Overheidsorganisatie | Gemeente Naarden |
---|---|
Officiële naam regeling | Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012 gemeente Naarden |
Citeertitel | Toeslagenverordening Wet werk en bijstand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Toeslagenverordening Wet werk en bijstand |
Geen.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2022 | 01-01-2016 | nieuwe regeling | 26-09-2022 | RV2012.054 |
de raad van de gemeente Naarden
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Naarden, nummer RV 12.054;
gelet op artikel 8, eerste lid, onder b, en artikel 18 van de Wet werk en bijstand;
b e s l u i t :
Onder gelijktijdige intrekking van de Toeslagenverordening WWB 2010,
vast te stellen de volgende Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012 gemeente Naarden
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. de wet: de Wet werk en bijstand;
b. gehuwdennorm: de norm bedoeld in artikel 21, onderdeel c van de wet;
c. zorgbehoevende: het vanwege ziekte blijvend niet in staat zijn een eigen huishouding te voeren, omdat hij of zij dagelijks is aangewezen op intensieve zorg van anderen, dan wel aanspraak kan maken op een plaats in een AWBZ-instelling, maar daarvan heeft afgezien of daarvoor nog op een wachtlijst staat.
De bepalingen van deze verordening zijn uitsluitend van toepassing op alleenstaanden en alleenstaande ouders van 21 jaar of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, en op gehuwden waarvan beide belanghebbenden ouder dan 21 of jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd zijn.
1. De toeslag bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft;
2. De toeslag bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder in wiens woning één ander zijn hoofdverblijf heeft;
3. De toeslag bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 5 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder in wiens woning twee of meer anderen hun hoofdverblijf hebben.
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt niet aangemerkt als "één ander
waarmee kosten kunnen worden gedeeld":
a. een inwonend kind tot 21 jaar;
b. zorgbehoevenden die door belanghebbenden worden verzorgd;
c. een inwonend kind van 21 jaar of ouder, dat inkomen heeft uit studiefinanciering, al dan niet aangevuld met andere inkomsten, zolang het totale inkomen van het kind niet het bedrag genoemd in artikel 3.18 WSF2000 overschrijdt.
1. De verlaging bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden die een woning delen met één of meer anderen.
2. Het vierde lid van artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.
De verlaging bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt:
a. 20 procent van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen kosten van huur of hypotheeklasten verbonden zijn;
b. 10 procent van de gehuwdennorm indien geen woning bewoond wordt.
c. 10 procent van de voor belanghebbende toepasselijke norm, indien de kosten van huur of hypotheeklasten lager zijn dan 10 procent van de voor belanghebbende toepasselijke norm.
De verlaging bedoeld in artikel 28 van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm.
1. De verlaging bedoeld in artikel 29 van de wet bedraagt:
a.20 procent van de gehuwdennorm indien het een belanghebbende van 21 jaar betreft;
b.10 procent van de gehuwdennorm indien het een belanghebbende van 22 jaar betreft.
2. In afwijking van lid 1 wordt de verlaging vastgesteld op de hoogte van de op grond van artikel 3 toegekende toeslag, indien deze toeslag minder bedraagt dan de verlaging waartoe toepassing van lid 1 zou leiden.
3. De vorige leden zijn niet van toepassing ten aanzien van een belanghebbende op wie artikel 6 van toepassing is.
Op basis van artikel 18, lid 1 van de wet wordt de norm van een co-ouder bepaald op de alleenstaande oudernorm. De toeslag waar belanghebbende recht op heeft op grond van artikel 3 tot en met 7 wordt verlaagd met 10 procent van de gehuwdennorm.
De toepassing van de artikelen 3 tot en met 8 geschiedt zodanig, dat de toepasselijke bijstandsnorm voor belanghebbende tenminste bedraagt:
a. 35 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande;
b. 55 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande ouder;
c. 65 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden.
Deze verordening kan worden aangehaald als: Toeslagenverordening Wet werk en bijstand.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2012.