Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Maasdonk

Verordening Participatiefonds gemeente Maasdonk 2012-A

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Maasdonk
Officiële naam regelingVerordening Participatiefonds gemeente Maasdonk 2012-A
CiteertitelVerordening Participatiefonds gemeente Maasdonk 2012-A
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpWet Werk en Bijstand (WWB) en Wet Investeren in Jongeren (WIJ)

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Werk en Bijstand (WWB) en Wet Investeren in Jongeren (WIJ)

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-10-201201-01-2012terugdraaien huishoudinkomenstoets WWB

25-09-2012

Streekwijzer 28 september 2012

Raad/12 - 0133

Tekst van de regeling

Verordening Participatiefonds gemeente Maasdonk 2012-A

De Raad van de gemeente Maasdonk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdonk d.d. 21 augustus 2012;

gezien het advies van de opiniërende raad van 25 september 2012;

gelet op het bepaalde in de artikelen 108 en 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 8, eerste lid, onderdeel g, van de Wet Werk en Bijstand ;

overwegende dat het wenselijk is financiële belemmeringen voor deelname aan maatschappelijke activiteiten op het gebied van sportieve, sociaal-culturele en educatieve activiteiten te verminderen of zoveel mogelijk op te heffen, zowel voor volwassenen als voor kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen;

BESLUIT

vast te stellen:

de Verordening Participatiefonds gemeente Maasdonk 2012-A

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen
  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      WWB: de Wet Werk en Bijstand;

    • b.

      Belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (Algemene Wet Bestuursrecht) en welke in de categorieaanduiding in artikel 2 nader is omschreven;

    • c.

      Maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten van sportieve, sociaal, culturele of educatieve aard zoals bedoeld in artikel 4 van deze verordening;

    • d.

      Tegemoetkoming: de bijdrage die op grond van artikel 108 en artikel 149 van de Gemeentewet verstrekt kan worden, bedoeld in hoofdstuk 2 van deze verordening;

    • e.

      Categoriale bijzondere bijstand: de bijstand die op grond van artikel 35, vijfde lid WWB, verstrekt kan worden, bedoeld in hoofdstuk 3 van deze verordening;

    • f.

      Schoolgaande kinderen: kinderen van 4 tot 18 jaar die voltijd onderwijs of een beroepsopleiding volgen;

    • g.

      Ten laste komend kind: het kind als bedoeld in artikel 4 lid1 sub e van de WWB;

    • h.

      Student: studerende van 18 jaar en ouder die recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet op de Studiefinanciering (WSF) of de Wet Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos);

    • i.

      Peildatum: de eerste van de maand waarin de aanvraag in ingediend;

    • j.

      Kalenderjaar: tijdvak van een jaar lopend van 1 januari tot 1 januari van het jaar daaropvolgend;

    • k.

      College: college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maasdonk;

    • l.

      Gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Maasdonk.

Artikel 2 – Kring van rechthebbenden
  • 1. Recht op een tegemoetkoming of categoriale bijzondere bijstand bestaat voor de in Nederland woonachtige Nederlander of een daarmee gelijkgestelde vreemdeling als bedoeld in artikel 11, tweede en derde lid WWB.

  • 2. Geen recht op tegemoetkoming bestaat voor studenten.

  • 3. Recht op tegemoetkoming of categoriale bijzonderde bijstand bestaat voor een alleenstaande, een alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of gehuwden waarbij het in aanmerking te nemen inkomen op de peildatum niet hoger is dan 110 procent van de op hem of haar van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 4. Recht op tegemoetkoming of categoriale bijzondere bijstand bestaat voor een alleenstaande, een alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of gehuwden waarbij het in aanmerking te nemen vermogen op de peildatum lager is dan de toepasselijke vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, tweede lid WWB.

Artikel 3 - Categorieën

Voor belanghebbenden aan wie een uitkering voor deelname maatschappelijke participatie kan worden verleend geldt een categorieaanduiding. De categorieën worden aangeduid als:

  • a.

    de persoon jonger dan 4 jaar en ouder dan 18 jaar (tegemoetkoming deelname maatschappelijke participatie op basis van artikel 108 en artikel 149 van de Gemeentewet);

  • b.

    het ten laste komende kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt (categoriale bijstand op basis van artikel 35, vijfde lid van de WWB).

