Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 9de juli 2001 houdende een eigen instruktie voor personeel van het Gevangeniswezen Nederlandse Antillen betreffende het aanwenden van geweld en het gebruik van geweldsmiddelen (Beschikking geweldinstructie Gevangeniswezen).

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingMINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 9de juli 2001 houdende een eigen instruktie voor personeel van het Gevangeniswezen Nederlandse Antillen betreffende het aanwenden van geweld en het gebruik van geweldsmiddelen (Beschikking geweldinstructie Gevangeniswezen).
CiteertitelBeschikking geweldinstructie Gevangeniswezen
Vastgesteld doorMinister van Justitie
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpstrafrecht

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Abusievelijk is in de aanhef van deze regeling mede als grondslag vermeld het Besluit van de 6de februari 1931 (P.B. 1931, no. 19), dat bij de Gevangenismaatregel 1999 is ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Landsverordening Beginselen Gevangeniswezen, art. 13;
  2. Besluit van 6 februari 1931, bedoeld in artikel 26 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen (P.B. 1931, no. 19), art. 8
  3. Landsbesluit houdende algemene maatregelen, van 27 januari 1978 ter uitvoering van artikel 2 van de Wapenverordening 1931 (P.B. 1978, no. 23), art. 1, sub 1.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-07-2001Nieuwe regeling

09-07-2001

P.B. 2001, no. 66

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 9de juli 2001 houdende een eigen instruktie voor personeel van het Gevangeniswezen Nederlandse Antillen betreffende het aanwenden van geweld en het gebruik van geweldsmiddelen (Beschikking geweldinstructie Gevangeniswezen)

§ 1. Algemeen.

Artikel 1

Voor de toepassing van deze beschikking wordt verstaan onder:

a. Gesticht:gesticht als bedoeld in artikel 2 Landsverordening Beginselen Gevangeniswezen;
b. Lokatie-direkteur:direkteur die belast is met de dagelijkse leiding over de Strafgevangenis of het Huis van Bewaring dan wel bij zijn afwezigheid degene die hem vervangt;
c. Gevangenispersoneel:personeel van het Gevangeniswezen Nederlandse Antillen dat belast is met bewakings- of toezichthoudende taken.
Artikel 2

Gevangenispersoneel mag in de rechtmatige uitoefening van zijn ambt uitsluitend overeenkomstig het bepaalde in deze beschikking lichaamsgeweld aanwenden en gebruik maken van geweldsmiddelen tegen personen of goederen.

Artikel 3

Gevangenispersoneel mag in de rechtmatige uitoefening van zijn ambt lichaamsgeweld aanwenden en gebruik maken van geweldsmiddelen tegen personen of goederen wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op nadere wijze kan worden bereikt.

Artikel 4

Indien gevangenispersoneel onder leiding van een ter plaatse aanwezige meerdere optreedt, wendt het geen lichamelijk geweld aan en gebruikt het geen geweldsmiddelen dan na uitdrukkelijke last van deze meerdere, behalve in de situatie waarin op grond van artikel 43 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen een beroep gedaan kan worden op noodweer.

§ 2. Lichaamsgeweld/wapens anders dan vuurwapens.

Artikel 5

Deze paragraaf is mede van toepassing op het aanwenden door gevangenispersoneel van lichaamsgeweld.

Artikel 6

Gevangenispersoneel kan in de rechtmatige uitoefening van zijn ambt beschikken over de wapenstok en (traangas verspreidende) spuitbussen.

Artikel 7

Het gebruik van wapens bedoeld in artikel 6, tegen personen of transportmiddelen waarin of waarop zich personen bevinden, is, onverminderd het bepaalde in artikel 3, slechts geoorloofd:

  • a.

    in een situatie waarin op grond van artikel 43 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen een beroep gedaan kan worden op noodweer;

  • b.

    om agressief gedrag of verzet van een gedetineerde of een bezoeker van het gesticht te beteugelen;

  • c.

    om dreigende agressie of verzet van een gedetineerde te voorkomen;

  • d.

    indien ten aanzien van die persoon redelijkerwijs aangenomen mag worden dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuur- of steekwapen bij zich heeft en dit tegen personen zal gebruiken;

  • e.

    indien het betreft een gedetineerde die een poging tot uitbraak onderneemt of die zich aan het toezicht of de begeleiding tracht te onttrekken, dan wel een persoon die de gedetineerde daarbij hulp biedt, en die aan de sommatie van het gevangenispersoneel om deze handeling te staken niet terstond gevolg geeft;

  • f.

    indien een opdracht van het gevangenispersoneel verband houdende met de handhaving of het herstellen van de orde en veiligheid in het gesticht na sommatie van dat personeel niet terstond wordt opgevolgd door die persoon.

