Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

MINISTERIËLE BESCHIKKING met algemene werking van de 27ste maart 2007, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies aan ondernemers in het midden- en kleinbedrijf ter bevordering van de toepassing van nieuwe technologieën op de Nederlandse Antillen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingMINISTERIËLE BESCHIKKING met algemene werking van de 27ste maart 2007, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies aan ondernemers in het midden- en kleinbedrijf ter bevordering van de toepassing van nieuwe technologieën op de Nederlandse Antillen
CiteertitelSubsidieregeling kennisoverdracht ondernemers MKB-NA 2006
Vastgesteld doorMinister van Economische Zaken en Arbeidszaken
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Subsidieregeling kennisoverdracht ondernemers MKB-NA (P.B. 2002, no. 44).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Protocol van afspraken van 30 mei 2001 inzake de samenwerking op het gebied van duurzame economische ontwikkeling tussen de openbare rechtspersoon de Nederlandse Antillen en de Staat der Nederlanden

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-06-2007Nieuwe regeling

27-03-2007

P.B. 2007, no. 26

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIËLE BESCHIKKING met algemene werking van de 27ste maart 2007, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies aan ondernemers in het midden- en kleinbedrijf ter bevordering van de toepassing van nieuwe technologieën op de Nederlandse Antillen

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a. de Minister: de Minister van Economische en Arbeidszaken;
b. EVD:het agentschap EVD van het Ministerie van Economische Zaken, gevestigd aan de Juliana van Stolberglaan 148, Den Haag, Nederland.
c. ondernemer:een natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die een onderneming in stand houdt;
d. groep:een economische eenheid waarin organisatorisch zijn verbonden:
   i.een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon die direct of indirect:
   meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,
   volledig aansprakelijk vennoot is van, of
   overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en
   ii. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;
e. technologische:reeds op de markt aanwezige technologie of vernieuwing technologische kennis met betrekking tot producten, processen of diensten, die niet wordt toegepast binnen de onderneming van de aanvrager;
f. strategieplan:een schriftelijk rapport waarin een beschrijving van de huidige marktpositie van de onderneming van de aanvrager is opgenomen, de gewenste marktpositie van deze onderneming op een termijn van tenminste drie jaren wordt beschreven, en waarin verschillende mogelijkheden zijn opgenomen om die gewenste positie te bereiken, waarbij wordt aangegeven welke van die mogelijkheden kunnen worden gekozen en op welke wijze deze kunnen worden gerealiseerd;
g. strategieproject:het tot stand brengen van een strategieplan;
h. haalbaarheidsstudie:een schriftelijk rapport, inhoudende een systematisch opgezette en afgeronde analyse en inschatting van de technische en economische mogelijkheden van de invoering van een technologische vernieuwing binnen de onderneming van de aanvrager;
i. haalbaarheidsproject:het tot stand brengen van een haalbaarheidsstudie;
j. vernieuwingsplan:een schriftelijk rapport waarin wordt aangegeven op welke wijze binnen de onderneming van de aanvrager een technologische vernieuwing zal worden ingevoerd met behulp van een kennisdrager, al dan niet aangevuld met vernieuwende activiteiten ter zake van de afzetmarkt of de organisatie van de onderneming welke verband houden met de invoering van de technologische vernieuwing;
k. vernieuwingsproject:het uitvoeren van een vernieuwingsplan;
l. kennisdrager:een natuurlijke persoon die een voor de uitvoering van het project relevant diploma heeft behaald aan een instelling voor hoger beroepsonderwijs of een universiteit dan wel een post-hbo of postdoctorale opleiding dan wel een soortgelijke opleiding heeft voltooid met een certificaat;
m. project:een strategieproject, haalbaarheidsproject of vernieuwingsproject;
n. kleine of middelgrote:een onderneming met minder dan honderd werknemers; onderneming.
Artikel 2
  • 1. De Minister kan subsidies verlenen op de wijze en met de inhoud beschreven in deze beschikking.

