Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Noord

Erfgoedverordening Noord 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Noord
Officiële naam regelingErfgoedverordening Noord 2010
CiteertitelErfgoedverordening Noord 2010
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpMonumenten en welstand

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 11-7-2012

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Noord-Amsterdams Nieuwsblad, 17-07-2012

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Monumentenwet 1988, artt. 12, 14 en 15

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-07-201201-07-2013nieuwe regeling

11-07-2012

Noord-Amsterdams Nieuwsblad, 17-07-2012

5184-A

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen
  • Deze verordening verstaat onder:

  • a. monument:

    • 1.

      zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;

  • b. archeologisch monument: monument, als bedoeld in onderdeel a, onder 2;

  • c. gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als gemeentelijk monument is aangewezen;

  • d. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen monumenten;

  • e. beschermd monument: monument als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Monumentenwet 1988;

  • f. stads- of dorpsgezicht: groep van onroerende zaken die van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid, zijn onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel zijn wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groep zich één of meer monumenten bevinden

  • g. gemeentelijk stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als gemeentelijk stads- of dorpsgezicht is aangewezen;

  • h. gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk stads- of dorpsgezicht aangewezen groepen van onroerende zaken;

  • i. beschermd stads- of dorpsgezicht: beschermd stads- en dorpsgezicht als bedoeld in artikel 1, onder g, van de Monumentenwet 1988;

  • j. Commissie voor Welstand en Monumenten: de commissie als bedoeld in artikel 15 van de Monumentenwet 1988 en ingesteld in de Verordening op de Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam 2005;

  • k. bouwhistorisch onderzoek: rapportage waarin de bouw- en gebruiksgeschiedenis van een bouwwerk of structuur wordt vastgesteld, dat naar het oordeel van het dagelijks bestuur voldoet aan de ‘Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek' uitgave Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;

  • l. archeologisch onderzoek: werkzaamheden met betrekking tot het bodemarchief die ten behoeve van de archeologische monumentenzorg worden uitgevoerd volgens de eisen zoals gesteld in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

  • m. archeologisch veldonderzoek: Inventariserend Veldonderzoek en Archeologische Opgraving conform de KNA;

  • n. programma van eisen: programma waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek conform de KNA;

  • o. selectiebesluit: een gemotiveerd besluit van de bevoegde overheid tot het al dan niet behouden van een bepaalde archeologische vindplaats. Het besluit leidt tot het al dan niet, of onder voorwaarden, vrijgeven van een terrein of het nemen van archeologische maatregelen.

  • p. omgevingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • q. beschrijving: een beschrijving betreft een rapportage van de bouwhistorische, architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of archeologische waarden.

Artikel 2 Het gebruik van het monument
  • Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 Aanwijzing tot gemeentelijk monument

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument
  • 1. Het dagelijks bestuur kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat het dagelijks bestuur over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de Commissie voor Welstand en Monumenten en stelt, voor zover mogelijk, de eigenaar en beperkt zakelijk gerechtigde in de gelegenheid te worden gehoord. In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur hiervan afwijken.

  • 3. In het geval zich de situatie als bedoeld in het eerste lid voordoet en voor het betreffende monument een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend, kan het verzoek worden opgevat als een spoedeisend geval als bedoeld in het tweede lid, tweede volzin van dit artikel. Tot het moment van aanwijzing, als bedoeld in het eerste lid, dan wel wanneer vaststaat dat het monument niet wordt aangewezen, geldt voorbescherming en zijn de artikelen 9 tot en met 13, 15 tot en met 20 en 23 van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan bepalen dat bouw-, architectuur-, cultuurhistorisch, stedenbouwkundig, of archeologisch onderzoek wordt verricht. De eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigde en gebruiker van het monument zijn desgevraagd verplicht het onderzoek uit te voeren dan wel aan uitvoering van het onderzoek mee te werken.

  • 5. Het dagelijks bestuur brengt de stadsdeelraad in kennis van het besluit over de aanwijzing van een gemeentelijk monument.

  • 6. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 6 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van artikel 2 van de Monumentenverordening Noord-Holland 2005.

Artikel 4 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
  • 1. De Commissie voor Welstand en Monumenten adviseert schriftelijk binnen twaalf weken na ontvangst van het verzoek om advies van het dagelijks bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de Commissie voor Welstand en Monumenten, maar in ieder geval binnen 32 weken na datum van de aanvraag tot aanwijzing.

