Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Slochteren

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2012-A

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Slochteren
Officiële naam regelingAfstemmingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2012-A
CiteertitelAfstemmingsverordening wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2012-A
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling vervangt Afstemmingsverordening 2012.

Regeling treedt in werking met terugwerkende kracht.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. Algemene wet bestuursrecht
  3. Wet werk en bijstand

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-12-201219-04-201201-01-2013nieuwe regeling

20-12-2012

't Bokkeblad, 27-12-2012

2012/5658

Tekst van de regeling

Intitulé

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2012-A

De raad van de gemeente Slochteren;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 20 november 2012;

gezien het advies van het Platform Werk en Inkomen d.d. 14 november 2012;

gelet op de relevante artikelen van de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet werk en bijstand;

overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdelen b en h, van de Wet werk en bijstand bij verordening regels dienen te worden gesteld met betrekking tot het verlagen van de bijstand, zoals bedoeld in artikel 9a, twaalfde lid, en artikel 18, tweede lid, van die wet;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

“AFSTEMMINGSVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE SLOCHTEREN 2012-A”

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      Bbz: het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

    • c.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Slochteren;

    • d.

      de bijstand: de algemene en de bijzondere bijstand;

    • e.

      de norm: de norm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet, vermeerderd met eventueel ontvangen bijzondere bijstand voor toeslag levensonderhoud;

    • f.

      de belanghebbende: de alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde die bijstand ontvangt of ontving in of na de periode waarop de afstemmingswaardige gedraging betrekking heeft. Indien het gehuwden betreft wordt hieronder elk van de echtgenoten verstaan;

    • g.

      de inlichtingenplicht: de verplichting zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet, artikel 30c, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en artikel 38, tweede lid, van het Bbz;

    • h.

      de medewerkingsplicht: de verplichting zoals bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de wet en artikel 30c, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • i.

      de gedraging: het handelen of nalaten;

    • j.

      het trajectplan: het individueel plan, gericht op de vergroting van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces of op de deelname aan sociale activiteiten;

    • k.

      het benadelingsbedrag: het bruto ten onrechte of teveel ontvangen bedrag aan bijstand;

    • l.

      algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaalde arbeid, niet zijnde werk in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, prostitutie, illegaal werk of werk dat ernstige gewetensbezwaren oproept;

    • m.

      te snel interen op het beschikbare vermogen: meer interen dan anderhalf maal de voor de belanghebbende geldende norm.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Verlaging van de bijstand

  • 1. Het college verlaagt de bijstand overeenkomstig deze verordening en op grond van artikel 18 van de wet in geval van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan van de belanghebbende of wanneer de belanghebbende de inlichtingen- en medewerkingsplicht niet of onvoldoende nakomt.

  • 2. Het besluit om de bijstand te verlagen bevat tenminste de reden van de verlaging, de periode waarover deze wordt toegepast en het percentage van de verlaging. Als de verlaging naar boven of beneden afwijkt van de standaardverlaging, motiveert het college deze afwijking.

  • 3. De verlaging wordt toegepast op de norm en/of bijzondere bijstand.

  • 4. De verlaging gaat in op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop het besluit tot verlaging bekend is gemaakt of in geval van bijzondere bijstand bij toekenning hiervan.

  • 5. Voor zover de bijstand nog niet is betaald, kan de verlaging in afwijking van het voorgaande lid toegepast worden op een nog uit te betalen periode uit het verleden.

  • 6. Indien de verlaging niet meer kan worden toegepast op een nog uit te betalen periode, kan deze worden opgelegd over de periode waarin de gedraging plaatsvond of aanving.

  • 7. De verlaging wordt toegepast op de norm geldend in de maand van effectuering van de verlaging.

  • 8. Een verlaging kan ook worden toegepast op de bijzondere bijstand en op bijstand voor woonkosten en premie arbeidsongeschiktheidsverzekering aan zelfstandigen die bijstand voor het levensonderhoud krachtens het Bbz ontvangen, of hebben ontvangen.

