Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Menterwolde

Verordening Participatie Schoolgaande Kinderen Wet Werk en Bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Menterwolde
Officiële naam regelingVerordening Participatie Schoolgaande Kinderen Wet Werk en Bijstand
CiteertitelVerordening participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpVerordening Participatie Schoolgaande Kinderen Wet Werk en Bijstand

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 147, lid 1 van de Gemeentewet
  2. artikel 8, lid 1 sub g, van de Wet werk en bijstand

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201401-01-2015wijziging

12-12-2013

Tussenklappen

participatie schoolgaande kinderen
01-07-2012nieuwe regeling

05-07-2012

Tussenklappen 18-07-2012

VERORDENING PARTICIPATIE SCHOOLGAANDE KINDEREN WET WERK EN BIJSTAND

Tekst van de regeling

Nr:  11b /10

De raad van de gemeente Menterwolde;

gelezen de motie van de fractie van de PvdA bij het voorstel van burgemeester en wethouders, inzake de begroting 2014;

gehoord hebbend de toezegging van het college tijdens de raadsvergadering van 14-11-2013;

gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet, op artikel 8, eerste lid onder g, van de Wet werk en bijstand (WWB).

overwegende, dat het van wezenlijk belang wordt geacht dat kinderen zich door maatschappelijke participatie kunnen ontplooien en ontwikkelen en daarin niet belemmerd worden door de financiële positie van de ouder(s), dat gemeenten daaraan dienen bij te dragen door het voeren van beleid, gericht op inkomensondersteuning van ouders met schoolgaande kinderen;

BESLUIT:

vast te stellen de

VERORDENING PARTICIPATIE SCHOOLGAANDE KINDEREN WET WERK EN BIJSTAND

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. wet : de Wet werk en bijstand;

b. maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten met een sportief, educatief, sociaal dan wel cultureel karakter door schoolgaande kinderen van ouders met een laag inkomen;

c. voorzieningen: een vorm van financiële ondersteuning of ondersteuning in natura, gericht op de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen van (pleeg)ouders met een laag inkomen, ter bevordering van maatschappelijke participatie;

d. schoolgaand kind: ten laste komend kind van een ouder met een laag inkomen, voor wie de leer- of kwalificatieplicht, bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Leerplichtwet 1969, geldt;

e. laag inkomen; een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

f. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Menterwolde;

g. Raad: de gemeenteraad van de gemeente Menterwolde.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1 De raad beschouwt het als zijn taak om de maatschappelijke participatie te bevorderen en het aantal schoolgaande kinderen dat belemmeringen ondervindt in die participatie door de financiële positie van hun ouders, terug te dringen.

  • 2 Deze verordening stelt regels over de wijze waarop de in het eerste lid genoemde taak door het college wordt uitgevoerd, met inbegrip van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie.

Artikel 3 Budget-/subsidieplafond

  • 1 Het college stelt jaarlijks een budget-/subsidieplafond in.

  • 2 Voor 2012 is het budget-/subsidieplafond vastgesteld op € 30.000,00.

Paragraaf 2 Beleid met betrekking tot maatschappelijke participatie

Artikel 4 Verantwoordelijkheid college

  • 1 Het college zet zich in voor het tot stand komen en ondersteunen van diensten door rechtspersonen die naar zijn oordeel bijdragen aan maatschappelijke participatie.

  • 2 Het college biedt voorzieningen aan, die gericht zijn op maatschappelijke participatie.

  • 3 Indien een voorziening, bedoeld in het tweede lid, het rechtskarakter heeft van categoriale bijzondere bijstand, bedoeld in artikel 35, vijfde lid, van de wet, draagt het college er zorg voor dat deze bijstand uitsluitend wordt verstekt aan een belanghebbende met een inkomen tot 110% van de op hem/haar van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 4 Het college werkt bij het bevorderen van de maatschappelijke participatie samen met natuurlijke en rechtspersonen, voorzover die samenwerking naar het oordeel van het college daaraan bijdraagt.

Artikel 5 Beleid en voorzieningen

Het college geeft uitvoering aan het volgende beleid ter bevordering van de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen:

1. Categoriale bijzondere bijstand van maximaal € 500,00 ten behoeve van de bekostiging van een computer mits geen aanspraak bestaat op een tegemoetkoming uit WTOS. Van een tegemoetkoming in de kosten zijn mobiele telefoons, smartphone’s etc nadrukkelijk uitgesloten. Deze bijstand is bestemd voor kinderen op voortgezet onderwijs en wordt maximaal 1 x per kind verstrekt.

2. Categoriale bijzondere bijstand ten behoeve van de kosten die gepaard gaan met de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs van het schoolgaande kind. Deze bijstand is bedoeld voor kinderen die voor het eerst naar het voortgezet onderwijs gaan en bedraagt eenmalig maximaal € 200,00 in het jaar dat het kind naar het voortgezet onderwijs gaat.

3. Categoriale bijzondere bijstand ten behoeve van indirecte schoolkosten (deelname werkweek, schoolreisjes etc). Deze bijstand bedraagt maximaal € 150,00 per jaar per kind en is bestemd voor schoolgaande kinderen tot 18 jaar.

