Overheidsorganisatie | Gemeente Schijndel |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten maart 2011-februari 2012 |
Citeertitel | Verordening reinigingsheffingen 2011 (maart 2011-februari 2012) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening reinigingsheffingen 2011 (januari en februari), zoals vastgesteld op 18 november 2010. De datum van ingang van de heffing is 1 maart 2011.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-02-2011 | 01-03-2012 | nieuwe regeling | 27-01-2011 Schijndels Weekblad, 03-02-2011 | 10.036174 |
De raad van de gemeente Schijndel;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 januari 2011;
gelet op de artikel 229, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
Besluit
Vast te stellen de volgende:
"Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten maart 2011-februari 2012".
Krachtens deze verordening worden geheven:
afvalstoffenheffing;
reinigingsrechten;
KGA-rechten;
asbestinname rechten;
kadaverinname rechten.
In deze verordening wordt verstaan onder:
Locatie: een gebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan dat blijkens indeling en inrichting bestemd is om als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden gebruikt en ook als zodanig wordt gebruikt.
Bedrijfspand: een gebouwde onroerende zaak of een zelfstandig gebruikt gedeelte daarvan, geen locatie zijnde.
Grove huishoudelijke afvalstoffen: grote stukken afval die niet in de restbak aan de huisvuildienst kunnen worden meegegeven. Met uitzondering van bouw- en sloopafval, afvalhout, snoeihout, wit en bruingoed, papier, karton, oud ijzer en metalen.
Kalenderjaar: periode van 1 januari tot en met 31 december
Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt bij wege van kennisgeving of bij wege van aanslag een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
1. De belasting wordt geheven van degene die feitelijk gebruik maakt van een locatie ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
2. Indien gedeelten van een in het eerste lid bedoelde locatie blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden gebruikt, wordt de heffing geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één locatie worden aangemerkt.
3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
4.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van een perceel;
bij gebruik van een perceel door meer dan één persoon, tezamen niet een huishouding vormend, één van de gebruikers van het perceel;
indien een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan, degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.
1. De belasting bedraagt per locatie per belastingtijdvak € 162,96.
2. De belasting als bedoeld in lid 1 wordt per lediging vermeerderd met:
voor een gft-container van 40 liter € 0,99
voor een gft-container van 140 liter € 2,32
voor een gft-container van 240 liter € 3,97
voor een restafval-container van 40 liter € 1,60
voor een restafval-container van 80 liter € 2,80
Voor een restafval-container van 140 liter € 4,61
Voor een restafval-container van 240 liter € 7,90
3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid bedraagt het tarief ,voor locaties waarbij door of namens de gemeente verzamelcontainers zijn geplaatst, € 189,09.
4. Onverminderd het bepaalde in voorgaande leden, bedraagt de belasting voor het omwisselen van containers:
indien omwisseling geschiedt op de gemeentewerf € 6,25 verhoogt met € 16,36 per omgewisselde container;
indien de omwisseling aan huis plaats vindt € 34,33 verhoogt met € 16,36 per omgewisselde container.
Onverminderd het bepaalde in de onderdelen a en b kan in de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 oktober 2011 per particulier huishouden per soort container éénmalig gratis op de gemeentewerf omwisseling plaats vinden of éénmalig omwisseling aan huis plaats vinden tegen een tarief van € 28,08.
onder soort container als bedoeld in onderdeel c wordt verstaan een gft-container of een restafval-container ongeacht de inhoud.
5. Onverminderd het bepaalde in voorgaande leden, bedraagt de belasting voor de verstrekking of inlevering van extra containers:
indien verstrekking of inlevering geschiedt op de gemeentewerf € 6,25, verhoogt met € 19,87 per container;
indien de verstrekking of inlevering aan huis plaats vindt € 34,33 verhoogt met € 19,87 per container.
6 Onverminderd het bepaalde in voorgaande leden, bedraagt de belasting voor het verstrekken van een nieuwe container, indien de vorige container door eigen toedoen of door toedoen van derden beschadigd is of indien de vorige container is ontvreemd buiten de op grond van artikel 20, eerste lid van de Afvastoffenverordening bepaalde tijden, voor een container van:
40liter € 43,18
80liter € 48,76
140liter € 51,94
240liter € 58,07
indien de container op de gemeentewerf wordt opgehaald, worden de tarieven genoemd in onderdeel a verhoogt met € 22,25 per container
Indien de container aan huis wordt geleverd, worden de tarieven genoemd in onderdeel a, verhoogt met € 34,33 per container.
