Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSVERORDENING van de 31ste december 1985 houdende een nieuw statuut van de Bank van de Neder­landse Antillen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 31ste december 1985 houdende een nieuw statuut van de Bank van de Neder­landse Antillen
Citeertitelhet Centrale Bank-Statuut 1985
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt – voor zover daarin niet anders wordt bepaald - het Bankstatuut (P.B. 1961, no. 158).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 15-07-1993 (P.B. 1993, no. 75) is vastgesteld bij landsbesluit van 27-10-1988 (P.B. 1988, no. 188).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Landsbesluit h.a.m. van 01-09-2000 ter uitvoering van art. 12, derde lid (P.B. 2000, 88). Dit landsbesluit verving het Landsbesluit h.a.m. van 27-10-1995 (P.B. 1995, no. 187).

Krachtens het overgangsrecht gelden nog het Landsbesluit h.a.m. van 14 november 1972 ter uitvoering van de artt. 15 en 35 van het Bankstatuut (P.B. 1972, no. 231) [lees nu: de artt. 19, derde lid en 24, tweede lid] en het Landsbesluit h.a.m. van 30 oktober 1979 (P.B. 1979, 329) betreffende de begrenzing van het gezamenlijke bedrag aan uitgegeven bankbiljetten en andere dadelijk opeisbare verplichtingen van de Bank van de Nederlandse Antillen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-12-2003art. 11

23-12-2003

P.B. 2003, 114

onbekend
01-01-2003art. 11

18-12-2002

P.B. 2002, 137

onbekend
15-03-2001art. 13, 16, 27

15-03-2001

P.B. 2001, no. 24

onbekend
15-03-1999art. 11

28-12-1998

P.B. 1998, no. 252

onbekend
01-01-1998art. 21

23-12-1997

P.B. 1997, no. 313

onbekend
01-01-1996art. 20

27-12-1995

P.B. 1995, no. 230

onbekend
31-10-1995art. 12

15-07-1993

P.B. 1993, no. 75

onbekend
01-09-1986art. 20, 37

17-07-1986

P.B. 1986, no. 84

1986-1987-5, 1986-23
01-01-1986Nieuwe regeling

31-12-1985

P.B. 1985, no. 183

1982-1983-13, 1983-1984-13, 1984-1985-19

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 31ste december 1985 houdende een nieuw statuut van de Bank van de Neder­landse Antillen

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

Deze landsverordening verstaat onder:

de Bank:de Bank van de Nederlandse Antillen;
het Land:de rechtspersoon de Nederlandse Antillen;
de Minister:de Minister van Financiën.
Artikel 2
  • 1. Er is in de Nederlandse Antillen een bank, genaamd Bank van de Nederlandse Antillen;

    zij kan in het rechtsverkeer worden aangeduid als de Centrale Bank.

  • 2. De Bank is rechtspersoon en is gevestigd op Curaçao.

  • 3. De Bank heeft een bijkantoor op Aruba en kan een bijkantoor of een agentschap vestigen op Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten.

HOOFDSTUK II Middelen van de Bank

Artikel 3

Het kapitaal van de Bank bedraagt f. 30.000.000,-- (dertig miljoen gulden).

Artikel 4

De Bank vormt een reservefonds tot een bedrag van f. 30.000.000,-- (dertig miljoen gulden), bestemd tot dekking van mogelijke verliezen op het kapitaal van de Bank.

Artikel 5

De Bank is bevoegd, met goedkeuring van de Minister, bestemmingsreserves te vormen.

Artikel 6
  • 1. De Bank is bevoegd haar kapitaal en reserves te beleggen volgens regelen, op voorstel van de direktie door de Raad van Commissarissen vast te stellen.

  • 2. De resultaten verkregen uit bedoelde beleggingen worden in de verlies- en winstrekening van de Bank opgenomen.

