Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bellingwedde

Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bellingwedde
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2012
CiteertitelVerordening lijkbezorgingsrechten 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2015Nieuwe regeling

29-09-2011

Streekblad 18 januari 2012

Onbekend

Tekst van de regeling

Verordening op de heffingen de invordering van lijkbezorgingsrechten 2012

Nr. 8/9-2

De raad van de gemeente Bellingwedde;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 juli 2011, nr. 8/9-1;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet ;

gezien het advies van 19 juli 2011;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2012

(hierna: de Verordening lijkbezorgingsrechten 2012 )

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

begraafplaats: de Algemene begraafplaats te Veelerveen;

graf: een zandgraf of een keldergraf;

grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

urn: een voorwerp ter berging van een of meerdere asbussen;

particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

het doen begraven en begraven houden van lijken;

het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

het doen verstrooien van as;

algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

het doen verstrooien van as;

algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

particuliere gedenkplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend om overledenen te gedenken;

verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

particuliere verstrooiingsplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend om daarop as te doen verstrooien;

grafbedekking: gedenkteken of grafbeplanting op een graf, gedenkplaats of verstrooiingsplaats.

Artikel 2 Belastbaar feit

Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats.

Artikel 3 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieven.

Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 5 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De onderhoudsrechten, bedoeld in 3.1, sub a en 3.1, sub b van de tarievenbijlage, worden geheven op grond van aanslag.

Andere rechten dan die bedoeld in 3.1, sub a en 3.2, sub b van de tarievenbijlage worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

De onderhoudsrechten, bedoeld in 3.1, sub a en 3.1, sub b van de tarievenbijlage zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de rechten bedoeld in 3.1, sub a en 3.1, sub b van de tarievenbijlage verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

Andere rechten dan die bedoeld in 3.1, sub a en 3.1, sub b van de tarievenbijlage zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 9 Termijnen van betaling

In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden betaald binnen 14 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet of de schriftelijke kennisgeving.

De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de lijkbezorgingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.

Artikel 12 Overgangsrecht

De 'Verordening op de heffingen en invorderingen van begrafenisrechten voor het gebruik van de algemene begraafplaats in de gemeente Bellingwedde van 12 maart 1968, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 13 december 1989, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening lijkbezorgingsrechten 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 september 2011.

De griffier, De voorzitter,

Toelichting op de Verordening lijkbezorgingsrechten 2012

Wettelijke basis

De Verordening lijkbezorgingsrechten 2012is gebaseerd op de tekst van de Gemeentewet en de Wet op de lijkbezorging. Zij is ook afgestemd op de modelbeheersverordening begraafplaatsen.

Gekozen is voor een zogenaamd 'aangekleed' model, dat wil zeggen dat de tekst van hogere wettelijke regelingen, waar nodig voor de duidelijkheid, is overgenomen.

B Artikelsgewijze toelichting

Aanhef

De lijkbezorgingsrechten worden geheven op basis van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet.

De verschillende rechten dragen zowel kenmerken van gebruik- als genotsretributies in zich en op sommige punten hebben de rechten kenmerken van leges. Gebruiksretributies worden geheven voor het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, -inrichtingen of -werken. Enkele voorbeelden zijn: het gebruik van de aula, de rouwkamer etc. Genotsretributies zijn rechten ter zake van het genot van door of vanwege de gemeente verleende diensten. Op grond van de bij de verordening lijkbezorgingsrechten behorende tarievenbijlage kan bijvoorbeeld voor de volgende diensten worden geheven: lijkschouwing, begraven, et cetera.

Sommige rechten, zoals het recht voor het inschrijven of overboeken van graven, hebben het karakter van leges. Ondanks dat karakter hebben wij gemeend uit een oogpunt van overzichtelijkheid, die rechten te moeten opnemen in de Verordening lijkbezorgingsrechten.

