Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Skarsterlân

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Skarsterlân
Officiële naam regelingVerordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie.
CiteertitelFinanciële verordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de "Financiële verordening gemeente Skarsterlân” vastgesteld door de raad op 23 april 2008.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 212

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-11-201201-01-2014nieuwe regeling

31-10-2012

Skarsterlân Nijs, 05-12-2012

raadsbesluit 88/2012

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Skarsterlân;

Gelezen het besluit van GBW De Friese Meren van 18 september 2012;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie.

 

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

- de gemeente: in de hoedanigheid als gemeente Skarsterlân;

- afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

- administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

- productgroep: onderdeel van een programma bestaande uit een samenstel van een aantal samenhangende producten of een enkel product van de productenraming en productenrealisatie.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1 De raad stelt op basis van de door het college aan de programma’s toegewezen producten de onderverdeling van de programma’s in productgroepen vast.

  • 2 Het college wijst producten toe aan productgroepen.

  • 3 De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

Artikel 2a Planning en controlcyclus

Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de kadernota, de voor- en najaarsrapportage, de begroting met de meerjarenraming en de belastingverordeningen.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1 Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per productgroep weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per productgroep weergegeven.

  • 2 Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt in ieder geval van de nieuwe investeringen groter dan € 100.000 per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt in ieder geval van de lopende investeringen groter dan € 100.000 het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3 In de jaarrekening wordt in ieder geval van de investeringen groter dan € 100.000 de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

  • 4 De begroting en de jaarstukken bevatten naast de verplichte paragrafen een paragraaf subsidies en een paragraaf regionale kernen.

Artikel 3a Kaders voor de begroting

  • 1 Het college biedt voor 1 juni aan de raad de kadernota aan met daarin in ieder geval:

    a. de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar;

    b. een overzicht van de vervangingsinvesteringen;

    c. een overzicht van de investeringen in kapitaalgoederen die voortvloeien uit actuele beheersplannen

    d. een meerjarenperspectief waarin de onderdelen a t/m c verwerkt zijn;

    e. het gewenste nieuw beleid.

    De raad stelt deze nota voor 1 juli vast.

     

  • 2 De begroting dient te sluiten met een voordelig saldo van € 100.000 om onvoorziene zaken in de loop van het jaar te dekken. Voorstellen ter besteding van dit saldo dienen door de raad te worden goedgekeurd.

  • 3 De ramingen van onderhoudsbudgetten in de begroting worden gebaseerd op de beheersplannen, zoals die door de raad zijn vastgesteld.

Artikel 4 Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1 De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de lasten en de baten per productgroep.

  • 2 Nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de begroting geautoriseerd.

  • 3 Het college is bevoegd overschrijdingen van de geautoriseerde lasten en onderschrijdingen van de geautoriseerde baten te dekken binnen de productgroep.

  • 4 Uitsluitend bij spoedeisende zaken is het college bevoegd te beschikken over het bedrag voor onvoorzien zonder de raad vooraf te informeren.

  • 5 Bij de behandeling van de voor- en najaarsrapportage in de raad kan het college voorstellen doen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

  • 6 Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 5 Tussentijdse rapportage

  • 1 Het college informeert de raad door middel van een voor- en najaarsrapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste vier maanden en de eerste acht maanden van het lopende boekjaar.

  • 2 De voor- en najaarsrapportage bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht van baten en lasten met de bijgestelde raming van:

    a. de baten en lasten per programma uitgesplitst naar productgroepen;

    b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    c. het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b;

    d. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    e. het resultaat na bestemming, volgend uit de onderdelen c en d, alsmede de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten van in ieder geval groter dan € 100.000.

     

  • 3 In de voor- en najaarsrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van productgroepen groter dan € 50.000 van de raming toegelicht en afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van investeringskredieten van groter dan 10% toegelicht. Dit laatste met een minimumbedrag van € 5.000.

     

Artikel 5a Informatieplicht

Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen van: het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 100.000.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 6 Waardering

  • 1 Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden uitsluitend geactiveerd indien:

    a. het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;

    b. de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;

    c. het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren;

    d. de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld en

    e. het actief geactiveerd wordt.

  • 2 De kosten van onderzoek en ontwikkeling worden toegevoegd aan de boekwaarde van het betreffende actief en afgeschreven in dezelfde afschrijvingstermijnen als het betreffende actief.

  • 3 Overige kosten van onderzoek en ontwikkeling worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4 Kosten voor het afsluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 5 Voor het afschrijven van de materiële vaste activa met economisch nut worden de methodieken en termijnen gehanteerd, zoals vermeld in de bijlage 1 (afschrijvingsbeleid vaste activa met economisch nut) die onderdeel uitmaakt van deze verordening.

  • 6 Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken, worden de methodieken en termijnen gehanteerd zoals vermeld in de bijlage 1 (Afschrijvingsbeleid vaste activa met economisch nut) die onderdeel uitmaakt van deze verordening.

  • 7 Activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervangingspijs. Voor onderhanden werk op het gebied van de grondexploitatie wordt de verkrijgingsprijs, c.q. de vervaardingsprijs gevormd door de kosten van grondverwerving, bouw- en woonrijpmaken, beheer- en administratiekosten (inclusief toerekening uren eigen organisatie) en rente. De opbrengsten van grondverkopen en de ontvangen bijdragen van derden worden hierop in mindering gebracht.

Artikel 6a Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 6b Reserves en voorzieningen

  • 1 Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt:

    a. de vorming en besteding van reserves;

    b. de vorming en besteding voorzieningen.

