Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Rijnwoude

Verordening voorzieningen maatschappelijke ---ondersteuning gemeente Rijnwoude 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Rijnwoude
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen maatschappelijke ---ondersteuning gemeente Rijnwoude 2012
CiteertitelVerordening voorzieningen maatschappelijke ---ondersteuning gemeente Rijnwoude 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 5 Wet maatschappelijke ondersteuning

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-201201-01-2014Nieuwe regeling

08-03-2012

Rijnwoude Koerier, 28 maart 2012

2012/II/D

Tekst van de regeling

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rijnwoude 2012

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

De gemeenteraad van de gemeente Rijnwoude (verder genoemd, de raad);

Gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders (verder genoemd, het college) voor de vaststelling van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Rijnwoude van 17 januari 2012; 

gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 351);

besluit :

vast te stellen de: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Rijnwoude 2012.

Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    Besluit: het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Rijnwoude;

  • c.

    Beleidsregels: de beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Rijnwoude;

  • d.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van een huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het zich verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • e.

    ICF: International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF). Dit is een raamwerk van classificaties die tezamen een gestandaardiseerd begrippenapparaat vormen voor het beschrijven van het menselijk functioneren en de problemen die daarin kunnen optreden;

  • f.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke leven, te weten: het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke

    vervoersystemen, het ontmoeten van andere mensen en het

    aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het maatschappelijke leven;

  • g.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financieel vermogen van mensen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke leven mogelijk maken;

  • h.

    Voorziening: een woonvoorziening, een vervoersvoorziening, een rolstoelvoorziening of een voorziening ten behoeve van het voeren van een huishouden;

  • i.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid alsmede een beperktetoegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • j.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • k.

    Hulp bij het huishouden: het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische

    aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of psychosociaal probleem dat leidt of dreigt te leiden tot het disfunctioneren van het verzorgen van het (gezins-)

    huishouden van een persoon met beperkingen;

  • l.

    Woonvoorziening: een voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van belemmeringen die een persoon met beperkingen bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt. Bij ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte

    wordt slechts die voorziening als woonvoorziening aangemerkt,

    indien de voorziening:

    • 1.

      gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische

      belemmeringen of 

    • 2.

      een uitraasruimtwe betreft.

  • m.

    Uitraasruimte: een verblijfsruimte waarin een persoon met beperkingen die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont zich kan afzonderen of tot rust kan komen;

  • n.

    (Errgonomische) belemmering: bouwkundige of woontechnische belemmering, die aantoonbaar in de weg staat aan het normale gebruik van de woonruimte en die rechtstreeks ondervonden wordt als gevolg van lichamelijke functionele beperkingen van de persoon met beperkingen;

  • o.

    Woonruimte:

    • 1.

      een woning, met uitzondering van kamers die zelfstandig verhuurd worden;

    • 2.

      een woonwagen op een standplaats: een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, als bedoeld in de Huisvestingswet;

    • 3.

      een woonschip op een ligplaats: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of

      nachtverblijf van één of meerdere personen, als bedoeld in de Huisvestingswet.

  • p.

    Hoofdverblijf: de woonruimte bestemd voor permanente bewoning waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres hij in de gemeentelijke basisadministratie

    persoonsgegevens staat ingeschreven, dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, indien de persoon met beperkingen met een briefadres staat ingeschreven. Indien de persoon met beperkingen permanent in een instelling verblijft, is die instelling het hoofdverblijf geworden;

  • q.

    Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorend tot een woning, bestemd en noodzakelijk om de woning en de daarbij horende berging van de persoon met beperkingen vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken;

  • r.

    Instelling: een instelling als bedoeld in artikel 5, Wet toelating zorginstellingen (Stb. 2005, 571);

  • s.

    Vervoersvoorziening: een voorziening die gericht is op het opheffen of verminderen van belemmeringen die een persoon met beperkingen ondervindt bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • t.

    Rolstoelvoorziening: een voorziening die kan bestaan uit:

    • 1.

      een rolstoel voor verplaatsing binnen de woonruimte, dan wel voor verplaatsing binnen of buiten de

      woonruimte;

    • 2.

      een aanpassing aan de rolstoel;

    • 3.

      onderhoud/reparatie en, indien nodig, verzekering van de rolstoel;

    • 4.

      een sportrolstoel en onderhoud/reparatie en, indien nodig, verzekering van de sportrolstoel;

    • 5.

      een speel-leervoorziening bedoeld voor kinderen van 0 tot 12 jaar.

  • u.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • v.

    Financiële tegemoetkoming: Een vaste tegemoetkoming in de kosten van een voorziening of het onderhoud van een verstrekte voorziening. De hoogte van de financiële tegemoetkomingen zijn door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning;

  • w.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager één of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit te stellen regels van

    toepassing zijn;

  • x.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • y.

