Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Rijnwoude

Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB ---gemeente Rijnwoude 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Rijnwoude
Officiële naam regelingVerordening Toeslagen en Verlagingen WWB ---gemeente Rijnwoude 2012
CiteertitelVerordening Toeslagen en Verlagingen WWB ---gemeente Rijnwoude 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpvervangt de Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB gemeente Rijnwoude, vastgesteld op 8 maart 2012

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikelen 8,18,25,26,29 en 30 WWB

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-10-201201-01-201201-01-2015Nieuwe regeling

27-09-2012

Rijnwoude Koerier, 31 oktober 2012

2012/VIII/B

Tekst van de regeling

HOOFDSTUK 1

Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Wet Werk en Bijstand (Stb.2003, 375)

    • b.

      medebewoner: een ieder, behalve het ten laste komend kind en het

      thuisinwonende kind van 18 jaar of ouder die een in aanmerking te nemen inkomen heeft van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000 zoals bedoeld in artikel 25 lid 1 en artikel 26 van de wet;

    • d.

      huur: de op de aanvangsdatum van het lopende huurtoeslagtijdvak

      permaand geldende huurprijs als omschreven in artikel 1 onder d van de Wet op de huurtoeslag (Stb 2005, 345);

    • e.

      hypotheeklasten: indien een eigen woning wordt bewoond, de tot eenbedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, waarbij onder zakelijke lasten wordt verstaan: de rioolrechten, de onroerende zaakbelasting (eigenaarsdeel), de opstalverzekering en de waterschapslasten;

    • f.

      hoofdverblijf: de woning of wooneenheid waar de belanghebbende werkelijkverblijft;

    • g.

      gehuwdennorm: de norm zoals bedoeld in artikel 21 onder c van de wet.

    • h.

      verzorgingsbehoevende: inwonende bloedverwant in de eerste of tweede graad die is aangewezen op verzorging ter voorkoming van opname in een verpleeg- of verzorgingshuis (AWBZ-indicatie “Verblijf”).

Artikel 2 Cumulatie

De bepalingen in hoofdstuk 2 en 3 laten de toepassing van artikel 18, eerste lid, van de wet onverlet.

HOOFDSTUK 2

Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm (alleenstaanden en alleenstaande ouders)

Artikel 3 - Toeslagen

  • 1. De bijstandsnorm wordt verhoogd met de maximale toeslag zoals bepaald in artikel 25 lid 2 van de wet, voor de alleenstaande van 23 tot 65 jaar en de alleenstaande ouder van 21 tot 65 jaar wanneer er geen sprake is van één of meerdere medebewoners(s) die hun hoofdverblijf heeft/hebben in dezelfde woning.

  • 2. De toeslag als bedoeld in lid 1 wordt voor de alleenstaande van 23 tot 65 jaar en de alleenstaande ouder bepaald op 10% van de gehuwdennorm wanneer er sprake is van één of meerdere medebewoners(s) die hun hoofdverblijf heeft/hebben in dezelfde woning.

  • 3. De bijstandnorm wordt verhoogd met de maximale toeslag zoals bepaald in artikel 25 lid 2 van de wet, voor de alleenstaande van 23 tot 65 jaar en de alleenstaande ouder wanneer belanghebbende de zorg heeft voor een verzorgingsbehoevende.

  • 4. De toeslag als bedoeld in artikel 25 lid 2 van de wet wordt voor de alleenstaande van 21 en 22 jaar in afwijking van het bepaalde in lid 1 en 2 als volgt vastgesteld:

    • a.

      de toeslag wordt bepaald op 5% in van de gehuwdennorm voor de alleenstaande van 21 en 22 jaar in wiens woning één of meerdere medebewoners(s) zijn/hun hoofdverblijf heeft/hebben:

    • b.

      de toeslag wordt bepaald op 10% van de gehuwdennorm voor de alleenstaande van 21 en 22 jaar, die zelfstandig woont en er géén sprake is van één of meerdere medebewoners(s) die hun hoofdverblijf heeft/hebben in dezelfde woning. Artikel 4

Artikel 4

Geen toeslag in verband met woonsituatie

Op grond van artikel 27 van de wet wordt de bijstandsnorm niet verhoogd met een toeslag als bedoeld in artikel 3 van deze verordening indien de alleenstaande of alleenstaande ouder hoofdbewoner is van een woning waaraan voor de belanghebbende geen huur- of hypotheekkosten zijn verbonden zijn

HOOFDSTUK 3

Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm (gehuwden)

Artikel 5 Verlaging

De bijstandsnorm voor de gehuwde wordt verlaagd met 10% van de gehuwdennorm wanneer er sprake is van één of meerdere medebewoner(s), niet zijnde een verzorgingsbehoevende, die hun hoofdverblijf heeft/hebben in dezelfde woning.

