Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Harenkarspel

Beleid toezicht en handhaving kwaliteit Kinderopvang

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Harenkarspel
Officiële naam regelingBeleid toezicht en handhaving kwaliteit Kinderopvang
CiteertitelBeleid toezicht en handhaving kwaliteit Kinderopvang
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpHandhaving kinderopvang

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is alleen van kracht voor het grondgebied van de voormalige gemeente Harenkarspel. De regeling is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Harenkarspel, welke is opgeheven met ingang van 1 januari 2013. Op grond van artikel 28 van de Wet algemene regels gemeentelijke indeling behoudt deze regeling haar rechtskracht voor het grondgebied waarvoor ze is vastgesteld gedurende twee jaar, tenzij de regeling eerder wordt ingetrokken.

-

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, art. 16.1 lid 1

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-07-201201-01-2015Nieuw

15-05-2012

Schager Weekblad, 11 juli 2012

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleid toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang

Hoofdstuk 1 Inleiding

Op 1 januari 2005 is de Wet op de Kinderopvang in werking getreden. De kinderopvang is met de komst van deze wet een marktsector geworden waarbij ondernemers en ouders vraag en aanbod bepalen. Met ingang van 1 augustus 2010 is de naam van de Wet op de kinderopvang gewijzigd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (verder de Wet of Wkkp). De peuterspeelzalen vallen vanaf deze datum ook onder de werkingssfeer van de Wet. Aanvullend op de Wet moet binnen de gemeente Harenkarspel de Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen vernieuwd worden. Deze wordt gelijktijdig aan de gemeenteraad ter vaststelling aangeboden. Deze verordening fungeert als toetsingskader voor de ruimtelijke indeling van peuterspeelzalen.

 

De Wet bevat:

  • een regeling voor tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang;

  • waarborging van de kwaliteit van de kinderopvang;

  • toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang;

  • waarborging van de kwaliteit van peuterspeelzalen;

  • toezicht op de kwaliteit van peuterspeelzalen.

 

Onder kinderopvang wordt in de Wkkp verstaan het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

 

Een goede kwaliteit van kinderopvang is belangrijk omdat kinderen een kwetsbare groep vormen. Daarnaast moeten ouders de zorg voor hun kinderen met een gerust hart kunnen uitbesteden. De Wet voorziet in uniforme landelijke kwaliteitseisen. Deze eisen worden door toezichthouders van de GGD, namens de gemeente, beoordeeld volgens landelijk vastgelegde toetsingskaders (neergelegd in de beleidsregels kwaliteit kinderopvang). Er zijn toetsingskaders voor dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus, gastouders en peuterspeelzalen.

 

De beleidsregels zijn een vaststaand gegeven. Het sanctieprotocol (op welke wijze wordt handhavend opgetreden tegen welke overtreding) dient daarentegen per gemeente vastgesteld te worden. Het afwegingsmodel van de VNG is hiertoe een handreiking. De gemeente kan de gekozen belangen, de wijze van sanctioneren en de gekozen hersteltermijnen afstemmen op de lokale situatie. Het handhavingsbeleid van de gemeente Harenkarspel is vastgesteld in overleg met de GGD. Doel is een eenduidig, helder en transparant beleid te maken.

 

Deze beleidsnotitie gaat over de kwaliteit van de kinderopvang en het toezicht daarop en heeft als doel:

 

Vastleggen hoe de gemeente Harenkarspel toezicht houdt op de kwaliteit van de kinderopvang en omgaat met overtredingen van de kwaliteitsregels kinderopvang. Het toezicht en de handhaving hebben als doel te waarborgen dat er in de gemeente Harenkarspel verantwoorde kinderopvang wordt geboden.

 

Met deze beleidsnotitie kunnen de houders van kinderopvangorganisaties (waaronder peuterspeelzalen) en gastouderorganisaties vooraf inzien op welke wijze de gemeente toezicht houdt. Daarbij wordt aangegeven op basis van welke criteria handhavend wordt opgetreden. Bovendien biedt het rechtszekerheid en rechtsgelijkheid bij beoordelingen in mogelijke bezwaar- en beroepsprocedures.

