overige bepalingen

Artikel 18 Betaling en bevoorschotting

Volgens de systematiek van de Awb vindt betaling van de subsidie plaats binnen zes weken na vaststelling (artikelen 4:52 en 4:87 Awb). Het eerste lid regelt dat de betaling van subsidies die zonder voorafgaande verlening worden vastgesteld in één termijn plaatsvindt. Het is niet noodzakelijk dit te regelen omdat dit ook uit artikel 4:87 Awb voortvloeit. Het college is bevoegd voorschotten te verstrekken wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een betalingsverplichting zal ontstaan (4:95 Awb). Hiervan is sprake na de subsidieverlening. Het tweede lid van artikel 18 schrijft voor dat de hoogte en termijnen van de voorschotten in de verleningsbeschikking worden opgenomen. De subsidieaanvrager hoeft dus geen aanvra(a)g(en) voor bevoorschotting in te dienen of tussentijdse overzichten van prestaties of uitgaven te overleggen. Dit leidt tot lastenbesparingen bij zowel de subsidieontvanger als de subsidieverstrekkende gemeente. Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit is er voor gekozen om de termijnen waarop de (automatische) bevoorschotting plaats vindt niet in de verordening te noemen.

De subsidieontvanger is overeenkomstig artikel 9 verplicht melding te maken van omstandigheden die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. Het college kan vervolgens, indien nodig, door een wijziging van de verleningsbeschikking het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten aanpassen. Na vaststelling van de subsidie wordt het resterende bedrag (het vastgestelde bedrag verminderd met de verleende voorschotten) uitgekeerd aan de subsidieontvanger.

Met de algemene formulering van dit artikel is de mogelijkheid open gelaten om, zonder dat daartoe wijziging van de verordening noodzakelijk is, recht te doen aan de wijziging van de voorschotregeling die beslag heeft gekregen met de invoering van de vierde tranche Awb. Indien in de verleningsbeschikking niet anders is bepaald, vindt betaling van het voorschot binnen zes weken na verzending van de verleningsbeschikking plaats (zie artikel 4:87, eerste lid, van de Awb).

Artikel 19 Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is zo concreet en nauwkeurig mogelijk (dus door het uitzonderen van de specifieke artikelen) aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De afwijking, die niet voorzienbaar was en daarom niet in de verordening is geregeld, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor en bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de algemene subsidieverordening of een deelverordening te worden neergelegd.

Paragraaf 6 Slotbepalingen

Artikel 20 Intrekking

Met de vaststelling van de Algemene subsidieverordening Zeevang is tevens de Subsidieverordening Zeevang 2008, vastgesteld 27 november 2007, en de Bijzondere subsidieverordening peuterspeelzalen Zeevang, vastgesteld 6 november 2012 ingetrokken.

Artikel 21 Overgangsbepaling

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend op of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening, vallen onder de werking van de Algemene subsidieverordening Zeevang. Subsidies die daaraan voorafgaand zijn aangevraagd of verstrekt (verleend of vastgesteld), vallen onder de werking van de Subsidieverordening Zeevang 2008.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Er is voor gekozen een precieze inwerkingtredingsdatum te noemen, namelijk 1 december 2013. Daarmee wordt een duidelijke scheidslijn getrokken tussen de aanvragen waarop de nieuwe Algemene subsidieverordening Zeevang van toepassing is en de situaties waarin de Subsidieverordening Zeevang 2008 nog van toepassing is.

Artikel 23 Citeertitel

Er is gekozen voor een citeertitel die overeenkomt met de titel van de verordening, te weten: Algemene subsidieverordening Zeevang.