  • 9. In afwijking van het vierde lid kan, voor zover het zelfstandigen betreft die een uitkering voor het levensonderhoud in de vorm van een geldlening op grond van het Bbz hebben ontvangen, de maatregel met terugwerkende kracht worden betrokken bij de definitieve vaststelling van die bijstand.

Artikel 3. Afzien van de verlaging

  • 1. Het college ziet af van een verlaging van de bijstand indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, of;

    • b.

      er tussen een verwijtbaar geachte gedraging en de constatering hiervan meer dan twaalf maanden zijn verstreken, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, wordt een verlaging wegens schending van de inlichtingenplicht niet opgelegd na verloop van 60 maanden nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

Artikel 4. Heroverweging

Het college heroverweegt eens per drie maanden het besluit tot het verlagen van de bijstand voor zolang deze verlaging voortduurt.

Artikel 5. Langdurigheidstoeslag

Op de langdurigheidstoeslag vindt geen verlaging plaats.

Artikel 6. Waarschuwing en dringende redenen

  • 1. Het college kan afzien van het verlagen van de bijstand en volstaan met een schriftelijke waarschuwing bij een verwijtbare gedraging in de eerste categorie, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van deze verordening, als de gedraging niet plaatsvindt binnen een periode van twee jaar na de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

  • 2. Het college kan besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van de tenuitvoerlegging van een verlaging van de bijstand als er sprake is van zeer dringende redenen.

HOOFDSTUK 2. Verwijtbare gedragingen en verlagingen

Artikel 7. Gedragingen

  • De gedragingen, zoals bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, worden onderscheiden in de volgende categorieën.1.

  • 1. Eerste categorie:

      • a.

        het niet, onvoldoende of niet binnen een door het college gestelde termijn nakomen van de inlichtingenplicht, voor zover dit niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag ontvangen van bijstand;

      • b.

        het niet als werkzoekende geregistreerd zijn of blijven bij het UWV WERKbedrijf, of de organisatie bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, van de wet.

  • 2. Tweede categorie:

      • a.

        het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen;

      • b.

        het onvoldoende inzet tonen ten aanzien van re-integratie;

      • c.

        een houding aannemen en/of gedrag vertonen welke belemmerend werkt voor de re-integratie;

      • d.

        het niet, onvoldoende of niet binnen een door het college gestelde termijn nakomen van de verplichting, zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de wet.

  • 3. Derde categorie:

      • a.

        het door eigen toedoen niet behouden van arbeid in dienstbetrekking;

      • b.

        het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

      • c.

        het niet of niet tijdig aanvragen of voortzetten van een voorliggende voorziening voor levensonderhoud of als verwijtbaar het recht op een voorliggende voorziening niet (volledig) ten gelde gemaakt kan worden. Zoals in geval van het verrekenen van een (bestuurlijke) boete als gevolg van het niet of niet tijdig naleven van de inlichtingenplicht, of een opgelegde maatregel als gevolg van het niet (voldoende) of niet tijdig nakomen van één of meer overige verplichtingen;

      • d.

        het zich zodanig gedragen tijdens een gesprek met een werkgever dat een baan die beschikbaar was niet meer wordt aangeboden;

      • e.

        het niet nakomen van de verplichting tot het gebruikmaken van geboden re-integratievoorzieningen, waaronder begrepen het niet meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie waaronder begrepen sociale activering en vrijwilligerswerk;

      • f.

        niet of onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van het plan van aanpak, als bedoeld in artikel 44a van de wet;

      • g.

        het onvoldoende inspannen om gedurende de periode van vier weken na de melding, als bedoeld in artikel 44 van de wet, algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen door jongere meerderjarigen waarop artikel 41, vierde lid, van de wet van toepassing is.