  • 2. De Minister belast EVD om deze beschikking namens hem uit te voeren onder de in deze beschikking genoemde voorwaarden..

  • 3. Er vindt regelmatig overleg plaats tussen de Minister en EVD over de uitvoering van deze beschikking.

  • 4. EVD brengt halfjaarlijks en zo dikwijls als de Minister hierom verzoekt, rapport uit over de uitvoering van deze beschikking.

Artikel 3
  • 1. De Minister kan op aanvraag subsidie verstrekken aan een ondernemer die:

    • a.

      voor eigen rekening en risico een strategieproject laat verrichten door een derde die niet behoort tot dezelfde groep als de aanvrager;

    • b.

      voor eigen rekening en risico een haalbaarheidsproject laat verrichten door een derde die niet behoort tot dezelfde groep als de aanvrager; of

    • c.

      een kennisdrager gedurende ten minste een jaar ten minste 32 uur per week tegen betaling van vooraf overeengekomen loon, arbeid laat verrichten tot het uitvoeren van een vernieuwingsplan.

  • 2. Een subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verstrekt aan een ondernemer die een kleine of middelgrote onderneming in stand houdt.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt aan een ondernemer indien verstrekking in strijd is met de regels van de WTO inzake subsidies, dan wel enige andere internationale verplichting.

Artikel 4
  • 1. Geen subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b, wordt verstrekt, indien:

    • a.

      voor het project reeds door de Minister subsidie is verstrekt;

    • b.

      de aanvrager voor het indienen van de aanvraag ter zake van het project verplichtingen jegens de derde is aangegaan.

  • 2. Geen subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a of onderdeel b, wordt verstrekt, indien de aanvrager in de drie jaren, voorafgaande aan de indiening van de aanvraag, reeds eerder subsidie als bedoeld in het hiervoor genoemde onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b, is verstrekt.

Artikel 5

Geen subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, wordt verstrekt indien:

voor het vernieuwingsproject reeds door de Minister subsidie is verstrekt;

  • a.

    de aanvrager reeds eerder subsidie is verstrekt ter zake van de loonkosten van een kennisdrager op grond van deze regeling;

  • b.

    de aanvrager voor de indiening van de aanvraag reeds een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met de kennisdrager, daaronder niet begrepen een overeenkomst met betrekking tot vakantiewerk;

  • c.

    de aanvrager voor de indiening van de aanvraag de kennisdrager anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden voor zich heeft laten verrichten, daaronder niet begrepen werkzaamheden in de vorm van een stage of afstudeerproject.

§ 2. Eisen met betrekking tot strategieplan en haalbaarheidsstudie

Artikel 6

In een strategieplan wordt in ieder geval opgenomen:

  • a.

    een beschrijving van de markt of markten waarop de ondernemer zich tenminste de komende drie jaren wil richten en een beschrijving van de producten of diensten die hij wil leveren;

  • b.

    een beschrijving van de huidige marktpositie van de ondernemer aan de hand van een analyse van de sterke en zwakke punten van de onderneming en een analyse van de kansen en bedreigingen die zich in de bedrijfsomgeving voordoen;

  • c.

    een beschrijving van de verschillende wijzen waarop de ondernemer zijn positie op de in onderdeel a bedoelde markt of markten kan vestigen of versterken en van de problemen die zich daarbij uit technisch, financieel, commercieel en organisatorisch oogpunt kunnen voordoen;

  • d.

    een beschrijving van de gekozen wijze of wijzen om de positie van de ondernemer te versterken;

  • e.

    een planning voor tenminste de komende drie jaren van de activiteiten ter verwezenlijking van de keuze, genoemd in onderdeel d, onder vermelding van de daarbij behorende middelen.