Artikel 4 - Maatschappelijke participatie

Maatschappelijk participatie is het deelnemen aan activiteiten van sportieve, sociaal-culturele of educatieve aard met als doel sociale uitsluiting tegen te gaan. Onder kosten van maatschappelijke participatie worden bijvoorbeeld verstaan de kosten van:

  • ·

    Contributies;

  • ·

    Seizoenskaarten;

  • ·

    Ouderbijdragen;

  • ·

    Cursusgelden;

  • ·

    Eénmalige activiteiten (theater, concerten, etc.)

  • ·

    Telefoonabonnement;

  • ·

    Abonnement op krant of tijdschrift;

  • ·

    Abonnement bij internetprovider;

  • ·

    Eigen bijdrage peuterspeelzaal;

  • ·

    Schoolreizen/excursies.

Hoofdstuk 2. Personen jonger dan 4 jaar en ouder dan 18 jaar

Artikel 5 - Tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie
  • 1. Het college verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming aan een belanghebbende voor de kosten van maatschappelijke participatie in de vorm van sociale-, culturele -, sport – en educatieve activiteiten, die hij ten behoeve van zichzelf en zijn ten laste komend kind jonger dan 4 jaar maakt of wil maken.

  • 2. De bijdrage voor sociale -, culturele - en sportactiviteiten bedraagt € 108, - per persoon per kalenderjaar voor de onder het eerste lid genoemde personen.

Hoofdstuk 3. Het ten laste komende kind dat onderwijs of beroepsopleiding volgt

Artikel 6 - Categoriale bijzondere bijstand
  • 1. Het college verstrekt op aanvraag categoriale bijzondere bijstand aan een persoon met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, met betrekking tot kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind.

  • 2. De bijdrage voor sociale -, culturele -, sport – en educatieve activiteiten bedraagt € 108, - per persoon per kalenderjaar voor de onder het eerste lid genoemde personen.

Hoofdstuk 4 - Slotbepalingen

Artikel 7 - Hardheidsclausule

Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de rechthebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8 - Indexering

De bedragen in de verordening kunnen jaarlijks per 1 januari worden geïndexeerd volgens door het college in nadere regels vastgestelde rekensystematiek.

Artikel 9 - Controle op rechtmatigheid

Het college controleert periodiek de rechtmatigheid van de verstrekkingen. Hierbij wordt uitgegaan van het beginsel risicosturing dat aan het concept Hoogwaardig Handhaven ten grondslag ligt. De wettelijke grondslag hiervoor is de Antimisbruik verordening. De in deze verordening aan Burgemeester en Wethouders geformuleerde opdracht tot het stellen van nadere regels voor de uitvoering, is van overeenkomstige toepassing op de Verordening Participatiefonds.

Artikel 10- Terugvordering

In geval van ten onrechte uitgekeerde tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 2 van deze verordening is paragraaf § 6.4 - Terugvordering uit Hoofdstuk 6 van de Wet Werk en Bijstand van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 - Onvoorziene situaties

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen Burgemeester en Wethouders.

Artikel 12 - Beleid

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Artikel 13 - Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Participatiefonds gemeente Maasdonk 2012-A.

Artikel 14 - Inwerkingtreding
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2012, behoudens situaties waarbij sprake is van negatieve gevolgen voor de belanghebbende.

  • 2.

    Tot 1 januari 2013 is deze verordening niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 78w lid 1 WWB.

  • 3.

    De Verordening Participatiefonds gemeente Maasdonk 2012, vastgesteld in de raadvergadering van 17 april 2012, is tot 1 januari 2013 uitsluitend van toepassing op personen als bedoeld in artikel 78w lid 1 WWB. Per 1 januari 2013 vervalt de Verordening Participatiefonds gemeente Maasdonk 2012.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 25 september 2012.

De griffier, De voorzitter,

Drs. M.J.H.N. Collombon          Drs. R.H. Augusteijn

Toelichting

Algemeen deel

In de motie Blanksma-Spekman c.s.1 vraagt de Tweede Kamer de regering om gemeenten financieel af te rekenen als zij onvoldoende bijdragen aan de doelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat om financiële redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering echter gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk het steviger stimuleren van gemeenten om daadwerkelijk werk te maken het aantal kinderen uit arme gezinnen dat maatschappelijk niet meedoet om financiële redenen terug te dringen. Daartoe voorziet dit wetsvoorstel in een verordeningsplicht voor gemeenteraden ten aanzien van artikel 35, vijfde lid, van de WWB.