Daardoor worden alle heffingen voor het gebruik van de begraafplaats en voor de daarmee samenhangende diensten in één verordening geregeld.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de Verordening voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1. De begripsomschrijvingen zijn identiek aan de omschrijving van gelijkluidende begrippen in de beheersverordening begraafplaatsen van 8 april 2004. Dat is van belang voor een eenduidige uitleg van beide verordeningen.

Artikel 2 Belastbaar feit

De verordening kent zeer uiteenlopende diensten waarvoor rechten worden geheven. Er is voor gekozen om in artikel 2 een zeer algemene omschrijving van het belastbaar feit op te nemen. Naast deze algemene omschrijving is voor iedere dienst afzonderlijk een verdere omschrijving van het belastbare feit opgenomen in de tarievenbijlage.

Artikel 3 Belastingplicht

Vanwege het uiteenlopende karakter van de verschillende diensten is gekozen voor een ruime omschrijving van de belastingplicht om te voorkomen dat in bepaalde situaties geen belastingplichtige aangewezen zou kunnen worden.

Aannemelijk is dat de aanvrager van het gebruik van de begraafplaats en van de diensten, verleend bij het begraven, belastingplichtig is. De kring van belastingplichtigen omvat onder meer de erfgenamen en andere nabestaanden, uitvaartondernemers en instellingen van weldadigheid welke zich, belasten met lijkbezorging.

Ten tweede is er de belastingplicht voor rechten voor het gebruik van de begraafplaats en de diensten verleend na de voltooiing van de begrafenis. Dit zijn met name de jaarlijks terugkerende onderhoudsrechten indien deze rechten niet zijn afgekocht. Belastingplichtig zijn de erfgenamen en andere nabestaanden, omdat ten behoeve van hen de dienst wordt verleend. Echter, omdat het een jaarlijks terugkerend recht is, is het minder eenvoudig steeds een belastingplichtige daarvoor in de heffing te betrekken, omdat zij op den duur in verband met verhuizing, overlijden e.d. moeilijk zijn te traceren. Het verdient dan ook aanbeveling te bewerkstelligen dat men het onderhoudsrecht afkoopt.

In het arrest van 9 februari 1955, nr. 11 932, BNB 1955/125 preciseert de Hoge Raad de aanwijzing van de belastingplichtige voor het onderhoud van eigen (met ingang van 2010: particuliere) graven door te spreken over de rechthebbende. Dat is degene aan wie het uitsluitend recht is verleend om lijken in een eigen (particulier) graf te doen begraven en begraven te houden c.q. zijn rechtsopvolger( s). In zijn arrest van 25 oktober 2002, nr. C00/282, Belastingblad 2003, blz. 765, besliste de Hoge Raad dat graftekens e.d. door natrekking eigendom van de eigenaar van de grond zijn. De wetgever heeft daarop ingegrepen door invoering van artikel 32a van de Wet op de lijkbezorging per 1 januari 2010. De grafbedekking blijft eigendom van de rechthebbende op het graf. Voor zover de grafbedekking door het arrest was overgegaan op de eigenaar van de grond, herstelt artikel 84b van de wet de oude situatie (ingevoerd bij Reparatiewet BZK 2010, Stb. 2011, 4; artikel XIV, onderdeel F). Overigens had het arrest van de Hoge Raad geen gevolgen voor de belastingplicht voor het onderhoudsrecht, omdat de dienst wordt geleverd aan de genothebbende tot het graf, de rechthebbende in de zin van artikel 28 van de Wet op de lijkbezorging.

Ten derde zijn er de lijkschouwingsrechten. De wetgever bepaalt dat de belanghebbende lijkschouwing kan vragen. Deze belanghebbende dient als belastingplichtige te worden aangemerkt, omdat hij degene is die de lijkschouwing heeft aangevraagd. Onder de huidige Wet op de lijkbezorging komt het schouwen van lijken door de gemeentelijke lijkschouwer op verzoek van belanghebbenden overigens slechts zeer sporadisch voor.

