Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSVERORDENING van de 18de december 2002 regelende het toezicht op beleggingsinstellingen en administrateurs

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 18de december 2002 regelende het toezicht op beleggingsinstellingen en administrateurs
CiteertitelLandsverordening toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 16-02-2004 (P.B. 2004, no. 16) is vastgesteld bij landsbesluit van 19-02-2004 (P.B. 2004, no. 19).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Landsbesluit h.a.m. ter uitvoering van art. 32 (P.B. 2003, no. 83).

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-2004art. 8, 9, 17, 18

16-02-2004

PB. 2004, no. 16

2003-2004-2805
01-01-2003Nieuwe regeling

18-12-2002

P.B. 2002, no. 137

2002-2003-2710

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING TOEZICHT BELEGGINGS-INSTELLINGEN EN ADMINISTRATEURS.

HOOFDSTUK I Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a) beleggingsmaatschappij:een rechtspersoon die gelden of andere goederen ter collectieve belegging vraagt of heeft verkregen teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen;
b) beleggingsfonds:een niet in een rechtspersoon ondergebracht vermogen waarin ter collectieve belegging gevraagde of verkregen gelden of andere goederen zijn of worden opgenomen teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen;
c) beleggingsinstelling:beleggingsmaatschappij of beleggingsfonds;
d) deelnemer:de aandeelhouder in een beleggingsmaatschappij dan wel de deelgerechtigde in een beleggingsfonds;
e) beheerder:de beleggingsmaatschappij respectievelijk degene die geheel of ten dele belast is met het beheer van het beleggingsfonds;
f) bewaarder:degene die belast is met de bewaring van de activa van de beleggingsinstelling;
g) administratieve diensten:het al dan niet tegen vergoeding verlenen van diensten ten behoeve van beleggingsinstellingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
   1.het voeren van het bestuur van beleggingsinstellingen, waaronder in ieder geval, het beschikbaar stellen van natuurlijke personen of rechtspersonen als directeur, vertegenwoordiger of andere leidinggevende functionaris van een beleggingsinstelling die onder meer belast zijn met het nemen van beslissingen;
   2.het administreren, waaronder in ieder geval, het voeren van boekhouding alsmede het verkrijgen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen of doen functioneren van een beleggingsinstelling;
   3.het verlenen van domicilie en kantoorfaciliteiten ten behoeve van beleggings-instellingen;
h) administrateur:een rechtspersoon die het verrichten van administratieve diensten ten doel heeft;
i) de Bank:de Bank van de Nederlandse Antillen;
j) het gerecht:het Gerecht in Eerste Aanleg;
k) de Minister:de Minister van Financiën.

HOOFDSTUK II Algemene bepaling

Artikel 2

De bepalingen van deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen ten aanzien van een beleggingsinstelling die een beleggingsfonds is, zijn gericht tot de beheerder.

HOOFDSTUK III Het vergunningsstelsel voor beleggingsinstellingen

§ 1 De vergunning
Artikel 3

Het is een ieder verboden in of vanuit de Nederlandse Antillen, gelden of andere goederen ter deelneming in een beleggingsinstelling waaraan geen vergunning is verleend door de Bank, te vragen of te verkrijgen dan wel rechten van deelneming in een dergelijke beleggingsinstelling aan te bieden.

Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op de aanbieding van rechten van deelneming door natuurlijke personen anders dan in de uitoefening van hun beroep of bedrijf.

§ 2 Vergunningsvereisten
Artikel 4
  • 1. De Bank verleent een beleggingsinstelling, op verzoek, een vergunning indien de aanvrager aantoont dat de beleggingsinstelling en de bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden, voldoen aan de bij voorschriften van de Bank te stellen eisen met betrekking tot:

    • a.

      deskundigheid en integriteit;

    • b.

      financiële waarborgen;

    • c.

      bedrijfsvoering; en

    • d.

      aan de deelnemers in de beleggingsinstelling en aan het publiek te verstrekken informatie.

    Deze voorschriften houden tevens in dat het dagelijks beleid van de beleggingsinstelling door niet minder dan twee natuurlijke personen wordt bepaald en dat, indien aanwezig, de Raad van Commissarissen uit ten minste drie leden bestaat.

  • 2. Indien een vergunning voor een beleggingsfonds wordt gevraagd, dient de aanvrager bovendien aan te tonen dat:

    • a)

      de beheerder een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is;

    • b)

      de activa van het beleggingsfonds in bewaring worden gegeven bij een van de beheerder onafhankelijke bewaarder; en

    • c)

      de activa van het beleggingsfonds worden afgescheiden van het vermogen van de beheerder, van de bewaarder alsmede van elke natuurlijke persoon of andere rechtspersoon.

