Overheidsorganisatie | Gemeente Naarden |
---|---|
Officiële naam regeling | Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Naarden 2012 |
Citeertitel | Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Naarden 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Reïntegratie, Re-integratie, Wet werk en Bijstand |
Geen
Artikel 8, eerste lid onderdeel a van de Wet werk en bijstand
N.v.t.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2012 | 01-06-2012 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 23-05-2012 | RV 12.032 |
De raad van de gemeente Naarden;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Naarden nummer RV 12.032;
gelet op artikel 8, eerste lid onderdeel a van de Wet werk en bijstand
b e s l u i t : onder gelijktijdige intrekking van de ‘Re-integratieverordening 2010 Wet werk en
bijstand’ en de ‘Re-integratieverordening Wet investeren in jongeren 2010’.
vast te stellen de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Naarden 2012
Deze verordening heeft betrekking op de arbeidsmarkt(re-)integratie van uitkeringsgerechtigden, nietuitkeringsgerechtigden
zonder eigen inkomen en personen met een uitkering ingevolge de Algemene
nabestaandenwet.
De ingezette middelen hebben tot doel:
a. het bevorderen van economische en maatschappelijke participatie;
b. het bevorderen van integratie en emancipatie;
c. het tegengaan van uitkeringsafhankelijkheid.
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. de wet: de Wet werk en bijstand (Wwb);
b. belanghebbenden: personen in de leeftijd van 18 tot 65 jaar, ingeschreven in de gemeentelijke
basisadministratie Naarden, die ingevolge het bepaalde in artikel 10 van de wet, aanspraak op
ondersteuning of een voorziening hebben;
c. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Naarden;
d. de raad: de gemeenteraad van de gemeente Naarden;
e. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
f. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
g. voorziening: elke vorm van ondersteuning die de gemeente biedt aan de belanghebbenden om
(een grotere mate van) inschakeling in de reguliere arbeid te realiseren.
Belanghebbenden als bedoeld in artikel 10 van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij
arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op
arbeidsinschakeling.
1. Het college biedt de belanghebbende ondersteuning bij arbeidsinschakeling en/of een voorziening gericht op
arbeidsinschakeling aan.
2. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.
3. Het college neemt voor elke belanghebbende een besluit, waarin bepaald wordt of het aanbieden van
ondersteuning en/of een voorziening, noodzakelijk is.
4. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist
het college.
1. Met elke uitkeringsgerechtigde wordt een trajectplan opgesteld en een aanbod gedaan voor een voorziening
gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.
2. Met een niet-uitkeringsgerechtigde (nugger) of met een persoon met een uitkering op grond van de
Algemene nabestaandenwet (Anw) ) wordt na een verzoek om een voorziening een trajectplan opgesteld
gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.
3. Er bestaat geen aanspraak op een ondersteuning of een voorziening indien er sprake is van een voorliggende
voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de
belanghebbende.
4. In afwijking van het derde lid wordt met een uitkeringsgerechtigde, jonger dan 27 jaar, een plan van aanpak
opgesteld en een aanbod gedaan.
1. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening beleidsregels op.
2. Bij de beleidsregels wordt het oordeel van de cliëntenraad gevoegd.
3. Deze beleidsregels omvatten in elk geval:
a. een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen
en tussen die groepen;
b. de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting;
c. het flankerend beleid ten aanzien van zorg, kinderopvang en hulpverlening;
d. de wijze waarop de aanbesteding wordt vormgegeven;
e. de wijze waarop aan de arbeids- en sollicitatieplicht vorm wordt gegeven;
f. regels over toepassen van vrijlating van inkomsten uit arbeid zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid
onder n en r van de wet;
g. regels over toepassen van premies en vergoedingen;
h. regels voor het Persoonsgebonden re-integratie budget (PRB).
