Overheidsorganisatie | Gemeente Schijndel |
---|---|
Officiële naam regeling | Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Schijndel 2009 |
Citeertitel | Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Schijndel 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Artikel 10 bevat een overgangsbepaling. De datum inwerkingtreding is bij benadering ingevuld.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-04-2009 | 01-07-2008 | 21-07-2018 | nieuwe regeling | 23-04-2009 Onbekend. | Onbekend. |
De gemeenteraad stelt de volgende regeling vast.
In deze verordening wordt verstaan onder:
aanvrager degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening indient;
adviseur: de door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen persoon als bedoeld in artikel 6.1.1.1, onder c, Besluit ruimtelijke ordening;
adviescommissie: schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van deze verordening;
besluit: Besluit ruimtelijke ordening;
college: het college van burgemeester en wethouders;
gemeente: gemeente Schijndel
planologische maatregel: oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, Wet ruimtelijke ordening;
planschade: schade als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Wet ruimtelijke ordening;
wet: Wet ruimtelijke ordening.
griffierecht: verschuldigde bedrag voor het in behandeling nemen van de aanvraag
1. Een aanvraag om vergoeding van planschade wordt bij het college ingediend met gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.
2. Het college noteert de datum van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid op het formulier waarbij de aanvraag is ingediend. De ontvangst wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld aan de aanvrager, waarbij wordt aangegeven door welk bestuursorgaan op de aanvraag wordt beslist.
3. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag, is een griffierecht ter hoogte van € 100,00 verschuldigd;
4. In de mededeling van ontvangst deelt het college de aanvrager mee dat het verschuldigde drempelbedrag binnen 4 weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van de gemeente dan wel op een aangegeven plaats moet zijn gestort.
5. Van de aanvraag wordt een afschrift toegezonden aan de belanghebbenden zoals bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet.
Indien het griffierecht niet binnen de in artikel 2, derde lid, genoemde termijn is bijgeschreven of gestort, verklaart het college de aanvrager niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat aanvrager in verzuim is geweest.
1. Het college kan de aanvraag binnen vier weken na ontvangst, of binnen acht weken nadat de termijn verstreken is binnen welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen, afwijzen indien sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid van de aanvraag.
2. Het besluit als bedoeld in het eerste lid wordt binnen de genoemde termijn aan de aanvrager bekend gemaakt.
3. De termijn van acht weken kan een keer met ten hoogste vier weken worden verlengd.
Binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 6.1.3.1 van het besluit verstrekt het college aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk, opdracht om ter zake van een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 van het besluit of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.
1. Voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking wordt door het college een adviseur aangewezen die beschikt over voldoende deskundigheid inzake advisering op het gebied van planschade.
2. Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het gebied van accountancy of van financieel economische bedrijfsvoering.
3. Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermindering van een onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is ter zake van de waardering van onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische verslechtering.
4. Indien naar het oordeel van het college het tweede en het derde lid van toepassing zijn, worden zowel de in het tweede als het derde lid bedoelde adviseurs aangewezen.
5. Bij aanwijzing van meerdere adviseurs vormen deze een adviescommissie, waarvan de in het eerste lid bedoelde adviseur voorzitter is.
6. De adviescommissie wijst uit haar midden een rapporteur aan.
1. Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen, kan het college verlangen dat deze aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 6, eerste, tweede of derde lid, bedoelde aspecten waarop deze persoon de aanvraag moet beoordelen.
2. Een adviseur mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de raad. Eveneens mag een adviseur niet betrokken zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.
1. Voordat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 6 verstrekt, stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van:
een adviseur als bedoeld in artikel 6, eerste lid, of
meerdere adviseurs als bedoeld in artikel 6, vijfde lid.
2. De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college indienen.
3. Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs.
1. Het college stelt aan de adviseur of aan de adviescommissie alle op de aanvraag betrekking hebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie noodzakelijke bescheiden ter beschikking.
2. De adviseur of de adviescommissie stelt de aanvrager en de ambtelijke vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur of de adviescommissie kenbaar te maken. Eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.
3. De adviseur of de adviescommissie bepaalt het tijdstip waarop de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt de aanvrager voor de plaatsopneming uit. Indien daartoe aanleiding bestaat, vindt bij deze gelegenheid tevens taxatie van de bij de aanvraag betrokken onroerende zaak plaats.
4. Van de in het tweede lid bedoelde toelichting en van de in het derde lid bedoelde bezichtiging wordt door, dan wel onder verantwoordelijkheid van, de adviseur of de adviescommissie een verslag gemaakt, dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.
5. Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet. De adviseur of de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.
6. De adviseur of de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken, verlengen.
7. De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het concept advies schriftelijk hierop te reageren.
8. In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.
9. In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.
1. Deze procedureverordening tegemoetkoming in planschade 2008, is van toepassing in de volgende drie situaties:
op een aanvraag ingediend op of na 1 juli 2008 maar vóór 1 september 2010 in het geval de planologische maatregel onherroepelijk is geworden op of na 1 september 2005 maar vóór 1 juli 2008 van kracht is geworden (met inbegrip van de verjaringstermijn; er is geen sprake van het forfait normaal maatschappelijk risico);
op een aanvraag ingediend op of na 1 juli 2008 maar vóór 1 september 2010 in het geval de planologische maatregel van kracht is geworden op of na 1 juli 2008:
op een aanvraag ingediend op of na 1 september 2010.
2. De procedureregeling planschadevergoeding 2005 blijft van toepassing op de volgende vier situaties:
op een aanvraag ingediend vóór 1 september 2005 in het geval dat de planologische maatregel onherroepelijk is geworden vóór 1 september 2005;
op een aanvraag ingediend op of na 1 september 2005 maar vóór 1 juli 2008 in het geval de planologische maatregel onherroepelijk is geworden vóór 1 september 2005 (geen verjaringstermijn van toepassing);
op een aanvraag ingediend op of na 1 september 2005 maar vóór 1 juli 2008 in het geval de planologische maatregel onherroepelijk is geworden op of na 1 september 2005 en vóór 1 juli 2008 van kracht is geworden (met inbegrip van de verjaringstermijn);
op een aanvraag ingediend op of na 1 juli 2008 maar vóór 1 september 2010 in het geval de planologische maatregel onherroepelijk is geworden vóór 1 september 2005 (geen verjaringstermijn van toepassing).
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 juli 2008.
Deze verordening wordt aangehaald als "Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Schijndel 2009'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 23 april 2009.
de griffier, de voorzitter,