Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Naarden

Brandbeveiligingsverordening Naarden 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Naarden
Officiële naam regelingBrandbeveiligingsverordening Naarden 2010
CiteertitelBrandbeveiligingsverordening Naarden 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpBrandbeveiligingsverordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 3 van de Wet veiligheidsregio's

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-02-201011-02-201010-09-2013Nieuwe verordening

22-09-2010

Gemeenteblad

RV 10.073

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Naarden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 augustus 2010, RV 10.073;

gelet op artikel 3 van de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop (Stb 2010, 145

en 146);

overwegende dat het verplicht is een verordening vast te stellen omtrent het voorkomen,

beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en

beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

gezien het advies van 6 juli 2010 van de brandweer van de Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek;

b e s l u i t:

vast te stellen de Brandbeveiligingsverordening Naarden 2010’

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. een inrichting; een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats voor zover die geen bouwwerk is;

b. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij    direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

 

Artikel 2 Verbodsbepaling

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een door het college verleende gebruiksvergunning een inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin: 

a. meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn of,

b. aan meer dan 4 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft of,

c. aan meer dan 4 personen jonger dan 12 jaar, of aan meer dan 4 lichamelijk of geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft.

d. Een seksinrichting als bedoeld in de Algemeen Plaatselijke Verordening van de gemeente Naarden wordt geëxploiteerd

2. Het college kan aan de gebruiksvergunning voorwaarden verbinden met inachtneming van het gestelde in de artikelen 4 en 5.

3. Het college kan aan de gebruiksvergunning nieuwe voorwaarden verbinden en gestelde voorwaarden wijzigen of intrekken, indien het belang waarvoor de gebruiksvergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van inzichten of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de gebruiksvergunning.

4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

 

Artikel 3 Weigeringgronden

Het college weigert een gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en door het stellen van voorschriften ook niet kan worden bereikt.

Artikel 4 Gebruikseisen

1.De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.1, 2.2 en 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327) zijn overeenkomstig van toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

2. Het college kan nadere regels stellen voor het brandveilig gebruik van kampeer- en recreatieterreinen.

 

Artikel 5 Brandveiligheidsvoorzieningen

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.4, 2.5 2.6, 2.7, 2.8 en 2.9 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327) zijn overeenkomstig van toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

Artikel 6 Melden van brand en broei

Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.

Artikel 7 Bossen, heidevelden, venen

1. De eigenaar van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander erf of terrein, voor zover niet bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b van de Woningwet, en dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen, die het college geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.

2. Het maken of hebben van open vuur gedurende de code ‘oranje’ of ‘rood’ volgens het droogte indicatie systeem voor natuurbrandgevaar zoals opgenomen op de website van de regionale brandweerorganisatie is verboden (zie www.brandweergooienvechtstreek.nl).

 

Artikel 8 Overgangsrecht

1. Vergunningen die zijn verleend onder werking van de Brandbeveiligingsverordening door de raad vastgesteld op 23 december 1993 en gewijzigd op 28 september 2000 en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening worden aangemerkt als vergunning krachtens deze verordening.

2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Brandbeveiligingsverordening door de raad vastgesteld op 23 december 1993 en gewijzigd op 28 september 2000 is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

3. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om vergunning krachtens de Brandbeveiligingsverordening door de raad vastgesteld op 23 december 1993 en gewijzigd op 28 september 2000 wordt beslist met toepassing van deze verordening.

 

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Brandbeveiligingsverordening Naarden 2010.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op het moment van inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering

der gemeente Naarden, gehouden van 22 september 2010.

de voorzitter,

 

de griffier,

 

Toelichting 1 Toelichting op de Brandbeveiligingsverordening Naarden 2010

Algemeen

Onderwerp van de regeling

De Brandbeveiligingsverordening regelt het brandveilig gebruik van inrichtingen die geen bouwwerk zijn. Bouwwerken vallen onder de werking van de brandbeveiligingsbepalingen in de Woningwet en de Bouwverordening. Zie ook verderop onder het kopje Onderwerp van de regeling: objecten die geen bouwwerk zijn.

Veiligheidsregio

De bevoegdheid om de Brandbeveiligingsverordening vast te stellen is niet overgedragen aan het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek. Dit betekent dat de raad van iedere deelnemende gemeente afzonderlijk de bevoegdheid heeft om zo’n verordening vast te stellen voor zijn eigen gemeentelijk grondgebied.

Vanuit de afdeling brandweer van de Veiligheidsregio is op 6 juli 2010 geadviseerd de modelbrandbeveiligingsverordening van de VNG te volgen. De voorliggende verordening is daarop gebaseerd.

