Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Schijndel

Verordening op de rekenkamercommissie Schijndel 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Schijndel
Officiële naam regelingVerordening op de rekenkamercommissie Schijndel 2005
CiteertitelVerordening op de rekenkamercommissie Schijndel 2005
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De regeling treedt met terugwerkende kracht op 1 maart 2006 inwerking.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 81o

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-04-201413-03-201401-07-2015art. 2.2, lid 6

13-03-2014

Gemeenteblad 2 april 2014, nummer: 18114

14.001752
30-06-200601-03-200610-04-2014art. 2.5, 2.6, 4.1

08-06-2006

Schijndels Weekblad, 22-06-2006

06.008376
29-07-200501-03-2006nieuwe regeling

07-07-2005

Schijndels Weekblad, 21-07-2005

05.009192

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de rekenkamercommissie Schijndel 2005

Agenda, 7 juli 2005, punt 13

 

De raad van de gemeente Schijndel;

 

gezien het voorstel van de voorzitter d.d. 14 juni 2005;

 

gelet op artikel 81o van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

de navolgende verordening op de rekenkamercommissie Schijndel 2005 vast te stellen:

Paragraaf 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    Wet: Gemeentewet;

  • b

    commissie: rekenkamercommissie van de gemeente Schijndel;

  • c

    lid: een lid van de commissie dat op basis van artikel 2.2 tweede lid door de raad van buiten de kring van zijn leden is aangewezen;

  • d

    voorzitter: voorzitter van de commissie;

  • e

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • f

    gemeentebestuur: ieder bevoegd orgaan van de gemeente;

  • g

    de secretaris: de ambtelijk secretaris van de commissie;

  • h

    seniorenconvent: besloten bijeenkomst van de fractievoorzitters.

Paragraaf 2 TAAK, SAMENSTELLING EN LIDMAATSCHAP VAN DE COMMISSIE

Artikel 2.1 Taak van de commissie

  • 1. Er is een commissie die door de raad wordt ingesteld en wordt aangeduid als de rekenkamercommissie.

  • 2. De commissie voert onderzoek uit naar de (maatschappelijke) effecten van het gemeentelijk beleid en naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gemeentelijke beleid, van het gemeentelijke beheer en van de gemeentelijke organisatie, naar de rechtmatigheid van het gemeentelijk beheer, alsmede naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van instellingen waarvan de activiteiten geheel of in belangrijke mate door de gemeente worden bekostigd.

  • 3. Op grond van artikel 185 lid 3 van de wet stelt de commissie jaarlijks voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar en zendt een afschrift van dit verslag aan de raad en het college. Naast het verslag van werkzaamheden worden opgedane ervaringen door de commissie over het voorgaande jaar ter evaluatie aangeboden aan de raad.

Artikel 2.2 Samenstelling en benoeming commissie

  • 1. De commissie bestaat uit drie leden, waaronder een voorzitter.

  • 2. De raad benoemt de leden van de commissie op aanbeveling van het seniorenconvent.

  • 3. Het seniorenconvent doet de aanbeveling vergezeld gaan van een verklaring van elke kandidaat bevattende:

    • a:

      de mededeling dat hij een benoeming als lid zal aanvaarden;

    • b:

      een overzicht van de openbare betrekkingen die hij bekleedt.

  • 4. Voorafgaand aan de benoeming van de leden van de commissie pleegt het seniorenconvent overleg met de commissie. Hiervan wordt uitgezonderd de allereerste benoeming van de voorzitter en de leden van de commissie.

  • 5. De leden van de commissie worden voor een periode gelijk aan de zittingsduur van de raad benoemd. De raad kan hiervan, mits gemotiveerd, afwijken.

  • 6. De raad kan een lid herbenoemen.

  • 7. De raad wijst uit de leden, genoemd in lid 1 een voorzitter aan. De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de commissie, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de uitgangspunten en werkwijze van de commissie en het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming. De voorzitter voert hiertoe regelmatig overleg met de secretaris en de onderzoekers. Bij ontstentenis van de voorzitter treedt het langstzittende lid op als voorzitter dan wel, als de overige leden een gelijke periode zitting hebben gehad, het oudste lid in jaren.