    Eigen bijdrage: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden door de persoon met beperkingen en  waarop de in het Besluit te stellen regels van toepassing zijn;

  • z.

    Eigen aandeel: een door het college vast te stellen aandeel, dat bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming betaald moet worden door de persoon met beperkingen en waarop de in het Besluit te stellen regels van toepassing zijn;

  • aa.

    Meerkosten: dat deel van de kosten van een krachtens de Wet te verstrekken voorziening dat uitgaat boven voor een persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten;

  • bb.

    Algemeen gebruikelijk: datgene dat naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van personen als de aanvrager behoort;

  • cc.

    Inkomen: Een inkomen als omschreven in de AmvB van 02 oktober 2006 (Stb 2006, 450);

  • dd.

    Huisgenoot: iedere persoon met wie de aanvrager duurzaam een gezamenlijke huishouding voert;

  • ee.

    Mantelzorger: een persoon die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wet.

  • ff.

    AmvB: het Besluit maatschappelijke ondersteuning zoals vastgesteld door het rijk, De AmvB conform artikel 15 lid 3 van de wet (Stb. 02-10-2006, nr. 450);

  • gg.

    sociaal minimum: de van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals bedoeld in de Wet werk en bijstand, vermeerderd met de toeslag als bedoeld in artikel 25 van de Wet werk en bijstand;

  • hh.

    Gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeen heid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een

    gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

Paragraaf 2 Bereik van de verordening

Artikel 2 Compensatiebeginsel
  • 1. Het compensatiebeginsel houdt de algemene verplichting in dat het college beperkingen in zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van personen met beperkingen compenseert.

  • 2. Het compensatiebeginsel is van toepassing op:

    • a.

      het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers;

    • b.

      het bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer;

    • c.

      het verstrekken van individuele voorzieningen aan personen met beperkingen.

  • 3. Het college verstrekt aan een persoon die beperkingen in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie ondervindt bepaalde voorzieningen, die hem in staat stellen:

    • a.

      een huishouden te voeren;

    • b.

      een woning normaal te gebruiken;

    • c.

      zich te verplaatsen in en om de woning;

    • d.

      zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;

    • e.

      zich zodanig te verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoerssystemen en

    • f.

      andere mensen te ontmoeten en sociale verbanden aan te gaan en te onderhouden om op die manier deel te nemen aan het maatschappelijke leven.

  • 4. Bij het het bepalen van de voorzieningen houdt het college rekening met persoonskenmerken, behoeften van de persoon met beperkingen, de omstandigheden waarin de persoon met beperkingen verkeert en

    de capaciteit van de persoon met beperkingen om uit oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.

Artikel 3 Beoordelen beperkingen
  • 1. Bij het beoordelen van de beperkingen wordt - waar mogelijk - het begrippenkader van de ICF gehanteerd als afwegingskader en als grondslag om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen.

  • 2. In gevallen waarin het begrippenkader van de ICF niet of niet in voldoende mate voorziet, wordt aansluiting gezocht bij andere begrippenkaders.

Artikel 4 Voorwaarden voor verstrekking
  • 1. Eenvoorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht;

    • b.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of aanzienlijk te verminderen;

    • c.

      deze,  naar objectieve maatstaven gemeten, als een adequate voorziening kan worden aangemerkt. Indien er de keuze is tussen meerdere adequate voorzieningen, zal die voorziening worden verstrekt die het goedkoopst is;

    • d.

      de kosten van de voorziening – met uitzondering van de hulp bij het huishouden - in redelijke verhouding staan tot de staat van de woonruimte dan wel de resterende technische levensduur van

      het vervoermiddel of de rolstoel.

  • 2. In afwijking van hetgeen in lid 1 sub a is bepaald, kan een voorziening worden verstrekt in de vorm van een algemene voorziening.

  • 3. In afwijking van hetgeen in lid 1 sub b is bepaald, kan hulp bij het huishouden ook voor een kortere periode worden verstrekt.

Artikel 5 Algemene afwijzingsgronden
  • 1. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      indien op grond van enig andere (wettelijke) regeling aanspraak op de voorziening bestaat;

    • c.

      indien de aanvrager niet zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Rijnwoude;

    • d.

      indien de gevraagde voorziening naar het oordeel van het college niet medisch of psychosociaal noodzakelijk is;

    • e.

      voor zover er van de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • f.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager heeft gemaakt vóór de datum waarop het besluit is genomen;

    • g.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningengehandicapten, is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvings- termijn nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan dan wel dat er sprake is van een aanmerkelijke verandering van omstandigheden, als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen en de kosten/schade daarvan niet op andere wijze zijn of worden vergoed. De afschrijvingstermijnen zijn in beleidsregels vastgesteld door het college;

    • h.

      indien overigens niet voldaan wordt aan de in deze verordening genoemde voorwaarden. 

  • 2. Het gestelde in lid 1 onder g is niet van toepassing op hulp bij het huishouden.

