Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSVERORDENING van de 8ste april 1970 regelende het uitvoerrecht van delfstoffen, vallende onder artikel 10 van de Curaçaosche Mijnwet (P.B. 1909, no. 43)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 8ste april 1970 regelende het uitvoerrecht van delfstoffen, vallende onder artikel 10 van de Curaçaosche Mijnwet (P.B. 1909, no. 43)
CiteertitelLandsverordening uitvoerrecht op delfstoffen
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbelastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Landsverordening uitvoerrecht op delfstoffen (P. B. 1966, no. 50).

De datum van inwerkingtreding van de laatste wijzigingsregeling is vastgesteld bij landsbesluit van 25-09-1997 (P.B. 1997, no. 251).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Curaçaosche Mijnwet, art. 10

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-1997art. 5, 12, hoofdstuk IX, art. 29

11-09-1997

P.B. 1997, no. 237

onbekend
20-06-1992art.1

21-05-1992

P.B. 1992, no. 67

onbekend
31-12-198701-01-1986art. 1

21-12-1987

P.B. 1987, no. 144

1987-1988-1051
20-06-197001-01-1967Nieuwe regeling

08-04-1970

P.B. 1970, no. 55

1967-1968-89; 1968-1969-13; 1969-1970-16

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 8ste april 1970 regelende het uitvoerrecht van delfstoffen, vallende onder artikel 10 van de Curaçaosche Mijnwet (P.B. 1909, no. 43)

HOOFDSTUK 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1

Deze landsverordening en de ter uitvoering daarvan gegeven voorschriften verstaan onder:

ambtenaar:elke ambtenaar van de Belastingdienst;
inspecteur:In het eilandgebied Bonaire: de Inspecteur der Belastingen op Bonaire;
   In het eilandgebied Curaçao: de Inspecteur der Belastingen op Curaçao;
   In de overige eilandgebieden: de Inspecteur der Belastingen op Sint Maarten;
ontvanger:de Landsontvanger.
Artikel 2
  • 1. Op de uitvoer van delfstoffen, vallende onder artikel 10 van de Curaçaosche Mijnwet (P. B. 1909, no. 41) hetzij in natura, hetzij na het ondergaan van een bereiding, bewerking en/of verwerking wordt jaarlijks een uitvoerrecht geheven over de waarde van de uitgevoerde delfstof. Onder de waarde wordt voor de berekening van het uitvoerrecht verstaan de fiscale winst op de uitgevoerde delfstof.

  • 2. Alle delfstoffen worden bij uitvoer geacht te val onder artikel 10 van de Curaçaosche Mijnwet (P. B. 1909, no. 43) tenzij het tegendeel ten genoegen van Inspecteur wordt aangetoond. Tegen de beslissing van de Inspecteur kan belanghebbende in beroep kon bij de Raad van Beroep voor belastingzaken op dezelfde wijze als is voorgeschreven in artikel 16.

HOOFDSTUK II Tarief

Artikel 3
  • 1. Het uitvoerrecht bedraagt een bij landsbesluit houdende algemene maatregelen vast te stellen percentage van de waarde, welk percentage voor ieder bij dat landsbesluit aan te wijzen delfstof, verschillend kan zijn.

  • 2. Voor de berekening van het uitvoerrecht wordt de waarde verminderd met:

    • a.

      een bij landsbesluit houdende algemene maatregelen vast te stellen aftrekpost als vergoeding voor het geïnvesteerd vermogen, voorzover dit vermogen direct verband houdt met de exploitatie van de betreffende delfstof; de vaststelling van de aftrekpost geschiedt voor een termijn van ten hoogste tien jaar.

    • b.

      het bedrag wegens berekende winstbelasting op de fiscale winst op de delfstof met dien verstande dat bij deze berekening verlies — compensatie over voorgaande jaren achterwege blijft.

  • 3. Het percentage bedoeld in het eerste lid bedraagt ten hoogste vijftig ten honderd van de waarde, met inachtneming van de bepaling van het tweede lid.

HOOFDSTUK III Boekhouding en Aangifte

Artikel 4
  • 1. De uitvoerder is verplicht zijn boekhouding op zodanige wijze in te richten, dat de met het bedrijf verkregen fiscale winst op de delfstof daaruit kan worden opgemaakt.

  • 2. De boekhouding behoort te worden gevoerd in de Nederlandse, Engelse, Duitse, Franse, Spaanse of Papiamentse taal met gebruikmaking van Latijns letterschrift en de daarbij gebruikelijke cijfers.

  • 3. De Inspecteur kan, hetzij algemeen, hetzij voor bepaalde gevallen toestaan, dat andere talen als voertaal worden gebezigd en dat de boekhouding met gebruikmaking van ander letterschrift wordt gevoerd.