Maatschappelijke participatie van kinderen is van groot belang met het oog op een zelfredzame toekomst. In dat verband is het gewenst dat inkomensondersteuning ten behoeve van die participatie rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede komt.

Doordat in artikel 8 van de WWB een onderdeel is toegevoegd worden gemeenteraden verplicht regels op te nemen in een verordening over de wijze waarop meegewerkt wordt aan het bevorderen van de maatschappelijke participatie. Daarom heeft de regering er voor gekozen om de gemeenteraden voor te schrijven dat zij gehouden zijn een verordening op te stellen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen (conform artikel 35, vijfde lid, van de WWB). De gemeenteraden zijn gehouden om in ieder geval in de verordening invulling te geven aan het begrip maatschappelijke participatie.

Betekenis verordeningsplicht en inhoud verordening

Strekking van de verordeningsplicht is dat gemeenten werk maken van maatschappelijke participatie van kinderen. Daartoe zijn in de vorige kabinetsperiode extra middelen aan het gemeentefonds toegevoegd. Voor gemeenten die al maatregelen hebben genomen om de participatie van kinderen te bevorderen – zoals de gemeente Maasdonk - betekent dit dat zij hun beleid rechtstreeks in de verordening kunnen opnemen en daarmee voldaan hebben aan de verordeningsplicht.

De verordeningsplicht verandert niets aan de gemeentelijke beleidsvrijheid op dit punt. Dit wetsvoorstel dwingt daarom niet tot het creëren van categoriale bijzondere bijstand voor schoolgaande kinderen. Een doeltreffender vorm van bijstandverlening is volgens het Rijk de individuele bijzondere bijstand, waardoor de bijstandverlening daadwerkelijk gemaakte kosten compenseert. Uiteraard dienen daarbij de kaders van de WWB niet te buiten gegaan worden. Dat betekent ondermeer dat als het categoriale regelingen betreft, de inkomensnormering van 110% gerespecteerd wordt en dat geen inkomensondersteuning plaatsvindt aan personen die uitgesloten zijn van het recht op bijstand. Met de verordeningsplicht krijgen colleges de opdracht om op lokaal niveau gerichte –generieke dan wel individuele- participatiebevorderende maatregelen te treffen voor schoolgaande kinderen. Daarmee wordt de door het Rijk gewenste transparantie en verantwoording van beleid bereikt.

De gemeente Maasdonk kende al regelingen voor de participatie van schoolgaande kinderen welke waren opgenomen in de Verordening Participatiefonds 2008. Deze verordening regelde zowel de tegemoetkomingen voor volwassenen voor sociale en culturele activiteiten als de tegemoetkomingen voor schoolgaande kinderen. Op grond van de wijzigingen in de WWB per 1 januari 2012 diende de gemeente specifiek beleid ten behoeve van de participatie van schoolgaande kinderen in een verordening op te nemen. Voor Maasdonk zou de consequentie zijn dat de gemeente twee verordeningen zou hebben; de verordening Participatiefonds voor volwassenen en kinderen beneden de 4 jaar en een verordening Participatie Schoolgaande Kinderen.

Zowel de tegemoetkomingen in het kader van de maatschappelijke participatie van volwassenen als de categoriale bijzondere bijstand voor ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen zijn vanuit praktische overwegingen in één verordening ondergebracht. Daarbij moet wel worden bedacht dat de wettelijke grondslagen verschillend zijn. Eerstgenoemde ontleend zijn rechtsgrond aan de Gemeentewet, laatstgenoemde is een opdracht vanuit de Wet werk en bijstand.

Toelichting per artikel

Artikel 1

Ten aanzien van de begrippen die in de verordening worden gebruikt is aansluiting gezocht bij wettelijke omschrijvingen. Voorts is aan aanvullende, voor de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand, belangrijke begrippen een eigen omschrijving gegeven.

  • a.

    WWB: Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

  • b.

    Belanghebbende: Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

  • c.

    Maatschappelijke participatie: In deze beschrijving is aangegeven wat wettelijk gezien onder dit begrip mag vallen.

  • d.

    Tegemoetkoming: de bijdrage die op grond van artikel 108 en artikel 149 van de Gemeentewet verstrekt kan worden, bedoeld in hoofdstuk 2 van deze verordening. Duidelijk is aangegeven dat er ten aanzien van de twee te onderscheiden doelgroepen (tegemoetkoming en categoriale bijzondere bijstand) een verschil bestaat.