  • 8. Ten aanzien van de leden is artikel 81g van de wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.3 Besluitvorming in de commissie

  • 1. In vergaderingen van de commissie wordt besloten bij meerderheid van stemmen, waarbij ieder lid een stem heeft.

  • 2. Als de stemmen staken, is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 3. Besluiten kunnen niet worden genomen tenzij een meerderheid van de leden van de commissie ter vergadering aanwezig is.

Artikel 2.4 Einde van het lidmaatschap

  • 1. Het lidmaatschap van een lid eindigt:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de commissie (zie hiervoor artikel 81f van de wet).

    • c.

      wanneer het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • d.

      indien het lid bij onherroepelijk geworden rechtelijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

    • e.

      indien hij naar het oordeel van de raad ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen.

  • 2. De leden van de commissie kunnen door de raad worden ontslagen wanneer zij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt zijn hun functie naar behoren te vervullen. Hangende een onderzoek naar ontslag heeft de raad de mogelijkheid om een lid te schorsen.

Artikel 2.5 Verboden betrekkingen en verboden handelingen

  • 1. Een lid van de commissie kan in ieder geval niet tevens een betrekking vervullen als bedoeld in artikel 13, eerste lid onder a. tot en met h. van de wet. De uitzonderingen als bedoeld in het tweede lid van dat artikel zijn van toepassing.

  • 2. Het is de leden van de commissie verboden de handelingen te verrichten als bedoeld in artikel 15 van de wet. De raad kan, gehoord de commissie, een lid dat heeft gehandeld in strijd met dit verbod van zijn functie ontslaan.

  • 3. De leden van de commissie overleggen jaarlijks aan de voorzitter van de raad, tegelijk met het jaarverslag van de rekenkamercommissie (zie artikel 2.1, lid 3), een lijst met daarin opgenomen de nevenfuncties die zij op dat moment vervullen.

Artikel 2.6 Vergoeding voor werkzaamheden van de leden van de commissie

  • 1. De voorzitter ontvangt een vergoeding van € 200,00 per bijgewoonde vergadering van de commissie. Deze vergoeding is inclusief voorbereidingstijd en reiskosten.

  • 2. De leden ontvangen een vergoeding van € 150,00 per bijgewoonde vergadering van de commissie. Deze vergoeding is inclusief voorbereidingstijd en reiskosten.

  • 3. De vergoedingen als bedoeld in het eerste en tweede lid komen ten laste van het budget van de commissie als bedoeld in artikel 5.

Paragraaf 3 DE WERKWIJZE VAN DE COMMISSIE

Artikel 3.1 Reglement van orde

De commissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Zij zendt het reglement na de vaststelling onverwijld ter kennisneming naar de gemeenteraad.

Artikel 3.2 Onderwerpselectie en opdrachtverlening

  • 1. De commissie bepaalt de onderwerpen die zij onderzoekt, formuleert de probleemstelling en stelt de onderzoeksopzet vast.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde onderzoeksopzet wordt door de commissie ter kennisneming aan de raad verstuurd.

  • 3. De commissie legt uiterlijk in november een onderzoeksplan voor het komende jaar ter kennisname aan de raad voor. Indien hiervan wordt afgeweken, deelt de commissie dit met redenen omkleedt mede aan de raad.

  • 4. In het in het derde lid bedoelde onderzoeksplan wordt naar onderwerp aangegeven:

    • a.

      de afbakening van het onderzoeksterrein;

    • b.

      de formulering van de onderzoeksopdracht;

    • c.

      de eventuele randvoorwaarden;

    • d.

      de planning.

  • 5. De raad kan de commissie een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De commissie bericht de raad binnen twee maanden in hoeverre aan dat verzoek wordt voldaan. Indien de commissie niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

  • 6. De commissie kan in de loop van het jaar onderwerpen aan het onderzoeksplan toevoegen indien de actualiteit daartoe aanleiding geeft. De raad wordt hiervan in kennis gesteld.

Artikel 3.3 Criteria voor onderzoeken

  • 1. De volgende criteria dienen door de commissie te worden gehanteerd bij de selectie van de te onderzoeken onderwerpen:

    • a.

      het moet betrekking hebben op de doelmatigheid, doeltreffendheid of rechtmatigheid van het beleid;

    • b.

      er moet sprake zijn van een substantieel belang;

    • c.

      het moet door de gemeente te beïnvloeden beleid betreffen;

    • d.

      er moet sprake zijn van enige evenwichtige spreiding over de gemeentelijke beleidsterreinen in de opvolgende onderzoeken;

    • e.

      de resultaten moeten communiceerbaar zijn naar de bevolking.