Artikel 5 Mededeling aanwijzingsbesluit
  • 1. De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt bekend gemaakt aan de aanvrager en aan degenen die in de kadastrale registratieals eigenaar en beperkt zakelijk gerechtigde staan vermeld.

  • 2. De aanwijzing wordt onverwijld opgenomen in de openbare registers, zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel e van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen en onroerende zaken.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst
  • 1. Het dagelijks bestuur registreert het gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst en stelt het Bureau Monumenten & Archeologie daarvan in kennis.

  • 2. De registratie bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing en, indien van toepassing, de naam van het gemeentelijk monument.

  • 3. De gemeentelijke monumentenlijst ligt bij de stadsdeelkantoren en het Bureau Monumenten & Archeologie voor eenieder ter inzage.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing
  • 1. Het dagelijks bestuur kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2. Artikel 3, tweede tot en met vierde lid, alsmede de artikelen 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het dagelijks bestuur van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing
  • 1. Het dagelijks bestuur kan een aanwijzing tot gemeentelijk monument intrekken.

  • 2. Indien het dagelijks bestuur de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en de artikelen 4 en 5 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor aanwijzing wordt gelezen: intrekking van de aanwijzing.

  • 3. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 6 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 2 van de Monumentenverordening Noord-Holland 2005.

  • 4. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst verwerkt.

  • 5. Het dagelijks bestuur kan bepalen dat een gemeentelijk monument moet worden gedocumenteerd. De eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigde en gebruiker zijn desgevraagd verplicht mee te werken aan de documentatie van het monument.

Hoofdstuk 3 Vergunningverlening voor gemeentelijke monumenten

Artikel 9 Verbodsbepaling
  • Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

Artikel 10 Vergunning
  • Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het dagelijks bestuur of in strijd met bij zodanige omgevingsvergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of de monumentale waarden in gevaar worden gebracht.

Artikel 11 Indiening en adviesaanvraag
  • 1. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt ingediend bij het dagelijks bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt onverwijld een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een gemeentelijk monument aan de Commissie voor Welstand en Monumenten om advies.

  • 3. De Commissie voor Welstand en Monumenten adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen de termijn vastgesteld door het dagelijks bestuur.

Artikel 12 Vergunningverlening
  • De omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur het belang van het gemeentelijk monument zich daartegen verzet.

Artikel 13 Voorschriften
  • Het dagelijks bestuur kan aan een omgevingsvergunning voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van het gemeentelijk monument.

Artikel 14 Intrekken van de vergunning
  • De omgevingsvergunning kan door het dagelijks bestuur geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de omgevingsvergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het gemeentelijk monument zwaarder dient te wegen.

Hoofdstuk 4 Vergunningverlening voor beschermde monumenten

Artikel 15 Vergunning voor beschermd monument
  • 1. Het dagelijks bestuur zendt onverwijld een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een beschermd monument aan de Commissie voor Welstand en Monumenten.

  • 2. De Commissie voor Welstand en Monumenten adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen de termijn vastgesteld door het dagelijks bestuur.

Hoofdstuk 5 Archeologisch onderzoek

Artikel 16 Eisen die het dagelijks bestuur stelt aan archeologisch onderzoek
  • 1. Het dagelijks bestuur neemt het selectiebesluit.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan nadere eisen stellen ten aanzien van archeologisch onderzoek.

  • 3. Indien binnen het grondgebied van het stadsdeel veldonderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, onverminderd de overige bepalingen van deze wet, stelt het dagelijks bestuur een programma van eisen vast, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van de kwaliteit van het onderzoek.

  • 4. In het programma van eisen neemt het dagelijks bestuur bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het veldonderzoek. Tijdens het veldonderzoek worden aanwijzingen van het dagelijks bestuur in acht genomen.

Artikel 17 Betreding
  • 1. Het dagelijks bestuur kan bepalen dat een terrein in het belang van archeologisch onderzoek wordt betreden, dat daarop metingen worden verricht, dan wel daarin opgravingen worden gedaan, voor zover dat onderzoek dient ter voorbereiding of ter uitvoering van een besluit als bedoeld in de artikelen 3.1, 3.6, 3.10, 3.22 of 3.23 van de Wet op de ruimtelijke ordening. De rechthebbende ten aanzien van dit terrein moet desgevraagd dulden dat dit terrein in het belang van archeologisch onderzoek wordt betreden, dat daarop metingen worden verricht, dan wel daarin opgravingen worden gedaan.

