Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Schijndel

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting riolering cluster 2001.1

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Schijndel
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van baatbelasting riolering cluster 2001.1
CiteertitelVerordening baatbelasting riolering cluster 2001.1
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van ingang van de heffing is 1 december 2004.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 222
  2. Aangevuld Bekostigingsbesluit cluster 2001.1
  3. Begroting aangevuld Bekostigingsbesluit cluster 2001.1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-10-200414-12-2016nieuwe regeling

07-10-2004

Schijndels Weekblad, 13-10-2004

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting riolering cluster 2001.1

De raad van de gemeente Schijndel;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 7 september 2004;

gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het Aangevuld Bekostigingsbesluit cluster 2001.1, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 december 2001 en bijbehorende begroting, vastgesteld bij raadsbesluit van 2 juli 2002;

besluit:

vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting riolering cluster 2001.1;

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Deze verordening verstaat onder:

    • 1)

      een onroerende zaak:

      • a)

        een bebouwd eigendom;

      • b)

        een onbebouwd eigendom;

      • c)

        een samenstel van twee of meer aangrenzende bebouwde en/of onbebouwde eigendommen, voor zover voor die eigendommen éénzelfde belastingplichtige wordt aangemerkt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

    Onder een eigendom wordt verstaan: een perceel volgens kadastrale aanduiding.

  • 2. Het bestemmingsplan:

    • a)

      bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld bij raadsbesluit van 24 juni 1983 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 5 september 1984, nr. 113.207 en onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak d.d. 23 maart 1988.

    • b)

      bestemmingsplan Buitengebied 2000 vastgesteld bij raadsbesluit van 13 oktober 2001 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 24 juli 2002, nr. 807208 en onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak d.d. 8 oktober 2003;

  • 3. Bestemming:de voor een onroerende zaak geldende bestemming op basis van het bestemmingsplan.

  • 4. Peildatum:de in artikel 2, lid 1 bedoelde datum.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1) Onder de naam Verordening baatbelasting riolering cluster 2001.1 wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken met een bestemming als bedoeld in artikel 5, lid 1, gelegen in de gemeente binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 oktober 2003 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2) De in het eerste lid bedoelde voorziening omvat het leggen van riool(pers)leidingen met inbegrip van bijbehorende werken waaronder de plaatsing van rioolgemalen en –putten.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1) De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2) Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie bekend staat, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3) Indien de kosten die zijn verbonden aan het treffen van de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, door de belastingplichtige krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van de betreffende onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De maatstaf van de heffing is:

    Een vast bedrag per onroerende zaak overeenkomstig het gestelde in artikel 5.

  • 2. Indien in de periode gelegen tussen de in artikel 2, eerste lid genoemde datum en de datum van ingang van de heffing van deze verordening de eigendom, het bezit of beperkt recht van een gedeelte van een op de in artikel 2, eerste lid genoemde datum bestaande onroerende zaak is dan wel wordt overgedragen, wordt voor de vaststelling van de belastingschuld voor de na de overdracht op de datum van ingang van heffing bestaande onroerende zaken uitgegaan van een vaststelling van de belastingschuld volgens de volgende formule: A/B x C x € 1,- Voor deze formule geldt:

    • A.

      de oppervlakte van de na de overdracht op de datum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaak;

    • B.

      de oppervlakte van de op de in artikel 2, eerste lid genoemde datum bestaande onroerende zaak;

    • C.

      de belasting zoals deze ingevolge artikel 5 zou gelden voor de op de in artikel 2, eerste lid genoemde datum bestaande onroerende zaak op de peildatum van heffing, indien geen gedeeltelijke overdracht zou hebben plaatsgevonden.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1)De belasting bedraagt een bedrag van € 4.084,02 per onroerende zaak waarvoor geheel of gedeeltelijk de volgende bestemming geldt:

    • a)

      Agrarisch bouwblok;

    • b)

      Wonen;

    • c)

      Wonen met niet-agrarische nevenactiviteit;

    • d)

      Agrarisch verwante en Niet-agrarische bedrijven;

    • e)

      Bijzondere Doeleinden;

    • f)

      Kampeermiddelenbedrijf;

    • g)

      Recreatiewoning;

    • h)

      Kampeerterrein;

    • i)

      Recreatief tuinencomplex;

    • j)

      Waterwingebied;

    • k)

      Bedrijfsdoeleinden;

    • l)

      Nutsvoorzieningen;

    • m)

      Burgerwoning.

  • 2) Indien binnen de bestemming als bedoeld in lid 1 van toepassing meerdere eigendommen zijn gelegen waarvoor geldt dat voor die eigendommen niet éénzelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht als belastingplichtige wordt aangemerkt, zal de bijdrage worden berekend naar rato van het aantal eigendommen voorzover deze zijn gelegen binnen de bestemming.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1) In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 15 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onder b, bedoelde gemeenteambtenaar, belast met de heffing van gemeentelijke belastingen, te worden ingediend.

  • 2) Het belastingjaar loopt van 1 december tot en met 30 november.

  • 3) De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 15 jaren en een rentevoet van 5,17 %.

  • 4) De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 november van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 5,17 %.

  • 5) A. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel. B. In afwijking van het bepaalde in onderdeel A, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel A, schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend.

  • 6) Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de resterende belastingschuld voor de desbetreffende onroerende zaak voor de nog niet aangevangen belastingjaren opnieuw vastgesteld. De vaststelling van de resterende belastingschuld zoals bedoeld in de vorige volzin geschiedt op basis van de volgende formule: A/B x C x € 1,- Voor deze formule geldt: A: de oppervlakte van de na de overdracht bestaande onroerende zaak B: de oppervlakte van de voor de overdracht bestaande onroerende zaak C: de resterende belastingschuld voor de op het moment van de overdracht nog niet aangevangen belastingjaren, zoals deze gold voor de voor de overdracht bestaande onroerende zaak.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijn van betaling

In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels voor het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 december 2004.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening baatbelasting riolering cluster 2001.1”.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van 7 oktober 2004,

de griffier, de voorzitter,

F.G.T.W. van Kessel – van Erp H.Th.H. Opsteegh

Bijlagen:

Ter inzage:

Ambtelijke coordinatie:

Sector: Centrale Staf

Afdeling: BEZ

Behandeld door: J.M. van den Dungen