Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

Landsverordening Deviezenverkeer

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLandsverordening Deviezenverkeer
CiteertitelLandsverordening Deviezenverkeer
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de de Wet Betalingsverkeer 1934 (P.B. 1935, 6) en de Deviezenlandsverordening 1940 (P.B. 1941, 136).

Het opschrift van het Publicatieblad waarin de oorspronkelijke regeling is geplaatst, is niet bekend. Daarom is in plaats van de officiële naam van de regeling en als intitulé de citeertitel daarvan vermeld.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Landsbesluit Bevriezing Tegoeden Koeweit en Irak (P.B. 1990, 57), ingetrokken m.b.t. Koeweit bij Landsbesluit h.a.m. van 5 juni 1991 (P.B. 1991, 64).

Algemene Administratieve voorschriften voor de Deviezenbanken (AAV 1991/2)

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-09-200631-08-2006art. 1, 26

31-08-2006

P.B. 2006, no. 71

Zitting 2004-2005-2911
01-12-2001art. 26, 27

03-08-2001

P.B. 2001, no. 80

onbekend
15-03-2001art. 1, 26

15-03-2001

P.B. 2001, no. 24

onbekend
01-01-2000art. 1

29-12-1999

P.B. 1999, no. 242

onbekend
01-10-1997art. 26, 28, 29, 30

11-09-1997

P.B. 1997, no. 237

onbekend
01-07-1986Nieuwe regeling

23-01-1981

P.B. 1981, no. 67

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING DEVIEZENVERKEER

HOOFDSTUK 1 Definities

Artikel 1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt verstaan onder:

1. ingezetenen:a.natuurlijke personen, die hun woonplaats in de Nederlandse Antillen hebben en in de bevolkingsregisters zijn opgenomen dan wel vanaf de datum van hun aankomst in de Nederlandse Antillen langer dan één jaar daar daadwerkelijk verblijven, zodra dat jaar is verstreken;
   b.rechtspersonen, vennootschappen onder firma en commanditaire vennootschappen, die in de Nederlandse Antillen zijn gevestigd;
   c.in de Nederlandse Antillen gevestigde filialen, bijkantoren, bedrijven en agentschappen voorzover niet vallende onder b.;
   d.eilandelijke bestuursorganen, diensten en bedrijven;
   e.de door de Bank van de Nederlandse Antillen aangewezen personen, rechtspersonen en andere instellingen voorzover niet vallende onder a, b, c en d.
2. niet-ingezetenen:a.natuurlijke personen, rechtspersonen, vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen, filialen, bijkantoren, bedrijven en agentschappen niet vallende onder de omschrijving ingezetenen;
   b.diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van vreemde mogendheden en internationale organisaties in de Nederlandse Antillen;
   c.de aan onder b. bedoelde vertegenwoordigingen verbonden diplomatieke, beroepsconsulaire en administratieve ambtenaren van vreemde nationaliteit, hun echtgenoten en bij hen inwonende kinderen;
3. goud:gouden munten, fijn goud, alliages van goud (onbewerkt en halffabrikaten);
4. edele metalen:zilver, platina en platina metalen (onbewerkt of halffabrikaten);
5. edelstenen:diamanten en soortgelijke edelstenen (in ruwe of halfbewerkte staat);
6. geldswaardige papieren:cheques, wisselbrieven, promessen en soortgelijke waardepapieren zomede de reiskredietbrieven en creditcards met uitzondering van effecten;
7. betaalmiddelen:munten (met uitzondering van gouden munten), muntbiljetten, bankbiljetten en soortgelijke ruilmiddelen;
8. vorderingen:  in geld uitgedrukte inschulden voorzover niet in geldswaardige papieren of effecten belichaamd;
9. effecten:a.aandeelbewijzen, obligaties, pandbrieven, depôt-fractie-bewijzen, participatiebewijzen, winstbewijzen, oprichtersbewijzen, optiebewijzen, schatkistbiljetten, inschrijvingen in schuld- en aandelenregisters en soortgelijke waardepapieren en rechten;
   b.certificaten van de onder a. bedoelde waardepapieren en rechten;
   c.recepissen van de onder a. en b. bedoelde waardepapieren;
10. buitenlandse effecten:andere effecten dan die welke zijn uitgegeven door of ten laste van publiekrechtelijke lichamen van de Nederlandse Antillen, dan wel privaatrechtelijke rechtspersonen, vennootschappen onder firma en commanditaire vennootschappen, welke in de Nederlandse Antillen zijn gevestigd;
11. goederen:roerende zaken in de zin van het BurgerlijkWetboek, met uitzondering van goud, edele metalen, edelstenen, betaalmiddelen, geldswaardige papieren, effecten en documenten, waarin vorderingen zijn belichaamd;
12. buitengaatse onderneming:een in de Nederlandse Antillen gevestigde naamloze vennootschap of besloten vennootschap, waarvan het statutaire doel in opdracht en ten behoeve van een of meer niet-ingezetenen of de vennootschap zelve wordt nagestreefd met middelen toebehorende aan een of meer niet-ingezetenen of de vennootschap zelve en waarvan de geplaatste aandelen eigendom zijn van een of meer niet-ingezetenen dan wel als zodanig bij of krachtens deze landsverordening als niet-ingezetene aangemerkte naamloze vennootschap of besloten vennootschap;
13. wisselkantoor:een instelling, die buitenlandse betaalmiddelen, cheques, reiskredietbrieven en vorderingen uit creditcards koopt of verkoopt;
14. deviezenbank:een bank die krachtens artikel 13 van het Bankstatuut (P.B. 1961, 158) is gemachtigd als deviezenbank werkzaam te zijn;
15. buitenland:het gebied buiten de Nederlandse Antillen;
16. gulden:de Nederlands-Antilliaanse gulden;
17. Bank:de Bank van de Nederlandse Antillen.