 

Artikel 6 Vorm van een voorziening

  • 1 Tenzij de gemeenteraad anders heeft bepaald, stelt het college de vorm van een voorziening vast.

  • 2 Bij het bepalen van de vorm van een voorziening kiest het college voor de vorm die naar haar oordeel het meest doeltreffend is om de maatschappelijke participatie te bevorderen.

  • 3 De bijdrage in deze kosten wordt schriftelijk door de ouder(s) c.q. de wettelijke vertegenwoordiger(s) van het kind aangevraagd. Bij de beoordeling van het recht op een bijdrage in bedoelde kosten gelden met betrekking tot het (gezins)inkomen en het vermogen de regels van de WWB.

Paragraaf 3 Slotbepaling

Artikel 7 Citeertitel en Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening wordt aangehaald als de Verordening Participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand.

  • 2 Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014.

Ondertekening

Met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de voorgaande Verordening Participatie schoolgaande kinderen.

Muntendam, 12 december 2013

De raad voornoemd,

De voorzitter,                      De griffier,

(E.A. van Zuijlen)              (F.A.P. Grit)

Toelichting 1 Artikelsgewijze Toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Gebruikte begrippen waarvan de betekenis niet zondermeer duidelijk is, worden hier omschre-ven.

Onder b - maatschappelijke participatie

Het begrip ‘maatschappelijke participatie’ is hier omschreven, ter uitvoering van de opdracht van de wetgever, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g WWB. Er is gekozen voor een ruime betekenis. Maatschappelijke participatie kan op vele wijzen plaatsvinden en niet ieder kind is hetzelfde. Om die reden wordt het begrip op deze plaats in zo algemeen mogelijke be-woordingen gedefinieerd en wordt het toegespitst op ouders van schoolgaande kinderen met een laag inkomen.

Een dergelijke begripsomschrijving heeft als voordeel dat op andere plaatsen in de verorde-ning volstaan kan worden met het begrip ‘maatschappelijke participatie’, waarmee dan ge-doeld wordt op de participatie van de hier beschreven doelgroep. In artikel 4 wordt verduide-lijkt op welke wijze de raad en het college invulling geven aan de ondersteuning van maat-schappelijke participatie.

onder c - voorziening

Het begrip ‘voorziening’ is in de verordening gebruikt en heeft een ruime betekenis gekregen. In wezen wordt met iedere vorm van financiële ondersteuning of ondersteuning in natura door het college die specifiek is bestemd voor de maatschappelijke participatie van kinderen, uit-voering gegeven aan de wens van de wetgever als verwoord in de Memorie van Toelichting op artikel 8, eerste lid, onderdeel g WWB.

Onder d – schoolgaand kind

‘Schoolgaand kind’ is gedefinieerd. Schoolgaande kinderen staan centraal in het beleid m.b.t. maatschappelijke participatie. Dit begrip wordt ook genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, WWB, maar niet nader omschreven. Onder schoolgaande kinderen wordt in dit verband ver-staan, niet alleen kinderen die feitelijk schoolgaand zijn, maar ook zij die de verplichting heb-ben omdat ze onder de leerplicht of kwalificatieplicht vallen.

Onder e – laag inkomen

Het begrip ‘laag inkomen’ is omschreven, omdat daarmee in deze verordening de doelgroep van het gemeentelijk armoedebeleid wordt aangeduid.

Artikel 2 Toepassingsbereik

In artikel 2 is verduidelijkt wat de raad, gegeven bovengenoemde motie ‘Blanksma-Spekman’ als zijn taak aanmerkt. Die taak is enerzijds gelegen in het in algemene zin vergroten van de maatschappelijke participatie van de doelgroep (kwalitatief) en anderzijds het terugdringen van het aantal kinderen dat onvoldoende participeert (kwantitatief).

In het tweede lid is aangegeven wat gegeven die taken, het doel is van deze verordening. Dat is het stellen van regels voor het bestuursorgaan dat belast is met uitvoering van deze verorde-ning, het college. Die regels zijn in het vervolg van de verordening te vinden en betreffen bijv. de opdracht aan het college om samenwerking met andere instellingen te zoeken en te bevor-deren dat die instellingen diensten aanbieden die de participatie bevorderen (zie artikel 3). Het is vervolgens aan het college om die regels tot uitvoering te brengen. Dat kan middels beleids-plannen, -regels of andere instrumenten, zoals samenwerkingsovereenkomsten. Voor een zui-vere plaatsbepaling is tevens de wettelijke opdracht herhaald om invulling te geven aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’. Daaraan is uitvoering gegeven in het eerste lid, onder-deel b van deze verordening.

Artikel 3 Budget-/subsidieplafond

Het college stel jaarlijks bij de behandeling van de begroting een subsidieplafond vast. Als het budget op is dan is er geen verstrekking meer mogelijk, voor een aanspraak zou de inwoner moeten wachten tot het volgend jaar.