 

Hoofdstuk 2 Wettelijke taken en verantwoordelijkheden

2.1       Melding en registratie

Voordat de registratie van een gastouderbureau of een kindercentrum van start kan gaan, dient de ondernemer zich te melden bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van vestiging (art. 1.45 lid 1 van de Wet). Een gastouderbureau of kindcentrum meldt zich in de gemeente waar het bureau statutair gevestigd is. De gastouders worden in het register opgenomen, maar worden aangemeld door het gastouderbureaus waarbij deze gastouder is gekoppeld.

 

Er wordt landelijk een register bijgehouden van gemelde kindercentra, gastouderbureaus en gastouders. Na een melding worden de gegevens onverwijld in het register opgenomen met als status: “aangemeld” (art 1.46 lid 2 van de Wet). Een gemeente kan registratie niet weigeren. De melding wordt gedaan op een vastgesteld formulier.

 

Een kindercentrum of gastouderbureau wordt niet in exploitatie genomen voordat een termijn van

10 weken na de melding is verstreken of voordat uit het inspectieonderzoek eerder is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de Wet en de Beleidsregels. Als de melding niet binnen 10 weken is afgehandeld, wordt de kinderopvang van rechtswege officieel ingeschreven (status geregistreerd).

 

2.2       Niet gemelde kinderopvang

Houders van kindercentra en gastouderbureaus die zich niet bij de gemeente hebben gemeld, plegen een economisch delict in de zin van de Wet Economische delicten. Bij een signaal kan de gemeente de GGD de opdracht geven om te onderzoeken of er sprake is van kinderopvang of gastouderopvang in de zin van artikel 1.1, eerste lid Wkkp. Weigert de houder mee te werken en bestaat een vermoeden van opvang in de zin van de Wet, dan kan aangifte gedaan worden bij het Openbaar Ministerie.

 

2.3       Peuterspeelzalen

Aan het landelijk register kinderopvang zijn in 2012 de peuterspeelzalen toegevoegd. Zij dienen voor 31 december 2012 door de gemeente in het landelijk register te zijn geregistreerd op basis van een positief advies van de GGD kwaliteitsinspectie.

 

In de Wkkp staan voor de peuterspeelzalen landelijke kwaliteitskaders.

In deze wet staan geen regels ten aanzien van de ruimtelijke indeling van peuterspeelzalen. Deze regels zijn echter wel noodzakelijk om een kwalitatief goede opvang in peuterspeelzalen te garanderen. Dat is de reden om binnen de gemeente Harenkarspel de Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen 2012 vast te stellen. Deze nieuwe Verordening zal het toetsingskader worden voor de ruimtelijke indeling van peuterspeelzalen (o.a. buitenruimte) en is dan naast de Wet een aanvullend toetsingskader.

 

2.4       Toezicht en taken

 

Gemeente

Het College van burgemeester en wethouders ziet toe op de naleving van de kwaliteitseisen van de Wkkp, de Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (art. 1.61 lid 1 van de Wet).

 

Voor het uitvoeren van het (eerstelijns)toezicht wijst het College van burgemeester en wethouders de directeur van de GGD aan als toezichthouder (art. 1.61 lid 1 van de Wet).

 

De Minister van OCW houdt (tweedelijns)toezicht op de rechtmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering van de wettelijke taken door het college (art. 1.68 van de Wet).

 

 

GGD

De GGD is verantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit. Afhankelijk van de situatie kunnen er verschillende inspecties plaatsvinden:

  • inspectie na melding (exploitatieonderzoek);

  • jaarlijkse inspectie;

  • onaangekondigde inspectie;

  • Risico Gestuurd Toezicht (RGT);

  • nader onderzoek deelaspecten.

 

De toezichthouder legt zijn bevindingen vast in een inspectierapport. Een houder kan zijn/haar zienswijze op het inspectierapport schriftelijk aan de GGD kenbaar maken (voor afgaand aan definitieve vaststelling). De zienswijze van de houder wordt toegevoegd aan het rapport dat door de GGD naar de gemeente wordt verzonden.

 

Ouders

In de wet is de rol van ouders vastgelegd (artikel 1.58 e.v. van de Wet). Bij elke vestiging hoort een oudercommissie te zijn. Deze heeft een adviserende taak en functioneert op basis van een reglement. Ouders hebben alleen recht op een tegemoetkoming in de kosten van de overheid als het kindercentrum, gastouderbureau of gastouder waarvan zij gebruik maken, is geregistreerd.