HOOFDSTUK II Algemene bepalingen

Artikel 2
  • 1. Het algemeen deviezenbeleid berust bij de Regering van de Nederlandse Antillen.

  • 2. De Bank is belast met de uitvoering, voor rekening en risico van het Land, van de regeling nopens het deviezenverkeer.

Artikel 3
  • 1. Bij landsbesluit houdende algemene maatregelen wordt, de Bank gehoord, de waarde van de gulden vastgesteld, die de Bank in acht neemt bij het bepalen van de koersen voor buitenlandse geldsoorten.

  • 2. De door de Bank bepaalde koersen voor buitenlandse geldsoorten worden in het betalingsverkeer door de Bank, de deviezenbanken en de wisselkantoren aangehouden.

Artikel 4
  • 1. Indien het belang van de volkshuishouding, het belang van de internationale rechtsorde of de uitvoering van een internationale overeenkomst dan wel verplichting dit eist kunnen bij landsbesluit houdende algemene maatregelen, voorschriften worden gegeven ten aanzien van het financiële verkeer met daarbij aan te wijzen landen of met betrekking tot daarbij aan te wijzen goederen.

  • 2. De voorschriften, bedoeld in het eerste lid, bevatten algemene richtlijnen, die de Bank in acht neemt bij de uitoefening van de aan haar bij of krachtens deze landsverordening toegekende bevoegdheden.

Artikel 5

De bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorwaarden, voorschriften en bepalingen zijn niet van toepassing op de Bank voorzover het betreft waarden, die zij voor eigen rekening bezit, dan wel voor rekening van het Land onder zich heeft.

Artikel 6
  • 1. De deviezenbanken zijn met betrekking tot de uitoefening van hun werkzaamheden overeenkomstig de bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorwaarden, voorschriften en bepalingen aan het toezicht van de Bank onderworpen.

  • 2. De Bank is bevoegd aan de deviezenbanken ten aanzien van de uitoefening van hun werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, aanwijzingen te geven; deze aanwijzingen maken deel uit van de voorwaarden, waaronder de Bank machtiging is verleend om als deviezenbank werkzaam te zijn.

Artikel 7
  • 1. De Bank is bevoegd in een vergunning personen of instellingen onder door haar te stellen voorwaarden machtiging te verlenen een wisselkantoor te houden.

  • 2. De wisselkantoren nemen bij de uitoefening van hun werkzaamheden de aanwijzingen, bedoeld in artikel 6, in acht voorzover deze op hun werkzaamheden van toepassing zijn; de aanwijzingen maken deel uit van de voorwaarden, waaronder de machtiging, bedoeld in het eerste lid is verleend.

  • 3. De wisselkantoren zijn met betrekking tot de uitoefening van hun werkzaamheden aan het toezicht van de Bank onderworpen.

Artikel 8
  • 1. Een ieder is verplicht de Bank op haar verzoek alle inlichtingen en gegevens te verstrekken, die van belang zijn voor de samenstelling van de betalingsbalans.

  • 2. De Bank is bevoegd administratieve voorschriften te geven ter verkrijging van de inlichtingen en gegevens bedoeld in het eerste lid.