7 Aan degene die op grond van artikel 4 van deze verordening belastingplichtig is wordt een knipkaart van 12 knippen verstrekt, die gedurende een kalenderjaar geldig is voor het ophalen van grove huishoudelijke afvalstoffen aan huis en het aanbieden van grove huishoudelijke afvalstoffen op de milieustraat, met dien verstande dat:
aan degene aan wie reeds voor het kalenderjaar een knipkaart is verstrekt, behoudens de in artikel 5 lid 8 onderdeel I bedoelde knipkaart, wordt geen nieuwe knipkaart verstrekt.
aan degene die na 30 juni belastingplichtig wordt, wordt een knipkaart van 6 knippen die gedurende het kalenderjaar geldig is, verstrekt.
aan het eind van het kalenderjaar of indien eerder, bij tussentijdse beëindiging van de belastingplicht, geen restitutie plaats vindt van de resterende knippen op een knipkaart.
8 Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden bedraagt de belasting:
voor een extra knipkaart met 10 knippen,: € 24,92
voor het aan huis ophalen van grove huishoudelijke afvalstoffen, volgens het knipkaartsysteem: 10 knippen
voor het aan huis ophalen van maximaal 3 elektronische of elektrische apparaten, volgens het knipkaartsysteem: 10 knippen
voor het aan huis ophalen van maximaal 2 m3 snoeihout, volgens hetknipkaartsysteem: 10 knippen
1. De afvalstoffenheffing wordt geheven door middel van een schriftelijke en gedagtekende kennisgeving, waarop het verschuldigde bedrag wordt vermeld.
2. Indien de inning van de afvalstoffenheffing niet kan plaats vinden via de Waterleidingmaatschappij Brabant Water N.V., wordt de belasting geheven bij wege van aanslag.
3. De afvalstoffenheffing als bedoeld in het vierde lid, vijfde lid, zesde lid en achtste lid van artikel 5, wordt geheven bij wege van aanslag.
1. De afvalstoffenheffing als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid van artikel 5 moet in afwijking van artikel 9 eerste lid van de Invorderingswet 1990, in gelijke termijnen, gelijktijdig met en op dezelfde wijze worden betaald als de nota’s van Brabant Water N.V. te ’s-Hertogenbosch.
2. Indien de afvalstoffenheffing wordt geheven bij wege van aanslag overeenkomstig het tweede lid van artikel 6, moet de afvalstoffenheffing, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, betaald worden in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede twee maanden later.
4. De afvalstoffenheffing als bedoeld in artikel 5, vierde, vijfde, zesde en zevende lid moet in afwijking van artikel 9 lid 1 van de Invorderingswet 1990, binnen één maand na dagtekening van het aanslagbiljet worden betaald.
5. De afvalstoffenheffing als bedoeld in artikel 5 achtste lid, moet worden betaald op het moment dat de dienst wordt verleend.
6. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.
1. Onder de naam "reinigingsrecht" wordt bij wege van aanslag een recht geheven voor het genot van door de gemeente verstrekte diensten ten behoeve van het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid, waarvan de samenstelling geheel of nagenoeg geheel overeenkomt met huishoudelijke afvalstoffen.
2. Onder de naam KGA-rechten wordt bij wege van kennisgeving een recht geheven voor het innemen, opslaan en verwerken van klein gevaarlijk afval van beperkte omvang en hoeveelheid, voor zover afkomstig van bedrijfshuishoudens.
3. Onder de naam asbestinname recht wordt bij wege van kennisgeving een recht geheven voor het innemen, opslaan en afvoeren van asbest houdende materialen, voorzover afkomstig van particulieren.
4. Onder de naam kadaverinname recht wordt bij wege van kennisgeving een recht geheven voor het innemen van kadavers, voorzover afkomstig van bedrijfshuishoudens.
Belastingplichtige voor het reinigingsrecht, het KGA-recht, het asbestinname recht en het kadaverinname recht, is degene ten behoeve van wie de diensten, bedoeld in artikel 10 worden verricht.
1. 1. Het recht voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid bedraagt per belastingtijdvak € 471,58 per bedrijfspand of zelfstandig gebruikt gedeelte daarvan.
2. 2. Het recht bedraagt voor het innemen van klein gevaarlijk afval en afgewerkte olie, voorzover deze niet worden aangeboden door particuliere huishoudens, per inname, € 10,80;
3. vermeerderd, per kilogram, met
4.
voor accu’s en batterijen € 0,00;
afgewerkte olie € 0,51;
voor overig klein gevaarlijk afval € 0,69.
5. 3. Het recht bedraagt voor het innemen van kadavers, voorzover deze niet worden aangeboden door particuliere huishoudens, per inname € 10,80, vermeerderd per kilogram met: € 0,35.