Paragraaf 3 Procedures

Artikel 6 De aanvraag
  • 1. De aanvraag van een voorziening wordt door de persoon met beperkingen of door de rechtmatige vertegenwoordiger van deze persoon ingediend.

  • 2. Voor het indienen van een aanvraag van een voorziening, moet gebruik worden gemaakt van een door het college beschikbaar gesteld formulier.

  • 3. Het college kan aanvragers verplichten zich te legitimeren door middel van een document als aangewezen in artikel 1, eerste lid, onder 1º tot en met 3º van de Wet op de Identificatieplicht (Stb. 1993, 660)

Artikel 7 Inlichtingen

De aanvrager is verplicht om op verzoek of uit eigener beweging aan het college, of aan door hem aangewezen adviseurs, alle gegevens te (doen) verschaffen, die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 8 Onderzoek en advies
  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dat van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie de aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te

      bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door één of meerdere daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college kan nadere afspraken maken met adviesorganen over aan te wijzen aangevraagde voorzieningen, waarover of situaties waarin advies wordt gevraagd, en wijst deze instanties aan als

    aangewezen adviesinstanties.

  • 3. De adviseur dient, dan wel de adviseurs gezamenlijk dienen, te beschikken over kennis op de volgende gebieden: (para)medische kennis, sociale kennis, ergonomische kennis en productkennis.

Artikel 9 Gegevens in de beschikking
  • 1. Indien een voorziening wordt toegekend, wordt in de beschikking vermeld:

    • a.

      de voorwaarden waaraan de rechthebbende dient te voldoen voordat tot verstrekking kan worden overgegaan;

    • b.

      de aard en de omvang van de voorziening en

    • c.

      voor welk doel de voorziening aangewend dient te worden.

  • 2. Indien een voorziening voor bepaalde tijd wordt verstrekt, wordt in de beschikking tevens de geldigheidsduur vermeld.

  • 3. Indien een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt, wordt in de beschikking tevens vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 4. Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt in de beschikking tevens vermeld:

    • a.

      de omvang van het persoonsgebonden budget en

    • b.

      de looptijd van het persoonsgebonden budget en

    • c.

      zo mogelijk de hoogte van de eigen bijdrage.

  • 5. Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt bij de beschikking een programma van eisen verstrekt, waarin is aangegeven aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget re verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 6. Zowel bij de toekenning als bij de afwijzing van een voorziening, worden de gronden van toekenning of afwijzing gemotiveerd weergegeven.

Artikel 10 Afstemming

Om de verstrekking van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de persoon met beperkingen, laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de persoon met beperkingen.

Artikel 11 Wijzigingen in de situatie
  • 1. Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze

    van belang zijn voor het recht op een voorziening. 

  • 2. Na toekenning van een voorziening op grond van deze verordening, is het college bevoegd de persoon met beperkingen op te roepen of hem schriftelijk om informatie te vragen teneinde vast te stellen of de

    omstandigheden die hebben geleid tot toekenning van de voorziening, ongewijzigd zijn.

Artikel 12 Intrekken besluit

Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken, indien aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a.

    niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

  • b.

    de voorwaarden gesteld in de bruikleenovereenkomst niet worden nageleefd;

  • c.

    de voorziening binnen zes maanden na de verlening niet is aangewend voor het doel waarvoor deze is verstrekt;

  • d.

    de voorziening is verstrekt op grond van gegevens, waarvan inmiddels is gebleken dat die zodanig onjuist of onvolledig waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

Artikel 13 Terugvordering en verhaal van de schade
  • 1. In geval een besluit op grond van artikel 12 is ingetrokken, kan een op basis daarvan reeds in bruikleen verstrekte voorziening in natura van de persoon met beperkingen worden teruggevorderd.

  • 2. In geval een besluit met betrekking tot het recht op een in eigendom verstrekte voorziening op grond van artikel 12 is ingetrokken, omdat de voorziening is verstrekt op basis van valselijk verstrekte gegevens,

    kan deze voorziening van de persoon met beperkingen worden teruggevorderd.

  • 3. In geval een besluit op grond van artikel 12 is ingetrokken, kan een op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget van de persoon met beperkingen worden

    teruggevorderd.

  • 4. Eventuele schade aan een in bruikleen toegekende voorziening kan, met inachtneming van de bepalingen in de bruikleenovereenkomst, worden verhaald op de bruiklener.

  • 5. In geval een in bruikleen verstrekte voorziening als gevolg van verwijtbare gedragingen van de persoon met beperkingen niet meer aanwezig is, kan de restwaarde van de voorziening in rekening worden

    gebracht bij de bruiklener.

HOOFDSTUK 2 WIJZE VAN VERSTREKKEN

Artikel 14 Vormen van verstrekkingen

Het college kan een voorziening verstrekken in de volgende vormen:

  • a.

    een verstrekking in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget;

  • c.

    een financiële tegemoetkoming.