Bij de andere rechten die op basis van artikel 229, eerste lid, onderdelen a en b, van de Gemeentewet kunnen worden geheven, dient eveneens de aanvrager als belastingplichtige te worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

Algemeen

Voor een toelichting verwijzen wij naar de Verordeningen gemeentelijke belastingen (algemene toelichting) - Maatstaf van de heffing en Belastingtarief.

Lijkbezorging op kosten van de gemeente

In artikel 21 van de Wet op de lijkbezorging is bepaald dat indien niemand voorziet in de lijkschouwing en lijkbezorging, de burgemeester daarvoor zorgdraagt. De kosten daarvan komen als gevolg van artikel 22 van de Wet op de lijkbezorging ten laste van de gemeente. De gemeente heeft verschillende mogelijkheden om deze kosten te dekken. Zij kan de opbrengst van de goederen die bij een lijk worden aangetroffen hiervoor aanwenden. Zij heeft ook de mogelijkheid om de kosten te verhalen op de nalatenschap en, bij ongenoegzaamheid van deze, op de bloed- en aanverwanten die op grond van de artikelen 392-396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest.

De Wet werk en bijstand is voor zover mogelijk met betrekking tot het kostenverhaal van overeenkomstige toepassing.

Tariefdifferentiatie

Sinds 1 januari 1995 hebben gemeenten meer vrijheid bij de keuze van de maatstaf van heffing en is de jurisprudentie dat de heffing zich moet richten naar het gebruik of genot in beginsel niet meer van toepassing (inwerkingtreding van de Wet materiële belastingbepalingen).

De jurisprudentie die betrekking heeft op de oude wetgeving is geheel in lijn met de overige jurisprudentie op dit terrein. Zo heeft de Hoge Raad beslist dat tariefdifferentiatie in het recht voor het algemene onderhoud van de begraafplaats slechts is toegestaan als er sprake is van verschil in genot bij dat onderhoud. Een tariefdifferentiatie voor het algemene onderhoud van de begraafplaats tussen algemene graven en eigen (nu: particuliere) graven kan volgens de Hoge Raad alleen als de infrastructuur rond de eigen (particuliere) graven uitgebreider is dan rond de algemene graven (Hoge Raad 7 mei 1997, nr. 31 920, Belastingblad 1997, blz. 451).

De Hoge Raad zet deze lijn voort in zijn uitspraak van 28 februari 2003, nr. 37 716, Belastingblad 2003, blz. 462 (Zaanstad), hoewel die betrekking heeft op de wetgeving na 1 januari 1995. In dit arrest oordeelt de Hoge Raad dat een verschil in tarief voor algemeen onderhoud van de begraafplaats tussen eigen (particuliere) graven en algemene graven alleen geoorloofd is als er een rechtvaardigingsgrond is. Na verwijzing oordeelt Hof Den Haag dat aanleiding voor een tariefdifferentiatie bijvoorbeeld kan zijn dat de infrastructuur van de begraafplaats bij eigen (particuliere) graven uitgebreider is dan bij algemene graven. Op de Algemene begraafplaats van Zaandam is dit echter niet het geval. Het Hof oordeelt dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. De tarieven voor eigen (particuliere) graven zijn onverbindend voor zover de in de tarieven begrepen component voor het algemene onderhoud de in de tarieven voor de algemene graven begrepen component voor het algemene onderhoud overtreffen. (Hof ‘s-Gravenhage 10 december 2003, nr. 03/00687, LJN: AO1414). Daarmee wijkt de Hoge Raad af van uitspraken over andere heffingen (zie bijv. Hoge Raad 25 oktober 2002, nr. 36 638, LJN: AD8499, over rioolrechten). Bedacht moet echter worden dat ook onder de nieuwe wetgeving een tariefdifferentiatie gemotiveerd moet worden (verbod van willekeur).

Met betrekking tot de verordening lijkbezorgingsrechten van de gemeente Grootegast heeft het Hof Leeuwarden beslist dat voor het afgeven van een vergunning voor het plaatsen van een grafsteen geen gedifferentieerd tarief mag worden geheven, afhankelijk van de aanschafprijs van die steen (Hof Leeuwarden 4 september 1992, nr. 968/90, Belastingblad 1993, blz. 114).