Voorts is vanuit de veiligheidsregio verzocht om drie wijzigingen t.o.v. het VNG model. Deze drie wijzigingen zijn opgenomen.

Het gaat daarbij om:

a. Het aanpassen van het aantal personen ‘meer dan 10’ naar ‘meer dan 4’ in Artikel 2 Lid 1 b en c.

b. De tekst van Artikel 7 Bossen, heidevelden, venen aan te vullen met een verbod van open vuur gedurende de code ‘oranje’ of ‘rood’ volgens het droogte indicatie systeem voor natuurbrandgevaar op de website www.brandweergooienvechtstreek.nl.

c. Gebruiksvoorschriften vast te stellen voor kampeer- en recreatieterreinen analoog aan de eisen zoals al gehanteerd worden in de gemeente Wijdemeren. Deze mogelijkheid is aan artikel 4 Gebruiksvoorschriften toegevoegd. Daarin heeft het college de bevoegdheid gekregen ter zake nadere regels te stellen.

Vanuit de Veiligheidsregio bestaat de wens dat deze nadere regels, net als in Wijdemeren, gebaseerd worden op Bijlage 2 uit de Handreiking Brandveiligheid Kampeerterreinen. Het college baseert de nadere regels op deze bijlage.

Nieuwe rechtsgrondslag van de Brandbeveiligingsverordening

In Naarden geldt momenteel de Brandbeveiligingsverordening uit 1993 gewijzigd in 2000. Rechtsgrondslag voor die Brandbeveiligingsverordening is de Brandweerwet 1985.

Naar verwachting treedt op 1 oktober 2010 de Wet veiligheidsregio’s in werking. De Brandweerwet 1985 wordt ingetrokken op het moment van inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s. Daardoor vervalt de rechtsgrond van de op de Brandweerwet 1985 gebaseerde brandbeveiligingsverordening.

De wetgever kondigt in de Wet veiligheidsregio’s en de aanpassing daarop in artikel 3, derde lid, een algemene maatregel van bestuur (AMvB) aan over het brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke ruimten, niet zijnde bouwwerken. Deze AMvB neemt als het ware de plaats in van de verordening (TK, vergaderjaar 2008-2009, 31 968, nr. 8, p.7).. Naar verwachting treedt deze AMvB pas medio 2011 werking. Tot die tijd zal op grond van de Wet veiligheidsregio’s in elke gemeente een brandbeveiligingsverordening van kracht moeten zijn. Ook in Naarden.

Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's, het niet beschikbaar zijn van de hiervoor bedoelde AMvB en het ontbreken van relevant overgangsrecht in de Wet veiligheidsregio's zal de raad een nieuwe brandbeveiligingsverordening moeten vaststellen met als grondslag de Wet veiligheidsregio's.

De bestaande brandbeveiligingsverordening vervalt namelijk van rechtswege bij de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's. Daarom is overigens een intrekkingsbesluit niet nodig.

De voorliggende verordening is, gezien het tijdelijk karakter (tot de inwerkingtreding van de AMvB) terughoudend van aard.

Dienstenrichtlijn

De Brandbeveiligingsverordening Naarden 2010 is aangepast aan de Dienstenrichtlijn.

Toezicht op de naleving

Het toezicht op de naleving van de brandbeveiligingsverordening berust krachtens artikel 61 van de Wet veiligheidsregio's bij door burgemeester en wethouders opgedragen ambtenaren.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wijst op grond van artikel 65 van de Wet veiligheidsregio's de ambtenaren aan belast met de opsporing van strafbare feiten.

Strafbepaling

Overtreding van de regels van deze verordening wordt op grond van artikel 64 eerste lid van de Wet veiligheidsregio's gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. De wetgever heeft hier een sluitende regeling beoogd, zodat er geen ruimte is voor een regeling op dit gebied de verordening zelf.

Bestuurlijke boete

De Wet veiligheidsregio's geeft de raad van een gemeente de bevoegdheid om, indien de raad dat wenst, bij verordening te bepalen dat een bestuurlijke boete wordt opgelegd voor overtreding van regels gesteld krachtens artikel 3, tweede lid (brandbeveiligingsverordening) en derde lid (algemene maatregel van bestuur, deze is nog niet opgesteld) van de wet. Het maximum bedrag van de boete mag niet hoger zijn dan het bedrag, genoemd in de Arbeidsomstandighedenwet artikel 34, vierde lid onder 1 °. Het bedrag dat daar is genoemd, bedraagt in 2009 € 9.000.

De Wet veiligheidsregio's geeft geen verdere beschrijving van de uitvoering van deze sanctie, zodat de gemeente alleen met de Awb rekening hoeft te houden.