HOOFDSTUK III Taak en bevoegdheden van de Bank

Artikel 7
  • 1. De Bank is circulatiebank. Zij is als zodanig met uitsluiting van ieder ander gerechtigd tot uitgifte van bankbiljetten in de Nederlandse Antillen.

    Zij verzorgt de geldsomloop in de Nederlandse Antillen voorzover deze uit bankbiljetten bestaat en zij is namens het land belast met het in omloop brengen van muntbiljetten en munten.

  • 2. De bankbiljetten hebben, zolang zij niet buiten omloop zijn gesteld, de hoedanigheid van wettig betaalmiddel.

  • 3. De vorm en de hoegrootheid van de uit te geven bankbiljetten worden door de direktie in overleg met de Raad van Commissarissen bepaald en ter algemene kennis van het publiek gebracht.

  • 4. Wegens verlies, gehele of gedeeltelijke vernietiging of beschadiging van bankbiljetten behoeft door de Bank geen vergoeding te worden gegeven.

  • 5. Bij verdenking wegens een strafbaar feit of op schriftelijk verzoek van belanghebbende staat het aan de Bank vrij kwitering en aftekening van de bankbiljetten te vorderen van hem die ze ter betaling of ter verwisseling aanbiedt.

  • 6. De artikelen 296 tweede en derde lid, 297 en 298 van het Wetboek van Koophandel zijn niet van toepassing op bankbiljetten.

Artikel 8
  • 1. De Bank kan bankbiljetten buiten omloop stellen. Houders van bankbiljetten worden dan opgeroepen deze ter verwisseling aan te bieden. De oproeping wordt bekend gemaakt in het blad, waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst.

  • 2. Na verloop van tien jaren na het plaatsen van de in het eerste lid bedoelde oproeping wordt het bedrag der niet ter verwisseling aangeboden bankbiljetten aan de winst van het lopende boekjaar toegevoegd.

    De daarna ter verwisseling aangeboden bankbiljetten worden ten laste van de verlies- en winstrekening gebracht.

  • 3. Na verloop van dertig jaren na het plaatsen van de in het eerste lid bedoelde oproeping vervalt het recht om verwisseling van de desbetreffende bankbiljetten te vorderen.

Artikel 9
  • 1. Omtrent de begrenzing van het gezamenlijke bedrag aan uitgegeven bankbiljetten en andere dadelijk opeisbare verplichtingen van de Bank worden, de direktie en de raad van commissarissen gehoord, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, voorschriften gegeven.

  • 2. Bij het in het vorige lid bedoelde landsbesluit kan aan de Minister de bevoegdheid worden gegeven om in buitengewone omstandigheden op voordracht van de raad van commissarissen en de direktie, het percentage van de dekking van de verplichtingen van de Bank tijdelijk te verlagen tot een in dat landsbesluit genoemd minimum.

Artikel 10

De Bank bevordert de stabiliteit van de waarde van de geldeenheid van de Nederlandse Antillen.

Artikel 11
  • 1. De Bank oefent toezicht uit op het bank- en kredietwezen op de voet van het bepaalde in de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen en bevordert een gezonde ontwikkeling van het bank- en kredietwezen in de Nederlandse Antillen.

  • 2. De Bank oefent toezicht uit op ondernemingspensioenfondsen op de voet van het bepaalde in de Landsverordening ondernemingspensioenfondsen.

  • 3. De Bank oefent toezicht uit op het verzekeringswezen op de voet van het bepaalde in de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf.

  • 4. De Bank oefent toezicht uit op de effectenbeurzen op de voet van het bepaalde in de Landsverordening toezicht effectenbeurzen.

  • 5. De Bank oefent toezicht uit op beleggingsinstellingen en administrateurs op de voet van de Landsverordening toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs.

  • 6. De Bank oefent toezicht uit op de verleners van beheersdiensten op de voert van de Landsverordening toezicht trustwezen.