4. De beleidsregels omvatten ook een omschrijving van de aangeboden voorzieningen. Tot de voorzieningen
behoren in elk geval:
a. medische- en arbeidskundige keuringen;
b. (beroepsgerichte) scholing;
c. gesubsidieerde arbeid, loonkostensubsidies en/of werkstages;
d. sociale activering;
e. maatschappelijke participatie.
5. De beleidsregels kunnen een nadere invulling bevatten ten aanzien van vorm en inhoud van het plan van
aanpak voor jongeren tot 27 jaar.
Het college stelt jaarlijks een verdeling op van de beschikbare middelen zoals bedoeld in artikel 69, vierde lid
van de wet, over de verschillende voorzieningen.
1. Indien het trajectplan is vastgesteld draagt het college zorg voor inkoop, aanmelding en betaling.
2. Aan de belanghebbende worden op voorhand geen geldelijke middelen ter beschikking gesteld.
1. Een uitkeringsgerechtigde aan wie door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan
gebruik te maken.
2. De belanghebbende die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien
uit de wet, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening
heeft verbonden.
3. De belanghebbende heeft met de ondertekening van het trajectplan de verplichting op zich genomen de
hierin gemaakt afspraken na te komen en zich in te zetten het traject succesvol af te ronden.
1. De nugger of Anw-er heeft aanspraak op een bijdrage in de kosten ingevolge deze verordening indien het
gemiddelde netto gezinsmaandinkomen minder bedraagt dan 150% van de geldende bijstandsnorm.
2. Onder inkomen wordt verstaan het inkomen als bedoeld in de wet.
3. Indien het inkomen van belanghebbende boven het in het eerste lid genoemde bedrag ligt, wordt 100% van
dit meerdere als draagkracht in aanmerking genomen.
4. Indien het inkomen van belanghebbende meer is dan 200 % van het in het eerste lid genoemde bedrag, dan
heeft deze geen recht op vergoeding van de kosten als genoemd in het eerste lid.
5. Om het college in staat te stellen de hoogte van het inkomen te kunnen bepalen overlegt de belanghebbende
bij het doen van de aanvraag alle relevante inkomensgegevens.
1. De nugger of Anw-er heeft aanspraak op een bijdrage in de kosten ingevolge deze verordening indien het
vermogen minder bedraagt dan de toepasselijke vermogensgrens van artikel 34 lid 3 van de wet en het
gestelde in artikel 10 lid 1 van toepassing is.
2. Indien het vermogen meer bedraagt dan het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt 100% van het meerdere
als draagkracht in aanmerking genomen.
3. Bij de bepaling van de draagkracht uit vermogen wordt uitgegaan van de stand van het vermogen ten tijde
van het doen van de aanvraag.
4. Voor zover vermogen bestaat uit overwaarde van een door de aanvrager bewoonde eigen woning telt deze
niet mee voor de vermogensberekening.
5. Om het college in staat te stellen de hoogte van het vermogen te kunnen bepalen overlegt de
belanghebbende bij het doen van de aanvraag alle relevante vermogensgegevens met betrekking tot de in het
derde lid genoemde tijdstip.
1. De Wwb-uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of heeft aanvaard, waarmee een inkomen
wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde
bijstandsnorm + maximale toeslag, heeft recht op vrijlating van inkomsten uit arbeid zoals bedoeld in
artikel 31 tweede lid onder n van de wet.
2. Aan belanghebbenden tot 27 jaar kan op grond van artikel 35 lid 5 van de wet geen inkomstenvrijlating
als bedoeld in lid 1 worden toegekend.
1. De alleenstaande ouder die arbeid in deeltijd heeft of heeft aanvaard, waarmee een inkomen wordt
verworven dat minder bedraagt dan de voor de alleenstaande ouder van toepassing zijnde norm + maximale
toeslag, heeft recht op een verlengde vrijlating van inkomsten uit arbeid zoals bedoeld in artikel 31 tweede
lid onder r van de wet.
2. Aan belanghebbenden tot 27 jaar kan op grond van artikel 35 lid 5 van de wet geen inkomstenvrijlating
als bedoeld in lid 1 worden toegekend.