De bestuurlijke boete is echter niet in de Brandbeveiligingsverordening opgenomen omdat Naarden het instrument bestuurlijke boete niet hanteert.

Intrekken vergunning

De brandbeveiligingsverordening kent geen bepaling om een vergunning in te trekken. De reden hiervoor is dat een intrekkingbepaling de gemeente onnodig beperkt, immers in een bepaling liggen de gronden vooraf vast. De aard van de verordening brengt met zich mee dat van te voren niet duidelijk is welke gronden voldoende zullen zijn. Bij een verordening die geen intrekkinggrond kent is er sprake van een geïmpliceerde bevoegdheid: de bevoegdheid om de beschikking te geven brengt ook de bevoegdheid mee om deze weer in te trekken of te wijzigen mits daarvoor valide redenen bestaan. Dit hangt af van de omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan onjuistheid van de beschikking.

Vervallen oude regeling

De brandbeveiligingsverordening uit 1993 vervalt op het moment van inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's van rechtswege door ontbreken van de rechtsgrond: de Brandweerwet 1985. Expliciet intrekken is dus niet nodig.

Bekendmaking

De bekendmaking dient op een zodanig tijdstip plaats te vinden dat de verordening op het moment van inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's in werking kan treden.

Mocht de verordening pas bekend zijn gemaakt na inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s dan treedt de verordening met terugwerkende kracht in op moment van inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Brandbeveiligingsverordening is vangnet

De brandbeveiligingsverordening mag niet regelen voor zover daarin bij of krachtens enig ander (hoger) wettelijk voorschrift is voorzien.. Met andere woorden: de brandbeveiligingsverordening is een vangnet voor brandveiligheidvoorzieningen die noodzakelijk zijn maar waarvoor geen wettelijke basis voorhanden is. Voordat een gemeente op basis van de brandbeveiligingsverordening eisen kan stellen moet er onderzoek plaatsvinden naar wettelijke voorschriften die mogelijk van toepassing zouden kunnen zijn en van rechtswege voorrang hebben. In de dagelijkse praktijk zijn er natuurlijk een aantal standaard gevallen waarbij van tevoren duidelijk is hoe zaken liggen.

Onderwerp van de regeling: objecten die geen bouwwerk zijn

De brandbeveiligingsverordening is een vangnet, een restregelgeving, zij regelt de brandveiligheid die niet op een andere manier wettelijk is geregeld. Bij het gebruiksvergunningensysteem van de brandbeveiligingsverordening gaat het namelijk om objecten die geen bouwwerken zijn: 'niet-bouwwerken'.

Het kan gaan om bijvoorbeeld een los met de wal verbonden drijvend hotel, een drijvende discotheek of een tijdelijke tent. Het onderwerp is vooraf niet te bepalen.

De omschrijving in de Wet veiligheidsregio's zelf kent een beperking van doel, n.l. brandveiligheid, maar (behalve door andere wettelijke voorschriften) geen beperking van object.

 

De omschrijving is van toepassing op de gehele omgeving.

Voor een dergelijk object is het vanwege het feit dat niet van tevoren duidelijk is waarom het gaat, moeilijk concrete regels te maken. Veel objecten lijken echter op bekende bouwwerken. Overeenkomstig daaraan kunnen eisen worden gesteld, afhankelijk van de specifieke situatie.

Als voorbeeld dient een bouwwerk dat op de grond staat. Hiervoor is in elk geval het Bouwbesluit, het Gebruiksbesluit en de bouwverordening ex de Woningwet van toepassing. Door de definitie van het begrip bouwwerk in de bouwverordening en de toepassing ervan in het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit is een constructie die drijft op het water meestal geen bouwwerk in de zin van de Woningwet en afgeleide regelgeving. Voor een met de grond verbonden object is de Woningwet het juridisch kader. Voor hetzelfde object dat drijft is de brandbeveiligingsverordening het juridisch kader (voor de brandveiligheid). Een ander voorbeeld: een tent die langdurig op dezelfde plaats staat kan een bouwwerk zijn (Woningwet van toepassing), terwijl diezelfde tent tijdens een kortdurende periode een 'niet-bouwwerk' is, waarvoor op grond van de brandbeveiligingsverordening eisen moeten worden gesteld.

Bouwwerk of geen bouwwerk, open erf en terrein

De Woningwet heeft een grote invloed op de reikwijdte van de brandbeveiligingsverordening, deze wet bevat de wettelijke grondslag voor voorschriften betreffende het bouwen, de staat van bestaande bouwwerken en standplaatsen en het gebruik van bouwwerken en het gebruik van open erven en terreinen en de staat, waarin deze zich moeten bevinden. De beperking die de Woningwet oplegt, als hogere regeling, zit in de begrippen bouwwerk, open erf en terrein.