  • 3. De Bank neemt een beslissing omtrent het verzoek tot vergunning binnen 60 dagen na ontvangst van de volledige aanvraag en deelt deze bij aangetekende brief mede.

  • 4. De Bank kan aan een aanvrager een vergunning verlenen indien de aanvrager aantoont dat redelijkerwijs niet volledig kan worden voldaan aan eisen gesteld bij of krachtens het eerste en tweede lid, en hij tevens aantoont dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken anderszins voldoende bereikt zijn.

  • 5. De Bank draagt zorg voor openbaarmaking van de voorschriften bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5

Aan een vergunning kunnen te allen tijde beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden met het oog op een adequate werking van de financiële markten en de positie van de beleggers op die markten, indien feiten en omstandigheden die betrekking hebben op degene voor wie de vergunning geldt dit vereisen.

Artikel 6

Als bewaarder mag slechts optreden een rechtspersoon die in belangrijke mate zijn bedrijf maakt van het bewaren en administreren van beleggingsobjecten ten behoeve van derden.

Artikel 7

Indien de Bank van oordeel is dat van de in de Nederlandse Antillen gevoerde of te voeren naam van de beleggingsinstelling gevaar voor verwarring is te duchten, verlangt zij van de beleggingsinstelling een verklarende vermelding aan de naam toe te voegen.

§ 3 Rapportage aan de Bank/Voorschriften voor beleggingsinstellingen
Artikel 8
  • 1. Iedere beleggingsinstelling is verplicht jaarlijks binnen een door de Bank vast te stellen termijn een jaarrekening ten minste bevattend een balans en een verlies- en winstrekening met bijbehorende toelichting over het afgelopen boekjaar in een door de Bank vast te stellen vorm bij de Bank in te dienen. Hierbij dient ook een verklaring van de externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de directiebrieven te zijn gevoegd.

  • 2. Iedere beleggingsinstelling is verplicht bij de Bank periodiek binnen de daartoe vastgestelde termijnen rapportagestaten nopens haar bedrijf in te dienen.

  • 3. De vorm waarin de in het tweede lid bedoelde staten moeten worden opgemaakt, de achtereenvolgende tijdstippen waarop zij betrekking hebben, en de termijnen binnen welke zij moeten worden ingediend, worden door de Bank bepaald na overleg met de representatieve organisaties, zo deze zijn aangewezen conform artikel 31.

  • 4. Indien de Bank zulks in het belang van een doelmatig toezicht nodig acht, kan zij een beleggingsinstelling opdragen:

    • a)

      staten als bedoeld in het tweede lid, bij haar in te dienen die betrekking hebben op tijdstippen met een kortere tussenpoos of op kortere termijnen dan ingevolge het tweede lid is bepaald;

    • b)

      een verklaring van een externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek over te leggen nopens de in het tweede lid bedoelde staten.

  • 5. Het is de beleggingsinstelling waaraan een vergunning is verleend, verboden haar statuten of reglementen te wijzigen zonder voorafgaande toestemming van de Bank.

  • 6. Een wijziging van de statuten of reglementen, in strijd met het verbod bedoeld in het vijfde lid, is nietig. Op verzoek van de Bank benoemt het gerecht een bewindvoerder met de macht om de gevolgen van de nietige handeling ongedaan te maken.

  • 7. Bij het ongedaan maken van de nietige handeling dient de bewindvoerder mede te handelen in het belang van de deelnemers in de beleggingsinstelling.

Artikel 9
  • 1. Een beleggingsinstelling waaraan een vergunning is verleend en de bewaarder, indien aan de instelling verbonden, zijn verplicht zich te houden aan de door de Bank te stellen voorschriften met betrekking tot deskundigheid, integriteit, financiële waarborgen, bedrijfsvoering en informatieverschaffing.

  • 2. Het is de beleggingsinstelling verboden zonder voorafgaande toestemming van de Bank personen die het dagelijks beleid van de beleggingsinstelling bepalen en, indien aanwezig, de leden van de Raad van Commissarissen te benoemen.

  • 3. De Bank kan op verzoek van de beleggingsinstelling bepalen, dat zij of de bewaarder, indien aan de instelling verbonden, niet behoeft te voldoen aan alle in het eerste lid bedoelde regels indien zij aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet volledig kan worden voldaan en dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken anderszins voldoende bereikt zijn. De Bank kan een beschikking als hiervoor bedoeld wijzigen of intrekken indien naar zijn oordeel de omstandigheden waaronder de beschikking is gegeven zodanig zijn gewijzigd dat de doeleinden die deze wet beoogt te bereiken niet langer worden bereikt.