  • 4. Vierde categorie:

    het niet, onvoldoende of niet binnen een door het college gestelde termijn nakomen van de inlichtingenplicht, als dit heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag ontvangen van bijstand, waarbij het benadelingsbedrag lager dient te liggen dan de aangiftegrens van het Openbaar Ministerie, tenzij er geen proces verbaal is opgesteld of het Openbaar Ministerie afziet van vervolging.

  • 5. Vijfde categorie:

    het verwijtbaar te snel interen op het beschikbare vermogen zodat de belanghebbende naar oordeel van het college eerder bijstandsafhankelijk wordt.

  • 6. Zesde categorie:

      • a.

        het niet of niet tijdig aanvragen of voortzetten van een voorliggende voorziening en voor deze kosten een beroep wordt gedaan op de bijzondere bijstand;

      • b.

        het doen van een beroep of het blijven doen van een beroep op bijzondere bijstand vanwege een verwijtbare gedraging, anders dan genoemd in artikel 7, zesde lid, onderdeel a, van deze verordening;

      • c.

        het aanvragen van bijzondere bijstand voor een voorziening waarvoor de belanghebbende zich onvoldoende heeft verzekerd.

  • 7. Zevende categorie:

    indien de belanghebbende een uit de wet voortvloeiende verplichting niet of onvoldoende is nagekomen en deze daarnaast zich zeer ernstig heeft misdragen tegenover het college en de in zijn opdracht werkende ambtenaren en medewerkers, wordt het gedrag als volgt onderscheiden:

    • a.

      verbaal geweld (schreeuwen, schelden) en discriminatie;

    • b.

      intimidatie (uitoefenen van psychische druk) en zaakgericht fysiek geweld (vernielingen);

    • c.

      mensgericht fysiek geweld of een combinatie van de agressievormen, zoals genoemd in artikel 7, zevende lid, aanhef en onderdelen a en b, van deze verordening.

Artikel 8. Verlaging en samenloop

  • 1. Het college stelt de verlaging van de bijstand, zoals bedoeld in artikel 18 van de wet, vast op de onderstaande percentages.

    • a.

      5% van de norm bij gedragingen van de eerste categorie.

    • b.

      50% van de norm bij gedragingen van de tweede categorie.

    • c.

      100% van de norm bij gedragingen van de derde categorie.

    • d.

      Bij gedragingen van de vierde categorie bedraagt de verlaging:

      • i.

        10% van de norm bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,00;

      • ii.

        25% van de norm bij een benadelingsbedrag van € 1.000,00 tot € 2.000,00;

      • iii.

        50% van de norm bij een benadelingsbedrag van € 2.000,00 tot € 4.000,00;

      • iv.

        100% van de norm bij een benadelingsbedrag vanaf € 4.000,00;

      • v.

        de verlaging, zoals bedoeld in subonderdelen i t/m iv, bedraagt minimaal € 50,00.

    • e.

      Bij gedragingen van de vijfde categorie bedraagt de verlaging:

      • i.

        25% van de norm gedurende drie maanden indien de belanghebbende naar het oordeel van het college maximaal drie maanden te vroeg een aanvraag om bijstand indient;

      • ii.

        25% van de norm gedurende zes maanden indien de belanghebbende naar het oordeel van het college minimaal drie doch maximaal zes maanden te vroeg een aanvraag om bijstand indient;

      • iii.

        25% van de norm gedurende twaalf maanden indien de belanghebbende naar het oordeel van het college minimaal zes doch maximaal twaalf maanden te vroeg te vroeg een aanvraag om bijstand indient;

      • iv.

        25% van de norm gedurende achttien maanden indien de belanghebbende naar het oordeel van het college minimaal twaalf maanden te vroeg een aanvraag om bijstand indient.

    • f.