Artikel 8

Het gevangenispersoneel dient tenzij de omstandigheden zulks niet toelaten onmiddellijk voordat het van het wapen gebruik maakt met luide of op andere niet te miskennen wijze te waarschuwen dat het wapen gebruikt zal worden indien de gegeven opdracht niet terstond wordt opgevolgd.

§ 3. Handboeien.

Artikel 9
  • 1. De lokatie-direkteur kan, in het belang van de veiligheid en orde in het gesticht dan wel tijdens het transport of de begeleiding, aan het daarvoor in aanmerking komende gevangenispersoneel handboeien ter beschikking stellen.

  • 2. Het gebruik van handboeien is, onverminderd het bepaalde in artikel 3, slechts geoorloofd:

    • a.

      om agressief gedrag of verzet van een gedetineerde of een bezoeker van het gesticht te beteugelen;

    • b.

      indien het betreft een gedetineerde die wordt vervoerd of begeleid, en die zich agressief gedraagt of heeft gedragen of zich verzet of heeft verzet, dan wel van wie redelijkerwijs verwacht kan worden dat hij zich agressief zal gedragen of verzetten;

    • c.

      indien het betreft een gedetineerde, die verdacht wordt van of veroordeeld is wegens een strafbaar feit ter zake waarvan ingevolge artikel 100 van het Wetboek van Strafvordering een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven en van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij vluchtgevaarlijk is;

    • d.

      indien het betreft een gedetineerde die een poging tot uitbraak onderneemt of zich aan het toezicht of de begeleiding tracht te onttrekken, en die aan de sommatie van het gevangenispersoneel om deze handeling te staken niet terstond gevolg geeft;

    • e.

      indien een opdracht van het gevangenispersoneel verband houdende met de handhaving of het herstellen van de orde en veiligheid in het gesticht na sommatie van dat personeel niet terstond wordt opgevolgd door die persoon.

§ 4. Vuurwapens

Artikel 10
  • 1. De lokatie-direkteur kan, in het belang van de veiligheid en orde in het gesticht dan wel tijdens het vervoer of de begeleiding, aan het daarvoor in aanmerking komende gevangenispersoneel een vuurwapen waarmee niet automatisch wordt geschoten ter beschikking stellen.

  • 2. Het gebruik van de vuurwapen, bedoeld in het eerste lid, tegen personen of transportmiddelen waarin of waarop zich personen bevinden is, onverminderd het bepaalde in artikel 3, slechts geoorloofd:

    • a.

      in een situatie waarin op grond van artikel 43 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen een beroep gedaan kan worden op noodweer;

      Indien ten aanzien van die persoon redelijkerwijs aangenomen mag worden dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuur- of steekwapen bij zich heeft en dit tegen personen zal gebruiken;

    • b.

      Indien het betreft een gedetineerde die een poging tot uitbraak onderneemt of zich aan het toezicht of de begeleiding tracht te onttrekken, en die aan de sommatie van het gevangenispersoneel om deze handeling te staken niet terstond gevolg geeft, en bovendien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de uitbraak of de onttrekking aan het toezicht of de begeleiding een onaanvaardbaar te achten gevaar voor de rechtsorde met zich meebrengt;

    • c.

      In geval van een opdracht door of namens het bevoegd gezag en een optreden in gesloten verband onder leiding van een meerdere ter beteugeling van een opstand in het gesticht. Een opstand doet zich voor de toepassing van dit artikel slechts voor indien er sprake is van een groep personen die een ernstige en onmiddellijke bedreiging vormt voor het leven van andere personen of voor de orde en veiligheid in het gesticht.

  • 3. Het gebruik van een vuurwapen, bedoeld in het eerste lid, tegen personen of transportmiddelen waarin of waarop zich personen bevinden is niet geoorloofd indien een aanmerkelijke kans bestaat dat onschuldige derden door de afgevuurde kogel(s) worden geraakt.