Artikel 15 Persoonsgebonden budget

Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 5 en 6 van de Wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • a.

    een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

  • b.

    de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequaat te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit;

  • c.

    de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, wordt door het college vastgelegd in het Besluit.

Artikel 16 Financiële tegemoetkoming

  • 1. Het college stelt vast voor welke individuele voorzieningen een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt;

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt door het college vastgelegd in het Besluit.

Artikel 17 Keuzevrijheid

  • 1. Indien het college keuzevrijheid biedt voor een voorziening, heeft een persoon met beperkingen bij de verstrekking van een individuele voorziening de keuze tussen:

    • a.

      een verstrekking in natura;

    • b.

      een verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget.

  • 2. Een persoonsgebonden budget wordt niet verstrekt als er overwegende bezwaren zijn tegen de verstrekking hiervan.

Artikel 18 Eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1. Bij het verstrekken van individuele woon-, of vervoersvoorzieningen, is de persoon met beperkingen geen eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd. 

  • 2. De eigen bijdrage die moet worden betaald bij de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld conform artikel 4.1 van de AmvB (Stb 2006, nr. 450 laatstelijk gewijzigd Stb. 2008, nr. 185).

HOOFDSTUK 3 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 19 Vormen van hulp bij het huishouden

Ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, kan het college een voorziening verstrekken die kan bestaan uit:

  • 1.

    een algemene voorziening, die ondersteunt bij het voeren van een huishouden;

  • 2.

    een individuele voorziening, bestaande uit:

    • a.

      hulp bij het huishouden in natura;

    • b.

      een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden. 

Artikel 20 Primaat algemene voorzieningen ondersteuning bij het voeren van een huishouden

Een persoon met beperkingen kan voor een algemene voorziening als bedoeld in artikel 18 lid 1 in aanmerking komen, indien:

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of

  • b.

    problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg het zelf uitvoeren van één of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

Artikel 21 Recht op individuele hulp bij het huishouden

Een persoon met beperkingen kan voor een individuele voorziening als bedoeld in artikel 19, lid 2 onder a en b, in aanmerking komen als:

  • a.

    de in het eerste lid van artikel 19 genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of

  • b.

    de in het eerste lid van artikel 19 genoemde voorziening niet beschikbaar is.

Artikel 22 Gebruikelijke zorg

  • 1. De omvang van de te verstrekken hulp bij het huishouden wordt afgestemd op de gezinssituatie en de medische of psychosociale situatie van de aanvrager. 

  • 2. Bij het bepalen van de omvang van de te verstrekken hulp bij het huishouden wordt rekening gehouden met de mate waarin huisgenoten van de persoon met beperkingen in staat zijn het huishoudelijk werk te

    verrichten conform het protocol Gebruikelijke Zorg.

Artikel 23 Omvang van de hulp bij het huishouden

  • 1.

    De omvang van de voorziening hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in halve uren.

  • 2.

    De omvang van de voorziening hulp bij het huishouden wordt bepaald aan de hand van het door het college vastgestelde protocol Hulp bij het huishouden.

Artikel 24 Omvang van het persoonsgebonden budget

De bedragen die in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit.

Het college kan de bedragen verhogen of verlagen conform de CAO van het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf (categorie1) en de CAO voor de Verpleeg-, en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (categorie 2).

HOOFDSTUK 4 WOONVOORZIENINGEN

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 25 Vormen van woonvoorzieningen

Het college kan een woonvoorziening verstrekken die kan bestaan uit:

  • 1.

    een algemene woonvoorziening;

  • 2.

    een individuele woonvoorziening, te onderscheiden in:

    • a.

      een woonvoorziening in natura;

    • b.

      een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

    • c.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 26 Primaat algemene woonvoorzieningen

Een persoon met beperkingen kan voor een algemene woonvoorziening in aanmerking komen, indien aantoonbare beperkingen een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

Artikel 27 Recht op individuele woonvoorzieningen

Een persoon met beperkingen kan voor een individuele woonvoorziening in aanmerking komen, indien de in artikel 26 genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

Artikel 28 Soorten individuele woonvoorzieningen

Het college kan een individuele woonvoorziening verstrekken voor de kosten van:

  • a.

    verhuizing en inrichting;

  • b.

    woningaanpassing;

  • c.

    woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard;

  • d.

    woningsanering;

  • e.

    onderhoud, keuring en reparatie;

  • f.

    tijdelijke huisvesting;

  • g.

    huurderving;

  • h.

    verwijderen van woonvoorzieningen.

Artikel 29 Hoofdverblijf
  • 1. Het college verstrekt slechts een woonvoorziening, indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of binnen afzienbare tijd zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan het college een woonvoorziening verstrekken voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een instelling.

  • 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat. Artikel 5 lid 1 sub c is hierop niet van toepassing.