1. Het college kan aan de belanghebbende een premie toekennen met in achtneming van het gestelde in
artikel 31, tweede lid onder j van de wet.
2. Aan belanghebbenden tot 27 jaar kan op grond van artikel 35 lid 5 van de wet geen premie als bedoeld
in lid 1 worden toegekend.
1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de
arbeidsinschakeling.
2. Het college kan nadere beleidsregels vaststellen ten aanzien van de in lid 1 genoemde vergoedingen.
1. Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een uitkeringsgerechtigde uit Naarden een
arbeidsovereenkomst met loon afsluiten.
2. Het college stelt nadere beleidsregels vast ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte en de
verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.
3. De loonkostensubsidie wordt verstrekt conform de voorwaarden genoemd in de ‘Beleidsaanbeveling inzake
werkgelegenheidssteun’ zoals opgenomen in de bijlage bij deze verordening.
4. De subsidie wordt alleen verstrekt indien hiervoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden
beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.
Een traject kan door het college voortijdig worden beëindigd indien:
a. de belanghebbende verhuist naar een andere gemeente buiten de samenwerkende regiogemeenten, of;
b. de belanghebbende zich onvoldoende inspanningen getroost om tot een succesvolle afronding van (een deel)
van het trajectplan te komen, of;
c. de belanghebbende arbeid in loondienst aanvaardt dan wel als zelfstandige gaat werken, of;
d. de belanghebbende zich in detentie bevindt, dan wel gaat bevinden, of;
e. er zich naar de mening van het college omstandigheden voordoen die noodzakelijkerwijs tot beëindiging
dienen te leiden.
Constatering van een tekort schietend besef van verantwoordelijkheid is een grond waarop deelname aan een
voorziening kan worden geweigerd.
1. Bij een voortijdige, aan de belanghebbende verwijtbare beëindiging van een voorziening, kunnen de
gemaakte en nog door het college te maken kosten van de voorziening van de belanghebbende worden
teruggevorderd.
2. Indien de gemeente kosten ten behoeve van een voorziening heeft gemaakt en op enig moment blijkt dat de
belanghebbende te laat of onjuiste of onvolledige gegevens heeft overgelegd, kan het college de volledige
gemaakte en nog te maken kosten van de voorziening terugvorderen van de belanghebbende.
3. Het college kan in beleidsregels nadere invulling geven aan de eerste twee leden van dit artikel.
4. Indien een voorziening van een uitkeringsgerechtigde wordt beëindigd, is het gestelde in artikel 19 mede
van toepassing.
Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening niet of in onvoldoende mate voldoet aan de
verplichtingen gesteld in artikel 9 van de wet, dan wel, indien van toepassing, artikel 37 lid 1 van de IOAW en
IOAZ, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Maatregelverordening,
tenzij er sprake is van niet-verwijtbaar handelen.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze
verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van zwaarwegende aard leidt.
Deze verordening kan worden aangehaald als Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Naarden 2012.
Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2012.
De belanghebbende die voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening werk in deeltijd heeft
aanvaard en op grond van de ‘Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2010’ recht had op een premie,
behoudt dit recht.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
der gemeente Naarden, gehouden op woensdag 23 mei 2012.
de voorzitter,
de griffier,
In Naarden is de doelstelling dat inwoners zo actief mogelijk participeren en zo min mogelijk afhankelijk zijn
van een uitkering. Gemeenten hebben de wettelijke plicht een re-integratieverordening vast te stellen. In deze
verordening wordt de aanspraak op ondersteuning geregeld en is gericht op de inschakeling in de arbeid. Het
college bepaalt welke vorm van ondersteuning het meest recht doet aan de mogelijkheden van de aanvrager ten
einde de inschakeling in de arbeid binnen een redelijke termijn mogelijk te maken.
Voor de re-integratieverordening geldt, ten opzichte van de huidige verordening, dat er door de gewijzigde
WWB geen grote veranderingen aan verbonden zijn.