HOOFDSTUK III Betalingsverkeer

Artikel 9
  • 1. Het betalingsverkeer met het buitenland, bedoeld in het tweede lid van dit artikel, is in beginsel vrij; deze vrijheid kan worden beperkt door voorwaarden, voorschriften of bepalingen bij of krachtens deze landsverordening gegeven.

  • 2. Het betalingsverkeer met het buitenland, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit betalingen en ontvangsten aan respectievelijk van niet-ingezetenen terzake van:

    • a.

      in- en uitvoer van goederen en daarop vallende nevenkosten;

    • b.

      transito-transacties;

    • c.

      vracht- en verzekeringskosten ten behoeve van internationaal transport;

    • d.

      passagekosten;

    • e.

      reis- en verblijfkosten;

    • f.

      interesten en dividenden;

    • g.

      winsttransfers;

    • h.

      huur- en pachtsommen;

    • i.

      aflossingstermijnen op leningen;

    • j.

      afschrijvingen op investeringen;

    • k.

      kortlopende bankkredieten en gelijksoortige kortlopende bankfaciliteiten;

    • l.

      het verrichten van arbeid en diensten;

    • m.

      kantoor- en administratieve kosten;

    • n.

      lonen en pensioenen;

    • o.

      premies voor verzekeringen;

    • p.

      alimentatie- en studietoelagen;

    • q.

      andere hiermede naar het oordeel van de Bank gelijk te stellen transacties.

  • 3. Indien de Bank van oordeel is, dat als gevolg van het betalingsverkeer met het buitenland de deviezenreserve-positie van het Land in ernstige mate wordt aangetast of dat zich een zodanige ontwikkeling dreigt voor te doen kan de Bank voorschriften geven ten aanzien van de betalingen en ontvangsten bedoeld in het tweede lid; deze voorschriften kunnen mede een verbod inhouden tot het verrichten respectievelijk ontvangen van daarbij aangeduide betalingen zonder vergunning.

Artikel 10
  • 1. Behoudens het in artikel 9 genoemde betalingsverkeer is al het overige betalingsverkeer met het buitenland, waaronder mede te begrijpen het kapitaalverkeer, verboden anders dan krachtens een vergunning.

  • 2. Het verrichten van of meewerken aan handelingen, die betrekking hebben op dan wel leiden tot het betalings- en kapitaalverkeer, bedoeld in het eerste lid, alsmede het stellen van garanties, borgtochten en andere zekerheden tot het verrichten van of meewerken aan deze handelingen is aan ingezetenen verboden anders dan krachtens een vergunning.

Artikel 11

Behoudens ontheffing dienen betalingen aan niet-ingezetenen in ongeacht welke buitenlandse geldsoort te geschieden hetzij ten laste van een rekening ten name van de Bank of ten name van een deviezenbank luidende in die geldsoort hetzij ten gunste van een rekening ten name van de niet-ingezetene in de boeken van de Bank of van een deviezenbank luidende in die geldsoort.

Artikel 12
  • 1. Indien ingezetenen de aan hen toebehorende buitenlandse geldswaardige papieren of buitenlandse vorderingen niet hebben verkocht of ter inning hebben afgegeven en overgedragen aan een deviezenbank, zijn zij gehouden onverwijld tot inning over te gaan van de hen toebehorende buitenlandse geldswaardige papieren of buitenlandse vorderingen, zodra een geldswaardig papier betaalbaar of een vordering opeisbaar is.

  • 2. De inning, bedoeld in het eerste lid, dient te geschieden hetzij door het te vorderen bedrag te doen storten op een rekening in het buitenland ten name van de Bank of ten name van een deviezenbank hetzij door het te vorderen bedrag te doen betalen ten laste van een tegoed van een niet-ingezetene van de Bank of van een deviezenbank.

  • 3. Indien de inning van een buitenlands geldswaardig papier of van een buitenlandse vordering plaatsvindt op de wijze bedoeld in het tweede lid, is creditering van het desbetreffende bedrag op een in een buitenlandse geldsoort luidende rekening ten name van de ingezetene bij de Bank of bij een deviezenbank toegestaan.

  • 4. Van de bepalingen van dit artikel kan ontheffing worden verleend.

Artikel 13

Aan ingezetenen is het verboden anders dan krachtens een vergunning in hun boeken, onder welke benaming ook, een in gulden luidend tegoed ten name of ten behoeve van een niet-ingezetene aan te houden, voorzover dit tegoed ontstaat of ontstaan is door overmaking uit het buitenland of door storting van guldens of buitenlandse geldsoorten door of in opdracht van niet-ingezetenen.