  • 4. De boekhouding en de daaraan ten grondslag liggende bescheiden moeten gedurende tien jaren worden bewaard.

Artikel 5

[vervallen]

Artikel 6

Ten behoeve van de regeling van de aanslag wordt de uitvoerder tot het doen ener aangifte uitgenodigd door verstrekking, aangetekend per post, van een aangiftebiljet in tweevoud.

Artikel 7
  • 1. De aangifte bestaat uit een opgaaf van:

    • a.

      de gegevens, waaruit blijkt of, en zo ja, tot welk bedrag er fiscale winst op de delfstof is verkregen;

    • b.

      verdere bijzonderheden, die voor de uitvoering der verordening nodig of van nut kunnen zijn.

  • 2. De formulieren voor de aangiftebiljetten worden vastgesteld door de Gouverneur.

  • 3. De zorg voor de verstrekking der aangiftebiljetten is opgedragen aan de Inspecteur.

  • 4. De dagtekening van verstrekking wordt op het biljet vermeld.

Artikel 8
  • 1. De uitvoerder aan wie een aangiftebiljet in tweevoud is verstrekt, is gehouden één der biljetten duidelijk, stellig en zonder voorbehoud naar waarheid in te vullen en te ondertekenen.

  • 2. De aangifte kan namens de uitvoerder door een schriftelijk daartoe gemachtigde worden gedaan, mits de machtiging bij de aangifte wordt overgelegd.

Artikel 9
  • 1. Een der verstrekte aangiftebiljetten moet binnen dertig dagen na de verstrekking ten kantore van de Inspecteur worden terugbezorgd.

  • 2. Desverlangd wordt kosteloos een ontvangstbewijs afgegeven.

  • 3. De termijn voor de terugbezorging kan door de Inspecteur worden verlengd.

  • 4. Voor biljetten, die in het ongerede zijn geraakt, worden kosteloos nieuwe verstrekt.

Artikel 10
  • 1. Indien na afloop van de in artikel 9 bedoelde eventueel verlengde termijn aan de uitvoerder de in het eerste lid van artikel 7 onder a bedoelde gegevens niet volledig bekend zijn, moet de verkregen fiscale winst o de delfstof naar beste weten worden begroot e daarvan een voorlopige aangifte worden gedaan.

  • 2. De bepalingen van artikel 7 lid 1, 8 en 9 lid 2, vinden daarbij overeenkomstige toepassing.

  • 3. De aangifte moet alsdan worden gedaan binnen twee maanden na de vaststelling der jaarstukken of, indien deze vaststelling achterwege blijft, uiterlijk vóór het einde van het volgende jaar.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde termijn kan door de Inspecteur worden verlengd.

Artikel 11
  • 1. De vaststelling van het verschuldigde uitvoerrecht geschiedt door de Inspecteur door middel van aanslagen.

  • 2. In afwachting van de vaststelling van de aanslag kan een voorlopige aanslag worden opgelegd gebaseerd de fiscale winst op de uitgevoerde delfstof over het voorafgaande jaar.

  • 3. De Inspecteur is bevoegd de voorlopige aanslag ambtshalve te verminderen of een suppletoire voorlopige aanslag op te leggen, wanneer blijkt dat opgelegde voorlopige aanslag onjuist is.

Artikel 12

De uitvoerder kan door vanwege de Inspecteur worden uitgenodigd ten behoeve van de regeling van de aanslag mondeling of schriftelijk nadere inlichtingen te geven en inzage te verlenen van andere bescheiden, die tot staving der aangifte of van nadere beweringen kunnen dienen.

Artikel 13

Indien na de verstrekking van een aangiftebiljet, ondanks schriftelijke aanmaning, verzuimd is aangifte te doen of indien niet is voldaan aan de verplichting om desgevraagd ten behoeve van de regeling van de aanslag inzage te verlenen van de boekhouding en de daaraan ten grondslag liggende bescheiden, kan het in de aanslag te begrijpen uitvoerrecht worden verhoogd met ten hoogste honderd ten honderd.

Artikel 14
  • 1. Indien overeenkomstig het bepaalde bij artikel 11, tweede lid, voorlopige aanslagen zijn opgelegd, blijft van de later vastgestelde aanslag een bedrag gelijk aan dat van de voorlopige aanslag, buiten invordering. Is de later vastgestelde aanslag lager dan de voorlopige aanslag dan blijft hij geheel buiten invordering en wordt de voorlopige aanslag verminderd met het verschil.

  • 2. Indien de later vastgestelde aanslag gelijk is aan de voorlopige aanslag of lager dan deze, wordt aan de uitvoerder een gedagtekende kennisgeving gezonden.