  • 4. De externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die op grond van de regels, bedoeld in het eerste lid, de jaarrekening van een beleggingsinstelling van een verklaring moet voorzien, meldt de Bank zo spoedig mogelijk elke omstandigheid waarvan hij bij de uitvoering van zijn desbetreffende werkzaamheden kennis heeft gekregen en die:

    • a)

      in strijd is met de eisen die voor het verkrijgen van de vergunning zijn gesteld;

    • b)

      in strijd is met de bij of krachtens deze landsverordening opgelegde verplichtingen;

    • c)

      het voortbestaan van de beleggingsinstelling bedreigt; of

    • d)

      de afgifte van een goedkeurende verklaring omtrent de getrouwheid in gevaar zou kunnen brengen.

  • 4. De externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoeld in het vierde lid zendt onverwijld aan de Bank een afschrift van het verslag als bedoeld in artikel 121, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van de directiebrieven en van de correspondentie die rechtstreeks betrekking heeft op de verklaring als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bij de jaarrekening respectievelijk van enige periodiek bij de Bank in te dienen staten, indien en voor zover de Bank bij deze staten een verklaring als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek nodig acht. Indien de Bank zulks noodzakelijk acht geeft de externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek de Bank een mondelinge toelichting op de jaarrekening en deze stukken.

  • 6. Op de externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, bedoeld in het vierde lid, die naast zijn werkzaamheden voor de beleggingsinstelling ook werkzaamheden uitvoert voor een andere onderneming of instelling, is de meldingsplicht, bedoeld in het vierde lid, van overeenkomstige toepassing indien de beleggingsinstelling dochtermaatschappij is van die andere onderneming of instelling, dan wel indien die andere onderneming of instelling dochtermaatschappij is van de beleggingsinstelling.

  • 7. De externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die op grond van het vierde of zesde lid tot een melding aan de Bank is overgegaan, is niet aansprakelijk voor schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat, gelet op alle feiten en omstandigheden, in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan.

§ 4 Vrijstelling
Artikel 10
  • 1. De Bank kan vrijstelling verlenen van het in artikel 3 vervatte verbod.

  • 2. Aan een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden met het oog op een adequate werking van de financiële markten en de positie van de beleggers op die markten. De beperkingen kunnen uitsluitend worden gesteld ten aanzien van de reikwijdte van de vrijstelling.

§ 5 De intrekking van de vergunning
Artikel 11

De Bank kan een vergunning slechts intrekken:

  • a)

    op verzoek van de houder;

  • b)

    indien de gegevens of bescheiden die zijn verstrekt ter verkrijging van de vergunning zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op het verzoek een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling van het verzoek de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

  • c)

    indien zich omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond waarvan zo zij voor het tijdstip waarop de vergunning werd verleend zich hadden voorgedaan, of bekend waren geweest, de vergunning zou zijn geweigerd;

  • d)

    indien de vergunninghouder of de aan de beleggingsinstelling verbonden bewaarder kennelijk de in artikel 3 bedoelde werkzaamheden niet meer uitvoert;

  • e)

    indien de beleggingsinstelling of de daaraan verbonden bewaarder niet meer voldoet aan de bij of krachtens deze landsverordening gestelde eisen, regels, beperkingen of gegeven voorschriften of andere wettelijke verplichtingen;

  • f)

    indien de beleggingsinstelling of de daaraan verbonden bewaarder niet of niet genoegzaam uitvoering heeft gegeven aan een aanwijzing of een aanzegging van de Bank als bedoeld in artikel 33 respectievelijk artikel 34 of

  • g)

    indien de beleggingsinstelling niet binnen een door de Bank vast te stellen termijn met haar bedrijf daadwerkelijk een aanvang heeft gemaakt.

De intrekking wordt door de Bank bij deurwaardersexploot aan de betrokkene betekend.

Artikel 12
  • 1. Een beleggingsmaatschappij waarvan de vergunning is ingetrokken wordt op verzoek van de Bank door het gerecht ontbonden. Het gerecht wijst één of meer vereffenaars aan.

  • 2. Het vermogen van een beleggingsfonds waarvan de vergunning is ingetrokken moet worden vereffend binnen een door de Bank te bepalen termijn. Het gerecht wijst op verzoek van de Bank één of meer vereffenaars aan.

