Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

VERORDENING VAN 30 DECEMBER 1890, tot verzekering van de toepassing van de bij algemeene verordeningen bevolen of toegelaten vrijheidsbeneming.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingVERORDENING VAN 30 DECEMBER 1890, tot verzekering van de toepassing van de bij algemeene verordeningen bevolen of toegelaten vrijheidsbeneming.
Citeertitel
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpstrafrecht

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De oorspronkelijke regeling is op 30-12-1890 ondertekend. Gegevens over de inwerkingtreding ervan zijn niet bekend.

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 11-9-1997 (P.B. 1997, no. 237) is vastgesteld bij landsbesluit van 25-11-1997 (P.B. 1997, no. 251).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen, art. 144, 386, 482 en 483

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-1997art. 2, 3, 4, 5

11-09-1997

P.B. 1997, no. 237

onbekend
Nieuwe regeling

 

P.B. 1891, no. 28

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING VAN 30 DECEMBER 1890, tot verzekering van de toepassing van de bij algemeene verordeningen bevolen of toegelaten vrijheidsbeneming

Artikel 1

Tot vrijheidsbeneming bij de algemeene verordeningen bevolen of toegelaten kan, met uitzondering van eene woning, waarvan de toegang door den bewoner wordt geweigerd, elke plaats waar de te vatten persoon zich bevindt, worden betreden door de tot aanhouding bevoegde openbare macht.

Artikel 2

Tot vrijheidsbeneming in de zin van artikel 1 kan, buiten de gevallen als bedoeld in het Wetboek van Strafvordering, de tot aanhouding bevoegde openbare macht zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner slechts binnentreden in een woning, waarin de te vatten persoon zich bevindt of verondersteld wordt zich te bevinden, dan met overeenkomstige toepassing van Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering, met uitzondering van artikel 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, en artikel 158, eerste lid, laatste zinsnede.

Artikel 3

[vervallen]

Artikel 4

Tot vrijheidsbeneming in de zin van artikel 1 kan, behalve in het geval van ontdekking op heterdaad, niet worden binnengetreden:

  • a.

    in de vergaderruimten van de Staten of van een van de eilandsraden, gedurende de vergadering;

  • b.

    in de ruimten bestemd voor godsdienstoefeningen of bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, gedurende de godsdienstoefeningen of bezinningssamenkomst;

  • c.

    in de ruimten waarin terechtzittingen worden gehouden, gedurende de terechtzitting.

Artikel 5

[vervallen]