Belangrijkste wijziging is dat de jongeren tot 27 jaar weer onder de WWB vallen. Voor deze jongeren zijn een
aantal specifieke afwijkende wettelijke bepalingen opgenomen in de WWB die ook in de re-integratieverordening
zijn opgenomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de vrijlating van bepaalde vergoedingen, het verstrekken
van premies en participatiebanen. Voor jongeren tot 27 jaar bepaalt de wet dat deze regelingen voor hen niet
gelden. Gelet op hun leeftijd zouden zij immers (relatief) eenvoudig een baan moeten kunnen vinden. Daarnaast
is alleen voor jongeren vastgelegd dat een plan van aanpak wordt opgesteld en ondertekend waarbij jongeren
aanspraak kunnen maken op een leerwerkaanbod. Het afdwingbaar recht op een leerwerkaanbod is vervallen
met de aangescherpte WWB.
Voor alleenstaande ouders is een verlengde inkomensvrijlating in het leven geroepen. Deze sluit aan op de reeds
bestaande inkomensvrijlating en het college mag deze alleen toekennen indien dit in het belang van de
arbeidsinschakeling is. Op grond van de wet kan het college in beleidsregels nadere eisen stellen aan de
verlengde inkomensvrijlating. In de wet is geregeld dat deze verlengde inkomensvrijlating niet mogelijk is voor
belanghebbenden onder de 27 jaar.
Ten slotte dient te worden opgemerkt dat de raad in de re-integratieverordening de kaders vaststelt voor het reintegratiebeleid.
Het college krijgt de bevoegdheid om in beleidsregels nadere invulling te geven aan dit beleid.
Artikelsgewijze toelichting
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Doel
In dit artikel wordt het doel van de verordening omschreven. De focus ligt op het voorkomen van
inkomensafhankelijkheid. Indien dit niet gerealiseerd kan worden, is maatschappelijke participatie het doel.
Dit past bij de doelstellingen van Naarden en het Rijk.
Artikel 2. Begripsomschrijvingen
In dit artikel wordt voor de betekenis van de gehanteerde begrippen in de verordening verwezen naar de Wet
werk en bijstand. In de sub omschrijvingen worden slechts die begrippen gespecificeerd die een verduidelijking
behoeven.
Sub a. Dit is de Wet werk en bijstand.
Sub b. In dit onderdeel wordt de doelgroep bepaald. Hierin is de leeftijdscategorie aangepast. De groep uit de
Wet investeren in jongeren (WIJ), vanaf 18 jaar, is opgenomen.
Sub c. Het college van Naarden is bevoegd.
Sub d. Voor de raad geldt dat de raad van Naarden is bevoegd.
Sub e. De IAOW betreft de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers.
Sub f. De IAOZ betreft de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen
zelfstandigen.
Artikel 3. Aanspraak op ondersteuning
Belanghebbenden hebben aanspraak op ondersteuning. Er is dan ook geen sprake van een recht op
ondersteuning. Tevens is hier geregeld dat het college bepaalt welke voorziening noodzakelijk wordt geacht en
het meeste recht doet aan de mogelijkheden van de aanvrager.
HOOFDSTUK 2 OPDRACHT AAN HET COLLEGE
Artikel 4. Algemene opdracht
Het college heeft de wettelijke opdracht zorg te dragen voor het bieden van ondersteuning alsmede voldoende
diversiteit van voorzieningen. Het college zal deze opdracht, zoals in artikel 6 lid 1 van deze verordening is
bepaald, nader uitwerken in beleidsregels.
Artikel 5. Sluitende aanpak
De leden 1 tot en met 3 zorgen er voor dat er sprake is van een sluitende aanpak.
In lid 4 wordt een uitzondering gemaakt voor jongeren tot 27 jaar. Dit lid is een uitwerking van vierde lid van
artikel 44 in de wet.