  • 3. De Bank kan ten aanzien van het beleggingsfonds waaraan op grond van artikel 4 een ver- gunning is verleend ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid, indien de werkzaamheden van het fonds worden voortgezet in een besloten kring. Aan een ontheffing kunnen in het belang van de deelnemers beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.

  • 4. De Bank brengt onverwijld verslag uit aan de Minister omtrent een beleggingsinstelling van welke de vergunning is ingetrokken.

Artikel 13

Indien een beleggingsinstelling de inkoop van haar rechten van deelneming opschort, stelt zij de Bank onverwijld daarvan op de hoogte.

HOOFDSTUK IV Het vergunningsstelsel voor administrateurs

§ 1 De vergunning
Artikel 14

Het is een ieder verboden in of vanuit de Nederlandse Antillen het bedrijf van administrateur uit te oefenen zonder voorafgaande vergunning van de Bank.

§ 2 Vergunningsvereisten
Artikel 15
  • 1. De Bank verleent een administrateur, op verzoek, een vergunning indien de aanvrager aantoont te voldoen aan de bij voorschriften van de Bank te stellen eisen met betrekking tot:

    • a)

      deskundigheid en integriteit; en

    • b)

      bedrijfsvoering.

    Deze voorschriften houden tevens in dat het dagelijks beleid van de administrateur door niet minder dan twee personen wordt bepaald en dat, indien aanwezig, de Raad van Commissarissen uit ten minste drie leden bestaat.

  • 2. De Bank verleent vergunning bij aangetekende brief binnen 60 dagen na ontvangst van een volledige aanvraag.

  • 3. De Bank kan een aanvrager een vergunning verlenen indien de aanvrager aantoont dat redelijkerwijs niet volledig kan worden voldaan aan eisen gesteld bij of krachtens het eerste lid, en hij tevens aantoont dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken anderszins voldoende bereikt zijn.

Artikel 16

Aan de vergunning kunnen te allen tijde beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden met het oog op een adequate werking van de financiële markten en de positie van de beleggers op die markten, indien feiten en omstandigheden die betrekking hebben op degene voor wie de vergunning geldt dit vereist.

§ 3 Rapportage aan de Bank/Voorschriften voor administrateurs
Artikel 17
  • 1. Iedere administrateur is verplicht jaarlijks binnen een door de Bank vast te stellen termijn een jaarrekening ten minste bevattende een balans en een verlies- en winstrekening met bijbehorende toelichting over het afgelopen boekjaar in een door de Bank vast te stellen vorm bij de Bank in te dienen. Hierbij dient ook een verklaring van de externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de directiebrieven te zijn gevoegd.

  • 2. Iedere administrateur is verplicht bij de Bank periodiek binnen de daartoe vastgestelde termijnen een schriftelijk compliance rapport nopens haar bedrijf in te dienen.

  • 3. De vorm waarin de in het tweede lid bedoelde rapport moet worden opgemaakt, de achtereenvolgende tijdstippen waarop zij betrekking hebben, en de termijnen binnen welke zij moeten worden ingediend, worden door de Bank bepaald na overleg met de representatieve organisaties.

  • 4. Indien de Bank zulks in het belang van een doelmatig toezicht nodig acht, kan zij een administrateur opdragen het schriftelijke rapport als bedoeld in het tweede lid, bij haar in te dienen op tijdstippen met een kortere tussenpoos of op kortere termijnen dan ingevolge het tweede lid is bepaald.

  • 5. Het is een administrateur waaraan een vergunning is verleend, verboden zijn statuten of reglementen te wijzigen zonder voorafgaande toestemming van de Bank.

  • 6. Een wijziging van de statuten of reglementen, als bedoeld in het vijfde lid, is nietig. Op verzoek van de Bank benoemt het gerecht een bewindvoerder met de macht om de gevolgen van de nietige handeling ongedaan te maken.

  • 7. Bij het ongedaan maken van de nietige handeling dient de bewindvoerder mede te handelen in het belang van de belanghebbenden.

Artikel 18
  • 1. Een administrateur waaraan een vergunning is verleend, is verplicht zich te blijven houden aan de door de Bank te stellen voorschriften met betrekking tot deskundigheid, integriteit en bedrijfsvoering.

  • 2. Het is de administrateur verboden zonder voorafgaande toestemming van de Bank personen die het dagelijks beleid van de administrateur bepalen en indien aanwezig de leden van de Raad van Commissarissen te benoemen.