  • 4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte. Het college kan in het Besluit een maximumbedrag aan het bezoekbaar maken stellen.

  • 5. In voorkomende gevallen kan het college besluiten een woning in de gemeente Rijnwoude logeerbaar te maken indien de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft in een instelling en niet reeds een

    aangepaste woonruimte als logeeradres in de gemeente of elders beschikbaar is. Artikel 5 lid 1 sub c is hierop niet van toepassing. Het college kan in het Besluit een maximumbedrag aan het logeerbaar

    maken stellen.

  • 6. In afwijking van het gestelde in het eerste lid, kan het college aan twee woonruimten voorzieningen treffen, indien dit de woonruimten betreft van gescheiden ouders en zij de zorg voor het minderjarige kind voor wie de aanpassingen benodigd zijn, delen.

Artikel 30 Uitsluitingen
  • 1. De voorzieningen als genoemd in dit hoofdstuk worden niet verstrekt voor hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en instellingen die zorg leveren krachtens de AWBZ of zorgverzekeringswet.

  • 2. Ook worden geen voorzieningen als bedoeld in dit hoofdstuk verstrekt ten behoeve van gemeenschappelijke ruimten van woongebouwen, of doelgroep woningen, zoals aanleunwoningen en seniorencomplexen.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kunnen de volgende voorzieningen aan gemeenschappelijke ruimten worden aangebracht: automatische deuropeners, hellingbanen, aangepaste toegangsdeuren, drempelhulpen en vlonders, een opstelplaats voor een elektrische rolstoel of buitenwagen en extra trapleuningen.

  • 4. Een voorziening als bedoeld dit hoofdstuk wordt niet getroffen indien deze bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden en aan gebouwen die specifiek op ouderen of gehandicapten zijn gericht.

Artikel 31 Afwijzingsgronden

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt afgewezen indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de oude woning ten gevolge van beperkingen geen aanleiding bestond;

  • b.

    de persoon met beperkingen is verhuisd van een woning die ten gevolge van zijn beperkingen ongeschikt is voor normaal gebruik daarvan naar een woning die eveneens ongeschikt is, tenzij voor deze verhuizing vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    de vergoeding van de kosten van verhuizing en inrichting aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • d.

    voor zover de ondervonden belemmeringen in de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

  • e.

    de persoon met beperkingen:

    • voor het eerst zelfstandig gaat wonen, voor zover dit de gebruikelijke kosten betreft;

    • verhuisd is vanuit of naar een woonruime die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;

    • verhuisd is naar een instelling gericht op het verstrekken van zorg.

  • f.

    de aangevraagde woonvoorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw.

Paragraaf 2 Individuele woonvoorzieningen

Artikel 32 Primaat van de verhuizing
  • 1. Een persoon met beperkingen komt voor een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten in aanmerking, wanneer aantoonbare beperkingen in het normale gebruik van de woning worden ondervonden en de mogelijkheden van aanpassing van de huidige woning onvoldoende zijn of de kosten van de aanpassingen hoger zijn dan het door het college in het Besluit vastgestelde bedrag.

  • 2. Een persoon met beperkingen kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 28 onder b in aanmerking komen wanneer aantoonbare beperkingen in het normale gebruik van de woning worden ondervonden en een verhuizing:

    • a.

      niet te realiseren is;

    • b.

      niet de goedkoopst adequate voorziening is;

    • c.

      naar het oordeel van het college niet gewenst is op grond van individuele omstandigheden.

Artikel 33 Voorwaarden voor verhuis- en inrichtingskosten
  • 1. Het college kan een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten verstrekken aan:

    • a.

      de persoon met beperkingen;

    • b.

      een persoon, die op verzoek van de gemeente ten behoeve van een persoon met beperkingen zijn woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd/vrijgemaakt. 

  • 2. Het college verstrekt slechts een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten aan de persoon met beperkingen, als bedoeld in het eerste lid onder a, indien:

    • a.

      de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat het college een besluit op de aanvraag heeft genomen;

    • b.

      persoon met beperkingen niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • c.

      de persoon met beperkingen verhuist vanuit of naar een woonruimte die geschikt is om het gehele jaar te worden bewoond;

    • d.

      de persoon met beperkingen niet verhuist naar een instelling of een andere onzelfstandige woonruimte;

    • e.

      in de te verlaten woonruimte aantoonbare belemmeringen in het normale gebruik van de woonruimte worden ondervonden;

    • f.

      in de te betrekken woonruimte geen belemmeringen zullen worden ondervonden;

    • g.

      voorafgaande aan de acceptatie van de woning een verklaring van het college is verkregen dat de woning waar men naar wenst te verhuizen de goedkoopst adequaat aan te passen woning is

Artikel 34 Primaat losse woonunit

Indien een woningaanpassing bestaat uit een aanbouw aan of een verbouwing van een woning die het eigendom is van een verhuurder die niet bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, kan het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken, zulks indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 35 Bepalingen losse woonvoorzieningen

Indien een financiële tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten de goedkoopst adequate oplossing is, maar de in artikel 28 onder b en c genoemde voorziening(en) tenminste even adequaat is/zijn, kan het college besluiten dat de financiële tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten ook mag worden aangewend ten behoeve van de noodzakelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 28 onder b en c. Hiertoe kan worden besloten indien de persoon met beperkingen bereid is het verschil in kosten zelf bij te betalen en het complete programma van eisen, zoals door het college vastgesteld, zal worden uitgevoerd.