Artikel 6 – Verlaging in verband met woonsituatie

De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt 20% van de gehuwdennorm indien de belanghebbende hoofdbewoner is van een woning waaraan voor belanghebbenden geen huur- of hypotheekkosten verbonden zijn.

HOOFDSTUK 4

Slotbepalingen

Artikel 7 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de verordening, als strikte toepassing van de verordening tot onbillijkheden van zwaarwegende aard leidt.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB Gemeente Rijnwoude 2012.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening vervangt de Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB gemeente Rijnwoude 2012 die door de gemeenteraad van de gemeente Rijnwoude op 8 maart 2012 is vastgesteld.

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht inwerking met ingang van 1 januari 2012.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Rijnwoude d.d 27 september 2012,

De griffier, De burgemeester,

Memorie van Toelichting, algemeen deel

De volgende algemene beleidsstandpunten liggen ten grondslag aan deze verordening:

Forfaitair bedrag:

De verhoging of verlaging van de algemene bijstand geschiedt met 5, 10 of 20 procent van de gehuwdennorm wanneer er sprake is van medebewoning. De verhoging of verlaging wordt dan ook niet vastgesteld op basis van de vaststelling van de werkelijke gezamenlijke kosten.

Ontbreken van huur- of hypotheekkosten:

Bij het ontbreken van huur- of hypotheekkosten wordt aan alleenstaanden of alleenstaande ouders geen toeslag verstrekt, terwijl de norm voor gehuwden (of samenwonenden) wordt gekort met 20% van de gehuwdennorm.

Door wie de huur- of hypotheeklasten worden betaald, en hoe hoog die kosten zijn, is niet van belang. Indien bijvoorbeeld de ex-echtgenoot de huur- of hypotheeklasten betaalt (veelal gedurende de echtscheidingsprocedure), dan wordt niet bezien welke kosten de ex-echtgenoot maandelijks heeft in verband met de door hem betaalde huur- of hypotheeklasten. Louter de situatie van de belanghebbende (woonachtig in een woning waarvoor geen huur- of hypotheeklasten zijn verbonden) is van belang, niet de financiële lasten van de niet-bijstandsgerechtigde ex-echtgenoot.

Schoolverlaters:

De Wet werk en bijstand biedt de mogelijkheid de toeslag of de norm gedurende maximaal 6 maanden te verlagen voor de belanghebbende die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of een beroepsopleiding. Van deze mogelijkheid wordt door de gemeente Rijnwoude geen gebruik gemaakt omdat:

  • a.

    Een schoolverlatersregeling leidt tot een chaotisch en onoverzichtelijk normensysteem;

  • b.

    De toeslag voor jongeren tot en met 20 jaar al niet mogelijk is, terwijl de norm voor jongeren van 18, 19 en 20 jaar al is verlaagd tot de norm voor thuiswonenden (eventueel te verhogen met bijzondere bijstand voor de algemene bestaanskosten wegens bijzondere omstandigheden);

  • c.

    Verlaging van de bijstand, louter omdat voorafgaande aan de bijstandverlening onderwijs of een beroepsopleiding werd gevolgd (en dus een laag inkomen werd genoten), leidt tot rechtsongelijkheid ten opzichte van jongeren die voorafgaande aan de bijstandsverlening niet studeerden maar bijvoorbeeld werkten of een andere uitkering genoten of een zwervend bestaan leiden of gedetineerd waren.

Jongeren van 21 of 22 jaar:

Artikel 29 Wwb biedt de mogelijkheid de toeslag voor alleenstaanden van 21 of 22 jaar te verlagen “voor zover het college van oordeel is dat, gezien de hoogte van het minimumjeugdloon, de hoogte van deze toeslag een belemmering kan vormen voor de aanvaarding van arbeid”.