  • 3. De Bank kan op verzoek van de administrateur bepalen, dat de administrateur niet behoeft te voldoen aan alle in het eerste lid bedoelde regels indien hij aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet volledig kan worden voldaan en dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken anderszins voldoende bereikt zijn. De Bank kan een beschikking als hiervoor bedoeld wijzigen of intrekken indien naar zijn oordeel de omstandigheden waaronder de beschikking is gegeven zodanig zijn gewijzigd dat de doeleinden die deze wet beoogt te bereiken niet langer worden bereikt.

  • 4. De externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die op grond van de regels, bedoeld in het eerste lid, de jaarrekening van een administrateur van een verklaring moet voorzien, meldt de Bank zo spoedig mogelijk elke omstandigheid waarvan hij bij de uitvoering van zijn desbetreffende werkzaamheden kennis heeft gekregen en die:

    • a)

      in strijd is met de eisen die voor het verkrijgen van de vergunning zijn gesteld;

    • b)

      in strijd is met de bij of krachtens deze landsverordening opgelegde verplichtingen;

    • c)

      het voortbestaan van de administrateur bedreigt; of

    • d)

      de afgifte van een goedkeurende verklaring omtrent de getrouwheid in gevaar zou kunnen brengen.

  • 5. De externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoeld in het vierde lid zendt onverwijld aan de Bank een afschrift van het verslag als bedoeld in artikel 121, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van de directiebrieven en van de correspondentie die rechtstreeks betrekking heeft op de verklaring als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bij de jaarrekening respectievelijk van enige periodiek bij de Bank in te dienen staten, indien en voor zover de Bank bij deze staten een verklaring als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek nodig acht. Indien de Bank zulks noodzakelijk acht geeft de externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek de Bank een mondelinge toelichting op de jaarrekening en deze stukken.

  • 6. Op de externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, bedoeld in het vierde lid, die naast zijn werkzaamheden voor de administrateur ook werkzaamheden uitvoert voor een andere onderneming of instelling, is de meldingsplicht, bedoeld in het vierde lid, van overeenkomstige toepassing indien de administrateur dochtermaatschappij is van de andere onderneming of instelling, dan wel indien de andere onderneming of instelling dochtermaatschappij is van de administrateur.

  • 7. De externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die op grond van het vierde of zesde tot een melding aan de Bank is overgegaan, is niet aansprakelijk voor schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat, gelet op alle feiten en omstandigheden, in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan.

Artikel 19

Een administrateur dient te allen tijde te bewaken dat binnen de beleggingsinstellingen waarvoor hij administratieve diensten verricht voldoende deskundigheid aanwezig is en dat de bestuurders die de beleggingsinstellingen vertegenwoordigen of het beleid van de beleggingsinstellingen bepalen, alsmede anderen die het beleid mede bepalen, integer zijn conform de voorschriften van de Bank. De administrateur dient tevens er voor zorg te dragen dat in redelijkheid de beleggingsinstellingen waarvoor zij administratieve diensten verrichten niet in overtreding zijn van de op hen rustende wettelijke verplichtingen.

Artikel 20

Een administrateur stelt de Bank onmiddellijk op de hoogte indien zij van oordeel is of reden heeft om aan te nemen dat een beleggingsinstelling waarvoor hij administratieve diensten verricht:

  • a)

    niet in staat is of zal zijn aan haar verplichtingen te voldoen;

  • b)

    voorschriften krachtens deze landsverordening of andere wet- en regelgevingen die van toepassing zijn op de beleggingsinstellingen niet naleeft; of

  • c)

    haar bedrijf uitoefent op een manier dat schade toebrengt of kan toebrengen aan de belangen van haar deelnemers of andere deelgerechtigden.

§ 4 Vrijstelling
Artikel 21
  • 1. De Bank kan vrijstelling verlenen van het in artikel 14 vervatte verbod.

  • 2. Aan een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden met het oog op een adequate werking van de financiële markten en de positie van de beleggers op die markten. De beperkingen kunnen uitsluitend worden gesteld ten aanzien van de reikwijdte van de vrijstelling.