Artikel 15
  • 1. Voor de voldoening van het uitvoerrecht is de uitvoerder tegenover 's Lands kas aansprakelijk.

  • 2. Voor het uitvoerrecht, verschuldigd door een rechtspersoon, zijn de bestuurders, of, na ontbinding, de vereffenaars, alsmede de vertegenwoordigers of gemachtigden in de Nederlandse Antillen hoofdelijk mede aansprakelijk. Onder vorenbedoelde bestuurders, vereffenaars, vertegenwoordigers en gemachtigden, zijn begrepen allen, die bij of na het ontstaan van de schuld wegens uitvoerrecht als zodanig optraden, ook indien zij afgetreden zijn, rekening hebben gedaan of décharge hebben verkregen.

  • 3. De aansprakelijkheid van een in het vorige lid bedoeld persoon houdt op, wanneer hij tot betaling aangesproken, aantoont, dat de niet-voldoening van het uitvoerrecht niet aan hem te wijten is.

  • 4. Voor de toepassing van de voorgenoemde leden wordt de in artikel 13 bedoelde verhoging mede als uitvoerrecht aangemerkt.

HOOFDSTUK IV Bezwaar en Beroep

Artikel 16
  • 1. Tegen de aanslag kunnen aan de uitvoerder binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet bezwaren worden ingebracht bij de Inspecteur, die daarop beschikt bij een met redenen omklede beschikking, waarvan afschrift bij aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs aan de reclamant wordt uitgereikt.

  • 2. De uitvoerder die bezwaar heeft tegen de in het vorige lid bedoelde uitspraak, kan binnen twee maanden nadat het afschrift van deze uitspraak ter post is bezorgd of tegen ontvangstbewijs is uitgereikt, in beroep komen bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken. De Raad van Beroep beslist in hoogste instantie.

  • 3. De Inspecteur is belast met de uitvoering van de beslissingen van de Raad van Beroep. Ten aanzien van de behandeling van en de uitspraak op een bezwaar- of beroepschrift vinden de bepalingen, welke gelden voor de behandeling van en de uitspraak op bezwaar- en beroepschriften inzake inkomstenbelasting, overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK V Navordering

Artikel 17
  • 1. Indien uit later bekend geworden gegevens blijkt dat een te lage aanslag is opgelegd, kan navordering van uitvoerrecht plaats vinden, zolang niet sedert het einde van het jaar, waarvoor het uitvoerrecht geheven wordt, vijf jaren zijn verstreken.

  • 2. Onder gelijke voorwaarden kan navordering plaats vinden indien de opgelegde aanslag ten onrechte is verminderd of vernietigd of de Inspecteur ten onrechte besloten heeft geen aanslag op te leggen.

Artikel 18
  • 1. De aanslagen tot navordering worden vastgesteld door de Inspecteur.

  • 2. Alvorens tot navordering over te gaan, stelt de Inspecteur de uitvoerder in de gelegenheid om in verband met hetgeen gebleken is, de opheldering te geven, welke hij dienstig mocht achten.

Artikel 19
  • 1. Het in de nadere aanslag te begrijpen uitvoerrecht wordt met honderd ten honderd verhoogd.

  • 2. De verhoging blijft achterwege, indien de aanslag tot navordering plaats vindt op grond van door de uitvoerder uit eigen beweging verstrekte schriftelijke inlichtingen, tenzij die inlichtingen werden verstrekt nadat de uitvoerder tot het geven van inlichtingen of tot het verlenen van inzage van boekhouding was uitgenodigd.

  • 3. De verhoging wordt evenmin geheven, indien en voorzover de aanslag tot navordering plaats vindt als gevolg van een verkeerde schatting van de in het vorige lid bedoelde uitvoerder, waarvan aannemelijk is, dat zij te goeder trouw heeft plaats gehad.

Artikel 20

Bezwaren tegen de aanslag tot navordering kunnen binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet worden uitgebracht bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken.

HOOFDSTUK VI Invordering

Artikel 21
  • 1. De Inspecteur verzendt de aanslagen zo spoedig mogelijk aan de met de invordering belaste ontvangers. De ontvanger brengt de aanslagen ter kennis van de uitvoerder.

  • 2. De aanslagbiljetten worden in gesloten omslag uitgereikt.

  • 3. Aanslagbiljetten, die bij de betaling in gesloten omslag worden aangeboden, worden, na afschrijving der betaalde som, op dezelfde wijze teruggegeven.

Artikel 22

De aanslag moet binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet worden voldaan.