Kostendekkendheid

Op grond van artikel 229b Gemeentewet mag de verordening lijkbezorgingsrechten niet meer dan kostendekkend zijn. Een opbrengstoverschrijding leidt echter niet zonder meer tot onverbindendheid van de verordening. Zie daarvoor Hoge Raad 3 november 1999, nr. 34616, LJN: AA2917, VNG-45, Belastingblad 2000, blz. 15) en Hoge Raad 10 april 2009, nr. 43747, LJN: BC3691, VNG-2977.

Artikel 5 Belastingjaar

Eerste lid

Voor zover in de verordening tarieven zijn opgenomen die per jaar worden geheven is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar. Het betreft hier de rechten voor onderhoud van een particulier graf, van een particulier urnengraf, of van een particuliere gedenk- of verstrooiingsplaats en van grafbedekking.

Artikel 6 Wijze van heffing

In artikel 233 Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke belastingen kunnen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte en op andere wijze.

In deze verordening is uitgegaan van verschillende heffingswijzen voor de periodiek te verlenen diensten en voor de incidenteel te verlenen diensten.

Bij de periodiek te verlenen diensten wordt geheven bij wege van aanslag (eerste lid). Met betrekking tot de incidenteel te verlenen diensten is gekozen voor de heffing op andere wijze (tweede lid). Die diensten lenen zich voor betaling dadelijk na de dienstverlening. De heffing vindt dan plaats door middel van uitreiking of toezending van een gedagtekende kennisgeving waarop de verschuldigde belasting wordt vermeld.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

Algemeen

Dit artikel heeft uitsluitend betrekking op de rechten die worden geheven voor periodiek te verlenen diensten.

Eerste lid

Blijkens de redactie van het eerste lid zijn de rechten verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of bij het begin van de belastingplicht, zo dit later is.

Daarmee ontstaat bij tijdvakheffingen de materiële belastingschuld niet pas aan het einde van het belastingjaar, maar al bij het begin ervan. De belastingschuld kan dan in de loop van het belastingjaar worden geformaliseerd. Aangezien de materiële belastingschuld in beginsel ontstaat bij het begin van het belastingjaar, zijn tariefverhogingen in de loop van het belastingjaar niet mogelijk.

Tweede lid

In de lid twee zijn regels gegeven die betrekking hebben op wijzigingen gedurende het kalenderjaar in de belastingplicht. In de verordening is gekozen voor een tijdsevenredige herleiding per maand, waarbij gedeelten van een maand niet worden meegerekend.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

De overige rechten van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening dan wel bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen. Dit betekent dat op dat moment tot heffing kan worden overgegaan.

Artikel 9 Termijnen van betaling

Voor een algemene toelichting verwijzen wij naar de Verordeningen gemeentelijke belastingen (algemene toelichting) - Termijnen van betaling.

Artikel 10 Kwijtschelding

Kwijtschelding van lijkbezorgingsrechten vindt doorgaans niet plaats, maar is juridisch wel mogelijk. De betaling zal in de meeste gevallen geen problemen geven omdat veel mensen een begrafenis-/overlijdensrisicoverzekering hebben. Ook is terugval op de Wet werk en bijstand (WWB) mogelijk.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Voor een toelichting verwijzen wij naar de Verordeningen gemeentelijke belastingen (algemene toelichting) – Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders, en naar de Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen.

Artikel 12 Overgangsrecht en artikel 13 Inwerkingtreding en artikel 15 Citeertitel

Deze artikelen spreken voor zich en vragen geen nadere toelichting.