  • e.

    Categoriale bijzondere bijstand: de bijdrage die op grond van artikel 35 lid 5 WWB, bedoeld in hoofdstuk 3 van deze verordening. Duidelijk is aangegeven dat er ten aanzien van de twee te onderscheiden doelgroepen (tegemoetkoming en categoriale bijzondere bijstand) een verschil bestaat.

  • f.

    Schoolgaande kinderen: kinderen van 4 tot 18 jaar die voltijd onderwijs of een beroepsopleiding volgen;

  • g.

    Ten laste komend kind: het kind jonger dan 18 jaar voor wie aan de alleenstaande ouder of de gehuwde op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald of zal worden betaald (artikel 4 lid 1 sub e WWB).

  • h.

    Student: studerende van 18 jaar en ouder die recht heeft op studiefinanciering op grond van de WSF of de WTOS.

  • i.

    Peildatum: Deze omschrijving moet worden gezien in relatie tot het gestelde bij het toetsinkomen.

  • j.

    Kalenderjaar: Een bijdrage voor een specifiek doel kan maximaal eenmaal per kalenderjaar worden verstrekt.

  • k.

    College: Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

  • l.

    Gemeenteraad: Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2

In dit artikel is de kring van rechthebbenden beschreven. Voor bepaling van het recht op tegemoetkoming zijn de bepalingen uit de Wet Werk en Bijstand van overeenkomstige toepassing. De belangrijkste daarvan zijn leefvorm, inkomen, vermogen en rechtmatig verblijf in Nederland. Studenten komen niet in aanmerking voor een tegemoetkoming omdat ze door hun studie al voldoende meedoen in de maatschappij. Voor de categoriale bijzondere bijstand gelden van rechtswege de regels van de WWB.

Artikel 3

De categorie-indeling is gebaseerd op de doelgroepen die met deze verordening moeten worden bediend. Nogmaals wordt hier het onderscheid gemaakt in enerzijds burgers die op basis van het gemeentelijke minimabeleid een tegemoetkoming kunnen krijgen en anderzijds ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen en die op basis van de Wet Werk en Bijstand categoriale bijstand kunnen krijgen.

Artikel 4

Maatschappelijke participatie betekent mee (kunnen) doen in de maatschappij. Voorkomen moet worden dat burgers door financiële beperkingen in een sociaal isolement geraken. In dit artikel staan de kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage. Kosten kunnen uitsluitend worden vergoed voor activiteiten die in Nederland plaatsvinden (in verband met het in de WWB opgenomen territorialiteitsbeginsel).

De gemeentelijke regeling mag geen overlap hebben met wettelijke regelingen, zoals de Wet onderwijstegemoetkoming en schoolkosten (WTOS). De WTOS kent een bijdrage voor ouders van scholieren op het voortgezet onderwijs. Daarom zijn schoolkosten in deze verordening gedefinieerd als kosten waarop de WTOS niet ziet. Het kan bijvoorbeeld gaan om de vrijwillige ouderbijdrage, excursies en kosten van schoolreizen.

Met samenhangende kosten worden kosten bedoeld die men moet maken om het lidmaatschap werkelijk uit te oefenen, bijvoorbeeld speciale sportkleding, zoals judopak, zwemkleding of voetbalshirt en schoenen.

Artikel 5

Uit deze omschrijving wordt duidelijk wie rechthebbenden kunnen zijn voor een tegemoetkoming in het kader van de maatschappelijke participatie. Het betreft voor deze categorie tegemoetkomingen in de vorm van een forfaitair bedrag voor sociale-, culturele of sportactiviteiten.

Sociale-, culturele of sportactiviteiten

Deze activiteiten kunnen in georganiseerd verband plaats vinden dan wel op individuele basis. Gedacht kan worden aan deelname aan sociale activiteiten (vb bioscoop bezoek, pretparken etc), culturele activiteiten (vb musea, lidmaatschap bibliotheek etc) en/of sportactiviteiten (vb sportvereniging, fitness etc). Desgevraagd dient rechthebbende bewijzen van deelname aan deze activiteiten te tonen.

De tegemoetkoming strekt zich ook uit tot kinderen van 0 tot 4 jaar en heeft dan bijvoorbeeld betrekking op plaatsing van kinderen in een peuterspeelzaal, of deelname aan baby- of peuter zwemmen.