Artikel 7

In een haalbaarheidsstudie wordt in ieder geval opgenomen:

  • a.

    de beschrijving van een onderzoek naar de vraag of invoering van een technologische vernieuwing uit technisch, financieel, commercieel en organisatorisch oogpunt verantwoord is en van de resultaten van dat onderzoek;

  • b.

    een advies over de wijze van invoering van de technologische vernieuwing, indien uit het onderzoek, bedoeld in onderdeel a, is gebleken dat invoering verantwoord is.

§ 3. Subsidiebedrag en subsidieplafond

Artikel 8
  • 1. De subsidie voor een strategieproject bedraagt 50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan NAF. 45.000

  • 2. De subsidie voor een haalbaarheidsproject bedraagt 50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan NAF. 23.000.

  • 3. De subsidie voor een vernieuwingsproject bedraagt NAF. 23.000 met dien verstande dat het subsidiebedrag wordt verminderd:

    • a.

      indien de arbeidsovereenkomst binnen één jaar na de inwerkingtreding ervan door de kennisdrager wordt opgezegd, naar evenredigheid van de periode gedurende welke de kennisdrager geen loon heeft ontvangen, en

    • b.

      naar evenredigheid van het aantal uren dat de kennisdrager per week minder werkt dan het binnen de onderneming van de aanvrager voor een voltijdaanstelling geldende aantal uren.

  • 4. Indien ter zake van de projectkosten of van een deel daarvan reeds door een ander bestuursorgaan subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het uit het eerste, tweede of derde lid voortvloeiende bedrag.

Artikel 9
  • 1. Als projectkosten voor het uitvoeren van een strategieproject of een haalbaarheidsproject worden uitsluitend in aanmerking genomen de rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen aan de derde verschuldigde en betaalde kosten, die na indiening van de aanvraag door de subsidie-ontvanger zijn gemaakt.

  • 2. De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van heffingen op grond van de Landsverordening omzetbelasting 1999 (P.B. 1999, no. 43), indien de subsidie-ontvanger die de kosten heeft gemaakt omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.

Artikel 10

Voor de kalenderjaren 2006 en 2007 is door de Minister een subsidieplafond vastgesteld voor het in deze jaren verlenen van subsidies op grond van deze regeling van maximaal NAF. 550.000.

2.De Minister wijst aanvragen die aan de voorschriften van deze regeling voldoen af voorzover het subsidieplafond voor een kalenderjaar door het totaal van verleende subsidies zou worden overschreden.

§ 4. Aanvraag en beslissing op de aanvraag

Artikel 11
  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend aanvraagformulier.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van een projectplan en een begroting voor het project, alsmede van andere bescheiden, overeenkomstig hetgeen in het aanvraagformulier is vermeld.

  • 3. Een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, gaat tevens vergezeld van een vernieuwingsplan.

  • 4. Aanvragen dienen uiterlijk op 1 november 2007 te worden ingediend.

Artikel 12
  • 1. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig bij of krachtens deze regeling gesteld voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, kan de Minister besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door de Minister gestelde termijn de aanvraag aan te vullen en hier geen gebruik van heeft gemaakt.

  • 2. Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden niet in de Nederlandse of Engelse taal is gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan de Minister besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door de Minister gestelde termijn de aanvraag met een vertaling aan te vullen en hier geen gebruik van heeft gemaakt.

  • 3. Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden omvangrijk of ingewikkeld is en een samenvatting voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan de Minister besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door de Minister gestelde termijn de aanvraag met een samenvatting aan te vullen en hier geen gebruik van heeft gemaakt.

  • 4. Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 13
  • 1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.

  • 2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan de Minister zonder toepassing te geven aan artikel 12 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.

Artikel 14

De termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de Minister krachtens artikel 12 de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 15
  • 1. De Minister geeft een beschikking binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Indien de beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, stelt de Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking tegemoet kan worden gezien.

