Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Schijndel

Verordening op de heffing en de invordering van een baatbelasting

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Schijndel
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van een baatbelasting
CiteertitelVerordening Baatbelasting Centrum
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 222
  2. Bekostigingsbesluit ten behoeve van het Centrumplan

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-04-199814-12-2016art. 2, 3, 4, 6, 9, 10, 11, 12, 13

02-04-1998

Schijndels Weekblad, 08-04-1998

10.031177
01-01-199716-04-1998nieuwe regeling

10-10-1996

Schijndels Weekblad, 24-12-1996

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van een baatbelasting

Agenda 10 oktober 1996

De raad van de gemeente Schijndel;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 september 1996;

gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het bekostigingsbesluit ten behoeve van het Centrumplan, vastgesteld bij raadsbesluit van 24 maart 1994;

besluit:

vast te stellen de volgende:

"Verordening op de heffing en de invordering van een baatbelasting".

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • A.

    een onroerende zaak:

    • 1.

      een gebouwd eigendom;

    • 2.

      een ongebouwd eigendom;

    • 3.

      een samenstel van twee of meer van de onder 1 en 2 bedoelde eigendommen, gelegen op hetzelfde perceel, voorzover de genothebbende krachtens zakelijk recht gelijk is, aan die van het perceel;

  • B.

    perceel: het perceel volgens de kadastrale registers;

  • C.

    frontbreedte: de breedte waarmee de onroerende zaak grenst aan de voorzieningen.

Artikel 2. Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam "Baatbelasting Centrum" wordt in de vorm van een heffing ineens een belasting geheven ter zake van onroerende zaken gelegen binnen de rode omlijning op de bij de verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 november 1995 gebaat zijn door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen ten behoeve van de inrichting van het winkelerf Hoofdstraat en de reconstructie van de kruising Hoofdstraat/ Kloosterstraat omvatten onder meer:

    • 1.

      het vervangen van de bestrating door sierbestrating;

    • 2.

      het plaatsen van sierverlichting;

    • 3.

      het plaatsen van een kunstwerk, straatmeubilair, fietsenrekken, bloem­en plantenbakken en overig openbaar groen;

    • 4.

      het leggen van signaalkabels;

    • 5.

      het maken van verkeersremmende voorzieningen;

    • 6.

      het reconstrueren van de kruising Hoofdstraat/Kloosterstraat;

    • 7.

      het aanpassen van de terreininrichting;

  • 3. De getroffen voorzieningen strekken onder meer tot verbetering van het winkelklimaat.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van diegene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt, diegene die op het tijdstip van ingang van de heffing, danwei, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij aanvang van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4. Maatstaf van heffing en tarief

De maatstaf van heffing voor de belasting als bedoeld in artikel 1 is:

  • 1.

    voor alle onroerende zaken binnen het gebate gebied, een vast bedrag per onroerende zaak van f 1.673,81, verhoogd met een tarief per strekkende meter frontbreedte van f 142,24;

  • 2.

    voor onroerende zaken gelegen aan de op de kaart met een oranje kleur aangegeven voorzieningen wordt het bedrag genoemd in onderdeel a verhoogd met een tarief van f 344,19 per strekkende meter frontbreedte;

  • 3.

    voor onroerende zaken, gelegen aan de op de kaart met een paarse kleur aangegeven voorzieningen, wordt het bedrag genoemd in onderdeel a verhoogd met een tarief van f 1.454,62 per strekkende meter frontbreedte;

  • 4.

    voor onroerende zaken waarvan de waarde in het economisch verkeer, zoals deze is vastgesteld met peildatum 1 januari 1995, hoger is dan ƒ 600.000,00, wordt het in de voorgaande onderdelen van dit artikel vastgestelde belastingbedrag verhoogd met f 1.328.13 per volle eenheid van f 100.000,00 boven f 600.000,00.

Artikel 5. Meetvoorschrift

  • 1.

    De frontbreedte wordt bepaald op het aantal volle strekkende meters, met dien verstande dat, indien de onroerende zaak aan zowel de met een oranje kleur als de met een paarse kleur aangegeven voorzieningen belendt, enkel de zijde belendende aan de paarse voorzieningen in aanmerking wordt genomen.

  • 2.

    In gevallen waarbij meerdere zijden belenden aan voorzieningen, aangegeven in dezelfde kleur, wordt enkel de langste zijde in aanmerking genomen.

  • 3.

    De waarde in het economisch verkeer als bedoeld in artikel 4, onderdeel d wordtvastgesteld op de gezamenlijke waarde van de eigendommen gelegen op hetzelfde perceel, voorzover de genothebbende krachtens zakelijk recht gelijk is, als dievan het perceel.

Artikel 6. Heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 30 jaar. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231,tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar te worden ingediend.

  • 2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde bedrag, berekend op basis van een periode van 30 jaren en een rentevoet van 6,75%

  • 4. De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen, berekend naar een rentevoet van 6,75%.

  • 5.

    • a.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231,tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar te worden ingediend.

Artikel 7. Wijze van Heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8. Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

  • Het college van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de leges.

Artikel 10. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de 8" dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 1997.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Baatbelasting Centrum".

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schijndel in zijn openbare vergadering van 10 oktober 1996,

de secretaris, de voorzitter,

mr. J.H.Th. Ewalds.

G.M. Scholten.

BIJLAGE BIJ DE VERORDENING BAATBELASTING CENTRUM

KOSTENOPZET VOORZIENINGEN BAATBELASTING CENTRUM

VoorzieningKosten
Groenvoorzieningf.    102.258,63
Wegmeubilairf.    290.125,59
Verhardingf. 1.082.440,65
Verkeersvoorzieningenf.     14.711,32
Kabels / leidingenf.     61.680,74
Kunstwerkf.     23.632,84
Uitvoering/toezichtf.   263.637,31
Diversenf.     15.182,71
Grondwerk verhardingenf.   216.487,48
Grondwerk groenf.     25.243,00
Overige werkzaamhedenf.     38.187,50
Stelpostenf.       4.398,83
Fietsenstallingf.       3.344,50
Diversenf.     22.354,75
Opruimingskostenf.     11.456,25
Trottoir Kloosterstraatf.     43.460,02
TOTAALf. 2.221.602,12
Te verhalen 55%f. 1.221.881,17