Hoofdstuk 6 Gemeentelijke stads- en dorpsgezichten

Artikel 18 Aanwijzing van gemeentelijke stads- en dorpsgezichten
  • 1. Gehoord het dagelijks bestuur, kan de stadsdeelraad stads- en dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

  • 2. De aanwijzing is een beleidsvoornemen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van deAlgemene Inspraakverordening Amsterdam.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt het voorstel tot aanwijzing aan de Commissie voor Welstand en Monumenten. De Commissie voor Welstand en Monumenten brengt advies uit binnen twaalf weken na verzending van het voorstel.

  • 4. De stadsdeelraad beslist binnen 32 weken na verzending van het voorstel, zoals bedoeld in lid 3.

  • 5. De bekendmaking van een besluit tot aanwijzing geschiedt overeenkomstig de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht. Van het besluit wordt tevens mededeling gedaan aan Gedeputeerde Staten en de Commissie voor Welstand en Monumenten.

  • 6. De aanwijzing kan geen stads- of dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van artikel 8 van de Monumentenverordening Noord-Holland 2005.

Artikel 19 Registratie op de gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten
  • 1. Het dagelijks bestuur registreert het gemeentelijke stads- of dorpsgezicht op de gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten.

  • 2. De registratie bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijke stads- of dorpsgezicht.

  • 3. De gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten ligt bij de stadsdeelkantoren en het Bureau Monumenten & Archeologie voor een ieder ter inzage.

Artikel 20 Wijzigen van de aanwijzing
  • 1. Gehoord het dagelijks bestuur, kan de deelraad de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2. Artikel 18, tweede tot en met vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van de deelraad van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 18, tweede tot en met vijfde lid, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten aangetekend.

Artikel 21 Intrekken van de aanwijzing
  • 1. Indien de stadsdeelraad de aanwijzing intrekt, zijn artikel 18, tweede tot en met vijfde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor aanwijzing wordt gelezen: intrekking van de aanwijzing.

  • 2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 8 van de Monumentenverordening Noord-Holland 2005.

  • 3.De intrekking wordt op de gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten aangetekend.

Artikel 22 Beschermende bestemmingsplannen
  • 1. De deelraad stelt ter bescherming van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 2. Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt.

Artikel 23 Verbodsbepaling en aanvraag vergunning
  • 1. In een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het dagelijks bestuur.

  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1, kan worden geweigerd indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3. Artikel 11, 12 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Een omgevingsvergunning is niet vereist voor het slopen ingevolge een aanschrijving van het dagelijks bestuur ingevolge hoofdstuk II, afdeling 2, van de Woningwet.

Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen

  Artikel 24 Toezicht
  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de bij besluit van het dagelijks bestuur aan te wijzen personen.      

  • 2. De bevoegdheden die aan de in het eerste lid bedoelde ambtenaren op grond van de Algemene wet bestuursrecht toekomen in het kader van het toezicht op de naleving komen hen ook toe in het kader van onderzoeken als bedoeld in de artikelen 3, vierde lid en 13, eerste lid (vergunningvoorschriften) en artikel 8, vierde lid (documentatie). De artikelen 5:12, 5:13, 5:15, 5:18 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25 Overgangsbepalingen
  • 1. De gemeentelijke monumenten en gemeentelijke stads- of dorpsgezichten die zijn aangewezen en geregistreerd op grond van de monumentenverordening van het stadsdeel, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Aanvragen om omgevingsvergunning en aanwijzing die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld overeenkomstig de bepalingen van de verordening die van kracht was ten tijde van het indienen van de aanvraag..

Artikel 26 Inwerkingtreding
  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 8 dagen na publicatie.

  • 2. De monumentenverordening van het stadsdeel Noord vervalt op de datum waarop het eerste lid toepassing vindt, behoudens voor die aanvragen welke onder artikel 52 lid 2 vallen. .

Artikel 27 Citeertitel
  • Deze verordening wordt aangehaald als 'Erfgoedverordening Noord 2010'.