 

Rechtsbescherming van de houder

Zoals eerder aangeven krijgt de houder de gelegenheid om een schriftelijke zienswijze op het concept inspectierapport aan de GGD kenbaar te maken. Daarnaast heeft de houder in het geval van handhavingsbesluit de gebruikelijke mogelijkheden van bezwaar en beroep in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb).

 

2.5       Werkwijze binnen gemeente Harenkarspel

 

De gemeente is verplicht het landelijk register Kinderopvang en peuterspeelzalen bij te houden.

 

Na een melding van een kindercentrum, gastouderbureau, voorziening gastouderopvang of peuterspeelzaal voor opname in het register aan de gemeente, wordt dit direct doorgegeven aan de GGD. Ook wordt de locatie ingeschreven in het Landelijk register Kinderopvang waar het een status ‘aangemeld’ krijgt. Binnen tien weken na melding moet de GGD aangeven of exploitatie redelijkerwijs mogelijk en verantwoord is. Indien dit het geval is, krijgt de locatie de status geregistreerd in het register. Is de termijn van tien weken verstreken zonder dat de GGD advies heeft uitgebracht, dan mag gestart worden (van rechtswege).

 

In de praktijk kan het voorkomen dat een melding voor opname van een kindercentrum wordt ingediend, terwijl de locatie nog niet (volledig) is ingericht. In dat geval vindt een inspectie plaats terwijl de locatie niet voldoet aan de eisen. In die gevallen wordt de melding afgewezen omdat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. De GGD geeft in die gevallen aan dat de locatie niet voldoet en motiveert dit ook. In die gevallen zal een nieuwe aanvraag ingediend moeten worden als de locatie wel geschikt is gemaakt voor de opvang van kinderen (een nieuwe melding is alleen mogelijk indien er sprake is van nieuwe omstandigheden). Het is dus wenselijk dat slechts een melding wordt ingediend als de beoogde locatie aan alle voorwaarden voor het in gebruik nemen van de locatie voldoet, om zo te voorkomen dat er onnodige tijd en moeite wordt verspeeld.

 

Consequentie van het afwijzen van de melding is dat het kindercentrum met status aangemeld uit het register wordt verwijderd en dat de kinderopvanglocatie niet geëxploiteerd kan worden. 

 

De goedgekeurde kindercentra worden jaarlijks aan een inspectie onderworpen en wordt bezien of deze nog voldoen aan de wettelijke eisen. Zo niet, dan dient de gemeente als handhaver maatregelen te treffen.

Inmiddels kan de gemeente gebruik maken van het landelijk model van risicogestuurd toezicht. Het model betekent dat er intensiever geïnspecteerd wordt waar dat nodig is en minder intensief waar gebleken is dat hiertoe geen noodzaak is.

Hoofdstuk 3 Toezicht en handhaving

De wet bepaalt dat elk kindercentrum jaarlijks wordt geïnspecteerd. De toezichthouders maken daarbij gebruik van (landelijk) vastgestelde toetsingskaders. Uitkomsten van de getoetste onderdelen worden ingevuld in een afwegingsmodel (naar voorbeeld van de VNG). Dit model is gebaseerd op een risico-analyse waarbij wordt beoordeeld in welke mate een negatief effect optreedt als niet wordt voldaan aan kwaliteitseisen. Het belang van de verschillende onderdelen wordt uitgedrukt in termen van hoog-middel-laag. Dit afwegingsmodel draagt bij aan transparantie en consistentie. Prioriteitsstelling wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en is nodig omdat niet elke overtreding gesanctioneerd kan worden. Het gaat bij kinderopvang om jonge kinderen. Ouders moeten de zorg voor hen met vertrouwen kunnen uitbesteden.

 

3.1       Afwegingsmodel

 

De VNG heeft een afwegingsmodel ontwikkeld op basis waarvan vastgelegd kan worden hoe met de overtredingen kan worden omgaan. Bij dit model wordt gekeken naar het negatieve effect dat zich kan voordoen bij een overtreding. De ernst van dit negatieve effect wordt bepaald door aan een aantal beoordelingsfactoren een score toe te kennen van 1 tot en met 4.

 

Deze beoordelingsfactoren zijn:

  • Veilige omgeving: in welke mate draagt het niet voldoen aan de specifieke wettelijke eis uit het toetsingskader bij aan een onveilige omgeving?