Artikel 6. Beleidsregels
In lid 1 is vastgelegd dat het college nadere beleidsregels vaststelt om uitvoering aan deze verordening te geven.
Deze beleidsregels zullen conform lid 2 worden voorgelegd aan de Cliëntenraad.
In lid 3 zijn de onderwerpen geregeld die in ieder geval worden opgenomen in voornoemde beleidsregels. Deze
lijst is niet limitatief. Waar nodig kan het college ook andere onderwerpen nader invullen in de beleidsregels. De
kaders van deze verordening blijven hierbij leidend.
HOOFDSTUK 3 FINANCIËN
Artikel 7. Verdeling
Het college maakt jaarlijks een verdeling van de beschikbare middelen in het Participatiebudget dat door het Rijk
ter beschikking wordt gesteld voor re-integratieactiviteiten. Uit eigen middelen heeft Naarden dit budget
verhoogd om daarmee meer trajecten richting re-integratie en uitstroom mogelijk te maken.
Artikel 8. Wijze van het ter beschikking stellen van middelen
De middelen worden niet rechtstreeks aan de belanghebbende ter beschikking gesteld. Het college draagt zorg
voor de inkoop. Op deze wijze wordt de besteding van de middelen wat betreft rechtmatigheid zo goed mogelijk
gestroomlijnd.
HOOFDSTUK 4 VOORWAARDEN EN VERPLICHTINGEN
Artikel 9. Verplichtingen van de cliënt
In dit artikel is geregeld aan welke verplichtingen de belanghebbende dient te voldoen.
Artikel 10. Inkomsten en criteria
Dit artikel regelt wanneer niet uitkerings gerechtigden (nuggers) en mensen met een Anw-uitkering aanspraak
kunnen maken op een voorziening.
Lid 1 stelt een eerste inkomensgrens. Tot een gezinsinkomen van 150% van het wettelijk minimumloon (WML)
per maand kan een voorziening worden toegekend.
In lid 3 is bepaald dat het gedeelte van het gezinsinkomen dat de 150% te boven gaat, het meerdere geheel als
eigen bijdrage in rekening wordt gebracht.
In lid 4 is bepaald dat in het geval het gezinsinkomen de 200% WML overstijgt, er geen aanspraak op een
voorziening is. Dit betreft dus een maximering.
Ten slotte regelt lid 5 de verplichtingen voor belanghebbenden wat betreft het aanleveren van de benodigde
inkomensgegevens. Logische conclusie is dat indien niet aan deze verlichting wordt voldaan, de aanspraak niet
kan worden vastgesteld. De belanghebbende krijgt in dat geval niet de beschikking over de voorziening.
Artikel 11. Vermogen
Dit artikel geeft de vermogensgrenzen aan waarbinnen de nuggers en Anw’ers dienen te blijven om aanspraak te
kunnen maken op een voorziening. Voor deze vermogensgrenzen is aansluiting gezocht bij de vermogensgrenzen
uit de wet.
Het tweede lid bevat de regels voor het geval de van toepassing zijnde vermogensgrens wordt overschreden. In
dat geval zal het meerdere als draagkracht in aanmerking worden gebruikt.
In het derde lid wordt geregeld welk moment leidend is voor de bepaling van het vermogen.
He vierde lid bepaalt dat de overwaarde van een eigen woning niet in aanmerking wordt genomen bij de
berekening van het vermogen.
Nieuw is in lid 5 de verplichting opgenomen om de benodigde inkomensgegevens te overleggen. Verder volgt
dit lid de systematiek uit artikel 10 lid 5 betreffende de inkomensgrenzen.
Artikel 12. Inkomstenvrijlating
Het eerste lid bevat de vrijlating van inkomsten uit arbeid uit artikel 31 tweede lid onder n van de wet. Deze
vrijlating is alleen mogelijk indien de arbeid naar de mening van het college bijdraagt aan de
arbeidsinschakeling. In artikel 6 van deze verordening is opgenomen dat het college in de beleidsregels de wijze
vaststelt waarop deze vrijlating wordt toegepast. Hierbij kan bijvoorbeeld worden bepaald dat de verlengde
inkomensvrijlating alleen voor bepaalde groepen uitkeringsgerechtigden zal worden ingezet.