C Toelichting op de tabel

Hoofdstuk 1 Verlenen van rechten

In dit hoofdstuk is een regeling opgenomen voor het verlenen van een uitsluitend recht op graven, urnengraven en dergelijke. Een recht op een graf kan ingevolge artikel 28 van de Wet op de lijkbezorging gevestigd worden, hetzij voor onbepaalde tijd, hetzij voor de tijd van minstens 10 jaren. Een voor bepaalde tijd verleend uitsluitend recht op een graf kan worden verlengd. De beheerder van de begraafplaats kan de termijn van verlenging stellen op ten minste 5 en ten hoogste 20 jaren. De uitgifte- en verlengingstermijnen hebben wij afgestemd op de modelbeheersverordening begraafplaatsen. Het verlenen van het recht om met uitsluiting van anderen lijken in een bepaald graf te doen begraven en begraven te houden is de belaste dienst en niet het begraven zelf.

De Wet op de lijkbezorging noemt niet met zoveel woorden de mogelijkheid om een uitsluitend recht te vestigen op de ruimte waar een asbus is bijgezet of de plaats waarop as wordt verstrooid. Omdat het vestigen van een recht op een urnengraf, urnennis of verstrooiingsplaats niet wettelijk is geregeld, gelden er ook geen eisen voor wat betreft de uitgiftetermijn van een dergelijk recht. Een gemeente kan hiervoor zelf een termijn stellen. Het verdient echter aanbeveling om ook bij een urnengraf en een urnennis te kiezen voor een uitgiftetermijn van 10 jaren. Op grond van van artikel 66 van de Wet op de lijkbezorging mag een asbus zonder toestemming van de rechthebbenden namelijk pas na tien jaar worden verstrooid.

Hoofdstuk 2 en 3 Begraven en cremeren

In deze hoofdstukken zijn regelingen opgenomen voor het begraven of cremeren van lijken en voor het begraven of cremeren van overblijfselen van lijken (na het ruimen van een graf). Voor het begraven en cremeren op buitengewone uren is een apart tarief opgenomen. Gezien de extra kosten, zoals gemaakte overuren door het gemeentepersoneel, is het mogelijk hiervoor een hoger recht te heffen. Wat onder buitengewone uren wordt verstaan dient ingevuld te worden door de gemeente. Daarbij kan ook worden verwezen naar een eventuele beheersverordening van de algemene begraafplaats. Het is denkbaar dat voor een gemeentelijk crematorium het begrip buitengewone uren wordt uitgebreid, bijvoorbeeld in verband met het in of buiten werking stellen van de verbrandingsoven.

In de tarieventabel is ook een apart tarief opgenomen voor het begraven of cremeren van kinderen beneden één jaar en voor kinderen beneden de 12 jaar. Gemeenten hoeven hier echter geen onderscheid te maken.

Hoofdstuk 4 Bijzetten van asbussen en urnen

Het bijzetten van een asbus of een urn is een apart in de tabel opgenomen dienst. Na de crematie kunnen de stoffelijke resten ook worden verstrooid. Daarvoor is een tarief opgenomen in hoofdstuk 5. De Wet op de lijkbezorging biedt nabestaanden ook de mogelijkheid om de as mee naar huis te nemen. Ook daarvoor is een apart tarief opgenomen in onderdeel 4.2.

Hoofdstuk 5 Verstrooien van as

Na de verbranding wordt de as geborgen in een bus. Artikel 59, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging bepaalt dat de as niet eerder dan na één maand nadat zij in een bus is geborgen, kan worden verstrooid. Verstrooiing kan plaatsvinden in of op particuliere graven, dan wel als het door of in opdracht van de houder van het crematorium gebeurt op een permanent daartoe bestemd terrein (artikel 66a Wet op de lijkbezorging).

Hoofdstuk 6 Grafbedekking en onderhoud

Algemeen

De regeling in dit hoofdstuk maakt het mogelijk rechten te heffen voor het afgeven van vergunningen voor het stichten van grafkelders, gedenktekenen en kruisen, het aanleggen van graftuinen, het planten van bomen of andere gewassen, het plaatsen van zerken en het onderhoud van al deze voorwerpen voor zoveel de algemene begraafplaats betreft. Hiervoor worden bij een plaatselijke beheersverordening (beheersverordening begraafplaatsen) voorschriften gegeven. De kosten van het onderhoud van de algemene voorzieningen van de begraafplaats mogen in aanmerking worden genomen voor de heffing van onderhoudsrechten. Deze voorzieningen staan mede ten dienste van de graven, door onder andere bezoek te faciliteren en ongewenst bezoek te weren (Hof Leeuwarden 24-12-1999 nr. 391/99).