Artikel 16
  • 1. De Minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag, indien:

    • a.

      de aanvraag niet voldoet aan deze regeling;

    • b.

      de aanvrager op het moment van de aanvraag korter dan één jaar is ingeschreven bij één van de Kamers van Koophandel en Nijverheid;

    • c.

      onvoldoende vertrouwen bestaat in de goede uitvoering van het project;

    • d.

      voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

  • 2. De Minister kan voorts in ieder geval afwijzend op een aanvraag beslissen, indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 3. De Minister kan voorts in ieder geval afwijzend op een aanvraag beslissen, indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zouden hebben geleid, of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij het Gerecht in Eerste Aanleg is ingediend.

  • 4. De Minister beslist voorts in ieder geval afwijzend op de aanvraag om subsidie voor een vernieuwingsproject indien de aanvrager op het moment van indiening van de aanvraag meer dan twee kennisdragers in dienst had.

  • 5. Voor zover subsidieverstrekking in strijd is met ingevolge een verdrag voor een van de landen van het Koninkrijk geldende verplichtingen, wordt afwijzend beslist op de aanvraag.

Artikel 17

De Minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig bij of krachtens deze regeling gesteld voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 12 de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de bij of krachtens deze regeling gestelde voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

§ 5. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 18

Op de subsidie-ontvanger rusten de in de artikelen 19 tot en met 26 opgenomen verplichtingen. Zij gelden tot de dag waarop de subsidie wordt vastgesteld.

Artikel 19
  • 1. De subsidie-ontvanger voert het project uit in overeenstemming met het projectplan waarop de subsidieverlening betrekking heeft en voltooit het uiterlijk op het bij de subsidieverlening bepaalde tijdstip, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de Minister voor het essentieel wijzigen, vertragen of stopzetten van het project.

  • 2. De subsidie-ontvanger voert het project op de Nederlandse Antillen uit, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de Minister voor gedeeltelijke uitvoering buiten de Nederlandse Antillen.

  • 3. De Minister kan aan een ontheffing als bedoeld in het eerste of tweede lid voorschriften verbinden.

Artikel 20
  • 1. De subsidie-ontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht dat daaruit ten alle tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle projectkosten kunnen worden afgelezen.

  • 2. De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan de Minister van de indiening bij het Gerecht in Eerste Aanleg van (een verzoek tot) verlening van surséance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

Artikel 21

Aan subsidies op grond van deze regeling is de verplichting verbonden dat de subsidie-ontvanger aan een door de Minister aangewezen persoon alle medewerking verleent die deze redelijkerwijs kan vorderen voor een goede uitvoering van de controle van de naleving van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen.

Artikel 22
  • 1. De subsidie-ontvanger, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, houdt de arbeidsovereen-komst met de kennisdrager gedurende ten minste een jaar in stand en komt deze na.

  • 2. De subsidie-ontvanger legt binnen dertien weken na de bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening een kopie van de arbeidsovereenkomst met de kennisdrager en een kopie van het diploma van de kennisdrager over aan de Minister.

Artikel 23

De Minister kan de subsidie-ontvanger voorts verplichtingen opleggen met betrekking tot:

  • a.

    aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

  • c.

    de te verzekeren risico’s;

  • d.

    het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

  • e.

    het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

  • f.

    het uitoefenen van controle door een accountant op het door de Minister gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

Artikel 24

De Minister kan de subsidie-ontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 25

De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 26
  • 1. De subsidie-ontvanger, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en b, dient zijn aanvraag voor subsidievaststelling in binnen dertien weken na het tijdstip waarop het project ingevolge artikel 16 moet zijn uitgevoerd.

  • 2. De subsidie-ontvanger, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, dient zijn aanvraag tot subsidievaststelling in binnen drie maanden nadat sedert het in werking treden van de arbeidsovereenkomst een jaar is verstreken dan wel nadat de arbeidsovereenkomst door de kennisdrager is opgezegd.

  • 3. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend aanvraagformulier naar het model zoals bij de publicatie van deze beschikking ter inzage is gelegd.