Artikel 12
  • 1. De Bank is centrale deviezenbank voor de Nederlandse Antillen en reguleert als zodanig het betalingsverkeer met het buitenland. Zij heeft het beheer over de beschikbare deviezen en de kontrole op de besteding daarvan.

  • 2. De Bank kan onder door haar te stellen voorwaarden andere banken machtigen als deviezenbank werkzaam te zijn.

  • 3. De deviezenbank waaraan een machtiging als bedoeld in het tweede lid is afgegeven, is aan de Bank een maandelijkse vergoeding verschuldigd, die wordt berekend overeenkomstig regelen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen.

  • 4. De Bank is bevoegd de koersen voor het deviezenverkeer vast te stellen, waarbij zij in acht neemt de waarde van de gulden en de desbetreffende internationale overeenkomsten welke voor de Nederlandse Antillen gelden.

Artikel 13

De Bank is voorts bevoegd de volgende werkzaamheden te verrichten:

  • 1.

    het afgeven van wisselbrieven en cheques alsmede het voldoen aan schriftelijke of telegrafische betalingsopdrachten;

  • 2.

    het ontvangen van gelden in bewaring, deposito of rekening-courant;

  • 3.

    het kopen en verkopen van:

    • a.

      wissels geaccepteerd door een in de Nederlandse Antillen gevestigde bank en schatkistpapier ten laste van het Land, met geen langere resterende looptijd dan zes maanden, alsmede het disconteren daarvan;

    • b.

      munten en muntmateriaal;

    • c.

      obligaties, uitgegeven door in de Nederlandse Antillen gevestigde publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • d.

      schuldbrieven, waarvan de rente en aflossing door het Land worden gegarandeerd;

    • e.

      vorderingen onder hypothecair verband van onroerende zaken gelegen in de Nederlandse Antillen; of de rechten waaraan deze zijn onderworpen;

  • 4.

    het in bewaring nemen van munten, muntmateriaal of geldswaardige papieren;

  • 5.

    het verstrekken van voorschotten bij wijze van belening of in rekening-courant op onderpand van waardepapieren, vorderingen, goederen, celen, munten en muntmateriaal;

  • 6.

    het afgeven van garanties binnen de uitoefening van haar taak;

  • 7.

    het beleggen van haar vreemde valuta in buitenlands* overheidspapier, in bankaccepten of in schuldbewijzen van buitenlandse banken dan wel het afgeven in deposito van haar vreemde valuta aan buitenlandse banken;

  • 8.

    andere werkzaamheden, bij of krachtens landsverordening aan de Bank opgedragen.

Artikel 14
  • 1. De Bank is hoofdbankier van het Land en als zodanig verantwoording verschuldigd aan de Minister en rekenplichtig aan de Algemene Rekenkamer. Zij verricht deze diensten kosteloos.

  • 2. De Bank kan bij landsbesluit bovendien worden belast met het kassierschap van bij landsverordening in het leven geroepen instellingen van het Land. Ook deze diensten verricht zij kosteloos.

  • 3. Eveneens is de Bank belast met de kosteloze bewaring van alle geldswaarden en waardepapieren ten behoeve van het Land en zijn instellingen als bedoeld in lid 2.

Artikel 15
  • 1. De Bank kan aan het Land voorschotten verstrekken ter voorziening in tijdelijke kasbehoeften, die het gevolg zijn van de seizoenmatige verschillen tussen de ontvangsten en uitgaven van het Land gedurende het begrotingsjaar, mits deze voorschotten op enig moment opgeteld nooit meer bedragen dan tien procent van de inkomsten van het Land in het voorgaande begrotingsjaar.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorschotten worden door de Bank renteloos verleend.

Artikel 16
  • 1. Behoudens het bepaalde in artikel 15 verleent de Bank geen krediet of voorschot in blanco. Onder krediet of voorschot in blanco wordt niet verstaan het toevertrouwen in haar eigen belang van gelden of goederen aan lasthebbers, die niet bij haar in dienst zijn.