Artikel 14
  • 1. Behoudens voor reisdoeleinden is het aan een ieder verboden anders dan krachtens een vergunning betaalmiddelen uit te voeren.

  • 2. Ingezetenen zijn behoudens ontheffing verplicht de aan hen toebehorende buitenlandse betaalmiddelen binnen een termijn van acht werkdagen na de dag van ontvangst aan een deviezenbank of wisselkantoor hetzij te verkopen tegen guldens hetzij te storten ter creditering op een rekening in een buitenlandse geldsoort bij de Bank of een deviezenbank ten name van een ingezetene.

Artikel 15
  • 1. Het is ingezetenen verboden anders dan krachtens een vergunning edele metalen, goud, edelstenen, effecten en soortgelijke waarden in of uit te voeren.

  • 2. Behoudens ontheffing zijn ingezetenen verplicht de hen toebehorende buitenlandse effecten in open bewaargeving te geven:

    • a.

      in het binnenland:

      bij de Bank of een deviezenbank;

    • b.

      in het buitenland:

      bij een niet-ingezetene ter toevoeging aan een depot ten name van de Bank of ten name van een deviezenbank.

  • 3. Ten aanzien van in open bewaargeving te geven effecten, die van coupon- of dividendbladen zijn voorzien, kan worden volstaan met bewaargeving van deze coupon- of dividendbladen op de wijze bedoeld in het tweede lid.

HOOFDSTUK IV Vergunningen

Artikel 16
  • 1. Voorzover voor het verrichten van of meewerken aan handelingen bij of krachtens deze landsverordening een vergunning of ontheffing is vereist, is de Bank bevoegd tot het verlenen van de vergunning of ontheffing.

  • 2. Indien bepaalde handelingen waarvoor bij of krachtens deze landsverordening een vergunning of ontheffing is vereist, herhaaldelijk plegen te worden verricht, kan de Bank een algemene vergunning of ontheffing verlenen tot het verrichten van of meewerken aan zodanige handelingen.

  • 3. Een vergunning of ontheffing kan onder voorwaarden worden verleend; indien een voorwaarde niet wordt vervuld, wordt de vergunning of ontheffing geacht niet te zijn verleend.

  • 4. Aan een vergunning of ontheffing kunnen verplichtingen worden verbonden.

Artikel 17
  • 1. Indien naar het oordeel van de Bank bijzondere omstandigheden aanwezig zijn, kan de Bank achteraf voor het verrichten van of meewerken aan een handeling vergunning of ontheffing verlenen; deze vergunning of ontheffing wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip van het verrichten van of meewerken aan die handeling.

  • 2. Aan een ieder, die zich door een weigering van de Bank om achteraf een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, af te geven rechtstreeks in zijn belang getroffen acht, staat gedurende 30 dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven, waarin de weigering wordt meegedeeld, beroep open krachtens artikel 27.

Artikel 18

Vergunningen of ontheffingen, die bij of krachtens deze landsverordening zijn vereist voor het verrichten van of meewerken aan een handeling, kunnen worden aangevraagd door en verleend aan ieder, die partij is bij of meewerkt aan een zodanige handeling. Wordt de vergunning verleend dan geldt deze voor allen, die bij de handeling partij zijn of eraan meewerken.

HOOFDSTUK V Buitengaatse ondernemingen

Artikel 19

Indien de Bank een buitengaatse onderneming een ontheffing verleent van de voorwaarden, voorschriften en bepalingen bij of krachtens de artikelen 9, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 gegeven, kan zij verklaren dat ten aanzien van het betalingsverkeer de buitengaatse onderneming, als een niet-ingezetene wordt aangemerkt.

Artikel 20

Indien de Bank een ontheffing en verklaring, bedoeld in artikel 19 heeft afgegeven, zijn ten aanzien van de desbetreffende buitengaatse onderneming de bepalingen van artikel 26 niet van toepassing, tenzij de Bank redelijkerwijs vermoedt, dat er in strijd wordt gehandeld met de voorwaarden, waaronder de ontheffing bedoeld in artikel 19 is verleend.

2.Indien de bank op grond van het onderzoek overeenkomstig de bepalingen van artikel 26 vaststelt dat één of meer voorwaarden van de ontheffing bedoeld in artikel 19 zijn overtreden, kan zij de ontheffing intrekken tenminste drie maanden na haar voornemen daartoe bij aangetekend schrijven aan de wettelijke vertegenwoordiger van de desbetreffende buitengaatse onderneming te hebben meegedeeld.