Artikel 36 Uitraasruimte

Een persoon met beperkingen kan voor een uitraasruimte in aanmerking komen wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 37 Woonwagen

Het college verstrekt slechts een financiële tegemoetkoming of een verstrekking in natura voor de aanpassing van een woonwagen indien:

  • a.

    de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag nog een technische levensduur heeft van minimaal vijf jaar;

  • b.

    de standplaats ten tijde van de indiening van de aanvraag niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c.

    de woonwagen bij de gemeente op de standplaats stond ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening; en

  • d.

    de hoofdbewoner van de woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Huisvestingswet.

Artikel 38 Woonschip

Het college verstrekt slechts een financiële tegemoetkoming of een verstrekking in natura voor de aanpassingskosten van een woonschip indien:

  • a.

    het woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag nog een technische levensduur heeft van nog minimaal vijf jaar; en

  • b.

    het woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

Artikel 39 Woningsanering
  • 1. Het college verstrekt eenmalig een financiële tegemoetkoming ter realisatie van een woningsanering, indien:

    • a.

      de noodzaak hiertoe, in verband met een allergie voor huisstof of huisstofmijt, is vastgesteld;

    • b.

      er bij de aanschaf van de huidige vloer- en raambedekking geen sprake was van een (verwachte) noodzaak tot woningsanering;

    • c.

      de huidige woning niet eerder door de aanvrager op grond van de Wet of andere wet- en regelgeving gesaneerd is;

    • d.

      de woningsanering is aangevraagd binnen één jaar nadat voor de eerste maal een allergie voor huisstofmijt is vastgesteld;

    • e.

      er sprake is van een acute noodzaak tot verstrekking van de voorziening, met een daarbij horende afschrijvingstermijn van zeven jaar. 

  • 2. Het college legt de hoogte van de financiële tegemoetkoming vast in het Besluit.

Artikel 40 Kosten van keuring en van onderhoud/reparatie en verzekering

Voor woonvoorzieningen met elektrische en/of mechanische onderdelen die verstrekt zijn in eigendom of in de vorm van een PGB, kan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt voor de kosten van keuring,onderhoud,reparatie en verzekering. De hoogte van de tegemoetkoming is opgenomen in het Besluit. Bij voorzieningen die door de gemeente Rijnwoude in bruikleen zijn verstrekt komen de kosten als bedoeld onder artikel 28 onder e. voor rekening van de gemeente.

Artikel 41 Kosten van tijdelijke huisvesting
  • 1. Het college kan een financiële tegemoetkoming verstrekken om de kosten van tijdelijke huisvesting die door de persoon met beperkingen moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of van de door hem nog te betrekken woonruimte. De financiële tegemoetkoming wordt verstrekt uitsluitend voor een periode van maximaal zes maanden dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de persoon met beperkingen voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 2. Het college verstrekt slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als de persoon met beperkingen redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten heeft.

  • 3. Het college verstrekt uitsluitend een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting, indien deze kosten worden gemaakt in verband met het:

    • a.

      tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte;

    • b.

      tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte;

    • c.

      langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

Artikel 42 Kosten in verband met huurderving
  • 1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte door een persoon met beperkingen, kan het college een financiële tegemoetkoming verstrekken aan de eigenaar van de woning in verband met de derving van huurinkomsten als de aangebrachte aanpassingen de verhuur in de weg staan.

  • 2. De termijn gedurende welke een financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, bedraagt ten hoogste zes maanden, waarbij de eerste maand huur- derving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

Artikel 43 Verwijderen van woningaanpassingen

Het college kan een financiële tegemoetkoming verstrekken voor de kosten van verwijdering van een woningaanpassing waarvoor een overheidsbijdrage is verstrekt, als de woonruimte in de huidige staat niet opnieuw verhuurbaar is.

Artikel 44 Aanvang werkzaamheden en bezichtiging in de woning
  • 1. Het college verstrekt slechts een woningaanpassing, indien:

    • a.

      met de werkzaamheden waarop de voorziening betrekking heeft, geen aanvang is genomen voordat het college een positief besluit heeft genomen op de aanvraag;

    • b.

      door het college aangewezen personen op één of meer door hen te bepalen tijdstippen toegang is geboden tot dat gedeelte van de woonruimte waar de woonruimteaanpassing wordt verricht;

    • c.

      deze personen inzage wordt gegeven in de bescheiden en tekeningen welke betrekking hebben op de woonruimteaanpassing en de gelegenheid is geboden tot het controleren van de woonruimteaanpassing.