  • 2. De Bank koopt geen effecten, behoudens het bepaalde in de artikelen 6 eerste lid en 13, lid 7, en geen goederen anders dan die benodigd voor de uitoefening van haar bedrijf of in de gevallen waarin de aankoop van goederen ter voorkoming van verlies noodzakelijk is.

  • 3. De Bank neemt niet deel in ondernemingen.

  • 4. De Bank schiet geen geld voor op onderpand van vaartuigen of vliegtuigen.

HOOFDSTUK IV Bestuur van de Bank

Artikel 17
  • 1. De directie van de Bank bestaat uit een president bijgestaan door één of twee directeuren.

  • 2. Bij afwezigheid of ontstentenis van de president wordt diens funktie waargenomen door de direkteur, die daartoe door de president wordt aangewezen, bij gebreke waarvan deze aanwijzing geschiedt door de voorzitter van de Raad van Commissarissen.

  • 3. De president vertegenwoordigt de Bank in en buiten rechte.

Artikel 18
  • 1. De president en de direkteur(en) worden door de Gouverneur benoemd uit een voordracht van drie personen, opgemaakt door de raad van commissarissen.

    De Gouverneur zal op de voordracht acht slaan voorzover zulks hem dienstig voorkomt.

  • 2. De president en de direkteur(en) zijn bij hun aftreden terstond opnieuw benoembaar.

  • 3. Op voordracht van de raad van commissarissen kunnen de president en de directeur(en) door de Gouverneur bij met redenen omkleed landsbesluit worden geschorst of ontslagen.

    Ingeval van schorsing wordt door de raad van commissarissen voorzoveel nodig tevens een voordracht van drie personen gedaan tot tijdelijke vervulling van de betreffende funktie.

  • 4. De arbeidsvoorwaarden van de direktie worden neergelegd in een reglement dat na goedkeuring door de Gouverneur, wordt vastgesteld door de raad van commissarissen.

Artikel 19
  • 1. De direktie voert het beleid en het bestuur van de Bank in de ruimste zin van het woord; de direktie is belast met het beheer van de eigendommen der Bank en is bevoegd tot alle daden van beschikking over die eigendommen, voorzover deze bevoegdheid bij of krachtens deze landsverordening niet wordt beperkt.

  • 2. Een der direkteuren wordt aangewezen als secretaris van de Bank en is als zodanig belast met de uitvoering van het beleid ten aanzien van de eigendommen der Bank, de administratie en de zorg voor het sekretariaat.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen, de direktie en de raad van commissarissen gehoord, algemene richtlijnen voor de taakuitoefening van de direktie worden gegeven.

Artikel 20
  • 1. De direktie is bevoegd personeel op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst van de Bank te nemen en te ontslaan.

  • 2. De arbeidsvoorwaarden van het personeel der Bank worden neergelegd in een reglement, dat door de raad van commissarissen en de direktie, na goedkeuring door de Gouverneur, wordt vastgesteld.

  • 3. De arbeidsovereenkomst met een werknemer eindigt uiterlijk met ingang van de dag waarop de werknemer de leeftijd van 60 jaren bereikt.

  • 4. Indien de werknemer op de dag bedoeld in het voorgaande lid krachtens de ter zake voor hem geldende wettelijke en/of in de arbeidsovereenkomst opgenomen bepalingen in het genot is van dan wel aanspraak heeft op verlof of vakantie, wordt de arbeidsovereenkomst beëindigd in aansluiting op het einde daarvan, met dien verstande dat het verlof of de vakantie waarop hij nog aanspraak heeft ingaat op de dag bedoeld in het voorgaande lid.

Artikel 21

[vervallen]

Artikel 22

De direktie is, na overleg met de raad van commissarissen, bevoegd om vertegenwoordigers van in de Nederlandse Antillen gevestigde kredietinstellingen als bedoeld in de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen in een onder voorzitterschap van de president van de Bank te houden vergadering als adviescommissie bijeen te roepen, teneinde de direktie en de raad van commissarissen voorlichting en advies te doen geven omtrent onderwerpen waarover deze het gevoelen dier commissie wensen te vernemen.