      Bij gedragingen van de zesde categorie verlaagt het college de bijzondere bijstand:

      • i.

        met 100% gedurende de maanden waarover het recht op de voorliggende voorziening zou hebben bestaan als sprake is van een verwijtbare gedraging, zoals bedoeld in artikel 7, zesde lid, onderdeel a, van deze verordening;

      • ii.

        met 100% als sprake is van een verwijtbare gedraging, zoals bedoeld in artikel 7, zesde lid, onderdeel b, van deze verordening;

      • iii.

        met het bedrag waarop krachtens de gebruikelijke verzekering recht bestaat bij een verwijtbare gedraging, zoals bedoeld in artikel 7, zesde lid, onderdeel c, van deze verordening;

      • iv.

        het bedrag van de korting op de eigen bijdrage rechtsbijstand van € 50,00 (prijspeil 2012) in geval belanghebbende zich in eerste instantie niet heeft gewend tot het Juridisch Loket en hierdoor de korting op de rechtsbijstand niet ontving.

    • g.

      Bij gedragingen van de zevende categorie bedraagt de verlaging:

      • i.

        20% van de norm gedurende een maand bij gedragingen zoals bedoeld in artikel 7, zevende lid, onderdeel a, van deze verordening;

      • ii.

        50% van de norm gedurende een maand bij gedragingen zoals bedoeld in artikel 7, zevende lid, onderdeel b, van deze verordening;

      • iii.

        100% van de norm gedurende een maand bij gedragingen zoals bedoeld in artikel 7, zevende lid, onderdeel c, van deze verordening.

  • 2. Het college kan, in afwijking van het eerste lid, onderdelen a tot en met g, het percentage van de verlaging hoger of lager vaststellen, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

  • 3. Indien sprake is van meerdere verwijtbare gedragingen, zoals bedoeld in artikel 7 van deze verordening, die zich tegelijkertijd voordoen, worden de percentages bij elkaar opgeteld, tenzij er bijzondere individuele omstandigheden zijn om hier van af te wijken.

Artikel 9. Periode van verlaging en recidive

  • 1. Een verlaging van de bijstand, zoals bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet vindt plaats voor de duur van één kalendermaand wanneer sprake is van een eerste verwijtbare gedraging.

  • 2. Indien binnen een periode van twaalf maanden na verzending van het besluit tot oplegging van een verlaging opnieuw een verwijtbare gedraging plaatsvindt, waarvoor in deze verordening minimaal dezelfde standaardverlaging geldt, verdubbelt het college de duur van de verlaging.

  • 3. Bij elke volgende verwijtbare gedraging die binnen een periode van twaalf maanden na verzending van het besluit tot oplegging van de verlaging plaatsvindt, waarvoor in de verordening minimaal dezelfde standaardverlaging geldt, wordt de duur van de verlaging telkens verdubbeld ten opzichte van de direct hieraan voorafgaande verlaging, zoals bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Voor toepassingen van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid tellen de beschikkingen tot het afzien van een verlaging en oplegging van een waarschuwing mee.

  • 5. In afwijking van het eerste lid kan het college in bijzondere gevallen de bijstand verlagen voor een langere duur, als de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende daartoe aanleiding geven.

  • 6. Indien de uitkering tijdens de afstemming wordt beëindigd, dan kan deze weer aanvangen indien de belanghebbende binnen zes maanden na stopzetting van de uitkering weer een beroep doet op de wet.

HOOFDSTUK 3. Slotbepalingen

Artikel 10. Onvoorziene gevallen

Het college beslist in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 11. Inwerkingtreding en toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 19 april 2012.

  • 2. De per 19 april 2012 opgelegde besluiten worden geacht te zijn opgelegd op grond van deze verordening.

  • 3. De afstemmingsverordening 2012, vastgesteld op 5 april 2012, wordt ingetrokken per 19 april 2012, met dien verstande dat zij van toepassing blijft tot 1 januari 2013 op personen als bedoeld in artikel 78w, eerste lid van de wet.

  • 4. De artikelen 3, onderdeel c, 7, eerste lid, onderdeel a en vierde lid, 8, eerste lid, onderdeel d van deze verordening, komen met ingang van 1 januari 2013 te vervallen.

Artikel 12. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2012-A.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2012.

De raad voornoemd,

, voorzitter

, griffier.