Artikel 11
  • 1. Het gevangenispersoneel dient onmiddellijk voordat het gericht met een vuurwapen schiet met luide stem of op andere niet te miskennen wijze te waarschuwen dat geschoten zal worden indien de gegeven opdracht niet terstond wordt opgevolgd. Deze waarschuwing die zo nodig vervangen kan worden door een waarschuwingsschot, blijft slechts achterwege indien de omstandigheden de waarschuwing niet toe laten.

  • 2. Een waarschuwingsschot moet op zodanige wijze worden gegeven dat gevaar voor personen en goederen zoveel mogelijk wordt voorkomen

§ 5. Bewakingshonden

Artikel 12
  • 1. Het gebruik van een bewakingshond is slechts geoorloofd door het daartoe door de lokatie-direkteur aangewezen gevangenispersoneel.

  • 2. Het gebruik van een bewakingshond tegen personen is, onverminderd het bepaalde in artikel 3, slechts geoorloofd:

    • a.

      in een situatie waarin op grond van artikel 43 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen een beroep gedaan kan worden op noodweer;

    • b.

      indien ten aanzien van die persoon redelijkerwijs aangenomen mag worden dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuur- of steekwapen bij zich heeft en dit tegen personen zal gebruiken;

    • c.

      indien het betreft een gedetineerde die een poging tot uitbraak onderneemt of zich aan het toezicht of de begeleiding tracht te onttrekken en die aan de sommatie van het gevangenispersoneel om deze handeling te staken niet terstond gevolg geeft, en bovendien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de uitbraak of de onttrekking aan het toezicht of de begeleiding een onaanvaardbaar te achten gevaar voor de rechtsorde met zich meebrengt;

    • d.

      in geval van een opdracht door of namens het bevoegd gezag en een optreden in gesloten verband onder leiding van een meerdere, ter beteugeling van een opstand in het gesticht. Een opstand doet zich voor de toepasing [toepassing] van dit artikel slechts voor indien sprake is van een groep personen die een ernstige en onmiddellijke bedreiging vormt voor het leven van andere personen of voor de orde en veiligheid in het gesticht.

Artikel 13

Het gevangenispersoneel dient, tenzij de omstandigheden zulks niet toelaten, onmiddellijk voordat het de bewakingshond inzet, met luide stem of op andere niet te miskennen wijze te waarschuwen dat de hond zal worden ingezet indien de gegeven opdracht niet terstond wordt opgevolgd.

§ 6. Meldingsprocedure

Artikel 14
  • 1. Het gevangenispersoneel dat met een door de dienst verstrekt vuurwapen heeft geschoten - het geven van een waarschuwingsschot daaronder begrepen - ,een wapen bedoeld in artikel 6, heeft gebruikt dan wel anderszins geweld heeft aangewend of een geweldsmiddel heeft gebruikt meldt de feiten en omstandigheden dienaangaande, alsmede de gevolgen hiervan onverwijld aan de lokatie-direkteur dan wel de door deze aangewezen medewerker van het gesticht.

  • 2. De mondelinge melding, bedoeld in het eerste lid, wordt door de lokatie-direkteur of de aangewezen medewerker terstond vastgelegd in een meldingsformulier, overeenkomstig het door de Minister van Justitie vastgesteld model en binnen 24 uur ingeleverd bij de Officier van Justitie ter standplaats waarbinnen het geweld is aangewend.

  • 3. In geval van bijzondere eenheden die als collectief optreden, berust de in het eerste en tweede lid bedoelde verplichting tot schriftelijke vastlegging en inlevering op degene die belast is met de leiding van de betrokken eenheid.

  • 4. Het betrokken gevangenispersoneelslid of de leidinggevende, in gevallen bedoeld in het vierde lid, wordt door de lokatie-direkteur regelmatig op de hoogte gehouden van de afhandeling van de mondelinge melding en de schriftelijke vastlegging.

§ 7. Slotbepalingen

Artikel 15

Voorzover politiepersoneel wordt ingezet ten behoeve van bewakings- en toezichthoudende taken in of nabij gestichten als bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening Beginselen Gevangeniswezen (P.B. 1996, no. 73), is deze beschikking op dit personeel van toepassing.

Artikel 16

[wijzigt de Beschikking geweldinstructie KPNA (P.B. 1995, no. 27)]

Artikel 17
  • 1. Deze beschikking kan worden aangehaald als: Beschikking geweldinstructie Gevangeniswezen.

  • 2. Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van de uitgifte van het Publicatieblad waarin de afkondiging is geschied.

  • 3. Deze beschikking zal worden opgenomen in het Publicatieblad.