  • 2. De commissie beargumenteert de te onderzoeken onderwerpen op basis van deze criteria.

  • 3. De onderzoeken moeten voldoen aan de volgende kwaliteitseisen:

    • a.

      zorgvuldig;

    • b.

      objectief;

    • c.

      onderbouwd;

    • d.

      consistent;

    • e.

      bruikbaar;

    • f.

      onafhankelijk;

    • g.

      doelmatig;

    • h.

      controleerbaar.

Artikel 3.4 Bevoegdheden

  • 1. De commissie is bevoegd alle documenten die berusten bij het gemeentebestuur te onderzoeken voor zover zij dat ter invulling van haar taken nodig acht en is bevoegd bij alle leden van het gemeentebestuur en bij alle ambtenaren van de gemeente Schijndel de mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen die zij nodig acht voor de uitvoering van onderzoeken. De leden van het gemeentebestuur en de ambtenaren van de gemeente Schijndel zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de commissie gestelde termijn te verstrekken.

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat de desbetreffende ambtenaren hun medewerking verlenen.

  • 3. De commissie kan de bevoegdheid tot het inwinnen van inlichtingen mandateren aan de secretaris en de overige medewerk(st)ers die haar bij de uitvoering van haar taak terzijde staan.

  • 4. Indien de zorg voor een administratie aan een derde is uitbesteed, is het vijfde lid van overeenkomstige toepassing op de administratie van de betrokken derde dan wel van degene die de administratie in opdracht van die derde voert.

  • 5. De commissie is bevoegd ten aanzien van:

    • ·

      openbare lichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan de gemeente deelneemt, over de jaren dat de gemeente deelneemt in de regeling;

    • ·

      naamloze en besloten vennootschappen met een beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, over de jaren dat de gemeente meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt;

    • ·

      andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van ten minste vijftig procent van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft;

    bij de betrokken instelling nadere inlichtingen in te winnen over de jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling die bij het gemeentebestuur berusten. Indien de genoemde documenten daartoe aanleiding geven, kan de commissie een onderzoek instellen bij de betrokken instelling.

Artikel 3.5 Werkwijze

  • 1. De commissie is belast met en verantwoordelijk voor de uitvoering van het onderzoek volgens de door haar vastgestelde onderzoeksopzet.

  • 2. De commissie legt haar bevindingen en haar oordeel vast in rapporten, met dien verstande dat hierin niet worden opgenomen gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn.

  • 3. De commissie beoordeelt of het wenselijk is de raad tussentijds te informeren.

  • 4. De commissie vergadert zoveel als zij nodig acht, ter bespreking van procedurele en inhoudelijke aspecten van het onderzoek.

  • 5. De commissie vergadert in beslotenheid, haar rapporten zijn openbaar. Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur kan de commissie rapporten die aan de raad worden voorgelegd of gedeelten daarvan als geheim aanmerken.

  • 6. De commissie kan openbare informatieve vergaderingen beleggen.

  • 7. Bij de uitvoering van haar onderzoek draagt de commissie zorg voor de toepassing van het beginsel van hoor en wederhoor ten aanzien van degenen en of de organisatieonderdelen die onderwerp van onderzoek zijn.

  • 8. De commissie stelt de betrokkenen en belanghebbenden in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die tenminste twee weken bedraagt, hun zienswijze op het conceptonderzoeksrapport aan de commissie kenbaar te maken. Betrokkenen zijn degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. Belanghebbenden zijn degenen die een (direct betrokken) belang hebben bij de uitkomst van het onderzoek. Dit kan zijn een bestuursorgaan, organisatieonderdeel, ambtelijk medewerker of instelling genoemd in artikel 3.3 lid 5. De commissie bepaalt wie verder als betrokkenen en belanghebbenden worden aangemerkt.

  • 9. Na vaststelling door de commissie worden het definitieve onderzoeksrapport en de nota met conclusies en aanbevelingen en de zienswijze van betrokkenen op het rapport zo spoedig mogelijk, onder toezending van een afschrift aan het college en betrokkenen, aan de raad aangeboden. De raad bespreekt de onderzoeksresultaten op basis van het rapport en de conclusies van aanbevelingen.