  • Gezonde omgeving: in welke mate draagt het niet voldoen aan de specifieke wettelijke eis uit het toetsingskader bij aan een ongezonde omgeving?

  • Pedagogische kwaliteit: in welke mate draagt het niet voldoen aan de specifieke wettelijke eis uit het toetsingskader bij aan een vermindering van de pedagogische ontwikkeling van het kind?

  • Invloed ouders: in welke mate draagt het niet voldoen aan de specifieke wettelijke eis uit het toetsingskader bij aan een beperking van de transparantie, medezeggenschap en de mate waarin ouders inspraak en medezeggenschap kunnen hebben in het beleid?

  • Geloofwaardigheid: hoe groot is de politiek-bestuurlijke afbreuk als de specifieke wettelijke eis uit het toetsingskader onvoldoende wordt nageleefd?

De scores zijn als volgt opgebouwd:

  • 1.

    : niet of nauwelijks invloed

  • 2.

    : beperkte invloed

  • 3.

    : aanzienlijke invloed

  • 4.

    : ernstige en directe invloed

 

Het ingevulde model geeft op basis van het gemiddelde van de beoordelingsfactoren per soort kinderopvang een uitkomst van “hoog”, “gemiddeld” of “laag”. Dat wil zeggen dat als niet voldaan wordt aan de voorwaarden die bij de kwaliteitseisen horen, de ernst daarvan als hoog, gemiddeld of laag gedefinieerd wordt. Dit heeft weer gevolgen voor de inzet van een sanctie-instrument. Hoe hoger het belang, hoe zwaarder de sanctie en hoe korter de hersteltermijn (normaal gesproken) zal zijn.

 

Hieronder wordt per soort kinderopvang de uitkomsten van de beoordelingsfactoren in tabelvorm weergegeven. Tabel 1 beschrijft de beoordelingsfactoren van de buitenschoolse opvang. In tabel 2 komt de dagopvang aan bod en tabel 3 geeft de gastouderbureaus weer. Tabel 4 is voor de gastouderopvang en tabel 5 tenslotte geeft de beoordelingsfactoren weer van de peuterspeelzalen.

Opgemerkt dient te worden dat de prioritering in deze tabellen slechts op een enkel domein of voorwaarde afwijkt van het afwegingsmodel van de VNG. De prioritering is afgestemd op de lokale situatie.

Om de lokale situatie recht te doen heeft de gemeente tot en met 2013 bij wijze van  overgangsregeling ook de mogelijkheid om bij overtredingen met een hoge prioriteit gebruik te maken van een waarschuwing of mondelinge overreding. Dit om alle partijen gelegenheid te geven zich aan te passen aan de nieuwe situatie. Er verandert vanaf 1 januari 2013 veel voor zowel de gemeenten als de kinderopvang- en peuterspeelzaalorganisaties. De gemeenten Harenkarspel, Schagen en Harenkarspel gaan fuseren en de kinderopvang- en peuterspeelzaalorganisaties krijgen te maken met een nieuw subsidiestelsel en andere eisen. De eerste periode is op te vatten als een periode om te harmoniseren en te groeien naar het strikt toepassen van de handhavingstaken in het kader van de Wet kinderopvang.

 

(Zie tabel 1 t/m 5)

3.2         Handhaving

 

Bij inspecties wordt de kwaliteit van de onderdelen beoordeeld en uitgedrukt in scores van onvoldoende en voldoende. Het belang en de score leiden vervolgens tot een bepaald eindoordeel waarvoor het sanctieprotocol gebruikt wordt.

 

Indien uit het inspectierapport blijkt dat een houder van kinderopvang of gastouderbureau niet voldoet aan één of meer kwaliteitsvoorwaarden moet de gemeente in beginsel een handhavingsactie starten.

 

Het college kan een keuze maken uit de volgende wettelijke sanctiemogelijkheden om naleving van de kwaliteitseisen af te dwingen:

  • aanwijzing (door college) of bevel (toezichthouder)

  • bestuursdwang;

  • last onder dwangsom

  • exploitatieverbod;

  • uitschrijving uit register;

  • bestuurlijke boete.