In deze verordening word de toeslag voor jongeren van 21 en 22 jaar vastgesteld op maximaal 10%. Indien een hogere toeslag zou worden verstrekt, dan zou het inkomen op grond van het minimumjeugdloon nauwelijks hoger zijn dan het inkomen op grond van de Wwb, waardoor de financiële stimulans om een dienstbetrekking te aanvaarden nauwelijks nog aanwezig zou zijn.

Om deze reden wordt de toeslag voor jongeren van 21 en 22 jaar in de verordening dan ook beperkt tot maximaal 10%.

Memorie van Toelichting, artikelsgewijs

Artikel 3 lid 1:

Artikel 30 lid 2 Wwb schrijft voor dat in de verordening in elk geval moet worden vastgelegd dat de toeslag als bedoeld in artikel 25 Wwb voor alleenstaanden (vanaf 23 jaar) en alleenstaande ouders (vanaf 21 jaar) wordt bepaald op het maximumbedrag (20% van de gehuwdennorm) wanneer géén medebewoners(s) zijn/hun hoofdverblijf heeft/hebben in dezelfde woning. Dit is dan ook opgenomen in artikel 3 lid 1 van de verordening.

Artikel 3 lid 2:

Het gezamenlijk bewonen van een woning levert schaalvoordelen op. Deze schaalvoordelen treden op omdat de woonlasten kunnen worden gedeeld. De kosten van huur, heffingen, belastingen, verzekeringen, vastrecht nutsbedrijven en dergelijke zijn voor personen die een woning delen lager, omdat deze kosten per woning slechts eenmaal in rekening worden gebracht.

Deze schaalvoordelen worden berekend naar 10% van de gehuwdennorm per inwonende (of inwonend echtpaar) met wie de algemene bestaanskosten kunnen worden gedeeld.

Artikel 3 lid 4:

Artikel 30 lid 2 Wwb bepaalt dat de toeslag moet worden vastgesteld op het maximumbedrag (= 20% van de gehuwdennorm) indien geen medebewoners(s) zijn/hun hoofdverblijf heeft/hebben in dezelfde woning

Artikel 29 Wwb bepaalt echter dat de toeslag kan worden verlaagd voor alleenstaanden van 21 of 22 jaar voor zover de gemeente van oordeel is dat, “gezien de hoogte van het minimumjeugdloon, de hoogte van deze toeslag een belemmering kan vormen voor de aanvaarding van arbeid”.

Vergelijking met het wettelijk minimum jeugdloon leert, dat de bijstand voor 22- en 21-jarigen nauwelijks lager is dan het minimum jeugdloon wanneer de maximale toeslag wordt verstrekt. De toeslag voor 21- en 22-jarigen wordt om deze reden beperkt tot 10% van de gehuwdennorm wanneer in de woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft. Wanneer de 21- of 22-jarige met een of meer anderen als medebewoner een woning bewoont, dan bestaat recht op een toeslag van 5%. Onder medebewoners vallen ook de ouders van de 21- of 22-jarige.

Artikel 4:

De bijstandsnorm (plus toeslag) dient voldoende te zijn om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan (waaronder huur en hypotheekkosten) te kunnen voorzien.

Bij het ontbreken van huur of hypotheekkosten (wanneer bijvoorbeeld de ex-echtgenoot de woonkosten betaalt) wordt de basisuitkering van alleenstaanden (50% van de gehuwdennorm) en alleenstaande ouders (70% van de gehuwdennorm) niet aangevuld met een toeslag.

Het hebben van kosten voor water, gas en licht enz. is voor belanghebbende niet afdoende om een verlaging op grond van artikel 27 van de wet te voorkomen.

Artikel 5

Artikel 26 Wwb bepaalt dat het college de norm voor gehuwden kan verlagen “voor zover de belanghebbenden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander”.

De schaalvoordelen van woningdeling leiden bij echtparen dus tot verlaging van de basisnorm.

Artikel 6

De bijstandsnorm dient voldoende te zijn om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien.

Bij het ontbreken van huur of hypotheekkosten wordt de basisuitkering van het echtpaar verlaagd met 20%.