§ 5 De intrekking van de vergunning
Artikel 22
  • 1. De Bank kan een vergunning slechts intrekken:

    • a)

      op verzoek van de houder;

    • b)

      indien de gegevens of bescheiden die zijn verstrekt ter verkrijging van de vergunning zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op het verzoek een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling van het verzoek de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

    • c)

      indien zich omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond waarvan zo zij voor het tijdstip waarop de vergunning werd verleend zich hadden voorgedaan, of bekend waren geweest, de vergunning zou zijn geweigerd;

    • d)

      indien de administrateur kennelijk niet meer voldoet aan de in artikel 1 onder h gegeven definitie;

    • e)

      indien de administrateur niet meer voldoet aan de bij of krachtens deze landsverordening gestelde eisen, regels, beperkingen of gegeven voorschriften of andere wettelijke verplichtingen;

    • f)

      indien de administrateur niet of niet genoegzaam uitvoering heeft gegeven aan een aanwijzing of een aanzegging van de Bank als bedoeld in artikel 33 respectievelijk artikel 34; of

    • g)

      indien de administrateur niet binnen een door de Bank vast te stellen termijn met zijn bedrijf daadwerkelijk een aanvang heeft gemaakt.

  • 2. De intrekking wordt door de Bank bij deurwaardersexploot aan de betrokkene betekend.

Artikel 23

Een administrateur waarvan de vergunning is ingetrokken wordt op verzoek van de Bank door het gerecht ontbonden. Het gerecht wijst één of meer vereffenaars aan.

De Bank brengt desgevraagd verslag uit aan de Minister omtrent een administrateur van welke de vergunning is ingetrokken.

HOOFDSTUK V Het register voor beleggingsinstellingen en administrateurs

Artikel 24
  • 1. De Bank houdt een register voor beleggingsinstellingen en administrateurs, waarvan de inrichting in twee hoofdafdelingen als volgt is vastgesteld:

    • -

      Afdeling I - Beleggingsinstellingen

    • -

      Afdeling II – Administrateurs

    De Bank kan de hoofdafdelingen onderverdelen in onderafdelingen voor de door de Bank te onderscheiden categorieën beleggingsinstellingen en administrateurs.

    Een beleggingsinstelling of administrateur waarvan krachtens artikel 3, respectievelijk artikel 14 een vergunning is verleend, wordt door de Bank per gelijke datum als waarop de vergunning is verleend, door de Bank ingeschreven in het register. Inschrijving in meer dan in hoofdafdeling onderscheidenlijk onderafdeling vindt niet plaats.

  • 2. De inschrijving van een beleggingsinstelling of administrateur waarvan de vergunning is ingetrokken wordt doorgehaald.

  • 3. De inschrijving van een beleggingsinstelling of administrateur alsmede de doorhaling worden binnen twee weken na de dag, waarop zij heeft plaatsgehad, medegedeeld in de Curaçaosche courant.

  • 4. De Bank kan bepalen dat de in het derde lid bedoelde mededeling van een doorhaling tot een nader door haar te bepalen tijdstip wordt aangehouden indien openbaarmaking ernstige schade aan de belangen van de deelnemers of belanghebbenden zou kunnen toebrengen.

  • 5. In de maand januari van elk jaar wordt een lijst van de ingeschreven beleggingsinstellingen en administrateurs naar de stand per 31 december van het voorafgaande jaar in de Curaçaosche courant geplaatst.

  • 6. De Bank houdt een afschrift van het register voor een ieder kosteloos ter inzage.

HOOFDSTUK VI Geheimhoudingsplicht en uitwisseling van gegevens of inlichtingen betreffende beleggingsinstellingen en administrateurs

Artikel 25
  • 1. Het is aan een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze landsverordening of krachtens deze landsverordening genomen besluiten enige taak vervult, verboden van gegevens of inlichtingen, ingevolge deze landsverordening verstrekt of van een instantie als bedoeld in artikel 28, ontvangen, of van gegevens of inlichtingen, bij het onderzoek van boeken, bescheiden of andere informatiedragers, verkregen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak of door deze landsverordening wordt geëist.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is de Bank bevoegd ter handhaving van een gezonde financiële sector aangifte te doen van een vermoeden van een strafbaar feit. In de gevallen waarin door de Bank aangifte is gedaan, dan wel in de gevallen waarin de Bank wordt geroepen om als getuige of deskundige op te treden, is de Bank bevoegd in het kader van de opsporing, het gerechtelijk vooronderzoek of de behandeling ter terechtzitting, inlichtingen te verschaffen.

Artikel 26

Met het oog op een adequate werking van de financiële markten en de positie van de beleggers op die markten, kan de Bank, voor zover nodig in afwijking van artikel 25, ter openbare kennis brengen:

  • a)

    zijn weigering om een aangevraagde vergunning te verlenen wanneer deze weigering niet meer in beroep kan worden getroffen; of

  • b)

    het feit dat een beleggingsinstelling of administrateur die naar haar oordeel onder het verbod van artikel 3, respectievelijk artikel 14 valt, niet over een vergunning beschikt.