Het tweede lid is opgenomen om te voldoen aan uitzondering, voor jongeren tot 27 jaar, die in de wet is
opgenomen.
Artikel 13. Verlengde inkomstenvrijlating alleenstaande ouders
Het eerste lid bevat de verlengde vrijlating van inkomsten uit arbeid voor alleenstaande ouders. Deze vrijlating is
alleen mogelijk indien is voldaan aan de eisen uit artikel 31 tweede lid onder r van de wet.
In artikel 6 van deze verordening is opgenomen dat het college in de beleidsregels de wijze vaststelt waarop de
verlengde vrijlating wordt toegepast. Hierbij kan bijvoorbeeld worden bepaald dat de verlengde
inkomensvrijlating alleen voor bepaalde groepen alleenstaande ouders zal worden ingezet.
Het tweede lid is opgenomen om te voldoen aan uitzondering, voor jongeren tot 27 jaar, die in de wet is
opgenomen.
Artikel 14. Premies
In lid 1 is bepaald dat premieverstrekking mogelijk is. Het college geeft hier nader invulling aan in de
beleidsregels.
Het tweede lid is opgenomen om te voldoen aan uitzondering, voor jongeren tot 27 jaar, die in de wet is
opgenomen.
Artikel 15. Overige vergoedingen
Het college kan in de beleidsregels ook opnemen welke nadere vergoedingen kunnen worden verleend bij
gebruikmaking van een voorziening.
Artikel 16. Subsidie in loonkosten
De invulling van de regeling voor loonkostensubsidie wordt door het college uitgewerkt in de beleidsregels.
Hierbij houdt het college rekening met de in het tweede lid genoemde beleidsaanbeveling inzake
werkgelegenheidssteun. Door deze beleidsaanbeveling te incorporeren in de verordening wordt voorkomen dat
jaarlijks verslag moet worden gedaan aan de Europese Gemeenschap over de loonkostensubsidieregeling.
De beleidsaanbeveling is in de bijlage toegevoegd aan de verordening.
HOOFDSTUK 5 BEËINDIGING, TERUGVORDERING EN AFSTEMMING
Artikel 17. Beëindigingsgronden
Dit artikel somt de redenen voor beëindiging van een traject op. Sub e is opgenomen om het college
beoordelingsvrijheid te geven in situaties die niet in sub a tot en met d zijn geregeld, maar wel dusdanig ernstig
van aard zijn dat beëindiging op zijn plaats is.
Artikel 18. Tekort schietend besef
Het is aan het college om te bepalen wanneer sprake is van tekort schietend besef. Indien noodzakelijk kan het
college in de beleidsregels hier nadere invulling aan geven. In ieder geval zal er van tekort schietend besef
sprake zijn in de gevallen zoals die ook in de wet zijn omschreven.
Artikel 19. Terugvordering
In artikel 19 wordt beschreven dat in geval van fraude wordt teruggevorderd.
Artikel 20. Afstemming
In dit artikel wordt de link met de Maatregelverordening gelegd. Indien niet of onvoldoende aan de
verplichtingen in verband met de arbeidsinschakeling wordt voldaan, kan een maatregel worden opgelegd. De
regels hierover worden gesteld in de Maatregelenverordening Wwb 2012.
HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN
Artikel 21. Hardheidsclausule
Teneinde maatwerk te garanderen is dit artikel opgenomen. Het spreekt vanzelf dat het college de
hardheidsclausule slechts na zorgvuldige afweging zal inzetten.
Artikel 22. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Naarden
2012.
Artikel 23. Inwerkintreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juni 2012
Artikel 24. Overgangsrecht
Dit betreft een overgangregeling.