     

  • 2 Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    a. het specifieke doel van de reserve;

    b. de voeding van de reserve;

    c. de maximale hoogte van de reserve en

    d. de maximale looptijd.

     

  • 3 Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 7 Kostprijsberekening

  • 1 Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente De Friese Meren wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2 Bij de indirecte kosten worden betrokken de stortingen in en onttrekkingen aan voorzieningen en bestemmingsreserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3 Voor de rentetoerekening over de activa wordt de rekenrente gehanteerd zoals die in de kadernota is vastgesteld.

Artikel 8 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing en overige publiekrechtelijke rechten. Dit voorstel is onderdeel van de paragraaf lokale heffingen van de begroting.

Artikel 9 Financieringsfunctie

  • 1 Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    a. het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    b. het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    c. het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    d. het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

    e. Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido), de Regeling uitzetting en derivaten decentrale overheden (Ruddo), de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

     

  • 2 Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    a. financieringsmiddelen mogen enkel en alleen aangetrokken worden ten behoeve van de uitvoering van de publieke taak;

    b. het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met minimaal een A rating afgegeven door tenminste één gezaghebbende rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%;

    c. overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

    d. uitzettingen van tijdelijk overtollige geldmiddelen dienen een prudent karakter te hebben en niet gericht zijn op het genereren van inkomen door het lopen van bovenmatig risico;

    e. derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico’s;

    f. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    g. overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

     

  • 3 Het college informeert de raad tijdig indien de wettelijke kasgeldlimiet of de wettelijke renterisiconorm dreigen te worden overschreden.

  • 4 Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zo veel mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 5 Het college stelt voor het uitvoeren van de financieringsfunctie nadere richtlijnen vast in het treasurystatuut. Deze richtlijnen sluiten aan bij de geldende wet- en regelgeving en worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Hoofdstuk 3a Paragrafen

Artikel 9a Lokale heffingen

In de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

a. de mate van kostendekkendheid van de rioolrechten en de afvalstoffenheffing;

b. de geraamde belastinginkomsten;

c. het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

d. een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen;

e. een aanduiding van de lokale lastendruk

f. een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

 

Artikel 9b Weerstandsvermogen

In de paragraaf weerstandsvermogen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

a. een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

b. een inventarisatie van de risico’s;

c. het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s.

 

Artikel 9c Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1 Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    a. de voortgang van het geplande onderhoud;

    b. de omvang van het achterstallig onderhoud.

  • 2 Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een beheersplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 3 Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 4 Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een beheersplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

  • 5 De in lid 2, 3 en 4 genoemde beheerplannen worden zo mogelijk in het 2e jaar van de raadsperiode aangeboden.

Artikel 9d Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

a. de beleidsvoornemens voor het risicobeheer van de financieringsportefeuille;

b. het kredietrisico op leningen (opgenomen gelden), beleggingen (uitgezette gelden) en gemeentegaranties;

c. inzicht in de financieringspositie;

d. de schulden met een looptijd langer dan een jaar;

e. de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

f. de rentevisie.

 

Artikel 9e Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

a. de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand;

b. inhuur derden;

c. de huisvesting;

d. de automatisering.

Artikel 9f Verbonden partijen

In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval van elke verbonden partij op:

a. de naam en vestigingsplaats;

b. het financieel belang van de gemeente;

c. de zeggenschap van de gemeente;

d. het publiek belang dat wordt gediend met de deelname.

 

Artikel 9g Grondbeleid

  • 1 In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    a. de verwerving van gronden;

    b. de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    c. visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma’s die zijn opgenomen in de begroting;

    d. Een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid voert;

    e. Een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

    f. Een onderbouwing van de geraamde winstneming;

    g. De beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico’s van de grondzaken.

     

  • 2 Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    a. de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    b. te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    c. de verwerving en uitgifte van gronden;

    d. de uitgangspunten voor prijsstelling van de verkoop van gronden;

    e. beleid waardering gronden niet in exploitatie in relatie met een voorziening waardeverschillen gronden.

     

Artikel 9h Subsidies

In de paragraaf subsidies bij de begroting en de jaarstukken geeft het college in ieder geval een overzicht van de te verstrekken subsidies aan instellingen en ondernemingen, als mede het doel van de toegekende subsidies.

Artikel 9i Regionale kernen

In de paragraaf regionale kernen bij de begroting en de jaarstukken geeft het college in ieder geval een overzicht van:

a. de budgetten;

b. het beleid.

 

Hoofdstuk 4 Financieel beheer en interne controle

Artikel 10 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden;

c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

d. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

e. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

 

Artikel 11 Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

 

Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie

Artikel 13 Financiële organisatie

  • 1 Het college zorgt voor en legt vast:

    a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

    b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

    c. de verlening van mandaten;

    d. de volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    e. de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie.

     

  • 2 De besluiten genoemd onder letters a, b en e van het eerste lid worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 13a Inkoop en aanbesteding

Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2013. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2 Deze verordening treedt in de plaats van de “Financiële verordening gemeente Skarsterlân” vastgesteld door de raad op 23 april 2008.

Artikel 14a Overgangsbepaling

Investeringen in economische en maatschappelijk nut die zijn geactiveerd voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgeschreven volgens de destijds vastgestelde afschrijvingstermijnen en methodiek, voor zover de raad niet heeft aangegeven dat deze investeringen vervroegd moeten worden afgeschreven.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Financiële verordening”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 31 oktober 2012.

de griffier, de voorzitter,

 

Bijlage bij artikel 6 van de Financiële verordening 1

Toelichting 1 Financiële verordening