  • 10. De raad kan de voorzitter of een of meerdere leden van de commissie in de gelegenheid stellen om in de vergadering van de raad haar onderzoeksbevindingen als bedoeld in artikel 185 van de wet toe te lichten.

Artikel 3.6 Geheimhouding

  • 1. Indien de commissie het voor de uitvoering van het onderzoek noodzakelijk acht, kan met toepassing van artikel 25 lid 1 en lid 2 van de wet geheimhouding worden opgelegd omtrent een door de commissie aan de raad of aan de leden van de raad overlegd stuk. Het stuk wordt dan niet verder verspreid buiten de voorzitter en de leden van de commissie en voor de leden van de raad vertrouwelijk ter inzage gelegd bij het ambtelijk secretariaat van de commissie. Een afschift van het stuk wordt tevens onder oplegging van geheimhouding overlegd aan de burgemeester in zijn hoedanigheid van voorzitter van de raad en het college. Tenzij door de commissie anders aangegeven, eindigt de geheimhoudingsplicht bij aanbieding van het definitieve onderzoeksrapport aan de raad.

  • 2. Indien de commissie het voor de uitvoering van het onderzoek noodzakelijk acht een geheimhoudingsplicht op te leggen is op grond van artikel 2:5 lid 2 Algemene wet bestuursrecht de geheimhoudingsplicht eveneens van toepassing op betrokkenen van buiten de gemeentelijke organisatie, op instellingen genoemd in artikel 3.3 lid 5 en daarvoor werkzame personen, de voorzitter en de door de commissie ingeschakelde externe adviseurs of onderzoeksbureaus. De commissie bepaalt verder wie als betrokkenen worden aangemerkt.

Paragraaf 4 DE ONDERSTEUNING VAN DE COMMISSIE

Artikel 4.1 Ambtelijk secretaris.

  • 1. De raad benoemt een ambtelijk secretaris, hetzij zelfstandig, hetzij door inhuur of via een samenwerkingsverband met andere gemeenten, in overleg met de rekenkamercommissie.

  • 2. De secretaris staat de commissie bij de uitvoering van haar taken terzijde.

  • 3. De secretaris legt rechtstreeks en uitsluitend verantwoording af aan de commissie over de wijze waarop de ondersteunende taken worden verricht.

Artikel 4.2 Verdere ondersteuning commissie

  • 1. De commissie kan ten laste van het budget als bedoeld in artikel 5 (tijdelijk) onderzoeksmedewerkers inhuren.

  • 2. Onderzoeksmedewerkers kunnen, indien de commissie hen daartoe de bevoegdheid toekent, alle informatie verzamelen die de commissie in het belang van het onderzoek nodig acht; zij hebben een geheimhoudingsplicht met betrekking tot die informatie en zijn alleen verantwoording verschuldigd aan de commissie.

  • 3. De commissie is tevens bevoegd ten laste van het budget als bedoeld in artikel 5 externe deskundigen in te schakelen. Het hiervoor in lid 2 gestelde is op de externe deskundigen dienovereenkomstig van toepassing.

Paragraaf 5 KOSTEN REKENKAMERCOMMISSIE

Artikel 5 Budget

  • 1. De commissie is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2. Ten laste van het in het voorgaande lid bedoelde budget worden de kosten gebracht van:

    • a.

      de vergoedingen die krachtens artikel 2.6 zijn toegekend aan de leden van de commissie;

    • b.

      de personeelslasten van de ambtelijk secretaris;

    • c.

      de vergoedingen aan onderzoeksmedewerkers die mogelijk door de rekenkamercommissie zijn ingeschakeld;

    • d.

      de kosten van externe deskundigen die mogelijk door de commissie zijn ingeschakeld;

    • e.

      de mogelijke overige uitgaven die de commissie nodig oordeelt voor de uitvoering van haar taak.

  • 3. De commissie is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de raad.

Paragraaf 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist de commissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na de datum van haar bekendmaking.

Artikel 6.3 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening rekenkamercommissie Schijndel 2005.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van 7 juli 2005,

de griffier,                                             de voorzitter,

 

 

 F.G.T.W. van Kessel – van Erp         H.Th.H. Opsteegh