 

Het college zal in de meeste gevallen eerst een aanwijzing opleggen alvorens tot een zwaarder handhavingsmiddel over te gaan. De zwaarte van de prioriteit komt tot uiting in de hersteltermijn van de aanwijzing. De gemeente kan echter ook, voordat de eerste juridische stap van aanwijzing wordt gezet, overwegen eerst een waarschuwing te geven.

Sancties

3.3       Sanctieprotocol

De prioriteitsstelling wordt gebruikt om te bepalen welke sanctie-instrumenten ingezet moeten gaan worden. De gemeente beslist over het al dan niet handhaven van een bepaalde situatie. De GGD kan de gemeente bijstaan bij zijn beslissing. Alvorens over te gaan tot een bepaalde sanctie, treedt de ambtenaar in overleg met de inspecteur.

 

Sanctionering gebeurt in twee fasen. In bijlage 1 wordt uitvoering ingegaan op onderstaande instrumenten ten behoeve van de handhaving

 

Fase 1:

Fase 1 is gericht op herstel. De ondernemer krijgt in fase 1 een aanwijzing of waarschuwing. Hierin geven we aan dat er onvoldoende gescoord wordt op de kwaliteitsregels van de Wet en dat de ondernemer dit binnen een bepaalde termijn dient te herstellen. Na de hersteltermijn onderzoekt de inspecteur van de GGD of er nu wel wordt voldaan aan de kwaliteitsregels. Als de houder de situatie niet herstelt of nog steeds onvoldoende scoort, gaat fase 2 in.

 

De sanctiemogelijkheden in fase 1 zijn:

1) geven van een schriftelijke aanwijzing (art.1. 65 lid 1)

2) geven van een schriftelijk bevel (art. 1.65 lid 3)

Fase 2:

Als een houder de situatie niet herstelt, dan gaat fase 2 in. In deze fase kan door middel van bijvoorbeeld een dwangsom of bestuursdwang worden afgedwongen dat een ondernemer de kwaliteitsregels nakomt. Uitgangspunt is: hoe hoger de prioriteit (het belang), hoe zwaarder het sanctie-instrument.

De sanctiemogelijkheden in fase 2 zijn:

1) opleggen bestuurlijke boete bij niet nakomen van een aanwijzing of bevel of niet                

    nakomen van een verbod (art. 1. 72). De hoogte van de boete is afhankelijk van                     

    de ernst van de overtreding, mate van verwijtbaarheid en omstandigheden van het

    geval;

2) verbieden in exploitatie te gaan (art. 1.66 lid 2);

3) verbieden de exploitatie voort te zetten (art. 1.66 lid 1);

4) bestuursdwang;

5) opleggen van een dwangsom;

6) verwijdering uit het register;

7) strafrechtelijke mogelijkheden.

 

In bijlage 2 is het schema sanctieprotocol weergegeven. Hierin wordt vermeld welke maatregelen er in welke situatie worden genomen in het geval van een overtreding van de eisen vanuit de Wet. Hierin wordt duidelijk dat er in beginsel geen bestuurlijke boete wordt opgelegd, maar een last onder dwangsom. In het geval er gerechtvaardigde gronden aanwezig zijn om toch een bestuurlijke boete op te leggen in plaats van een last onder dwangsom, dan zal dit gemotiveerd dienen te worden. Het opleggen van de bestuurlijke boete wordt niet onmogelijk gemaakt middels het sanctieprotocol.

3.4       Boetebeleidsregels

Ingevolge artikel 1.72 van de Wet kan het college van burgemeester en wethouders een bestuurlijke boete opleggen indien de houder niet voldoet aan de (kwaliteits)eisen genoemd in afdeling 3 van de wet, aan een aanwijzing of aan een bevel of indien de houder in strijd handelt met het exploitatieverbod ex artikel 1.66. De VNG heeft voor de uitvoering van deze bevoegdheid boetebeleidsregels opgesteld. Deze kunnen worden gebruikt om het boetebeleid van de gemeente verder uit te werken. Boetebeleidsregels dragen bij aan de transparantie, consistentie en rechtszekerheid bij het nemen van besluiten. De boetebeleidsregels zijn opgenomen in bijlage 3.