6. 4. De tarieven vermeld in het eerste, tweede lid en derde lid van dit artikel zijn exclusief omzetbelasting.
7. 5. Het recht bedraagt voor het innemen van asbesthoudend materiaal, voorzover aangeboden door particuliere huishoudens:
8.
a.voor geschroefde hechtgebonden bouwmaterialen:
voor 1 tot en met 5 platen 4 knippen
voor 6 tot en met 10 platen 8 knippen
meer dan 10 platen, 8 knippen,
verhoogd met 1 knip per plaat boven de 10 tot een maximum van 20 platen
voor niet-geschroefde hechtgebonden bouwmaterialen:
. voor 1 tot en met 5 elementen 3 knippen
voor 6 tot en met 10 elementen 6 knippen
. meer dan 10 elementen, 6 knippen, verhoogd met 1 knip per element boven de 10 met een maximum van 20 elementen.
voor kleine niet geschroefde materialen:per set van elementen 1 knip
De rechten moeten worden betaald:
indien geheven bij wege van aanslag, op basis van artikel 8 eerste lid, in afwijking van artikel 9 lid 1 van de Invorderingswet 1990, in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede termijn twee maanden later;
indien geheven bij wege van kennisgeving op basis van artikel 8 tweede lid of artikel 8 vierde lid, binnen één maand na dagtekening van de kennisgeving; de reinigingsrechten als bedoeld in artikel 8 derde lid, in afwijking van artikel 9 lid 1 van de Invorderingswet 1990, op het moment dat de dienst wordt verleend.
1. Het belastingtijdvak voor de heffingen als bedoeld in artikel 5 eerste lid tot en met derde lid en artikel 10 eerste lid is gelijk aan de periode van 1 maart 2011 tot en met 29 februari 2012.
2. Het belastingtijdvak voor de heffingen als bedoeld in artikel 5 vierde lid onder a en b, artikel 5 vijfde en zesde lid, artikel vijf achtste lid, artikel 10 tweede en derde lid en artikel 10 vijfde lid, is gelijk aan het kalenderjaar.
1. De afvalstoffenheffing en reinigingsrechten zijn verschuldigd bij aanvang van het belastingtijdvak of, indien dit later is bij aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingtijdvak, zijn de heffingen bedoeld in artikel 5, lid 1 en artikel 5 lid 3, en de rechten bedoeld in artikel 10 eerste lid, verschuldigd, naar zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting, als er in dat tijdvak na aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelte van de ingevolge artikel 5, lid 1, artikel 5 lid 3 en artikel 10 eerste lid, voor dat belastingtijdvak verschuldigde belastingen, als er in dat belastingtijdvak na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4. In afwijking van de vorige leden, vangt de belastingplicht aan, met betrekking tot de rechten als bedoeld in:
artikel 5, lid 8, onderdeel I: op het moment van verstrekking van de knipkaart;
artikel 5, lid 8, onderdeel II tot en met IV: op het moment van inzameling van de afvalstoffen;
artikel 10 lid 2,3 en 5: op het moment van de inname.
1. Bij de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten, wordt behoudens de belasting genoemd in artikel 5 eerste lid, tweede lid en derde lid geen kwijtschelding verleend.
2. Voor de belasting als bedoeld in artikel 5 eerste en tweede lid wordt totaal per belastingtijdvak maximaal € 234,52 aan kwijschelding verleend.
3. Voor de belasting als bedoeld in artikel 5 derde lid wordt per belastingtijdvak maximaal € 189,09 aan kwijtschelding verleend.
4. Indien de belastingplichtige aan wie kwijtschelding wordt verleend, slechts een gedeelte van het belastingtijdvak belastingplichtig is, wordt het maximumbedrag zoals vermeld in het tweede en derde lid omgerekend naar het aantal volle maanden waarvoor de belastingplicht geldt.
Het college van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten.
1. De "Verordening reinigingsheffingen 2011 (januari en februari)", vastgesteld bij raadsbesluit van 18 november 2010, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich hebben voorgedaan vóór die datum.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de 8e dag na die van de bekendmaking.
3. De datum van ingang van de heffing is 1 maart 2011.
4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen 2011 (maart 2011-februari 2012)".
Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van 27 januari 2011,
De griffier,
De voorzitter,
F.G.T.W. van Kessel–van Erp
H.Th.H. Opsteegh
Bijlagen: |
Ter inzage: |
Ambtelijke coördinatie: |
Afdeling: Stafbureau Managementondersteuning |
Behandeld door: P. Goyarts |
Reg.nummer: 10.036222 |