Het is volgens de Hoge Raad niet mogelijk om voor het algemene onderhoud aan de begraafplaats alleen te heffen bij eigen graven en niet bij algemene graven. Het karakter van het grafrecht laat een differentiatie in het tarief voor het algemene onderhoud van de begraafplaats slechts toe indien die differentiatie zich richt naar het genot dat een rechthebbende tot een graf heeft van dit onderhoud (Hoge Raad 28 februari 2003, nr. 37716, LJN: AF5108, VN 2003/15.31). Dit arrest wijkt af van de uitspraak van de Hoge Raad van 25 oktober 2002, nr. 36638, LJN: AD8499, Belastingblad 2002, blz. 1226 (Spijkenisse), betreffende rioolrecht. Daarin heeft de Hoge Raad beslist dat het karakter van een retributie zich niet verzet tegen een differentiatie van het tarief anders dan naar het genot. Zie ook de toelichting op artikel 5.

Afkoop onderhoudsrecht

Met betrekking tot het onderhoudsrecht kan gesteld worden dat het niet gemakkelijk is om een belastingplichtige aan te wijzen. In veel gevallen is het moeilijk de belastingplichtigen te bereiken, aangenomen dat zij nog in leven zijn. Het is dan ook aan te bevelen voor een gemeente om een som ineens ter afkoop van het onderhoudsrecht te stimuleren.

Hoofdstuk 7 Lijkschouwing

De gemeente kan voor het schouwen van lijken rechten heffen. De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders gelegenheid moet bieden voor het schouwen van lijken. Zij benoemt daartoe een of meerdere gemeentelijke lijkschouwers. Bij het vermoeden van een niet-natuurlijke dood moet de behandelende arts dit doorgeven aan de gemeentelijke lijkschouwer. Indien geen behandelende arts aanwezig is, treedt altijd de gemeentelijke lijkschouwer op.

Hof Arnhem vindt dat bij lijkschouwing door een gemeentelijke lijkschouwer, gelet op de wettelijke bepalingen, geen sprake is van dienstverlening waarvoor een recht (leges) kan worden geheven. In het betreffende geval ging het om lijkschouwing bij euthanasie. Het hof vindt het individuele belang bij de lijkschouwing slechts bijkomstig. Het algemene belang treedt op de voorgrond (Hof Arnhem 24 januari 2006, nr. 04/01076, LJN: AV2207). Wij beseffen dat lang niet in alle gevallen waarin een gemeentelijke lijkschouwer optreedt sprake is van dienstverlening, bijvoorbeeld (ook) niet als de lijkschouwing gebeurt op rechterlijk gezag. Er kunnen zich echter gevallen voordoen, waarin het individuele belang wel op de voorgrond treedt.

Daarom hebben wij de bepaling gehandhaafd, temeer daar uit de wetsgeschiedenis blijkt dat gemeenten hiervoor een recht kunnen heffen (Kamerstukken II 1975/76, nr. 6, blz. 5; artikel 29o van de oude Wet op de lijkbezorging, en Kamerstukken II 2007/08, 30696, nr. 9, pag. 20, waar staat: ‘Reeds op basis van de huidige wet is het voor nabestaanden mogelijk om een lijkschouw en identificatie te verzoeken. De kosten komen voor rekening van de nabestaanden. Het wetsvoorstel brengt hierin geen verandering.’).