Artikel 4 Verantwoordelijkheid college

Met betrekking tot het beleid, gericht op maatschappelijke kinderparticipatie, krijgt het college in dit artikel nog enkele opdrachten. Allereerst is in lid 1 bepaald dat het college zich inzet voor dienstverlening door derden aan kinderen die bijdraagt aan maatschappelijke participatie. Maatschappelijke participatie is niet een exclusieve taak van de overheid. Ook allerlei maat-schappelijke instellingen dragen daaraan bij. Het college krijgt de opdracht om te zoeken naar wegen om de dienstverlening van dergelijke instellingen te ondersteunen zodat de participatie wordt bevorderd.

In het tweede lid is vastgelegd dat het college de opdracht krijgt om zelfstandig vormen van ondersteuning te creëren die de participatie ondersteunen. Zoals ook uit artikel 5 volgt, bepaalt het college de vorm, tenzij de vorm in deze verordening is bepaald.

Het derde lid bepaalt dat voorzieningen met het karakter van categoriale bijstand, onder de be-perking van de inkomensgrens van 110% van de toepasselijke bijstandsnorm vallen.

Het vierde lid geeft uitdrukking aan de idee dat samenwerking gewenst c.q. noodzakelijk is in het bevorderen van maatschappelijke participatie. Armoedebestrijding is niet alleen iets van gemeenten, maatschappelijke instellingen spelen hier een belangrijke rol bij.

Doelgroepen

Het college acht het gewenst om de gemeentelijke initiatieven en reeds bestaande samenwer-kingsprojecten in het kader van de maatschappelijke participatie nadrukkelijk als partners te betrekken bij de uitvoering van deze verordening. Het college denkt concreet aan het inscha-kelen van reeds bestaande contacten zoals tot uiting gebracht in het Bos project en via het reeds operationele centrum voor jeugd en gezin.

BOS project:

Naamgeving staat voor buurt, onderwijs, sport. Dit project liep van 2008 t/m 2011 en had als doelstelling de gemeente te ondersteunen bij de aanpak van achterstanden van jeugdigen van 4 tot 19 jaar op het gebied van gezondheid, welzijn, onderwijs, opvoeding en sport of bewegen. Het formele project is beëindigd en de ontvangen subsidie loopt na 2011 niet door. De ge-meente heeft echter besloten dit project voort te zetten. Daarvoor wordt de bestaande mede-werker (vakleerkracht) voor het project ingezet en betaald uit de gelden die uit de subsidie over de jaren 2008 t/m 2011 zijn gespaard.

Het BOS project wordt, mede, uitgevoerd door lokale instellingen en organisaties op het ge-bied van buurt, onderwijs en sport. In het project zijn voorlichtingsactiviteiten op het gebied van gezondheid en beweging opgenomen en sport- en bewegingsactiviteiten. De sportactivitei-ten worden geboden/ondersteund met inzet van alle bestaande sportverenigingen binnen de gemeente en in sommige gevallen zijn ook (sport)verenigingen uit buurgemeenten bij het pro-ject betrokken. Er wordt gebruik gemaakt van bestaande sportaccommodaties zoals sportzalen, zwembaden, dorpshuizen en openluchtaccommodaties.

Binnen de activiteiten wordt specifiek aandacht besteed aan respectvolle omgangsvormen en bewustwording van het eigen gedrag jegens anderen. Voor de leeftijdsgroep 8 t/m 11 jaar (laatste jaren van het basisonderwijs) wordt speciale aandacht besteed aan de (geestelijke en fysieke) weerbaarheid van het kind. Er is bewust voor deze doelgroep gekozen omdat ze aan-sluitend naar een andere (leer)omgeving gaan. Met inzet van het BOS project is in de periode 2008-2011 het sociaal isolement meetbaar teruggelopen, blijkt uit evaluatie van het BOS pro-ject. Dit heeft mede bijgedragen aan de idee om het (formeel) afgeronde BOS project in de praktijk nog enige tijd voort te zetten.

Centrum voor jeugd en gezin:

In 2007 is tussen de Rijksoverheid en VNG het Bestuursakkoord vastgesteld. In het bestuurs-akkoord is het opzetten van een Centrum voor jeugd en gezin binnen elke gemeente vastge-legd. In Menterwolde is het CJG al van start gegaan. De gemeente heeft de regiefunctie voor een sluitende keten van afspraken, gemaakt met relevante (jeugd) instellingen over onder meer preventie, signalering, netwerken en de coördinatie van de zorg.

Artikel 5 Beleid en voorzieningen

Bij de keuze voor een materiële invulling van de verordeningplicht past een bepaling waarin aangegeven wordt welk beleid er wordt gevoerd door de raad c.q. aan welk beleid het college uitvoering moet geven. Dit beleid wordt hier in hoofdlijnen aangeduid. Daarbij wordt aange-geven waarop het beleid is gericht, voor wie het is bestemd, welke voorzieningen er worden verstrekt, in welke vorm en ter hoogte van welk bedrag.

Artikel 6 Vorm van een voorziening

Het college kiest de vorm van een voorziening, tenzij daarover reeds iets is bepaald in deze verordening of de raad langs andere wegen daarover een ander standpunt inneemt. Uitgangs-punt is de meest doeltreffende vorm, uiteraard voor zover dat financieel- en uitvoeringstech-nisch realiseerbaar is.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.