Artikel 23
  • 1. Er is een raad van commissarissen, bestaande uit tenminste drie en ten hoogste zeven leden.

  • 2. Voorzitter van de raad van commissarissen is de Regeringscommissaris. Hij wordt door de Gouverneur benoemd en ontslagen.

  • 3. De overige leden van de raad van commissarissen worden door de Gouverneur benoemd uit een voordracht voor ieder van hen van drie personen, door de raad van commissarissen na overleg met de direktie opgemaakt.

  • 4. De benoeming van de in het voorgaande lid bedoelde commissarissen geschiedt voor een periode van vijf jaren. Zij zijn bij hun aftreden terstond opnieuw benoembaar.

  • 5. In bijzondere gevallen kunnen de in lid 3 bedoelde commissarissen bij met redenen omkleed landsbesluit door de Gouverneur worden geschorst of tussentijds ontslagen.

Artikel 24
  • 1. De raad van commissarissen oefent toezicht uit op de handelingen van de Bank en ziet toe op het beheer van de eigendommen van de Bank alsmede op de aan haar toevertrouwde middelen.

  • 2. In het in artikel 19, lid 3 bedoelde landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen mede regels worden gesteld betreffende de verdere taakuitoefening van de raad van commissarissen.

Artikel 25
  • 1. De raad van commissarissen vergadert ten minste eenmaal per kwartaal en voorts zo dikwijls als de voorzitter of twee leden van de raad of de president der Bank zulks nodig oordeelt of wenselijk acht.

  • 2. In de vergaderingen van de raad van commissarissen brengt de president desgevraagd verslag uit over de algemene economische en financiële ontwikkeling van de Nederlandse Antillen en over het door de Bank gevoerde beleid, bestuur en beheer.

Artikel 26
  • 1. De commissarissen ontvangen een vergoeding, welke door de Minister na overleg met hen en met de president der Bank wordt vastgesteld.

  • 2. De uit het voorgaande lid voortvloeiende uitgaven komen ten laste van de Bank.

Artikel 27
  • 1. De Regeringscommissaris houdt van Landswege toezicht op de handelingen der Bank en handelt daarbij overeenkomstig een door de Minister gegeven algemene of bijzondere instruktie.

  • 2. De Regeringscommissaris heeft het recht de vergaderingen van de direktie der Bank bij te wonen en aldaar voorzoveel nodig een raadgevende stem uit te brengen.

  • 3. De direktie der Bank is gehouden de Regeringscommissaris desgevraagd al die inlichtingen te verstrekken en daarbij boeken, bescheiden en andere gegevensdragers over te leggen, welke deze voor een behoorlijke uitoefening van zijn taak nodig acht.

Artikel 28
  • 1. De commissarissen, de president en de direkteur(en) van de Bank moeten bij benoeming de leeftijd van dertig jaren hebben bereikt, de staat van Nederlander bezitten en woonplaats hebben in de Nederlandse Antillen.

  • 2. Vertegenwoordigers van in de Nederlandse Antillen gevestigde trustkantoren, en kredietinstellingen als bedoeld in de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen kunnen niet tegelijkertijd in een der funkties als genoemd in het voorgaande lid werkzaam zijn.

  • 3. Tussen de commissarissen onderling, tussen hen en de direktieleden, alsmede tussen de direktieleden onderling mag geen bloed- of aanverwantschap tot de tweede graad bestaan.

    Echtgenoten mogen niet tegelijk in een der genoemde hoedanigheden bij de Bank optreden.

    Indien aanverwantschap ontstaat na hun benoeming, mogen de meergenoemde funktionarissen hun werkzaamheden bij de bank niet voortzetten zonder toestemming van de Minister.