 

In het afwegingsmodel van de VNG (bijlage 4) zijn bestuurlijke boetes opgenomen per overtreding. Binnen de gemeente Harenkarspel wordt er voor gekozen in eerste instantie een last onder dwangsom op te leggen. Het bestuursorgaan beslist te allen tijde per geval welke prioritering geldt en welke dwangsom wordt toegepast. De op te leggen dwangsom kan maximaal € 45.000,- bedragen.

 

Ondanks dat er in beginsel geen bestuurlijke boetes worden opgelegd voor de handhaving inzake de kinderopvang, wordt het wenselijk gevonden wel boetebeleidsregels op te nemen in de bijlage van het handhavingsbeleid. Reden is dat, indien gerechtvaardigde gronden aanwezig zijn om wel een bestuurlijke boete op te leggen, de belangenafweging en de wijze waarop wordt gehandeld is vastgelegd. Het opnemen van de derde bijlage betekent dus niet dat er zondermeer wordt overgegaan tot het opleggen van bestuurlijke boetes.

3.5       Niet gemelde kinderopvang

Iedere houder van een kindercentrum of gastouderbureau moet aan de Wkkp voldoen, gemeld of niet-gemeld. Dit betekent vervolgens dat ook een niet-geregistreerde opvang (zodra het ontdekt wordt) onder de sanctioneringmogelijkheden van de Wet valt.

 

Een niet gemelde kinderopvang is in strijd met de Wet en wordt gezien als economisch delict. Hiermee begaat de houder dus een overtreding. De gemeente dient in eerste instantie contact op te nemen met het OM. Indien het OM afziet van vervolging, dan kan de gemeente op grond van de artikelen 1.72 en 1.45 van de Wet een bestuurlijke boete opleggen (reden: het niet voldoen aan de meldingsplicht dan wel starten binnen de 10-weken-termijn).

 

De houder heeft de plicht om aan de kwaliteitseisen te voldoen en zich alsnog te melden. De GGD zal dit dan moeten beschouwen als een nieuwe melding. De houder wordt dan vanaf de meldingsdatum geregistreerd  in het register met als status “aangemeld”. Er zal een inspectie door de GGD gaan plaats vinden en totdat de locatie is goedgekeurd, wordt de locatie gesloten. Na goedkeuring door de GGD wordt de locatie in het register vermeld met “geregistreerd” status.

Voor de periode dat de houder wel een kindercentrum exploiteerde maar niet gemeld was, is naast de sluiting van de locatie een bestuurlijke boete aan de orde.

 

Hoofdstuk 4 Uitvoering van de handhaving

In de vorige hoofdstukken is beschreven welke prioriteitsstelling in de handhaving en welk sanctieprotocol er wordt gehanteerd. In dit hoofdstuk wordt in hoofdlijnen weergegeven hoe de handhaving wordt uitgevoerd. Hierbij wordt de verdeling van de verantwoordelijkheden over de betrokken diensten en de personele, financiële en juridische consequenties daarvan beschreven. Verder wordt ingegaan op de communicatie over en de evaluatie van het onderliggende handhavingsbeleid.

 

De Wkkp biedt verschillende instrumenten om de handhaving van de kwaliteit goed te regelen. In dit handhavingsbeleid is de aanpak hiervan binnen de gemeente Harenkarspel beschreven. Deze aanpak is in overleg met de GGD Hollands Noorden tot stand gekomen.

 

4.1. Verantwoordelijkheden

 

De afdeling Samenlevingszaken is beleidsverantwoordelijk voor de kwaliteit van de kinderopvang en peuterspeelzalen en belast met de uitvoering van melding/registratie en uitvoeren van de handhavingstaak. De uitvoering van daadwerkelijke handhavingsacties kan in overleg worden uitgevoerd door de afdeling handhaving. De GGD is verantwoordelijk voor de uitvoering van de inspecties.

 

Beleid kwaliteit kinderopvang

SZ

Functienaam

Melding en registratie

SZ

Beleidsmedewerker

Inspectie

GGD

Toezichthouders

Communicatie kindercentra

SZ

Beleidsmedewerker

Handhaving

SZ/Handhaving

Handhaver/beleidsmedewerker in overleg

 

De financiën voor de uitvoering van de taken die voortvloeien uit de Wet zijn ondergebracht bij de afdeling Samenlevingszaken.