  • 2. Het college kan van het bepaalde in het eerste lid onder a afwijken, indien bijzondere spoedeisende omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Artikel 45 Gereedmelding
  • 1. De werkzaamheden dienen uiterlijk binnen twee jaren na het toekennen van de financiële tegemoetkoming te zijn voltooid. Uiterlijk binnen acht weken na de voltooiing van de werkzaamheden verklaart degene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald schriftelijk aan het college, dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.

  • 3. De gereedmelding, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is toegekend.

  • 4. Degene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald, dient gedurende een periode van twee jaren alle rekeningen en betalingswijzen met betrekking tot de werkzaamheden voor controle beschikbaar te houden.

Artikel 46 Anti-speculatiebeding

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze of een volgende verordening een financiële tegemoetkoming ontvangt in de kosten van het treffen van een woonvoorziening van bouwtechnische aard welke een waardevermeerdering van de woning tot gevolg heeft, en die binnen een periode van zeven jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen één week na het passeren van de akte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. Het college stelt in het Besluit nadere regels omtrent de terugbetaling.

HOOFDSTUK 5 VERVOERSVOORZIENINGEN

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 47 Vormen van vervoersvoorzieningen
  • 1. Het college kan een vervoersvoorziening verstrekken, bestaande uit:

    een voorziening in natura door middel van een collectief systeem van aanvullend openbaar vervoer eventueel in combinatie met een begeleiderspas;

  • 2. een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget al dan niet ten behoeve van collectief gebruik verstrekt, in de vorm van:

    • a.

      een scootmobiel;

    • b.

      een ander verplaatsingsmiddel voor de korte en middellange afstand;

    • c.

      vergoeding voor de kosten voor onderhoud/reparatie /aanpassing en indien nodig, een verzekering van de hiervoor onder a en b genoemde voorziening.

    • d.

      accessoires voor de onder a en b vermelde vervoersvoorzieningen;

  • 3. een financiële tegemoetkoming voor:

    • a.

      aanpassing van een eigen auto;

    • b.

      onderhoud/reparatie en indien nodig, de (meer)kosten van een verzekering van de vervoersvoorziening zoals vermeld onder a.;

    • c.

      gebruik van een eigen auto, een taxi of rolstoeltaxi.

  • 4. een een financiële tegemoetkoming in de meerkosten van een aanpassingen aan algemeen gebruikelijk vervoersmiddel, anders dan een auto.

Artikel 48 Begeleiderspas

Een begeleiderspas zoals bedoeld in artikel 47 lid 1 wordt slechts toegekend indien de persoon met beperkingen zonder begeleiding tijdens het vervoer geen gebruik kan maken van het collectief vervoer. De voorwaarden om in aanmerking te komen voor een begeleiderspas zijn door het college vastgelegd in beleidsregels.

Artikel 49 Kosten van keuring en van onderhoud/reparatie

Voor een voorziening als bedoeld in artikel 47, lid 2 onder a en b, verstrekt in eigendom of in de vorm van een persoonsgebonden budget, wordt door het college een financiële tegemoetkoming verstrekt voor de kosten van onderhoud en reparatie. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is vastgesteld door het college en opgenomen in het Besluit.

Bij voorzieningen als bedoeld in artikel 47, lid 2 onder a en b welke door de gemeente Rijnwoude in bruikleen zijn verstrekt komen de kosten voor onderhoud en reparatie en evt. verzekering voor rekening van de gemeente.

Artikel 50 Primaat van collectief vervoer

Bij de keuze van de meest adequate vervoersvoorziening wordt het primaat gegeven aan het collectief vervoer.

Artikel 51 Recht op een vervoersvoorziening
  • 1. Een persoon met beperkingen kan voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 47, lid 1, in aanmerking komen wanneer aantoonbare beperkingen het onmogelijk maken om:

    • a.

      begeleid of zelfstandig gebruik te maken van het openbaar vervoer of

    • b.

      het openbaar vervoer te bereiken.

  • 2. In uitzondering van lid 1 komt een persoon met beperkingen voor een vervoersvoorziening als bedoeld in het vorige lid in aanmerking wanneer aantoonbare beperkingen het onmogelijk maken om zelfstandig gebruik te maken van het openbaar vervoer maar wel zelfstandig gebruik gemaakt kan worden van het collectief vervoer.

  • 3. Een persoon met beperkingen kan voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 47 lid 2 in aanmerking komen, wanneer aantoonbare beperkingen het onmogelijk maken om:

    • a.

      begeleid of zelfstandig het openbaar vervoer te gebruiken, of

    • b.

      het openbaar vervoer te bereiken.