Artikel 29

De commissarissen, de president en de direkteur(en) leggen bij de aanvaarding van hun benoeming in handen van de Gouverneur de eed of belofte af, waarbij zij zich verplichten tot geheimhouding ten aanzien van datgene waarvan zij uit hoofde van hun funktie kennis dragen, althans voorzover mededeling daarvan niet bij of krachtens landsverordening is voorgeschreven.

HOOFDSTUK V Begroting, balans en verlies- en winstrekening

Artikel 30
  • 1. Het boekjaar van de Bank loopt van de eerste januari tot en met de eenendertigste december daaraanvolgende.

  • 2. Jaarlijks wordt vóór 1 december door de direktie een begroting van de uitgaven der Bank voor het volgende boekjaar aan de raad van commissarissen ter goedkeuring aangeboden.

    Nadat de begroting is goedgekeurd wordt zij aan de Minister en aan de Staten ter kennisneming overgelegd.

Artikel 31
  • 1. Jaarlijks wordt vóór 1 juli de balans en de verlies- en winstrekening van het afgelopen boekjaar door de direktie samengesteld en, na kontrole door een door de Raad van Commissarissen aangewezen externe accountant, aan de raad van commissarissen ter vaststelling voorgelegd.

  • 2. In de eerste daaropvolgende vergadering, te houden binnen 60 dagen na de in het eerste lid bedoelde accountantscontrole, worden de jaarstukken door de raad van commissarissen vastgesteld; een exemplaar wordt aan de Minister toegezonden.

    Indien de raad van commissarissen echter bedenkingen heeft tegen de haar voorgelegde jaarstukken, legt zij deze bedenkingen na overleg met de direktie der Bank aan de Gouverneur ter beslissing voor.

  • 3. Voorzover het daden betreft die uit de overgelegde jaarstukken blijken, strekt vaststelling van de jaarstukken tot décharge van de directie der Bank.

Artikel 32

De directie der Bank doet eenmaal per maand in het blad waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst, mededeling van een verkorte balans.

Artikel 33

De door de Bank jaarlijks gemaakte winst wordt, na donatie of aanzuivering van het in artikel 4 genoemde reservefonds en na eventuele reserveringen zoals bedoeld in artikel 5, in 's Lands kas gestort.

Artikel 34

Van de Bank uitgaande stukken en bescheiden zijn vrijgesteld van zegelbelasting.

HOOFDSTUK VI Slot- en Overgangsbepalingen

Artikel 35
  • 1. Deze landsverordening, welke kan worden aangehaald als ,,het Centrale Bank-Statuut 1985" treedt in werking met ingang van de dag na die van haar afkondiging.

  • 2. Voorzover in deze landsverordening niet anders wordt bepaald, vervalt met ingang van het in het vorige lid bedoelde tijdstip het Bankstatuut (P.B. 1961, 158).

  • 3. Voorzover bij deze landsverordening niet anders wordt bepaald, blijven de op het Bankstatuut (P.B. 1961, no 158) berustende nadere regelen en uitvoeringsvoorschriften van kracht totdat zij door andere nadere regelen en uitvoeringsvoorschriften overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening zijn vervangen.

Artikel 36

De banken die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening reeds als deviezenbank werkzaam zijn, worden geacht de machtiging als bedoeld in artikel 12, lid 2 te hebben verkregen.

Artikel 37
  • 1. De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening in funktie zijnde direkteur en sekretaris van de Bank worden geacht te zijn benoemd tot president respektievelijk direkteur die aangewezen is als sekretaris van de Bank als bedoeld in artikel 19, lid 2, overeenkomstig het bepaalde in artikel 18, lid 1.

  • 2. De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening in functie zijnde commissarissen als bedoeld in artikel 23 lid 3 blijven, in afwijking van het bepaalde in het vierde lid van laatstgenoemd artikel, in functie voor de duur van hun ambtstermijn.