Bouwwerk

Een definitie van het begrip bouwwerk geeft de Woningwet niet.

In de jurisprudentie id de volgende definitie aanvaard:

- bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Aan de hand van de vier elementen van de definitie van het begrip bouwwerk

1) constructie,

2) van enige omvang,

3) met de grond verbonden,

4) bedoeld om ter plaatse te functioneren

wordt bepaald of een object een bouwwerk is of niet.

Open erf en terrein

Bouwwerken vallen niet onder de werking van de brandbeveiligingsverordening, ook sommige open erven en terreinen vallen niet onder de werking van de verordening. Op grond van artikel 8, tweede lid, onder b, van de Woningwet zijn namelijk in de bouwverordening voorschriften opgenomen over de staat en het in gebruik nemen en gebruiken van open erven en terreinen.

Hiervoor kunnen dus geen eisen worden gesteld op grond van de brandbeveiligingsverordening.

Uitgangspunt is dat het gehele perceel bij een hoofdgebouw in beginsel als erf kan worden aangemerkt. Echter uit de systematiek van een bestemmingsplan of beheersverordening kan voortvloeien dat bepaalde verder van het hoofdgebouw af gelegen delen van een perceel niet als erf aangemerkt kunnen worden. Dit zal in beginsel uitsluitend het geval kunnen zijn bij percelen van een aanzienlijke omvang, veelal gelegen buiten de bebouwde kom. Bij dergelijke omvangrijke percelen geven bestemmingsplannen of beheersverordeningen soms regels die het perceel onderverdeelt in een bouwblok of bestemming, waarbinnen het hoofdgebouw met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen gebouwd kunnen worden en waar een verdere inrichting kan plaatsvinden als buitenruimte behorende bij het hoofdgebouw.

Onder een terrein wordt verstaan een bij een bouwwerk behorend onbebouwd perceel, of gedeelte daarvan, niet zijnde een erf. Om als terrein in de zin van de bouwverordening te kunnen worden aangemerkt, moet dus aan vier voorwaarden zijn voldaan: 1) het is een perceel grond, 2) dat onbebouwd is, 3) dat bij een bouwwerk hoort en 4) dat geen erf is.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

De zo grote verscheidenheid aan situaties die kunnen voorkomen is de reden dat er voor gekozen is de brandbeveiligingsverordening niet aan te haken aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Toevoeging t.o.v. modelbranbeveiligingsverordening van de VNG

Aan het VNG model is de in lid 2 ook de seksinrichting toegevoegd. Het is dus ook verboden zonder of in afwijking van een gebruiksvergunning inrichting in gebruik te hebben of te houden voor zover daar een een seksinrichting als bedoeld in de Algemeen Plaatselijke Verordening van de gemeente Naarden wordt geëxploiteerd.

Deze toevoeging vloeit voort uit het “Regionaal prostitutiebeleid Gooi en Vechtstreek”.

Artikel 2 Verbodsbepaling

Gebruiksvergunning voor een inrichting

De brandbeveiligingsverordening kent een gebruiksvergunningenstelsel voor die situaties die uit een oogpunt van brandveiligheid meer dan gebruikelijke aandacht nodig hebben. Gezien de onbepaaldheid van de situaties is niet gekozen voor een meldingsplicht i.p.v. vergunningsplicht, omdat tussen die situaties dan bij voorbaat onderscheid gemaakt moet worden. Daarnaast staan in de brandbeveiligingsverordening gebruiksvoorwaarden waaraan altijd moet worden voldaan.

Voor het stellen van eisen via een vergunning of via de directe werking van de verordening is het nodig dat de situatie waarop de vergunning of eisen van toepassing is, is afgebakend: een ruimtelijk begrensde plaats, voor zover die geen bouwwerk is. Kortheidshalve is gekozen voor een begrip: inrichting.

Het is duidelijk dat voor een zo grote verscheidenheid aan situaties het niet goed mogelijk is concrete eisen te stellen. Om dezelfde reden is het aanvragen van een vergunning vormvrij.

Het Gebruiksbesluit geeft richtlijnen voor de te stellen voorwaarden.

Aan een los aangemeerde drijvende hotelboot bijvoorbeeld kunnen dezelfde brandveiligheidseisen gesteld worden als aan een vast met de wal verbonden drijvende hotelboot (bouwwerk in de zin van de bouwverordening en de Woningwet).

Artikel 8 Overgangsrecht

Overgangsrecht is nodig omdat vergunningen op grond van de oude brandbeveiligingsverordening nog van kracht moeten zijn.