Artikel 27

De Bank kan, in afwijking van artikel 25, periodiek met gebruikmaking van gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze landsverordening opgedragen taak mededeling doen van de voornaamste gegevens, mits deze niet worden herleid tot afzonderlijke beleggingsinstellingen of afzonderlijke administrateurs. Met schriftelijke toestemming van de beleggingsinstelling of de administrateur die het aangaat, worden gegevens met betrekking tot afzonderlijke beleggingsinstellingen of administrateurs wel gepubliceerd.

Artikel 28

De Bank is, in afwijking van artikel 25, bevoegd om gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze landsverordening opgedragen taak, te verstrekken aan Nederlands-Antilliaanse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel aan Nederlands-Antilliaanse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op financiële markten of op natuurlijke personen en rechtspersonen die op die markten werkzaam zijn, tenzij:

  • a)

    het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;

  • b)

    het beoogde gebruik van de gegevens of inlichtingen niet past in het kader van het toezicht op financiële markten of op natuurlijke personen en rechtspersonen die op die markten werkzaam zijn;

  • c)

    de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlands-Antilliaanse wetten of de openbare orde onderscheidenlijk betrekking hebben op individuele beleggers;

  • d)

    de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;

  • e)

    de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen; of

  • f)

    onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

Artikel 29

De Bank is bevoegd, in het kader van toezicht uitoefening onderzoeken van buitenlandse instanties die met het toezicht op beleggingsinstellingen of administrateurs zijn belast, toe te laten bij hier te lande gevestigde beleggingsinstellingen of administrateurs die onder geconsolideerd toezicht staan van genoemde toezichthouders. De Bank zal in voorkomend geval tevoren voorwaarden stellen aan onderscheidenlijk aanwijzingen geven voor de uitvoering van deze toezichtwerkzaamheden. De functionarissen van de buitenlandse instanties die met het toezicht op beleggingsinstellingen of administrateurs zijn belast, zijn gehouden de aanwijzingen van de Bank stipt te volgen.

HOOFDSTUK VII Bepalingen van bijzondere aard betreffende beleggingsinstellingen en administrateurs

Artikel 30

De Bank kan bepalen dat een vergunning op grond van deze landsverordening wordt geweigerd of ingetrokken, of dat aan de vergunning beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden, dan wel dat de eerder gestelde beperkingen en gegeven voorschriften worden gewijzigd, indien:

  • a)

    de beleggingsinstelling of haar beheerder of de administrateur zijn zetel heeft in een Staat, waar Nederlands-Antilliaanse financiële instellingen niet worden toegelaten of aan onredelijke beperkingen worden onderworpen; of

  • b)

    een natuurlijke persoon of rechtspersoon met de nationaliteit van een onder a bedoelde Staat rechtstreeks of middellijk overwegende zeggenschap kan uitoefenen in de beleggingsinstelling of de administrateur.

Artikel 31
  • 1. Bij landsbesluit kan een organisatie van beleggingsinstellingen en bewaarders onderscheidenlijk administrateurs worden aangewezen als representatieve organisatie.

  • 2. Terzake het beleid inzake het toezicht op beleggingsinstellingen en administrateurs pleegt de Bank overleg met de representatieve organisaties zo vaak als zij dit nodig acht doch tenminste één maal per jaar.

Artikel 32

De kosten verbonden aan de uitvoering van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde worden doorberekend aan de beleggingsinstellingen en administrateurs. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden nadere regels gesteld omtrent de kostendoorberekening.

HOOFDSTUK VIII Uitvoering, Toezicht en Opsporing

Artikel 33

Indien de beleggingsinstelling waaraan een vergunning is verleend of de bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden, respectievelijk de administrateur niet blijkt te voldoen aan de bij en krachtens deze landsverordening gestelde eisen, regels, beperkingen of gegeven voorschriften, kan de Bank aan de beleggingsinstelling instelling of de bewaarder respectievelijk de administrateur een aanwijzing geven om binnen een door haar te stellen termijn daaraan alsnog te voldoen.

Artikel 34
  • 1. Indien bijzondere gebeurtenissen een adequate functionering van de beleggingsinstelling of de bewaarder respectievelijk de administrateur in gevaar brengen en naar het oordeel van de Bank versterking van de organen van de beleggingsinstelling of de bewaarder respectievelijk de administrateur wenselijk maken, kan de Bank schriftelijk aanzeggen dat vanaf een bepaald tijdstip alle of bepaalde organen van de beleggingsinstelling of van de bewaarder respectievelijk de administrateur hun bevoegdheden slechts mogen uitoefenen na goedkeuring door één of meer door de Bank aangewezen personen en met inachtneming van de opdrachten van deze personen.