  • 4. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a.

      het strategieplan in geval van een subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a;

    • b.

      de haalbaarheidsstudie in geval van een subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b;

    • c.

      een eindverslag van de kennisdrager omtrent de uitvoering en de resultaten van het vernieuwingsproject, in overeenstemming met hetgeen in het formulier is vermeld, ingeval van een subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c.

§ 6. Subsidievaststelling

Artikel 27
  • 1. De Minister stelt de subsidie in overeenstemming met de subsidieverlening vast.

  • 2. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • e.

      subsidieverstrekking in strijd is met ingevolge een verdrag voor Nederland of de Nederlandse Antillen geldende verplichtingen.

  • 3. Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Artikel 28

De Minister kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:

bij enig bij of krachtens deze regeling gesteld voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld, of

de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

Artikel 29
  • 1. De Minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

  • 2. Indien de beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, stelt de Minister de betrokkene daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking tegemoet kan worden gezien.

§ 7. Betaling

Artikel 30
  • 1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald.

  • 2. Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij bij of krachtens enig bij deze regeling gesteld voorschrift anders is bepaald.

Artikel 31

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de Minister aan de subsidie-ontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 32 of 33, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

§ 8 Intrekking

Artikel 32
  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan de Minister de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten;

    • e.

      subsidieverstrekking in strijd is met ingevolge een verdrag voor een van de Landen van het Koninkrijk geldende verplichtingen.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 33
  • 1. De Minister kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • d.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten,

    • c.

      indien de subsidie-ontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen, of

    • d.

      subsidieverstrekking in strijd is met ingevolge een verdrag voor Nederland of de Nederlandse Antillen geldende verplichtingen.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onder c, sinds de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 34
  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan de Minister de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen:

    • a.

      voor zover de subsidieverlening onjuist is;

    • b.

      voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

    • c.

      in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

  • 2. Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt de Minister de schade die de subsidie-ontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

§ 9 Bezwaar en beroep

Artikel 35

Een belanghebbende kan op grond van artikel 56, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (P.B. 2001, no. 79) binnen 6 weken na de dag waarop een beschikking op grond van deze regeling is gegeven bezwaar maken bij de Minister. Bezwaarschriften worden gericht aan de Minister van Economische en Arbeidszaken, t.a.v. SenterNovem, Postbus 10073, 8000 GB Zwolle, Nederland. Een belanghebbende kan eveneens, op grond van artikel 16, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak, al dan niet na de procedure van artikel 56 te hebben doorlopen, binnen 6 weken na de dag waarop de beschikking is gegeven beroep aantekenen bij het Gerecht in Eerste Aanleg van het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.

§ 10 Slotbepalingen

Artikel 36
  • 1. Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van de Minister en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

  • 2. Het eerste lid is mede van toepassing op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die door de Minister worden betrokken bij de uitvoering van zijn taak, en op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die een bij of krachtens een wettelijk voorschrift toegekende taak uitoefenen.

Artikel 37

EVD, agentschap van het Ministerie van Economische Zaken gevestigd aan de Juliana van Stolberglaan 148 te Den Haag, Nederland, voert de regeling onder mandaat van de Minister uit.

Artikel 38

De Subsidieregeling kennisoverdracht ondernemers MKB-NA (P.B. 2002, no. 44) wordt ingetrokken.

Artikel 39

Deze beschikking wordt in het Publicatieblad geplaatst, met uitzondering van het aanvraagformulier en het vaststellingsformulier, die digitaal beschikbaar gesteld worden via www.evd.nl/antillensubsidies en ook verkrijgbaar zijn bij de EVD of de Kamers van Koophandel en Nijverheid op Curaçao en Sint Maarten.

Artikel 40

Deze ministeriële beschikking treedt in werking met ingang van de dag waarop het Publicatieblad is verschenen waarin deze is geplaatst.

Artikel 41

Deze beschikking wordt aangehaald als: Subsidieregeling kennisoverdracht ondernemers MKB-NA 2006.