4.2 Financiële consequenties

 

De handhavingstaak brengt verschillende kosten met zich mee. Voorheen werd voor de kosten van de GGD volstaan met een vaste bijdrage per inwoner per jaar. Inmiddels brengt de GGD de kosten van de inspecties apart in rekening. De GGD heeft de opdracht om de inspecties kostendekkend uit te voeren. Jaarlijks wordt in ieder geval 1 reguliere inspectie uitgevoerd in elk geregistreerd kindercentrum, gastouderbureau, peuterspeelzaal en steekproefsgewijs bij de gastoudervoorziening. Hieruit kunnen weer herinspecties voortvloeien. Deze inspecties worden ook in rekening gebracht.

 

Er vindt al toezicht en handhaving in de kinderopvang plaats en dit beleidsstuk dient ertoe om dit beleid vast te leggen. Dit geeft duidelijkheid aan de mensen die werkzaam zijn in de kinderopvang en die te maken kunnen krijgen met de handhaving. De kosten van de handhaving valt binnen de reeds bestaande budgetten. Daarnaast heeft het kabinet voor toezicht en handhaving kinderopvang extra budget uitgetrokken. Het budget kinderopvang wordt beheerd door de afdeling SZ.

 

4.3 Mandatering

 

De beleidsmedewerker samenlevingszaken is gemandateerd om de Wet kinderopvang en kwaliteit peuterspeelzalen uit te voeren.

 

4.4 Communicatie

 

Het handhavingsbeleid en de uitvoering daarvan leidt tot een aantal veranderingen. Deze veranderingen vragen om een zorgvuldig communicatietraject. In het kader van dit beleidsstuk zijn de volgende doelgroepen van belang:

  • kinderopvangorganisaties en peuterspeelzalen in de gemeente Harenkarspel

  • medewerkers van de gemeente Harenkarspel

  • inwoners van de gemeente Harenkarspel

 

 

Hieronder beschrijven we in hoofdlijnen hoe het communicatietraject eruit zal zien.

 

Kinderopvangorganisaties en peuterspeelzalen:

Na vaststelling van dit handhavingsbeleid informeren wij de kinderopvangorganisaties mondeling en schriftelijk over het nieuwe beleid. We geven daarbij aan welke consequenties dit beleid voor hen heeft en waar ze terecht kunnen met vragen. De informatie zal ook op de gemeentelijke website worden geplaatst.

 

Medewerkers van de gemeente Harenkarspel:

Aan de medewerkers die te maken krijgen met het nieuwe beleid, zal een exemplaar worden uitgereikt zodat ze weten hoe het toezicht- en handhavingsproces proces is ingericht, wat dit betekent voor hun taak en bij wie ze terecht kunnen voor vragen indien er problemen zijn.

 

Inwoners van de gemeente Harenkarspel:

Na besluitvorming door het college over het gemeentelijk handhavingsbeleid, zal er een toelichtend artikel op de voorlichtingspagina van het Schager Weekblad worden geplaatst. Hierin zal een algemene voorlichting worden gegeven over de rol die de ouders kunnen spelen in de kinderopvang, waar de informatie gevonden kan worden over de kinderopvangcentra en wat voor rechten de ouders hebben. Bovendien zal de nota ter inzage worden gelegd op het gemeentehuis bij de receptie. Er kan overigens geen bezwaar worden ingediend tegen de vaststelling van het gemeentelijk handhavingsbeleid.

 

4.5 Evaluatie

 

Het vastgestelde beleid zal jaarlijks in overleg met de GGD worden geëvalueerd en daar waar nodig worden bijgesteld. Het afwegingsmodel inclusief de hersteltermijnen en de sancties zijn opgenomen in de bijlage van dit beleid zodat, indien hier noodzaak toe bestaat, deze relatief eenvoudig kunnen worden aangepast/gewijzigd.

BIJLAGEN

1 Handhavingsinstrumenten

Handhavingsinstrumenten [Klik hier om het document te downloaden]

2 Sanctieprotocol

Sanctieprotocol [Klik hier om het document te downloaden]

3 Boete beleidsregels

Boete beleidsregels [Klik hier om het document te downloaden]

4 KO Afwegingsmodel

KO Afwegingsmodel [Klik hier om het document te downloaden]

Tabel 1 t/m 5

Tabel 1 t/m 5 [Klik hier om het document te downloaden]

[Klik hier om het document te downloaden]