Overheidsorganisatie | Gemeente Slochteren |
---|---|
Officiële naam regeling | Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2012-A |
Citeertitel | Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2012-A |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2012, vastgesteld 5 april 2012.
Regeling treedt in werking met terugwerkende kracht.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-12-2012 | 19-04-2012 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 20-12-2012 't Bokkeblad, 27-12-2012 | 2012/5658 |
De raad van de gemeente Slochteren;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 20 november 2012;
gezien het advies van het Platform Werk en Inkomen d.d. 14 november 2012;
gelet op de relevante artikelen van de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet werk en bijstand;
overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet werk en bijstand regels dienen te worden gesteld met betrekking tot het verhogen en verlagen van de landelijke bijstandsnorm voor bijstandsgerechtigden met inachtneming van artikel 30 van die wet;
b e s l u i t :
vast te stellen de volgende:
“TOESLAGENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE SLOCHTEREN 2012-A”
1. In deze verordening wordt verstaan onder:
de wet: de Wet werk en bijstand;
de gehuwdennorm: de norm, als bedoeld in artikel 21, onderdeel c van de wet;
het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Slochteren;
de woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Wet op de huurtoeslag, alsmede een woonwagen of woonschip, zoals bedoeld in artikel 3, zesde lid van de wet;
de schoolverlater: de alleenstaande die, gedurende de eerste zes maanden na beëindiging van de deelname aan onderwijs of beroepsopleiding, voor zover voor dat onderwijs of die opleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van het vierde hoofdstuk van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, bijstand aanvraagt;
de belanghebbende: de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwden;
verzorgingsbehoevende bloedverwanten in de eerste en de tweede graad: bloedverwanten in de eerste en de tweede graad die zijn aangewezen op verpleging of verzorging ter voorkoming van een opname in een verpleeg- of verzorgingshuis.
2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.
1. De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor alleenstaanden en alleenstaande ouders die ouder zijn dan 21 jaar maar die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen, indien beide echtgenoten ouder zijn dan 21 jaar maar die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt.
2. De bepalingen in het tweede en derde hoofdstuk laten toepassing van artikel 18 van de wet onverlet.
3. De betaling kan geschieden anders dan op rekening van de schuldeiser.
4. De betaling kan geschieden aan anderen dan de schuldeiser. Dit kunnen onder andere de gemeentelijke Kredietbank en door belanghebbende aangewezen derden zijn.
5. Deze verordening is niet van toepassing indien toepassing wordt gegeven aan artikel 23 van de wet.
1. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 20% van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander dan een ten laste komend kind tot 18 jaar zijn hoofdverblijf heeft.
2. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 10% van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder op wie het eerste lid niet van toepassing is.
3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt geen rekening gehouden met een inwonende verzorgingsbehoevende die door de belanghebbende wordt verzorgd of, als de belanghebbende verzorgingsbehoevende is, met een inwonende die de belanghebbende verzorgt, voor zover de verzorgende en de verzorgingsbehoevende bloedverwanten in de eerste of tweede graad zijn.
4. Voor de toepassing van het tweede lid wordt geen rekening gehouden met thuiswonende kinderen vanaf 18 jaar met een inkomen van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000.
1. De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10% van de norm voor gehuwden in wier woning een ander persoon dan een ten laste komend kind tot 18 jaar, zijn hoofdverblijf heeft.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt geen rekening gehouden met een inwonende verzorgingsbehoevende die door de belanghebbende wordt verzorgd of, als de belanghebbende verzorgingsbehoevende is, met een inwonende die de belanghebbende verzorgt, voor zover de verzorgende en de verzorgingsbehoevende bloedverwanten in de eerste of tweede graad zijn.
3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt geen rekening gehouden met thuiswonende kinderen vanaf 18 jaar met een inkomen van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000.
1. Voor de schoolverlater is de bijstandsnorm het bedrag voor levensonderhoud, zoals genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000. Dit bedrag is afhankelijk van het door de schoolverlater gevolgde onderwijs (hoger onderwijs of beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet studiefinanciering 2000).
2. Als de reguliere norm, inclusief eventuele toeslagen of verlagingen, op grond van deze verordening lager is dan de schoolverlatersnorm, is de laagste norm van toepassing.
3. Het bepaalde in de artikelen 3, 6 en 7 is niet van toepassing op de schoolverlater voor wie het eerste lid van toepassing is.
1. De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld, indien de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm of de toeslag voorzien als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning of het niet hebben van woonkosten in de vorm van huur of hypothecaire verplichtingen.
2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10% van de gehuwdennorm.
1. De verlaging van de toeslag als bedoeld in artikel 29 van de wet en in afwijking van artikel 25 van de wet, bedraagt 5% van de gehuwdennorm voor alleenstaanden van 21 en 22 jaar.
2. Voor zolang voor de alleenstaande van 21 of 22 jaar toepassing wordt gegeven aan artikel 5 van deze verordening, is het bepaalde in het vorige lid niet van toepassing.
1. 1.De toepassing van de artikelen 3, 4, 6 en 7 geschiedt zodanig dat de toepasselijke bijstandsnorm voor belanghebbende tenminste bedraagt:
35% van de gehuwdennorm voor een alleenstaande;
55% van de gehuwdennorm voor een alleenstaande ouder;
65% van de gehuwdennorm voor gehuwden.
Indien aan belanghebbende teveel bijstand inclusief toeslag is verstrekt kan de vordering worden verrekend met de bijstand met ingang van de eerstkomende maand waarover bijstand wordt verleend.
1. De uitvoering van deze verordening berust bij het college.
2. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
1. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 19 april 2012.
2. De Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2012, vastgesteld op 5 april 2012, wordt ingetrokken per 19 april 2012, met dien verstande dat zij van toepassing blijft tot 1 januari 2013 op personen als bedoeld in artikel 78w, eerste lid van de wet.
Deze verordening wordt aangehaald als Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2012-A.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2012.
De raad voornoemd,
, voorzitter
, griffier