  • 4. Een persoon met beperkingen kan voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 47 lid 3 onder a, b en c in aanmerking komen wanneer aantoonbare beperkingen het onmogelijk maken om:

    • a.

      begeleid of zelfstandig het openbaar vervoer te gebruiken of te bereiken en

    • b.

      begeleid of zelfstandig gebruik te maken van een collectief systeem als bedoeld in artikel 47 lid 1.

  • 5. Een persoon met beperkingen kan voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 47 lid 4 in aanmerking komen wanneer aantoonbare beperkingen het gebruik van een algemeen gebruikelijk verplaatsingsmiddel onmogelijk maken.

  • 6. Het college houdt bij de verstrekking van een vervoersvoorziening rekening met de individuele vervoersbehoefte.

  • 7. Indien het inkomen hoger is dan 150% van het van toepassing zijnde sociaal minimum wordt geen voorziening als bedoeld in artikel 47 lid 1 respectievelijk artikel 47 lid 3 onder c. verstrekt.

  • 8. Indien men uitsluitend op grond van lid 7 niet in aanmerking komt voor een voorziening in de vorm van een rolstoeltaxi, kan met inachtneming van het overige in deze verordening bepaalde waaronder ook uitdrukkelijk artikel 53, aan een persoon met beperkingen die afhankelijk is van rolstoelvervoer per taxi, een voorziening worden verstrekt ter hoogte van de meerkosten van een rolstoeltaxi ten opzichte van een gewone taxi.

Artikel 52 Omvang vervoersbehoefte

Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht (dus geen tegenbezoek mogelijk!) kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

HOOFDSTUK 6 ROLSTOELVOORZIENINGEN

Artikel 53 Soorten rolstoelvoorzieningen

Het college kan een rolstoelvoorziening verstrekken, bestaande uit:

  • 1.

    een algemene rolstoelvoorziening;

  • 2.

    een voorziening in natura óf in de vorm van een persoonsgebonden budget in de kosten van:

    • a.

      een handbewogen of elektrische rolstoel voor verplaatsing binnen en/of buiten de woonruimte;

    • b.

      noodzakelijke aanpassingen aan de rolstoel;

    • c.

      accessoires voor de rolstoel;

    • d.

      een speel-leervoorziening;

Artikel 54 Sportrolstoel

  • 1. Een persoon met beperkingen kan in aanmerking komen voor verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor aanschaf van een sportrolstoel, indien hij zonder deze sportrolstoel niet in staat is

    tot sportbeoefening.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt door het college vastgelegd in het Besluit.

Artikel 55 Recht op een rolstoelvoorziening

  • 1. Een persoon met beperkingen kan voor een algemene rolstoelvoorziening in aanmerking komen, wanneer aantoonbare beperkingen incidenteel zittend verplaatsen noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling een onvoldoende oplossing bieden.

  • 2. Een persoon met beperkingen kan voor een rolstoelvoorziening, als bedoeld in artikel 53 lid 2, in aanmerking komen wanneer aantoonbare beperkingen dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning

    noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling een onvoldoende oplossing bieden.

  • 3. Een persoon met beperkingen kan voor een rolstoelvoorziening, als bedoeld in artikel 53 lid 2, in aanmerking komen wanneer aantoonbare beperkingen dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning

    noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling een onvoldoende oplossing bieden.

Artikel 56 Kosten van onderhoud/reparatie

Voor een voorziening als bedoeld in artikel 53 lid 2 onder a, verstrekt in eigendom of in de vorm van een persoonsgebonden budget, wordt door het college een financiële tegemoetkoming verstrekt voor de kosten van onderhoud en reparatie. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is vastgesteld door het college en opgenomen in het Besluit.

Bij rolstoelvoorzieningen die door de gemeente Rijnwoude in bruikleen zijn verstrekt komen de kosten voor onderhoud er reparatie voor rekening van de gemeente.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 57 Cliëntenparticipatie

In overeenstemming met artikel 11 van de Wet betrekt het college belangengroeperingen bij het opstellen en wijzigen van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en het op deze Verordening gebaseerde Besluit en handboek alsmede bij het opstellen van nieuwe versies hiervan.

Artikel 58 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit geldende bedragen van de financiële tegemoetkomingen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 59 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening is gedelegeerd aan het college van de gemeente Rijnwoude.

Artikel 60 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de persoon met beperkingen of de woningeigenaar afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien strikte toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 61 Gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, die de uitvoering van deze verordening betreffen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 62 Evaluatie

Het door de raad gevoerde beleid wordt ten minste eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft, wordt deze verordening aangepast. 

Het college zendt hiertoe na de evaluatie een verslag aan de raad.

Artikel 63 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Rijnwoude 2012”.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 april 2012.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Rijnwoude d.d. 8 maart 2012,

    de griffier, de voorzitter,