  • 2. Indien de Bank meent dat de bijzondere gebeurtenissen onverwijld ingrijpen noodzakelijk maakt kan zij in afwijking van het bepaalde in het eerste lid onmiddellijk aan de beleggingsinstelling of de bewaarder respectievelijk de administrateur een met redenen omklede aanzegging doen die terstond van kracht wordt.

  • 3. Met betrekking tot de in het eerste en tweede lid bedoelde aanzegging is het volgende van toepassing:

    • a)

      de organen zijn verplicht de door de Bank aangewezen personen alle medewerking te verlenen;

    • b)

      de Bank kan de organen toestaan bepaalde handelingen zonder toestemming te verrichten;

    • c)

      de Bank kan de aangewezen personen te allen tijde door andere vervangen;

    • d)

      voor schade ten gevolge van handelingen welke zijn verricht in strijd met een aanzegging als bedoeld in het eerste lid zijn degenen, die deze handelingen als orgaan van de beleggingsinstelling of van de bewaarder respectievelijk de administrateur verrichten, persoonlijk aansprakelijk tegenover de beleggingsinstelling of de bewaarder respectievelijk de administrateur. De beleggingsinstelling of de bewaarder respectievelijk de administrateur kan de ongeldigheid van deze handelingen inroepen, indien de wederpartij wist, dat de vereiste goedkeuring ontbrak of daarvan niet onkundig kon zijn; en

    • e)

      de aanzegging blijft van kracht totdat de in het eerste lid bedoelde omstandigheden niet langer aanwezig zijn, doch voor ten hoogste twee jaar.

Artikel 35
  • 1. De Bank kan de beleggingsinstelling of administrateur die niet of niet tijdig voldoet aan zijn uit deze landsverordening voortvloeiende verplichtingen, een geldboete opleggen voor elke dag die hij nalatig is geweest.

  • 2. De hoogte van de boete voor de verscheidene overtredingen wordt bepaald bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 3. Alvorens over te gaan tot de oplegging van een boete, stelt de Bank de betreffende beleggingsinstelling of administrateur schriftelijk op de hoogte van het voornemen een boete op te leggen en stelt hem in de gelegenheid de nalatigheid binnen een redelijke termijn te herstellen.

Artikel 36
  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe door de President van de Bank aan te wijzen functionarissen van de Bank, belast met toezicht.

  • 2. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.

  • 4. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

Artikel 37
  • 1. Met de opsporing van de bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen functionarissen van de Bank. Een zodanige aanwijzing wordt bekend gemaakt in de Curaçaosche Courant.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld omtrent de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen personen dienen te voldoen.

HOOFDSTUK IX Strafbepalingen

Artikel 38
  • 1. Handelen in strijd met artikel 3, eerste lid; artikel 6; artikel 8, eerste lid; artikel 8, tweede lid; artikel 8, vijfde lid; artikel 9, eerste lid; artikel 9, tweede lid; artikel 9, vijfde lid; artikel 14; artikel 17, eerste lid; artikel 17, tweede lid; artikel 17, vijfde lid; artikel 18, eerste lid; artikel 18, tweede lid; artikel 18, vijfde lid; artikel 20; artikel 25, eerste lid; of artikel 36, vierde lid wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste een jaar en een geldboete van ten hoogste tweehonderdvijftigduizend gulden, dan wel met één van deze straffen.

  • 2. Opzettelijk handelen in strijd met de voorschriften bedoeld in het eerste lid, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar en een geldboete van ten hoogste vijfhonderdduizend gulden, dan wel met één van deze straffen.

  • 3. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen. De in het tweede lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.

HOOFDSTUK X Wijziging van andere landsverordening

Artikel 39

[wijzigt art. 11 van het Centrale Bank-Statuut 1985]

HOOFSTUK XI Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 40
  • 1. De verboden in artikel 3 en artikel 14 blijven buiten toepassing tot drie maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening.

  • 2. Ten aanzien van de beleggingsinstelling of administrateur die binnen drie maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening een aanvraag voor een vergunning bij de Bank heeft ingediend, blijft het verbod in artikel 3 en artikel 14 buiten toepassing tot de tweede dag nadat de Bank haar beslissing op de aanvraag heeft verzonden.

Artikel 41

Deze landsverordening treedt in werking op 1 januari 2003.

Artikel 42

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening toezicht beleggings-instellingen en administrateurs.