Per persoon bedraagt de bijdrage € 108,- per kalenderjaar. Deze bijdrage kan voor meerdere activiteiten ingezet worden. Het bedrag is bedoeld als een tegemoetkoming.

Artikel 6

Het college kan op grond van artikel 35, vijfde lid WWB categoriale bijzondere bijstand verlenen aan ouders van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen. Ten laste komende kinderen zijn eigen of stiefkinderen jonger dan 18 jaar voor wie de ouder aanspraak op kinderbijslag kan maken. Vanwege de beperking dat het kind onderwijs moet volgen geldt een leeftijdsondergrens van 4 jaar.

Sociale-, culturele- en sportactiviteiten

Voor de toelagen voor deze activiteiten wordt verwezen naar het gestelde onder de toelichting bij artikel 5.

Educatieve activiteiten

Onder de toelage in het kader van de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen vallen ook sommige educatieve kosten. Gedacht kan worden aan de kosten van schoolreizen en excursies, ouderbijdrage en schoolfonds.

Per persoon bedraagt de bijdrage € 108,- per kalenderjaar. Deze bijdrage kan voor meerdere activiteiten ingezet worden. Het bedrag is bedoeld als een tegemoetkoming.

Artikel 7

Geen nadere toelichting.

Artikel 8

Het college kan de toelagen als genoemd in deze verordening Indexeren op de 1e januari van een nieuw kalenderjaar. Indien in de komende jaren wel indexering plaats zal vinden dient het college hiervoor een besluit te nemen. Leidraad met betrekking tot de indexering is dan het handboek Schulinck (de juridische adviseur) evenals de adviezen van de VNG. De indexeringspercentages worden door Schulinck berekend aan de hand van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Artikel 9

De claimbeoordeling van aanvragen zijn gebaseerd op risicosturing.

De klant geeft aan wat hij aanvraagt en verklaart of hij tot de kring van rechthebbenden behoort. De claimbeoordeling houdt in dat de afgelegde verklaring juist is, waarna het besluit wordt genomen, kenbaar gemaakt en tot betaling wordt overgegaan. De borging van de risico’s op onrechtmatige verstrekkingen wordt gerealiseerd door periodieke controles op basis van steekproeven.

Burgemeester en Wethouders kunnen bewijzen van gemaakte kosten met betrekking tot alle soorten verstrekkingen uit deze verordening opvragen tot 2 jaar na datum van aanvraag.

Sociale-, culturele-, sport- of educatieve activiteiten

Verificatie van de gemaakte kosten vindt plaats aan de hand van door de rechthebbende te tonen bewijzen als (bijvoorbeeld) een lidmaatschapskaart van een sportvereniging, abonnement schouwburg, de museumjaarkaart of bewijs van plaatsing van een kind tot 4 jaar in een peuterspeelzaal.

Verificatie is gebaseerd op GBA-gegevens en de inschrijvingen op basis van De leerplichtwet. Deze gegevens zijn al aanwezig en ter beschikking. Aan de belanghebbende hoeft zelf geen informatie te worden gevraagd omdat deze niets bijdraagt aan de bestaande mogelijkheden tot doelmatige verificatie. De afdeling Werk en Inkomen kan de registers in het kader van de Leerplichtwet raadplegen voor sluitende controle op de rechtmatigheid.

Artikel 10

Bij terugvordering van categoriale bijzondere bijstand gelden de bepalingen daarover uit de WWB. Bij eventuele terugvordering van tegemoetkomingen op grond van hoofdstuk 2 zijn de terugvorderingbepalingen van de WWB van overeenkomstige toepassing. Dit ter bevordering van de eenduidigheid. Burgemeester en Wethouders werken terug- en invordering van ten onrechte verstrekte uitkering nader uit in beleidsregels.

Artikel 11 tot en met 13

Geen nadere toelichting.

Artikel 14

Deze verordening werkt terug tot en met 1 januari 2012, gelet op de Wet afschaffing huishoudinkomenstoets. Voor een beperkte groep bijstandsgerechtigden blijft de Verordening Participatiefonds gemeente Maasdonk 2012 vastgesteld bij besluit van 17 april 2012 nog van kracht tot 1 januari 2013. Dat is geregeld in lid 2 en 3 van dit artikel. Het gaat hierbij om een beperkte groep mensen voor wie toepassing van de huishoudinkomenstoets tot een hogere uitkering leidt. Op grond van artikel 78w WWB blijven de oude gezinsbegrippen nog op hen van toepassing tot 1 januari 2013.