HOOFDSTUK VII Dwanginvordering

Artikel 23
  • 1. Voor de invordering van het uitvoerrecht, alsmede van de verhoging, zijn de bepalingen van de Landsverordening van de 31ste december 1942 houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwang-schriften, alsmede van de rechtspleging inzake van belastingen, bijdragen en vergoedingen (P. B. 1958, no. 164) van toepassing.

  • 2. 's Lands kas heeft voor het uitvoerrecht alsmede voor de verhoging recht van voorrang, gaande boven alle andere voorrechten, daaronder begrepen pand en hypotheek, behalve de voorrechten bij de artikelen 1165 ten eerste en 1175 ten eerste van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen bepaald op alle roerende en onroerende goederen van de belastingschuldige.

HOOFDSTUK VIII Verjaring

Artikel 24
  • 1. Er is verjaring voor de invordering van het niet of te weinig betaalde uitvoerrecht, alsmede van de verhoging, na vijf jaren, te rekenen vanaf de dagtekening van de beschikking, bedoeld in artikel 18, eerste lid.

  • 2. De verjaring wordt gestuit door elke invorderingsmaatregel tegen de belastingschuldige, alsmede door zijn erkentenis, door woorden of door daden, van het bestaan der belastingschuld.

  • 3. De verjaring wordt geschorst gedurende de tijd, waarin de belastingschuldige, of degene die ingevolge artikel 15 voor de belastingschuld aansprakelijk is, zich buiten de Nederlandse Antillen bevindt.

HOOFDSTUK IX Toezicht- en strafbepalingen

Artikel 24a
  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren van de Belastingdienst. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant.

  • 2. De krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c.

      goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen en daarvan monsters te nemen;

    • d.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen;

    • e.

      vaartuigen, stilstaande voertuigen en de lading daarvan te onderzoeken.

  • 3. Door de Inspecteur kunnen omtrent het onderzoek van boekhoudingen, de daaraan ten grondslag liggende bescheiden, alsmede de plaats waar zodanig onderzoek zal worden gehouden, nadere regels worden gesteld.

  • 4. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 5. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren.

  • 6. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

Artikel 25

Het is een ieder verboden hetgeen hem in zijn ambt of betrekking bij de uitvoering van deze landsverordening blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan nodig is voor de uitoefening van dat ambt of die betrekking of voor de heffing van enige aan het Land verschuldigde belasting.

Het verbod van dit artikel geldt mede voor niet-ambtelijke deskundigen, die in verband met de uitvoering dezer landsverordening worden geraadpleegd of met enige werkzaamheden belast.

Artikel 26

Hij, die een aangifte als bedoeld in Hoofdstuk III opzettelijk of ten gevolge van grove onachtzaamheid onjuist of onvolledig doet, wordt, indien daaruit nadeel voor het Land kan ontstaan, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.

Artikel 27
  • 1 Hij die aan de Inspecteur of aan de Raad van Beroep voor Belastingszaken of aan een door de Inspecteur of de Raad aangewezen ambtenaar of deskundige opzettelijk of ten gevolge van grove onachtzaamheid een valse of vervalst register, boek of ander bescheid overlegt of ter inzage aanbiedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.

  • 2 Hij die aan de Inspecteur of de Raad van Beroep voor Belastingzaken of aan een door de Inspecteur of de Raad afgewezen ambtenaar of deskundige opzettelijk of ten gevolge van grove onachtzaamheid onjuiste inlichtingen verstrekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.

Artikel 28
  • 1. Hij, die opzettelijk de bij artikel 25 opgelegde geheimhouding schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.

  • 2. Hij, aan wiens schuld schending van de geheimhouding te wijten is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste duizend gulden.

  • 3. Geen vervolging wordt ingesteld dan op klacht van degene te wiens aanzien de geheimhouding is geschonden.

Artikel 29

Vervallen

Artikel 30

De bij deze landsverordening strafbaar gestelde feite worden beschouwd als misdrijven.

Artikel 31
  • 1. Met de opsporing van de bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren van de Belastingdienst. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren dienen te voldoen.

HOOFDSTUK X Slotbepalingen

Artikel 32

Bij landsbesluit houdende algemene maatregelen kan al hetgeen nodig of wenselijk is ter uitvoering van deze landsverordening worden geregeld.

Artikel 33

Alle stukken krachtens deze landsverordening opgemaakt zijn vrij van zegel.

Artikel 34
  • 1. Deze landsverordening kan worden aangehaald als „Landsverordening uitvoerrecht op delfstoffen”.

  • 2. Zij treedt in werking met ingang van de dag na die van haar afkondiging en werkt terug tot en met 1 januari 1967.

  • 3. Gerekend te zijn ingegaan 1 januari 1967 vervalt de Landsverordening uitvoerrecht op delfstoffen opgenomen in P. B. 1966, no. 50.