Hoofdstuk 8 Inschrijven en overboeken van particulier graf, particuliere urnennis, particuliere gedenkplaats of particuliere verstrooiingsplaats

Een gemeente kan ook voor het inschrijven en het overboeken van een particulier graf in een daartoe bestemd register rechten heffen. Particuliere graven zijn graven waarvoor op grond van artikel 28 van de Wet op de lijkbezorging het uitsluitend recht is verleend.

Wat over het inschrijven of overboeken van particuliere graven is opgemerkt geldt tevens voor het inschrijven of overboeken van particuliere urnengraven, urnennissen, gedenkplaatsen en verstrooiingsplaatsen.

Hoofdstuk 9 Opgraven of ruimen

Algemeen

In dit hoofdstuk is een regeling opgenomen voor het opgraven van een lijk en het ruimen of schudden van een graf.

Opgraven (en weer opnieuw begraven)

Ingeval van overbrenging naar een ander graf op dezelfde of op een andere algemene begraafplaats binnen de gemeente wordt normaal gesproken het normale tarief voor het begraven berekend. Alleen indien weer wordt begraven in hetzelfde graf kan een verlaagd tarief in de rede liggen, omdat het graf immers al is gedolven.

Ruimen (en verwijderen van de menselijke resten)

Onder ruimen wordt verstaan het openen van graven en het daaruit opgraven en naar een andere plaats overbrengen van de menselijke resten. Het verschil met het opgraven is allereerst dat bij het ruimen een andere bestemming aan de menselijke resten (de wet noemt het dan ‘overblijfselen van het lijk’) wordt gegeven. De overblijfsen van het lijk worden namelijk niet meer begraven in de zin van de Wet op de lijkbezorging. De bestemming is meestal een speciale beenderverzamelplaats of de menselijke resten worden alsnog gecremeerd. Als uitdrukkelijk om herbegraven of crematie wordt verzocht, is het logisch dat ook een recht voor begraven, onderscheidenlijk cremeren verschuldigd is. Hiervoor is in de onderdelen 2.4 en 3.4 een tariefbepaling opgenomen. Van belang is dat bij de formulering wordt aangesloten bij de wettelijke formulering ‘overblijfselen van lijken’.

Op de tweede plaats is het verschil tussen ruimen en opgraven dat het graf pas kan worden geruimd na verloop van de wettelijk voorgeschreven grafrusttermijn van 10 jaren, genoemd in artikel 31, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging. Het ruimen van graven is niet aan wettelijke termijnen gebonden. De beheerder van de begraafplaats bepaalt wanneer wordt geruimd. In beginsel gebeurt dat niet op verzoek. Voor het op verzoek afzonderen van de overblijfselen van een lijk na ruiming van een graf ten behoeve van crematie of herbegraving, kunnen alleen rechten worden geheven als een afzonderlijk tarief voor die dienst is opgenomen (Hoge Raad, 28 februari 2003. nr. 37238, Belastingblad 2003, blz. 464). In onderdeel 9.6 is voor deze dienst daarom een tarief opgenomen. Voor de herbegraving of crematie zelf, zijn in de onderdelen 2.4 en 3.4 tarieven opgenomen. In onderdeel 9.7 is een tarief opgenomen voor het beschikbaar houden van een asbus na ruiming van een graf.

Een bijzondere vorm van het ruimen van graven is het ‘schudden’ van graven. Het schudden van een graf wil zeggen dat de overblijfselen van een lijk uit het graf verzameld worden en onder datzelfde graf worden gelegd. Daarmee kan de ruimte in dat graf (weer) maximaal benut worden. Juridisch valt het schudden niet onder artikel 29 (opgraving), maar onder artikel 31 (ruimen) van de Wet op de lijkbezorging (Kamerstukken II 2005/06, 30696, nr. 3, pag. 12). Daarvoor kan dus het tarief van onderdeel 9.5 worden toegepast.

Hoofdstuk 10 Overige diensten

De hier geregelde rechten zijn aan te merken als genots- en gebruiksretributies. De diensten bedoeld in hoofdstuk 10 kunnen worden gezien als het verstrekken van benodigdheden voor de begraving of crematie vanwege de gemeente.