Artikel 21

Tegen een besluit van de Bank tot weigering of intrekking van een ontheffing en verklaring bedoeld in artikel 19 staat gedurende 30 dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarin dit besluit wordt meegedeeld, beroep open krachtens artikel 27.

HOOFDSTUK VI Bijzondere bepalingen

Artikel 22

Alle stukken opgemaakt in verband met de toepassing en nakoming van de bij of krachtens deze landsverordening gestelde bepalingen zijn vrij van zegel en van de formaliteit van registratie.

Artikel 23
  • 1. Voorzover niet anders bij deze landsverordening bepaald, wordt wegens schade als gevolg van bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorwaarden, voorschriften en bepalingen geen schadevergoeding toegekend.

  • 2. Indien een handeling, waarvoor een vergunning of een ontheffing is vereist, zonder vergunning of ontheffing is verricht, kunnen de belanghebbenden bij de handeling zich tegenover elkander niet op het ontbreken van de vergunning of ontheffing beroepen.

Artikel 24
  • 1. Allen, die uit hoofde van hun ambt of beroep betrokken zijn bij de uitvoering van bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorwaarden, voorschriften en bepalingen zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen zij in hun hoedanigheid vernemen, voorzover zijn niet uit hoofde van hun ambt of beroep tot mededeling daarvan zijn gehouden.

  • 2. De verplichting bedoeld in het eerste lid, geldt mede voor deskundigen, die in verband met de uitvoering van bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorwaarden, voorschriften en bepalingen worden geraadpleegd of met enige werkzaamheid worden belast.

Artikel 25

Het is aan een ingezetene verboden mee te werken aan een overeenkomst of een handeling, waarvan hij weet of redelijkerwijs behoort te weten, dat voor het aangaan of verrichten ervan op grond van bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorwaarden, voorschriften en bepalingen een vergunning of ontheffing is vereist tenzij hij zich tevoren heeft overtuigd, dat de vereiste vergunning of ontheffing is verkregen.

HOOFDSTUK VII Toezicht

Artikel 26
  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe op voordracht van de President van de Bank van de Nederlandse Antillen bij landsbesluit aangewezen personen, alsmede de douaneambtenaren. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde personen en ambtenaren zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken en bescheiden en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c.

      goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • d.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen.

  • 3. Indien op grond van de uitoefening van toezicht wordt vastgesteld dat een of meer overtredingen van de voorwaarden, voorschriften en bepalingen bij of krachtens deze landsverordening gegeven, zijn begaan, kan de Bank de kosten van dat toezicht ten laste brengen van degene door wie of te wiens behoeve de overtreding is begaan, en kan zij aanwijzingen geven op welke wijze en onder welke voorwaarde de overtredingen moeten worden hersteld.

  • 4. [vervallen]

  • 5. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 6. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de in het eerste lid bedoelde personen en ambtenaren.

  • 7. Een ieder is verplicht aan de in het eerste lid bedoelde personen en ambtenaren alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

HOOFDSTUK VIII Beroep

Artikel 27

[vervallen]

HOOFDSTUK IX Strafbepalingen

Artikel 28
  • 1. Hij die de voorwaarden en voorschriften, bij of krachtens deze landsverordening gegeven, opzettelijk overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar en geldboete van ten hoogste vijfentwintigduizend gulden, hetzij met een van die straffen.

  • 2. Hij die de voorwaarden en voorschriften bij of krachtens deze landsverordening gegeven, overtreedt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden en geldboete van ten hoogste tienduizend gulden, hetzij met een van die straffen.

  • 3. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.

  • 4. De in het derde lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 29

[vervallen]

Artikel 30

[vervallen]

HOOFDSTUK X Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 31

Vergunningen, vrijstellingen of ontheffingen met de daaraan verbonden voorwaarden en verplichtingen verleend krachtens de Deviezenlandsverordening 1940 worden, voorzover zij hun gelding nog niet hebben verloren en niet in strijd zijn met de bepalingen bij of krachtens deze landsverordening vastgesteld, geacht te zijn verleend op grond van deze landsverordening.

Artikel 32
  • 1. Deze landsverordening welke kan worden aangehaald als "Landsverordening Deviezenverkeer", treedt in werking op een nader bij landsbesluit te bepalen tijdstip.

  • 2. Met ingang van het in het eerste lid bedoelde tijdstip vervallen de Wet Betalingsverkeer 1934 (P.B. 1935, 6), alsmede de Deviezenlandsverordening 1940 (P.B. 1941, 136).